THEMAPUBLICATIE Hulpmiddelen voor stoppen met roken 1992-2008

Vergelijkbare documenten
Hulpmiddelen voor stoppen met roken Hulpmiddelengebruik bij laatste stoppoging

THEMAPUBLICATIE Stoppen-met-rokenadvisering door huisartsen in Nederland

Evidence-based stoppen met roken: kennis & knelpunten

Roken onder volwassenen De harde feiten 2012

FACTSHEET CONTINU ONDERZOEK ROOKGEWOONTEN 2013

Meting stoppers-met-roken juli 2008

Roken onder volwassenen De harde feiten 2010

Het Trainen van Gezondheidsprofessionals in Stoppen-met-rokenbegeleiding: een Systematische Review

Gedragsmatige ondersteuning bij stoppen met roken in de zorg. Dewi Segaar (STIVORO) & Hetty de Laat (Groei in communicatie)

Proefimplementatie vergoeding van ondersteuning bij het stoppen met roken

KERNCIJFERS ROKEN IN NEDERLAND

Eelco Over Talitha Feenstra Boukje van Gelder

KERNCIJFERS ROKEN IN NEDERLAND

Meting stoppers-met-roken juni 2008

Kerncijfers roken in Nederland

Disclosure belangen spreker

Meting stoppers-met-roken januari 2009

Rapportage 2016 Rookvrij! Ook jij? begeleiding

Evaluatie Tabakswet. Recht op een rookvrije werkplek en overlast door tabaksrook tussen 2003 en 2005

FACTSHEET CONTINU ONDERZOEK ROOKGEWOONTEN 2014

Percentage rokers naar opleidingsniveau. Laag Middelbaar Hoog THEMAPUBLICATIE

Rookprevalentie

Groepstraining Rookvrij! Ook jij?

Waarom rookt de lage SES?

E-health interventies voor stoppen met roken. Eline Meijer

Geslacht. Leeftijd. Verwijzing

International Tobacco Control (ITC) policy evaluation project Evaluatie In iedere roker zit een stopper campagne Tweede nameting

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence,

Rookverbod in de horeca dringt meeroken flink terug

Het DO-IT project: SMS-berichten als middel om de implementatie van de Richtlijn Tabaksverslaving te optimaliseren

Stoppen met roken. Groepstraining in het CWZ

24 mei 2005 Jaarbeurs Utrecht. Stoppen met roken. Drs. M. de Wee Verpleegkundig hoofd Oncologie TweeSteden ziekenhuis Tilburg

PROEFIMPLEMENTATIE 'STOPPEN MET ROKEN' Resultaten begeleidend onderzoek

Rapportage 2015 groepstraining Rookvrij! Ook jij?

De Stoppen-met-Roken polikliniek

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken

PERSBERICHT Stichting tegen Kanker Leuvensesteenweg Brussel 02/ (communicatie)

Stoppen met roken. Bij rokers met COPD. Eva van Eerd DISCLOSURE BELANGEN SPREKER Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven

Jongeren en de sociale druk om (niet) te roken

Roken en Stoppen-met-roken in de Eerste en Tweede Lijn van de Gezondheidszorg

Samenvatting (Dutch summary)

Voorstanders van rookvrije horeca in Nederland

Evaluatie van een stoppen-met-roken-interventie in de openbare apotheek

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Inkoopbeleid Stoppen met Roken 2013 binnen de Integrale bekostiging

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas

Bij voorbaat hartelijk dank voor uw medewerking en tot ziens op onze poli.

FACTSHEET ROKEN ONDER VOLWASSENEN: KERNCIJFERS 2016 OKTOBER 2017 KERNPUNTEN

RAPPORTAGE. Evaluatie van de Echt stoppen met roken kan met de juiste hulp campagne

Rookgedrag in België

KERNCIJFERS ROKEN 2017

Patiëntenbrochure Rookstop

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het roken van tabak is de belangrijkste oorzaak van

JAARVERSLAG TABAKSTOP STICHTING TEGEN KANKER VRAAGT OVERHEID OM SLIMMERE TERUGBETALING ROOKSTOPMEDICATIE

Verslag "persoonlijke coachings" van Tabakstop 01/05/ /05/2017

Cover Page. Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued smoking and smoking cessation Date:

Literatuuronderzoek. Systematische Review Meta-Analyse. KEMTA Andrea Peeters

Roken en Stoppen-met-roken in de Eerste en Tweede Lijn van de Gezondheidszorg

Opmerkelijke stijging van het aantal rokers in 2008

De effectiviteit van stoppen-met-rokenmethoden die in Nederland beschikbaar zijn: een systematische review op basis van Cochrane-gegevens

Minderen: een alternatief voor stoppen met roken?

De veranderde kijk op tabaksproducten: Effecten van de nieuwe gezondheidswaarschuwingen

SineFuma: organisatie

Resultaten voor België Roken Gezondheidsenquête, België, 1997

Zoeken naar evidence

Polikliniek Stoppen met roken

ROOKGEDRAG IN BELGIË 2014

Stoppen met roken. Willen en kunnen

. Preventie van alcoholgebruik tijdens de zwangerschap. Nickie van der Wulp

Rookenquête 2018 Een rapport voor Stichting tegen Kanker, uitgevoerd door GfK Belgium

IK STOP. is het beslist, Met. nicorette helpt je succesvol stoppen met roken.

Interventieoverzicht roken website pijler interventie wordt uitgevoerd in de regio (ja/nee)

Meeroken door kinderen in Nederland sinds 1996 sterk gedaald

Nederlandse samenvatting

WBO: een stoppen-met-roken-strategie binnen het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker

misverstanden en mythes

Rapport. Roken en Zwangerschap. Jordy van der Steen. B-1272 Juli Bestemd voor: DEFACTO voor een rookvrije toekomst Den Haag

WAT HOUDT U NOG TEGEN?

Onderzoek CATCH. Stoppen met roken. Doe mee met onderzoek van de Universiteit Maastricht. Informatie over het onderzoek

Stoppen met roken. Willen en kunnen

Stoppen met roken? Wij helpen u volhouden

Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Luk Joossens, Stichting tegen Kanker, tel.: 02/ , gsm:

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten

Stand van zaken jongeren en de e-sigaret en andere alternatieve rookwaren

Roken en Stoppen-met-roken in de Eerste en Tweede Lijn van de Gezondheidszorg

DISCLOSURE BELANGEN SPREKERS: GEEN BELANGENVERSTRENGELING KADERHUISARTS SCHAKEL TUSSEN WETENSCHAP EN PRAKTIJK

Onderzoek naar voorschrijven door Verpleegkundig Specialisten. Anneke Francke, mede namens Marieke Kroezen (NIVEL) 19 juni 2014

cannabisbeleid? Marc Willemsen Trimbos Institute, Maastricht University

De risico s van roken zijn legio. Hieronder staat een drietal voorbeelden die met onderzoek zijn aangetoond :

INFOKAART OUDEREN EN ROKEN

Jongeren en Gezondheid 2006: Roken

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

AANVRAAG NICOTINEVERVANGENDE MIDDELEN / GENEESMIDDELEN BIJ STOPPEN MET ROKEN

Als u besluit tot deelname aan de training, is het belangrijk om die helemaal af te ronden (verhindering bij ziekte uitgezonderd).

Rokers staan niet langer in de kou

Transcriptie:

100 Hulpmiddelengebruik bij laatste stoppoging 0 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 % geen hulpmiddel gebruikt % hulpmiddel gebruikt THEMAPUBLICATIE Hulpmiddelen voor stoppen met roken 1992-2008 Drs. Dianne de Korte Drs. Gera Nagelhout Drs. Dagmar Feenstra Drs. Tarquínia Zeegers Drs. Regina van der Meer Dr. Marc Willemsen #1 2008

#1 2008 THEMAPUBLICATIE Hulpmiddelen voor stoppen met roken 1992-2008 Drs. Dianne de Korte Drs. Gera Nagelhout Drs. Dagmar Feenstra Drs. Tarquínia Zeegers Drs. Regina van der Meer Dr. Marc Willemsen Dit rapport is de eerste uit een serie themapublicaties van STIVORO. Op basis van gegevens uit het Continu Onderzoek Rookgewoonten analyseert STIVORO trends in rookgedrag in Nederland. In ieder rapport wordt een ander aspect van roken in Nederland onder de loep genomen. Kijk voor meer informatie op: www.stivoro.nl/themapublicaties STIVORO voor een rookvrije toekomst Den Haag, 2008

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING 3 INLEIDING 4 METHODE 7 RESULTATEN 9 DISCUSSIE 15 REFERENTIES 20 BIJLAGE 1: Vragenlijst 22 BIJLAGE 2: Overzicht effectieve hulpmiddelen 24 BIJLAGE 3: Modelparameters 25 2

SAMENVATTING Stoppen met roken is voor veel mensen moeilijk. Er zijn in Nederland verschillende hulpmiddelen beschikbaar, die de kans kunnen vergroten dat een stoppoging lukt. Ze kunnen onderverdeeld worden in effectieve en niet-effectieve hulpmiddelen. Effectieve hulpmiddelen zijn voor dit rapport ingedeeld in zelfhulpmaterialen, gedragsmatige interventies, nicotinevervangers en medicijnen. Het is wenselijk dat rokers die een stoppoging doen gebruik maken van effectieve hulpmiddelen, omdat de kans van slagen hierdoor hoger wordt. Op basis van cijfers uit het Continu Onderzoek Rookgewoonten is het verloop van het hulpmiddelengebruik in Nederland van 1992 tot 2008 in kaart gebracht. Het percentage stoppogingen zonder gebruik van hulpmiddelen is sinds 1992 stabiel gebleven rond de 70%, evenals het percentage (ex-)rokers dat een hulpmiddel gebruikte bij een stoppoging (gemiddeld 23%). Gebruikers van hulpmiddelen zijn wel meer hulpmiddelen naast elkaar gaan gebruiken. In 2007 werden gemiddeld twee hulpmiddelen naast elkaar gebruikt. Het gemiddeld aantal hulpmiddelen per hulpmiddelengebruiker zal in de toekomst naar verwachting nog verder stijgen. Effectieve hulpmiddelen worden meer gebruikt dan niet-effectieve hulpmiddelen. Het gebruik van niet-effectieve hulpmiddelen steeg tot en met 2004. Nicotinevervangers worden het meest gebruikt, gevolgd door medicijnen. Effectieve zelfhulpmaterialen en gedragsmatige interventies worden het minst gebruikt, maar in het gebruik van deze hulpmiddelen is wel een stijgende trend aangetoond. Er zijn nauwelijks verschillen gevonden in het gebruik van effectieve hulpmiddelen tussen sociale klassen en mannen en vrouwen. Vrouwen gebruiken wel meer nieteffectieve hulpmiddelen dan mannen. 3

INLEIDING In 2007 rookte 28% van alle Nederlandse volwassenen (15 jaar en ouder); dit zijn 3,7 miljoen rokers (STIVORO, 2008). Ruim driekwart van deze rokers wil in de toekomst stoppen met roken (STIVORO, 2008), maar dat is voor velen moeilijk. Tabaksontwenning brengt lichamelijke en psychische ontwenningsverschijnselen met zich mee die terugval in de hand werken. De meeste personen hebben dan ook meerdere stoppogingen nodig om volledig van het roken af te komen. In 2007 hadden ex-rokers gemiddeld meer dan twee stoppogingen gedaan (TNS NIPO, 2008). In Nederland zijn uiteenlopende hulpmiddelen voor stoppen met roken beschikbaar. Ze zijn bedoeld om ondersteuning te bieden bij het stoppen met roken en de kans op succesvol stoppen met roken te vergroten. Van een aantal hulpmiddelen is in wetenschappelijke studies aangetoond dat de kans van slagen er significant groter door wordt. De bewijskracht voor deze effectiviteit wordt ingedeeld in verschillende categorieën, die zijn weergegeven in tabel 1 (CBO, 2007). Tabel 1: Indeling bewijskracht voor effectiviteit van interventies A1 Systematische reviews die ten minste enkele onderzoeken van A2-niveau betreffen, waarbij de resultaten van afzonderlijke onderzoeken consistent zijn A2 Gerandomiseerd vergelijkend onderzoek van goede kwaliteit (gerandomiseerde, dubbelblind gecontroleerde onderzoeken van voldoende omvang en consistentie) B Gerandomiseerde klinische onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoek (niet-gerandomiseerd, vergelijkend cohortonderzoek, patiëntcontroleonderzoek) C Niet-vergelijkend onderzoek D Mening van deskundigen Hulpmiddelen waarvan de effectiviteit is aangetoond op A1 en A2 niveau worden in het vervolg effectieve hulpmiddelen genoemd. Naar hulpmiddelen waarvan de effectiviteit niet is onderzocht of niet (voldoende) is aangetoond (bewijskracht niveau B, C en D), wordt in het vervolg verwezen met: niet-effectieve hulpmiddelen. De term hulpmiddel zoals deze in dit rapport wordt gebruikt, moet breed worden opgevat. Er worden alle middelen en methoden mee bedoeld die gebruikt kunnen worden om het stoppen met roken te ondersteunen. 4

De in Nederland beschikbare effectieve hulpmiddelen staan opgesomd in bijlage 2. Ze zijn ingedeeld in zelfhulpmaterialen, gedragsmatige interventies, nicotinevervangers en medicijnen. Zelfhulpmaterialen geven informatie over de voor- en nadelen van roken en bieden een gestructureerde aanpak van stoppen met roken (Lancaster & Stead, 2005b). Ze zijn beschikbaar in geschreven vorm (bijvoorbeeld de brochure Willen en Kunnen ) en als interactieve toepassing op het internet (bijvoorbeeld StopMail, StopSite, Advies op Maat). Gedragsmatige interventies geven psychosociale ondersteuning bij het stoppen met roken. Ze variëren van kort stopadvies door een zorgverlener (Stead, Bergson et al., 2008) tot intensieve begeleiding, individueel (Lancaster & Stead, 2005a) of in een groep (Stead & Lancaster, 2005). Telefonische ondersteuning kan hieraan toegevoegd worden of gedeeltelijk de fysieke contactmomenten tussen arts en patiënt vervangen (Stead et al., 2006). In Nederland kennen we Telefonische Coaching als afzonderlijke hulpmethode. Nicotinevervangers en medicijnen kunnen het stoppen met roken gemakkelijker maken door het verminderen van ontwenningsverschijnselen en het tegengaan van de hunkering naar een sigaret (Cahill et al., 2008; Hughes et al., 2007; Stead, Perera et al., 2008). Nicotinevervangers (pleisters, kauwgom, microtabs, zuigtabletten) zijn in Nederland zonder recept verkrijgbaar. De medicijnen bupropion, varenicline en nortriptyline moeten daarentegen worden voorgeschreven door een arts. Terwijl de kans van slagen bij een stoppoging op eigen wilskracht ongeveer 5% is (Hughes et al., 2004; Zhu et al., 2000), kan bij het benutten van een gedragsmatige interventie een succespercentage van 7-16% gehaald worden en zelfs 13-24% bij gebruik van medicijnen in combinatie met een gedragsmatige interventie (Willemsen et al., 2003). Over hulpmiddelengebruik bij stoppen met roken is in Nederland nog weinig gepubliceerd. Voor dit rapport is onderzocht hoe het gebruik van hulpmiddelen vanaf 1992 veranderde en welke trends hierin zichtbaar zijn. Het onderzoek geeft voor de Nederlandse situatie antwoord op de volgende vragen: 1. Hoe verloopt het hulpmiddelengebruik door de tijd heen? Zijn er trends zichtbaar waarmee toekomstig gebruik voorspeld kan worden? 5

2. Hoe verloopt het gemiddeld aantal hulpmiddelen per hulpmiddelengebruiker door de tijd heen? Zijn er trends zichtbaar waarmee toekomstig gebruik voorspeld kan worden? 3. Hoe verloopt het gebruik van effectieve en niet-effectieve hulpmiddelen door de tijd heen? Zijn er trends zichtbaar waarmee toekomstig gebruik voorspeld kan worden? 4. Hoe verloopt het gebruik van effectieve zelfhulpmaterialen, gedragsmatige interventies, nicotinevervangers en medicijnen door de tijd heen? Zijn er trends zichtbaar waarmee toekomstig gebruik voorspeld kan worden? 5. Zijn er verschillen tussen sociale klassen en tussen mannen en vrouwen in trends in hulpmiddelengebruik? 6

METHODE De gegevens die ten grondslag liggen aan dit rapport, komen uit het Continu Onderzoek Rookgewoonten (COR) onder volwassenen van 15 jaar en ouder. Dit onderzoek wordt uitgevoerd om het tabaksgebruik onder de Nederlandse bevolking en de ontwikkeling daarvan in de tijd te meten. TNS NIPO verricht de metingen in opdracht van STIVORO. Iedere week wordt een representatieve steekproef van circa 200 huishoudens uit een panel van TNS NIPO per e-mail benaderd. Maximaal 400 gezinsleden vullen de vragenlijst op de eigen computer in. De resultaten worden gewogen naar provincie, gemeentegrootte, sekse, leeftijd, gezinsgrootte, opleiding en werkzaamheid. Tot 2001 werden de vragenlijsten niet op de eigen computer ingevuld, maar door middel van een persoonlijk interview met een enquêteur thuis. Deze wijziging in onderzoeksmethode kan van invloed zijn op de uitkomsten. Voor dit rapport zijn kwartaalcijfers gebruikt van de antwoorden op vragen over hulpmiddelengebruik vanaf het eerste kwartaal van 1992 tot en met het tweede kwartaal van 2008. De exacte formulering van de vragen in de vragenlijst en de antwoordmogelijkheden zijn weergeven in bijlage 1. In de loop der jaren zijn steeds meer hulpmiddelen voor stoppen met roken op de markt gekomen. In bijlage 2 is weergegeven welke effectieve hulpmiddelen in Nederland in welk jaar beschikbaar waren. Omdat gebruikers van hulpmiddelen meerdere hulpmiddelen naast elkaar kunnen gebruiken, komen het totale hulpmiddelengebruik en de stoppogingen zonder hulpmiddelen opgeteld boven de 100% uit. De percentages per hulpmiddel geven weer hoeveel personen deze hulpmiddelen gebruiken, maar in de percentages per groep hulpmiddel (bijvoorbeeld effectieve hulpmiddelen of nicotinevervangers) zit een overlap van de mensen die meerdere hulpmiddelen naast elkaar gebruiken. Daarom is er bij de cijfers van groepen hulpmiddelen gecorrigeerd voor het feit dat mensen meerdere hulpmiddelen naast elkaar kunnen gebruiken. Dit is gedaan door de kwartaalcijfers te delen door het gemiddeld aantal hulpmiddelen per hulpmiddelengebruiker van het betreffende kwartaal. Alle gerapporteerde percentages geven dus aan hoeveel personen een bepaald hulpmiddel (of geen hulpmiddel) gebruikten. 7

Van 1999 tot en met 2001 was het niet mogelijk om meer dan één antwoord per vraag over hulpmiddelengebruik te geven, waardoor correctie bij deze cijfers niet nodig is. Voor deze jaren is het aantal antwoorden geschat wanneer wél meerkeuzevragen gesteld zouden zijn, door het aantal ondervraagden per kwartaal te vermenigvuldigen met de lineaire interpolatie van de verhouding tussen het aantal antwoorden en het aantal ondervraagden in de omringende kwartalen. Met deze schatting is het gemiddeld aantal hulpmiddelen per hulpmiddelengebruiker berekend. Om inzicht te krijgen in welke hulpmiddelen het meest naast elkaar worden gebruikt, is dit over het jaar 2007 exact berekend. Voor de statistische analyses is gebruik gemaakt van de module Trends van SPSS 16.0. Met deze module kan een tijdreeksanalyse uitgevoerd worden, die trends, seizoens- en cyclische patronen in een tijdreeks vaststelt. Een trend is een geleidelijke op- of neerwaartse beweging van een tijdreeks over een lange periode. Cyclische patronen (ook wel: fluctuaties) zijn herhalende op- en neerwaartse bewegingen rondom het trendniveau. Seizoenspatronen zijn schommelingen in een tijdreeks, waarin een periodieke herhaling te herkennen is. Op basis van de gevonden trends en patronen kan een tijdreeksmodel worden opgesteld, waarmee een voorspelling gemaakt kan worden voor de toekomst. De SPSS-module Trends kent een functie waarmee alle modelparameters worden meegewogen in de keuze voor het best passende model: de expert modeler. Deze functie is in dit onderzoek gebruikt om modellen toe te passen op de tijdreeksen. De gebruikte kwartaalcijfers zijn niet geschikt om seizoenspatronen te onderzoeken, omdat de vragen over hulpmiddelengebruik betrekking hebben op de laatste stoppoging van het afgelopen jaar. Daarom zijn alleen modellen opgevraagd zonder seizoensinvloeden. 8

RESULTATEN Stoppogingen met en zonder gebruik van hulpmiddelen In grafiek 1 is weergegeven hoeveel (ex-)rokers bij hun laatste stoppoging van 24 uur en langer in het afgelopen jaar gebruik hebben gemaakt van een hulpmiddel (groene lijn) en hoeveel van hen geen hulpmiddel gebruikten (rode lijn). Er is hier nog geen onderscheid gemaakt tussen effectieve en niet-effectieve hulpmiddelen. Grafiek 1: Gebruik van hulpmiddelen bij een stoppoging van 24 uur en langer Het percentage (ex-)rokers dat geen hulpmiddelen gebruikte bij de laatste stoppoging schommelde rond een gemiddelde van 70%. De rode lijn werd het beste beschreven met een model 1 zonder een stijging of daling. De daling in het tweede kwartaal van 2008 was niet significant. Ook voor het percentage (ex-)rokers dat wel een hulpmiddel gebruikte bij de laatste stoppoging werd geen dalende of stijgende trend gevonden. Het hulpmiddelengebruik bleef stabiel, rond een gemiddelde van 23%. De resterende 7% betrof de respondenten die weet niet en anders hebben geantwoord. 1 De parameters van alle tijdreeksmodellen zijn weergegeven in bijlage 3, in de volgorde waarin ze hier besproken worden. 9

Gemiddeld aantal hulpmiddelen per gebruiker In grafiek 2 is het gemiddeld aantal hulpmiddelen per hulpmiddelengebruiker weergegeven tot en met het tweede kwartaal van 2008. Ook is een voorspelling tot en met 2011 toegevoegd. De effectieve en niet-effectieve hulpmiddelen zijn samengenomen. Grafiek 2: Gemiddeld aantal hulpmiddelen per hulpmiddelengebruiker De tijdreeks werd het beste beschreven met een model met een stijgende trend (zie bijlage 3). In 1992 werd gemiddeld één hulpmiddel per hulpmiddelengebruiker gebruikt, in 2007 gemiddeld twee en in 2011 zal dit gemiddeld drie zijn, indien de huidige trend zich voortzet. Voor het jaar 2007 is bekeken welke combinaties van hulpmiddelen het meest voorkomen. Nicotinevervangers werden het meest naast een ander hulpmiddel gebruikt: 8% van de (ex-)rokers combineerde nicotinevervangers met zelfhulpmaterialen, medicijnen, gedragmatige interventies of alternatieve hulpmiddelen en 5% combineerde verschillende soorten nicotinevervangers. 10

Gebruik van effectieve en niet-effectieve hulpmiddelen In grafiek 3 is weergegeven hoeveel (ex-)rokers bij hun laatste stoppoging van 24 uur en langer in het afgelopen jaar gebruik hebben gemaakt van een effectief hulpmiddel (oranje lijn) en hoeveel van hen een niet-effectief hulpmiddel gebruikten (blauwe lijn). Grafiek 3: Gebruik van effectieve en niet-effectieve hulpmiddelen Effectieve hulpmiddelen werden consequent meer gebruikt dan niet-effectieve hulpmiddelen. Het gebruik van effectieve hulpmiddelen werd het beste beschreven met een model zonder stijgende of dalende trend (zie bijlage 3). Het aantal (ex-)rokers dat bij de laatste stoppoging een effectief hulpmiddel gebruikte is dus stabiel gebleven tussen 1992 en 2008. Het gebruik van niet-effectieve hulpmiddelen werd het beste beschreven met een model met een stijgende trend tot 2004 (zie bijlage 3). Na 2004 steeg het gebruik van deze hulpmiddelen niet verder. 11

Soorten effectieve hulpmiddelen In grafiek 4 is weergegeven hoeveel (ex-)rokers bij hun laatste stoppoging van 24 uur en langer in het afgelopen jaar gebruik hebben gemaakt van de afzonderlijke soorten effectieve hulpmiddelen 2. Grafiek 4: Gebruik effectieve hulpmiddelen naar soort hulpmiddel Nicotinevervangers werden in alle jaren verreweg het meest gebruikt. De sterke stijging van begin 2001 kan het gevolg zijn van de overgang naar een andere interviewmethode. Vanaf eind jaren 90 kwamen medicijnen voor stoppen met roken op de markt. Sindsdien werden deze door een klein deel van de (ex)-rokers gebruikt. Effectieve gedragsmatige interventies en zelfhulpmaterialen werden het minst gebruikt, maar voor deze hulpmiddelen is wel een model met een stijgende trend gevonden (zie bijlage 3). Deze modellen zijn weergegeven in grafiek 5 en 6. "Niet alle hulpmiddelen waren vanaf 1992 beschikbaar. In bijlage 2 is weergeven in welke jaren effectieve hulpmiddelen in Nederland beschikbaar waren. 12

Grafiek 5: Gebruik zelfhulpmaterialen en voorspelling tot en met 2011 Er werd met behulp van dit model voorspeld dat het gebruik van effectieve zelfhulpmaterialen zal stijgen van 1,6% in 2007 tot 1,8% in 2011. Grafiek 6: Gebruik gedragsmatige interventies en voorspelling tot en met 2011 Er werd met behulp van dit model voorspeld dat het gebruik van effectieve gedragsmatige interventies zal stijgen van 1,1% in 2007 tot 2,2% in 2011. 13

Hulpmiddelengebruik naar sociale klasse en geslacht Tussen lage, midden en hoge sociale klassen (samengestelde variabele uit opleiding en inkomen) werden geen duidelijke verschillen gevonden wat betreft effectief en niet-effectief hulpmiddelengebruik, gemiddeld aantal hulpmiddelen per gebruiker en gebruik van effectieve hulpmiddelen afzonderlijk. Tussen mannen en vrouwen werd alleen een verschil gevonden in het gebruik van niet-effectieve hulpmiddelen. In grafiek 7 is te zien dat vrouwen deze hulpmiddelen in de meeste jaren iets meer gebruikten dan mannen. Grafiek 7: Gebruik van niet-effectieve hulpmiddelen naar geslacht 14

DISCUSSIE Op basis van gegevens uit het Continu Onderzoek Rookgewoonten is het verloop van hulpmiddelengebruik bij stoppen met roken in Nederland in kaart gebracht vanaf 1992 tot en met het tweede kwartaal van 2008. Stoppogingen met en zonder gebruik van hulpmiddelen Populatiestudies hebben uitgewezen dat door het gebruik van hulpmiddelen de succeskans van een stoppoging mogelijk meer dan verdubbelt (Zhu et al., 2000). Toch probeert 70% van de Nederlandse (ex-)rokers nog steeds op eigen kracht, dus zonder hulpmiddel, van het roken af te komen. Dit percentage is tussen 1992 en 2008 nauwelijks veranderd. Het percentage (ex-)rokers dat wel een hulpmiddel gebruikte bij de laatste stoppoging is in de periode 1992-2008 stabiel gebleven rond een gemiddelde van 23%. Dit is opmerkelijk, omdat er in de loop der jaren steeds meer hulpmiddelen op de markt zijn gekomen. Gemiddeld aantal hulpmiddelen per gebruiker In het gemiddeld aantal hulpmiddelen per hulpmiddelengebruiker is wel een stijgende trend aangetoond. Het is gestegen van één hulpmiddel per gebruiker in 1992 tot twee in 2007. Volgens de voorspelling zullen gebruikers van hulpmiddelen in 2011 gemiddeld drie hulpmiddelen naast elkaar gebruiken. Van sommige hulpmiddelen is bekend dat het gunstig is dat ze naast elkaar gebruikt worden. Het gebruik van nicotinevervangers in combinatie met een gedragsmatige interventie wordt bijvoorbeeld aanbevolen voor personen die meer dan 10 sigaretten per dag roken (CBO, 2004). Hulpmiddelengebruikers die in 2007 meer dan één hulpmiddel tegelijkertijd gebruikten, gebruikten vooral verschillende soorten nicotinevervangers of nicotinevervangers in combinatie met zelfhulpmaterialen. Gebruik van effectieve en niet-effectieve hulpmiddelen In Nederland maken relatief weinig rokers die een stoppoging doen, gebruik van effectieve hulpmiddelen. Effectieve hulpmiddelen worden wel consequent meer gebruikt dan niet-effectieve hulpmiddelen. 15

In het gebruik van effectieve hulpmiddelen is geen stijging of daling aangetoond. In het gebruik van niet-effectieve hulpmiddelen is tot en met 2004 een stijgende trend aangetoond. Na 2004 steeg het gebruik van deze hulpmiddelen niet verder. Een goede verklaring voor deze trendbreuk ontbreekt. Soorten effectieve hulpmiddelen Van alle effectieve hulpmiddelen worden nicotinevervangers het meest gebruikt. Vanaf ongeveer 2000 heeft het gebruik van andere effectieve hulpmiddelen, waaronder medicijnen, gedragsmatige interventies en zelfhulpmaterialen, een steeds groter aandeel in het totale hulpmiddelengebruik. In het gebruik van effectieve zelfhulpmaterialen en gedragsmatige interventies afzonderlijk is een stijgende trend aangetoond. Of deze toename ook leidt tot een hoger percentage (ex-)rokers dat hulpmiddelen gebruikt, is onbekend. Zelfhulpinterventies via het internet bestaan nog niet lang. Deze methode is veelbelovend, omdat het de mogelijkheid biedt om vele rokers tegelijkertijd te bereiken (Bock et al., 2008). De voordelen voor rokers zijn onder andere de goede toegankelijkheid en de mogelijkheid om anoniem te blijven (Frisby et al., 2002). Verwacht wordt dat het gebruik van zelfhulpinterventies via het internet in de nabije toekomst sterk zal stijgen. De keerzijde hiervan is dat er op het internet ook veel misleidende informatie en niet-effectieve methoden voor stoppen met roken circuleren (Bock et al., 2008). Het is daarom belangrijk dat er effectieve interventies voor het internet worden ontwikkeld en onder de aandacht worden gebracht van rokers die willen stoppen met roken. Hulpmiddelengebruik naar sociale klasse Roken is één van de oorzaken van de gezondheidsverschillen tussen sociale klassen in Nederland (RIVM, 2008). Ook is bekend dat personen uit lage sociale klassen gemiddeld op latere leeftijd een stoppoging doen en hierin over het algemeen minder succesvol zijn dan personen uit hogere sociale klassen (Willemsen et al., 2002). In dit onderzoek zijn geen verschillen gevonden tussen sociale klassen in het gebruik van effectieve en niet-effectieve hulpmiddelen, afzonderlijke effectieve hulpmiddelen en het gemiddeld aantal hulpmiddelen per gebruiker. 16

Hulpmiddelengebruik naar geslacht Uit verschillende buitenlandse studies blijkt dat vrouwen op grotere schaal gebruik maken van hulpmiddelen bij stoppen met roken dan mannen (Hughes et al., 2008; Zhu et al., 2000). Met de gegevens uit het Continu Onderzoek Rookgewoonten kan niet onderschreven worden dat vrouwen meer effectieve hulpmiddelen gebruiken of meer hulpmiddelen naast elkaar gebruiken. Wel is gebleken dat vrouwen meer nieteffectieve hulpmiddelen gebruiken. Vergelijking met het buitenland In 2006 is door middel van een vragenlijstonderzoek in 25 landen van de Europese Unie vastgesteld dat gemiddeld 26% van de Europeanen bij de laatste stoppoging gebruik maakte van nicotinevervangers (Special Eurobarometer, 2007). Nederland nam op deze lijst slechts een 20 e plaats in. In Engeland was het gebruik van nicotinevervangers het hoogst. Bij het vergelijken van hulpmiddelengebruik tussen landen onderling moet rekening gehouden worden met verschillen in tabaksontmoedigingsbeleid en de beschikbaarheid en kosten van hulpmiddelen. In een onderzoek naar de voortgang van tabaksontmoedigingsbeleid in Europa krijgt Engeland de hoogste score toegekend op de inzet van zes beleidsinstrumenten (prijsverhoging, rookverboden, reclameverboden, voorlichting, gezondheidswaarschuwingen op tabaksproducten en toegang tot hulpverlening) (Joossens & Raw, 2007). Ook spendeert Engeland het meeste geld aan tabaksontmoedigingsbeleid. Dit is voor de consument onder andere merkbaar in de beschikbaarheid van servicepunten voor stopondersteuning en het gratis verstrekken van nicotinevervangers, bupropion en varenicline op recept. Bovengenoemde maatregelen in Engeland kunnen een verklaring geven voor het hoge gebruik van nicotinevervangers in dit land. Echter, in Oostenrijk, waar het gebruik van nicotinevervangers ook hoog is, wordt het tabaksontmoedigingsbeleid als zeer zwak bestempeld (Joossens & Raw, 2007). In Amerika wordt door de jaren heen een toename in hulpmiddelengebruik gerapporteerd (Cokkinides et al., 2005). In 2000 werd een gebruik van 22% onder alle Amerikanen die een stoppoging deden gemeten. Dat is een toename van 7% vergeleken met het hulpmiddelgebruik in 1986 (15%). Volgens de onderzoekers is deze toename teleurstellend, omdat een groter effect verwacht werd van het 17

verkrijgbaar worden van nicotinevervangers zonder recept en vergoedingen voor hulpmiddelengebruik. In de staat Californië is een grotere toename gemeten: in 1996 maakte in Californië 20% van de (ex-)rokers die in de afgelopen 12 maanden een stoppoging deden, gebruik van een hulpmiddel, vergeleken met 8% in 1986 (Zhu et al., 2000). Dit wordt verklaard door de verkrijgbaarheid van nicotinevervangers zonder recept en de vergoedingen die sommige ziektekostenverzekeringen in Californië betalen voor het gebruik van nicotinevervangers in combinatie met gedragsmatige ondersteuning. Belemmeringen voor hulpmiddelengebruik Ondanks een toename in beschikbaarheid van hulpmiddelen, maakt slechts 23% van de (ex-)rokers gebruik van ondersteuning bij hun stoppoging. Dit percentage blijft al jaren stabiel. Een mogelijke reden voor het lage hulpmiddelengebruik is dat veel rokers plotseling, zonder goede voorbereiding, aan een stoppoging beginnen (Hughes et al., 2008). Andere redenen die in verschillende wetenschappelijke onderzoeken door (ex-)rokers zelf worden aangegeven, zijn: - onbekendheid met beschikbare hulpmiddelen (Hammond et al., 2004; Zhu et al., 2000) - de opvatting dat men geen hulpmiddel nodig heeft om te stoppen (Gross et al., 2008) - onbegrip over hoe een behandeling of hulpmiddel werkt (Bansal et al., 2004) - geen vertrouwen in de werkzaamheid van hulpmiddelen (Gross et al., 2008; Hammond et al., 2004; Hughes et al., 2008) - kosten die gemaakt moeten worden voor het gebruik van hulpmiddelen (Cokkinides et al., 2005; Gross et al., 2008; Hughes et al., 2008) - angst voor mogelijke bijwerkingen van en verslaving aan medicijnen (Bansal et al., 2004; Hughes et al., 2008) Stimuleren van hulpmiddelengebruik Verbetering van de toegankelijkheid van hulpmiddelen lijkt een stimulans te zijn voor het hulpmiddelengebruik. Dat kan onder andere door de kosten van het gebruik te vergoeden via de ziektekostenverzekering. Een studie van Kaper et al. (2006) laat zien dat het volledig vergoeden van effectieve hulpmiddelen via de ziektekostenverzekering leidt tot meer gebruik van deze hulpmiddelen bij een 18

stoppoging én dat de effectiviteit ervan hoger is dan wanneer rokers de kosten zelf moeten dragen. Een belangrijke voorwaarde is dat rokers uitdrukkelijk op de hoogte worden gesteld van de mogelijkheid om een financiële vergoeding te ontvangen (Kaper et al., 2006). Het College voor Zorgverzekeringen heeft in 2008 geconstateerd dat gedragsmatige interventies bij de behandeling van tabaksverslaving reeds grotendeels onder de Zorgverzekeringswet vallen. Of nicotinevervangers en medicijnen in de toekomst ook vergoed zullen worden, wordt in 2009 besloten. Wanneer vergoeding van stopondersteuning gepaard gaat met duidelijke voorlichting, zou dit kunnen leiden tot aanzienlijk meer gebruik van deze hulpmiddelen en daardoor tot meer gestopte rokers. DANKWOORD Deze themapublicatie is mede tot stand gekomen door bijdragen van Marieke Wiebing, Andrée van Emst, Grieto Zeeman en Fleur van Bladeren. 19

REFERENTIES Bansal, M. A., Cummings, K. M., Hyland, A., & Giovino, G. A. (2004). Stop-smoking medications: who uses them, who misuses them, and who is misinformed about them? Nicotine & Tobacco Research, 6 Suppl 3, S303-10. Bock, B. C., Graham, A. L., Whiteley, J. A., & Stoddard, J. L. (2008). A Review of Web-Assisted Tobacco Interventions (WATIs). Journal of Medical Internet Research, 10, e39. Cahill, K., Stead, L. F., & Lancaster, T. (2008). Nicotine receptor partial agonists for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews Cd006103. CBO. (2004). Richtlijn 'Behandeling van tabaksverslaving'. Utrecht: Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg. CBO. (2007). Evidence-based Richtlijnontwikkeling. Handleiding voor werkgroepleden. Utrecht: Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg. Cokkinides, V. E., Ward, E., Jemal, A., & Thun, M. J. (2005). Under-use of smokingcessation treatments: results from the National Health Interview Survey, 2000. American Journal of Preventive Medicine, 28, 119-22. Frisby, G., Bessell, T. L., Borland, R., & Anderson, J. N. (2002). Smoking cessation and the Internet: a qualitative method examining online consumer behavior. Journal of Medical Internet Research, 4, E8. Gross, B., Brose, L., Schumann, A., Ulbricht, S., Meyer, C., Volzke, H., Rumpf, H. J., & John, U. (2008). Reasons for not using smoking cessation aids. BMC Public Health, 8, 129. Hammond, D., McDonald, P. W., Fong, G. T., & Borland, R. (2004). Do smokers know how to quit? Knowledge and perceived effectiveness of cessation assistance as predictors of cessation behaviour. Addiction, 99, 1042-8. Hughes, J. R., Keely, J., & Naud, S. (2004). Shape of the relapse curve and longterm abstinence among untreated smokers. Addiction, 99, 29-38. Hughes, J. R., Marcy, T. W., & Naud, S. (2008). Interest in treatments to stop smoking. Journal of Substance Abuse Treatment, xx, (in press). Hughes, J. R., Stead, L. F., & Lancaster, T. (2007). Antidepressants for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews, Cd000031. Joossens, L., & Raw, M. (2007). Progress in Tobacco Control in 30 European Countries, 2005 to 2007. Leuven and Sao Paulo. Kaper, J., Wagena, E. J., Willemsen, M. C., & van Schayck, C. P. (2006). A randomized controlled trial to assess the effects of reimbursing the costs of smoking cessation therapy on sustained abstinence. Addiction, 101, 1656-61. Lancaster, T., & Stead, L. F. (2005a). Individual behavioural counselling for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews, Cd001292. Lancaster, T., & Stead, L. F. (2005b). Self-help interventions for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews, Cd001118. RIVM. (2008, 4 augustus). Monitor Gezondheidsachterstanden. Opgehaald 27 november, 2008, van: http://www.rivm.nl/vtv/object_class/mga_roken.html Special Eurobarometer. Attitudes of the Europeans towards tobacco. (2007). TNS Opinion & Social. Stead, L. F., Bergson, G., & Lancaster, T. (2008). Physician advice for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews, Cd000165. Stead, L. F., & Lancaster, T. (2005). Group behaviour therapy programmes for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews, Cd001007. 20

Stead, L. F., Perera, R., Bullen, C., Mant, D., & Lancaster, T. (2008). Nicotine replacement therapy for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews, Cd000146. Stead, L. F., Perera, R., & Lancaster, T. (2006). Telephone counselling for smoking cessation. Cochrane Database of Systematic Reviews, Cd002850. STIVORO. (2008). Roken, de harde feiten: volwassenen 2007. Den Haag: STIVORO - voor een rookvrije toekomst. TNS NIPO. (2008). Tabellenrapport Continu Onderzoek Rookgewoonten 2007-I - 2007-IV. Amsterdam: TNS NIPO. Willemsen, M. C., Hoogenveen, R. T., & Van Der Lucht, F. (2002). New smokers and quitters. Transitions in smoking status in a national population. European Journal of Public Health, 12, 136-8. Willemsen, M. C., Wagena, E. J., & van Schayck, C. P. (2003). De effectiviteit van stoppen-met-rokenmethoden die in Nederland beschikbaar zijn: een systematische review op basis van Cochrane-gegevens. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 147, 922-7. Zhu, S., Melcer, T., Sun, J., Rosbrook, B., & Pierce, J. P. (2000). Smoking cessation with and without assistance: a population-based analysis. American Journal of Preventive Medicine, 18, 305-11. 21

BIJLAGE 1 Vragenlijst VRAAG 420 INDIEN: ex-roker sinds 12 maanden MEERVOUDIG U ziet hier een aantal hulpmiddelen en methoden die kunnen helpen bij het stoppen met roken. Heeft u, toen u de laatste keer stopte met roken, gebruik gemaakt van een van deze hulpmiddelen of -methoden? (meer antwoorden mogelijk) VRAAG 471 MEERVOUDIG INDIEN: roker die 12 mnd geleden een stoppoging van 24 uur of langer heeft volgehouden Hieronder ziet u een aantal hulpmiddelen en methoden die kunnen helpen bij het stoppen met roken. Heeft u, bij uw recente stoppoging, gebruik gemaakt van één of meer van deze hulpmiddelen of -methoden? (meer antwoorden mogelijk) Antwoordmogelijkheden in vragenlijst Geen hulpmiddelen sinds 1992 Ik ben minder gaan roken sinds 2006 Folder van STIVORO 1993-1998 Zelfhulpgids 2002-2005 Stoppen-met-roken brochure 'Inhaleer het leven' (STIVORO) sinds 2006 Stoppen-met-roken brochure 'Stoppen met roken. Willen en kunnen'/ sinds 2005 Het waarom en hoe?' (STIVORO) Advies op Maat (STIVORO) sinds 1998 Telefonische hulp- en informatielijn / Telefonische Coaching (STIVORO) sinds 1992 StopMail / After Care (STIVORO) sinds 2006 Stopadvies en begeleiding door verloskundige/gynaecoloog sinds 1992 Stopadvies en begeleiding door sinds 2005 huisarts/praktijkondersteuner/huisartsassistent(e) Stopadvies en begeleiding door cardioloog sinds 2006 Stopadvies en begeleiding door longarts sinds 2006 Groepstraining Pakje kans - samen stoppen met roken sinds 2006 Begeleiding door gedragstherapeut/psycholoog sinds 2005 Nicotinemicrotab (nicotinetabletje voor onder de tong) sinds 2001 Nicotinekauwgom sinds 1992 Nicotinepleister sinds 1992 Nicotinezuigtablet sinds 2001 Nicotine inhaler 1997-2004 Nicotine neusspray 1997-1998 Zyban / bupropion (medicijn) sinds 2000 Champix / varenicline (medicijn) sinds 2007 Nortriptyline / nortrilen (medicijn) sinds 2002 Acupunctuur sinds 1992 Auriculomethode Make it Easy sinds 2005 Softlasertherapie sinds 1999 Allen Carr 1997-2001 Boek Allen Carr sinds 2001 Groepscursus Allen Carr sinds 2001 Anti-rookpreparaten sinds 1992 STARTpakket voor stoppers sinds 2004 22

Cursus De Opluchting (Geurtz) sinds 2005 Groepscursus De Helderheid sinds 2005 Groepscursus Novazorg sinds 2005 Novazorg stopvakantie sinds 2005 Internet sinds 2001 MOOS-methode (boek) sinds 2005 Niet-roken cursus 1992-1998 Groepstherapieën 1992-1998 Niet-rokencursus/groepstherapie sinds 1999 Smoke Away 2003-2004 Elektronische sigaret sinds 2008 Andere hulpmiddelen of methoden, nl.. sinds 1992 Weet niet sinds 1992 23

BIJLAGE 2 Overzicht effectieve hulpmiddelen Beschikbaar in Nederland Nicotinevervangers Nicotinekauwgom 1992 Nicotinepleister 1992 Nicotine inhaler 1996-2004 Nicotine neusspray 1997-1998 Nicotine Microtab sinds 2000 Nicotine zuigtablet sinds 2000 Medicijnen Zyban (bupropion) sinds 1999 Nortrilen (nortriptyline) sinds 1999 3 Champix (varenicline) sinds 2007 Gedragsmatige ondersteunende interventies Telefonische hulplijn en informatielijn 1992 Stopadvies/begeleiding door gedragstherapeut/psycholoog 1992 Stopadvies/begeleiding door 1992 huisarts(assistent)/praktijkondersteuner Stopadvies/begeleiding door specialist (cardioloog, longarts, 1992 verloskundige, gynaecoloog) Pakje Kans groepstraining 1992 Zelfhulpmaterialen Brochure Het waarom en het hoe / Willen en kunnen (STIVORO) 1992 Advies op Maat (STIVORO) sinds 1998 After Care/StopMail (STIVORO) sinds 2002 Tabel 2: Jaren waarin een effectief middel of methode beschikbaar was in Nederland 3 Nortriptyline is al sinds 1963 op de markt, maar werd vermoedelijk eind jaren negentig voor het eerst voorgeschreven voor stoppen met roken. 24

BIJLAGE 3 Modelparameters A. Model stoppogingen zonder gebruik van hulpmiddelen Estimate S.E. Significance Alpha (Level) 0,558 0,138 0,000 Model type: Simple Stationary R 2 : 0,058 Tabel 3: Modelparameters stoppogingen zonder gebruik van hulpmiddelen Een Simple-model is een model zonder stijgende of dalende trend. Het model heeft geen goede fit (stationary R 2 ), maar er zijn geen significante autocorrelaties. Recentere observaties hebben significant meer gewicht in het model dan eerdere observaties (Alpha). B. Model stoppogingen met gebruik van hulpmiddelen Estimate S.E. Significance Constant 22,599 0,781 0,000 Model type: ARIMA(0,0,0)(0,0,0) Stationary R 2 : < 0,001 Tabel 4: Modelparameters stoppogingen met gebruik van hulpmiddelen Het model heeft een slechte fit (stationary R 2 ). Er zijn geen significante autocorrelaties. Er wordt geen stijgende of dalende trend gevonden (Constant). C. Model gemiddeld aantal hulpmiddelen per hulpmiddelengebruiker Estimate S.E. Significance Lag 4 0,465 0,123 0,000 Model type: ARIMA(0,1,4) Stationary R 2 : 0,225 Tabel 5: Modelparameters gemiddeld aantal hulpmiddelen per hulpmiddelengebruiker Dit ARIMA(0,1,4)-model heeft een stijgende trend. Het model heeft geen goede fit (stationary R 2 ), maar er zijn geen significante autocorrelaties. 25

D. Model gebruik van effectieve hulpmiddelen Estimate S.E. Significance Alpha (Level) 0,659 0,117 0,000 Model type: Simple Stationary R 2 : 0,091 Tabel 6: Modelparameters gebruik effectieve hulpmiddelen Een Simple-model is een model zonder stijgende of dalende trend. Het model heeft geen goede fit (stationary R 2 ) en er is sprake van significante autocorrelaties. Recentere observaties hebben significant meer gewicht in het model dan eerdere observaties (Alpha). E. Model gebruik van niet-effectieve hulpmiddelen Estimate S.E. Significance Lag 1-0,585 0,114 0,000 Model type: ARIMA(1,1,0) Stationary R 2 : 0,347 Tabel 7: Modelparameters gebruik niet-effectieve hulpmiddelen tot en met 2004 Dit ARIMA(1,1,0)-model heeft een stijgende trend. Het model heeft een redelijk goede fit (Stationary R 2 ) en er zijn geen significante autocorrelaties. F. Model gebruik van effectieve zelfhulpmaterialen Estimate S.E. Significance Alpha (Level and Trend) 0,669 0,118 0,000 Model type: Brown Stationary R 2 : 0,732 Tabel 8: Modelparameters gebruik van effectieve zelfhulpmaterialen Het Brown-model heeft een stijgende trend. Het model heeft een goede fit (stationary R 2 ) en er zijn geen significante autocorrelaties. Recentere observaties hebben significant meer gewicht in het model dan eerdere observaties (Alpha). 26

G. Model gebruik van effectieve gedragsmatige interventies Estimate S.E. Significance Alpha (Level and Trend) 0,139 0,043 0,002 Model type: Brown Stationary R 2 : 0,662 Tabel 9: Modelparameters gebruik van effectieve gedragsmatige interventies Het Brown-model heeft een stijgende trend. Het model heeft een goede fit (stationary R 2 ) en er zijn geen significante autocorrelaties. Recentere observaties hebben significant meer gewicht in het model dan eerdere observaties (Alpha). 27