Vakwerk! Antwoorden Agrarische bedrijfseconomie. Deel 1 (KB) Jan de Groot Tom Merkx Andrea Oostdijk



Vergelijkbare documenten
6,2. Werkstuk door een scholier 1803 woorden 11 april keer beoordeeld. Inleiding

Vakwerk! Antwoorden Agrarische bedrijfseconomie. Deel 1 (BB) Jan de Groot

3.1 Omcirkel het juiste antwoord.

Freelancers en zzp'ers

Freelancers en zzp ers

Maak je eigen jaarbegroting

Inhoud. Mijn leven. ik regel mijn geldzaken

De grootste financiële beslissing in een mensenleven

Werk en inkomen. Aangegeven loon/uitkering altijd BRUTO Wat gaat daar dan nog van af?

4.1 Klaar met de opleiding

"Ervaring krijg je wanneer je niet krijgt wat je wilt."

Hoe groot is het marktaandeel van onderneming B? Vul een geheel getal in (zonder decimalen).

6,3. Samenvatting door S. 864 woorden 16 mei keer beoordeeld. Praktische economie. KvK: helpt bedrijven (bij opstarten) en voert wetten uit

H1: Economie gaat over..

Loen Educatie & Schrijfwerk (N)iets op de bank? Lesbrief over sparen en lenen

Hoofdstuk 9. Rechtsvormen. Voorbeelden: Eenmanszaak Vennootschap Onder Firma Besloten vennootschap Naamloze vennootschap Vereniging Stichting

Deze examenopgaven bestaan uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Publicatie brochure arboregels vakantiewerker

Inhoud. 1 Winkel 6. 2 De overheid Inkomsten en uitgaven 92

Ik en de maatschappij. Rondkomen

Productvoorwaarden Aanvullend Pensioen Sparen

Werken voor loon of voor winst? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 4 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 1.9 en 1.

Inhoudsopgave. Mijnondernemingsplan.rtf Pagina 2 van 20Mijnondernemingsplan.rtf Pagina 2 van 20

(N)iets op de bank? Lesbrief over sparen, beleggen en lenen

Gewoon zo! Geld: Wat moet je weten als je gaat winkelen? MAKKELIJKLEZENGIDS OVER GELD

7.6. Boekverslag door S woorden 18 januari keer beoordeeld. Vak Maatschappijleer 1. Maatschappijleer Werk. Paragraaf 1.

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

Hoofdstuk 2: Kom je ermee uit?

Module Verkoopmedewerker bloemen en planten KB. vmbo landbouwbreed kaderberoepsgerichte leerweg leerjaar 3 en 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2, Werken

Maak je eigen jaarbegroting

Lesbrief Meneer Beer

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

Ik en de maatschappij. Geldzaken

Ondernemersplan. Bedrijfsnaam

MODULE 3: Het eigen adviesbureau De eigen winkel (vaardigheidstoets voor de opleidingen Modestyling en Interieuradviseur) Inhoud:

Handleiding administratie bewindvoering

Economie Pincode klas 3 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 5: Aan de slag! Exameneenheid: Arbeid en productie

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

De winkelier ontvangt dus meer btw dan dat hij betaald. Het verschil van 29,40 21,- = 8,40 draagt de winkelier af aan de belastingdienst.

(Genoemde bedragen gelden vanaf 1 januari Het is mogelijk dat de bedragen iets omhoog gaan per 1 juli.)

De rente stijgt: welke gevolgen heeft dat voor u?

Hoofdstuk 31. Ondernemingsplan. Persoonlijk plan Marketingplan Financieel plan Organisatieplan

Samenvatting door een scholier 1471 woorden 5 januari keer beoordeeld. Economie 1.1 t/m 1.6

WIJ en jij Wet investeren in jongeren

Rekenmodule procenten Pagina 1

Vroeg wijs met geld. gemeente Informatie over hoe u uw kind helpt slim en verstandig om te gaan met geld

Het spaargeld uit de levensloopregeling kunt u gebruiken om de periode van onbetaald verlof te financieren.

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld

Eindexamen vmbo gl/tl economie II

Publiekstekst Wet investeren in jongeren

Minimumloon, jeugdloon januari juni 2016 plus Uurloon

Rekenmodule procenten Pagina 1

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

ECONOMIE VOOR VMBO BOVENBOUW. 3 vmbo - (k)gt ANTWOORDENBOEK

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

REKENMODULE GELD. Rekenen voor vmbo-groen en mbo-groen

Betalen? Wij zijn uw bank.

Veelgestelde vragen Wet WIJ

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Lesbrief Iedereen betaalt belasting

ECONOMIE. Begrippenlijst H4 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

Weet jij wat je uitgeeft en wat er binnen komt? Samen slimmer met geld

Je hebt het recht om tot 14 dagen na levering van de koop af te zien. De koopovereenkomst kan ongeldig worden verklaard als:

handel en administratie thema de afdeling boekhouding Kaderberoepsgerichte leerweg Gemengde leerweg

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

VERSCHILLENDE TARIEVEN VOOR MEER WINST

Gezond met geld. Zo doe je dat. Uitkomen met je inkomen in duidelijke stappen

Bewindvoering: hoe werkt het?

Samenvatting Economie hoofdstuk 3 management en organisatie

Kees begint voor zichzelf (of niet)!

Ik krijg een IVA-uitkering Wat betekent dat?

Qredits. Ondernemingsplan (in geval van startend bedrijf)

Verantwoord lenen bij Delta Lloyd

Vragenlijst Financieel Plan

Wat moet ik weten als ik een hypotheek kies?

Module Verkoopmedewerker bloemen en planten BB. vmbo landbouwbreed basisberoepsgerichte leerweg leerjaar 3 en 4

Voorwaarden Delta Lloyd E-levensloop C

Onderzoek Je wordt 18 jaar en dan? De gevolgen voor je geldzaken

Betalen? Wij zijn uw bank.

Je geldzaken goed geregeld: een rustig gevoel!

Gouden Handdruk, drie verschillende manieren om een ontslagvergoeding te laten uitkeren

BEN IK EIGENLIJK WEL ZZP ER? Verschil tussen Arbeidsovereenkomst en Opdrachtovereenkomst.

Hypotheekrecht en - vormen

Cp7. het bedrijfsplan

Verantwoord lenen bij OHRA

5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1

TOELATINGSTOETS M&O. Datum

In vijf minuten aangifte omzetbelatisting.

Voorwaarden Plus Betalen

7,8. Samenvatting door een scholier 868 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Samenvatting economie. 2.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Vakwerk! Agrarische bedrijfseconomie

Betalen? Wij zijn uw bank.

M&O - een nieuw vak. Management & Organisatie. Management. Organisatie. Een nieuw vak in de bovenbouw van havo/vwo

De resultatenrekening

(De bedragen in deze brochure gelden vanaf 1 januari Het is mogelijk dat de bedragen iets omhoog gaan per 1 juli.)

Inhoudsopgave. Foto s cover

Belangrijke informatie voor uw adviesgesprek

[ Vakman ] Weet je dat? CNV Hout en Bouw

Transcriptie:

Vakwerk! Antwoorden Agrarische bedrijfseconomie Deel 1 (KB) Jan de Groot Tom Merkx Andrea Oostdijk tweede herziene druk, 2011

Artikelcode: 21120.1 & 21120.2 Colofon Auteur(s): Jan de Groot, Tom Merkx, Andrea Oostdijk Illustraties: Verbaal - Bureau voor Visuele Communicatie Illustrator: Jochem Grimmelikhuizen Redacie: Studio Maan, Brigitte Meinen, Joyce Houtepen Onderwijskundige: Studio Maan, Manon Limmen Resonans: Evert Gardebroek, Astrid ter Doest Het Ontwikkelcentrum heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Bent u desondanks van mening dat we u hebben benadeeld, dan kunt u contact met ons opnemen. 2011 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum. 2 AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE

1 Winkel Bedrijfskolom 1.1 a Voorbeelden van handel zijn: Je laat je haar een kleurtje geven bij de kapper. Dat kost je 35,-. Je gaat op schoolreis naar Parijs. Voor 90,- mag je mee. b Alle goederen die je vast kunt pakken en kunt verhandelen zijn goed. c Alle werkzaamheden die je tegen betaling voor iemand verricht zijn goed. 1.2 a Kleinhandel: dierenwinkel, bloemist, tuincentrum, hovenier. b De antwoorden staan in de bedrijfskolom. Producent: Groothandel: Winkel: melkveehouderij Hugen zuivelfabriek/groothandel Milk & Co supermarkt Goed Koop 1.3 a Bij handel breng je een product bij de klant. Handel is dus een soort brug tussen producent en klant. b De goede combinaties zijn: 1 hoort bij a (Overbruggen van kennis) 2 hoort bij d (Overbruggen van hoeveelheid) 3 hoort bij c (Overbruggen van tijd) 4 hoort bij b (Overbruggen van plaats) c Geen antwoord aanwezig. 1.4 a Elke winkel ziet er weer anders uit. Dat heeft te maken met de winkelformule. De winkelformule is een manier om de klanten aan wie jij wilt verkopen naar je winkel te lokken. b Het antwoord verschilt per leerling. c Het antwoord verschilt per leerling. 1.5 a Achter de winkels en het bedrijf staat de doelgroep. Een doe-het-zelf-zaak: mensen die klussen of verbouwen in huis of tuin. Een winkel met biologische voeding: mensen die milieubewuste voeding willen. Een loonbedrijf: agrarische bedrijven die machines en personeel nodig hebben. Een bloemenwinkel op het station: mensen die snel even een bloemetje willen kopen. WINKEL 3

1.6 a De zes P s van de marketingmix zijn product, presentatie, promotie, personeel, prijs en plaats. b De goede antwoorden staan in de tweede kolom. 1 Product exclusieve rijkleding 2 Presentatie grote posters met prijzen erop in de etalage 3 Plaats huisverkoop op een boerderij op het Groningse platteland Personeel zeer deskundig personeel Prijs stuntprijzen Promotie advertentie in een regionaal dagblad c Het antwoord verschilt per leerling. 1.7 a Een breed assortiment houdt in: veel verschillende soorten artikelen binnen één groep. Een smal assortiment houdt in: één of heel weinig soorten artikelen binnen een groep. b Het antwoord verschilt per leerling. c Een voordeel van A-merken is de goede kwaliteit. Een nadeel is de hoge prijs. d Je vindt B-merken vooral in winkels met lage prijzen. 1.8 a Het antwoord verschilt per leerling. Er kan aandacht besteed zijn aan zaken als het meubilair, de bedrijfskleding en de draagtassen. b Het voordeel van een eigen huisstijl is dat je klanten je winkel meteen herkennen. c De antwoorden staan in de tabel. Artikel Goedverkopende blikvoeding voor de kat Balen kattengrit Kleine kattenspeeltjes Goedkope kattensnoepjes van een onbekend merk Plaats ooghoogte bukhoogte reikhoogte reikhoogte 1.9 a Het antwoord verschilt per leerling. b Dit noem je prijsreclame. c Dit is productreclame. 1.10 a Je neemt geschoold personeel aan. Omdat klanten vaak advies willen, moet het personeel veel kennis van zaken hebben. b In een zelfkeuzewinkel moet je veel van de artikelen afweten en goed met klanten kunnen omgaan. c Een tuincentrum is een zelfkeuzewinkel. d Het antwoord verschilt per leerling. 4 AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE

1.11 a De nieuwe, supersnelle laptop, de bruidsjurk, de Mercedes cabrio en het Rolex horloge hebben een prestigeprijs. b Het antwoord verschilt per leerling. Het kan een prijskaartje zijn met een van/voor-prijs. 1.12 a De antwoorden staan in de tabel. Winkel Plaats Omdat: Groot tuincentrum Plaats met veel parkeerruimte Veel mensen komen met de auto naar een tuincentrum, omdat ze vaak grote en zware spullen kopen. Een hobbywinkel waarvan de eigenaar niet te veel huur wil betalen B-locatie Op B-locaties is de huur vaak lager. Een nieuwe vestiging van een landelijk bekende platenzaak A-locatie Landelijke ketens willen veel klanten en kunnen een hoge huur betalen. Daarom vestigen ze zich op een A- locatie. 1.13 a Een onderzoek waarin verschillende producten worden vergeleken op prijs- en kwaliteit. b Bekijk de resultaten uit het vergelijkend warenonderzoek: C1000; Sunil; C1000. 1.14 a Een brancheorganisatie is een vereniging van bedrijven die hetzelfde doen. b Winkels kunnen lid worden van een brancheorganisatie, omdat brancheorganisaties: reclame maken voor de branche; informatie geven over nieuwe regels; de kwaliteit in de gaten houden; advies geven aan de overheid als die een maatregel wil nemen die de branche aangaat. 1.15 a 125.678,- / 500.750,- 100% = 25,1%. 1.16 a Op een voorraadkaart houd je bij hoeveel stuks je nog van een artikel in voorraad hebt. b In de kolom Af noteer je dat er drie pakken oases verkocht zijn. c Dit wil zeggen dat er nog twintig rollen binddraad in voorraad zijn. 1.17 a Het is belangrijk om zorgvuldig te werken, omdat je door een foutje de verkeerde artikelen geleverd kunt krijgen. b Deze prijs noem je de inkoopprijs. WINKEL 5

1.18 a Het is handig dat artikelen in het magazijn en de winkel een vaste plek hebben, omdat je ze dan snel kunt vinden. b Stappenschema inkopen: Stap 1: Controleer de voorraadkaart: is er nog genoeg van het artikel? Stap 2: Vul een bestelformulier in. Stap 3: Controleer na levering de geleverde artikelen en zet ze op hun plaats. Stap 4: Werk de voorraadkaarten bij. 1.19 a Je kunt de prijzen invoeren in de kassa door ze in te typen of door een scanner te gebruiken. b Een streepjescode geeft je informatie over het land waar het artikel vandaan komt, over de fabrikant en over welk artikel het is. c De cijfers 87 geven het land van herkomst aan. 1.20 a Dit zijn de antwoorden. Het bruidsboeket kost 125,-. Het bruidsboeket is besteld op 24 februari 2008. De klant is geholpen door Babet. b In de figuur staat hoe de kassabon eruit moet zien. Fig. 1.1 6 AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE

1.21 a Contant betalen is betalen met munten, biljetten of een pas. b Het slimst is als je een biljet van 10 euro, een munt van 2 euro, een munt van 10 eurocent, een munt van 5 eurocent en een munt van 1 eurocent teruggeeft. c Je moet de klant 54,35 terugbetalen. Je telt door van 45,65: een munt van 5 eurocent erbij, dan zit je op 45,70; drie munten van 10 eurocent erbij (of één munt van 20 eurocent en één munt van 10 eurocent), dan zit je op 46,-; twee munten van 2 euro erbij, dan zit je op 50,-. een biljet van 50 euro erbij, dan zit je op 100,-. 1.22 a Om bedragen mee te betalen die je anders met kleingeld zou betalen. b De voordelen van een pinpas en een chipknip zijn dat het betalen handig en snel gaat en dat je geen contant geld meer bij je hoeft te hebben. c Een voordeel van pinnen voor de winkelier is dat hij geen geld meer hoeft te wisselen. d Een nadeel van pinnen voor de winkelier is dat hij elke keer dat er iemand pint een geldbedrag moet betalen aan de bank. 1.23 a Deze beweringen zijn waar: Een cadeaubon heeft altijd een bepaalde waarde. Bijvoorbeeld 10,-. Een klantenkaart is een speciaal soort creditcard. b De klant moet nu nog 5,- voor de zak kattenbakvulling betalen. 1.24 a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. 1.25 a Lia betaalt de inkoopprijs. Bilal betaalt de verkoopprijs. b Je berekent de winst door de inkoopprijs van de verkoopprijs af te trekken. c Filippa s winst per zakje is 0,50. 1.26 a Uitvoerende beroepen kunnen zijn winkelassistent en verkoopmedewerker. b Leidinggevende beroepen kunnen zijn filiaalbeheerder en de bedrijfsleider. 1.27 a Een verkoopmedewerker werkt zelfstandiger dan een winkelassistent. b Karim is verkoopmedewerker. Nina is winkelassistent. 1.28 a Stijn is filiaalleider bij V&D. Helga is bedrijfsleider bij Bloemenhoek De Kleine Kern. b Stijn is filiaalleider. Dat ben je altijd bij een groot bedrijf, dus V&D. Helga is bedrijfsleider, dus werkt ze bij een kleiner bedrijf, waar ze waarschijnlijk eigenaar van is. c Het antwoord verschilt per leerling. 1.29 a De ondernemingsvorm bepaalt: Hoe een bedrijf wordt geleid. Wie de schulden betaalt. Van wie het bedrijf is. WINKEL 7

1.30 a De antwoorden staan in de tabel. Ondernemingsvorm Eigenaar Leiding Verantwoording voor schulden Soort bedrijf ZZP Eén persoon Eigenaar Eigenaar 1-persoons bedrijf Eenmanszaak Eén persoon Eigenaar Eigenaar Kleinere bedrijven VOF Twee of meer personen Eigenaars Eigenaars Iets grotere bedrijven BV Meerdere personen (aandeelhouders) Directeur(en) Eigenaars Grotere bedrijven NV Zeer veel personen (aandeelhouders) Directeur(en) Bezitters van de aandelen Grote, internationale bedrijven Coöperatie Leden Bestuur / directie Leden (soms) Veel groene bedrijven b c d Een voordeel van een eenmansbedrijf is dat je als eigenaar alle winst mag houden en dat je zelf alle beslissingen neemt. Nadeel van een eenmanszaak is dat de eigenaar zelf de schulden moet betalen. Een aandeel is een stukje van het bedrijf dat je krijgt als je geld in het bedrijf steekt. Veel groene bedrijven werken samen in een coöperatie, omdat het veel goedkoper is om samen te werken. 1.31 a Bedrijven moeten zich verzekeren, omdat ze failliet zouden gaan als ze alle schade zelf zouden moeten betalen. 1.32 a De WA-verzekering vergoedt schade die door een medewerker van een winkel (bedrijf) wordt veroorzaakt. b De WA-verzekering vergoedt de schade in de volgende gevallen: Verkoopassistent Raoul breekt bij het schoonmaken een ruit. Een verkeerd opgestapelde toren blikjes stort in bovenop een reclamedisplay. c Als je schade veroorzaakt, meld je dit aan je baas. Die regelt het dan verder met de verzekering. 1.33 a Bewering 1 is niet waar. De overheid geeft arbeidsongeschikte werknemers een uitkering. Bewering 2 is waar. 1.34 a Een gevarenverzekering vergoedt schade die is ontstaan door brand, storm, ontploffing, inbraak, vernieling en wateroverlast. b Deze schade wordt niet door de gevarenverzekering vergoed. c De verzekering vergoedt deze schade niet, omdat een gevarenverzekering geen verlies van inkomsten vergoedt. Daarvoor moet je je aanvullend verzekeren. 8 AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE

1.35 a De kwekerij moet de vrachtwagen (bedrijfswagen) en de tulpen (goederen) verzekeren. De bedrijfswagen moet je altijd verzekeren en omdat de tulpen over langere afstand worden vervoerd, is het verstandig om ze ook te verzekeren. Ook moet de chauffeur verzekerd worden. b Je krijgt no-claimkorting als je geen schade veroorzaakt. 1.36 a Antwoord 1 en 4 zijn juist. Opdracht 1.1 De bedrijfskolom a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d De antwoorden staan in de tabel. Nr. Brood Boter Hagelslag 1 Zaaigraan Veevoer Cacaoplant 2 Akkerbouwer Koe Cacaoboer 3 Oogst Veehouder Cacaohandel 4 Drogerij Melktransporteur Groothandel 5 Maalderij Melkfabriek Zeevervoer 6 Meelverpakker Boterfabriek Overslagbedrijf 7 Groothandel Boterverpakker Cacaohandel 8 Bakker Groothandel Cacaoverwerker 9 Supermarkt Supermarkt Hagelslaginpakker 10 Consument Consument Groothandel 11 Supermarkt 12 Consument Uitvoering Afsluiting WINKEL 9

Opdracht 1.2 Check de mix a Geen antwoord aanwezig. b De zes P s zijn: Plaats; Product; Presentatie; Prijs; Promotie; Personeel. c Geen antwoord aanwezig. d Een antwoord kan zijn: personeel zonder kennis van zaken; een vieze winkel; ouderwetse producten; te harde muziek in de zaak. e Geen antwoord aanwezig. f Geen antwoord aanwezig. g Geen antwoord aanwezig. Uitvoering Afsluiting a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Je gebruikt de marketingmix, omdat de keuzes voor plaats, personeel, prijs, presentatie, promotie en product samen de kwaliteit van de winkel bepalen. De combinatie van de P s bepaalt of de winkelformule goed is of niet. e Geen antwoord aanwezig. f Er is geen rangorde. Alle P s zijn even belangrijk, omdat ze alleen samen iets zeggen over de winkel. Opdracht 1.3 Een gat in de markt a De antwoorden staan in de tabel. Product Doelgroep Middel Flubbeldip Voor kinderen tot twaalf jaar - Flubbels: winegums met chocoladesmaak - Cake - Zachte vulling: crème 10 AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE

b In de tabel staat hoe de zes P s zijn gebruikt voor het product flubbeldip. Product flubbeldip Product Een nieuw soort gebak: spiraalvormig, bestaat uit vijf laagjes, is opgebouwd uit een zachte vulling van crème en zoete flubbels. De flubbels lijken op winegums, maar hebben een chocoladesmaak. Plaats In de hoofdstad bij vier vestigingen van TUBE. Presentatie De flubbeldip is speciaal bedacht voor kinderen tot twaalf jaar. Een goede plaats naast de tompouce en het andere zaterdaggebak. Prijs 1,39 per stuk. Promotie Er wordt een speciale proefmanifestatie georganiseerd. Personeel In de TUBE zijn zaterdag verklede flubbelflip-proefmeesters c d e Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Uitvoering Afsluiting Opdracht 1.4 Een advertentie maken Uitvoering Afsluiting Opdracht 1.5 Bestelling verwerken a Voorraadadministratie inventarisatielijst bestelformulier derving. b Administratieve voorraad = 85.750,- 25.000,- + 15.000,- = 75.750,-. c Werkelijke voorraad = 99.450,-. Administratieve voorraad = 114.343,- 37.400,- + 15.900,- = 167.643,-. WINKEL 11

Uitvoering 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Vul een bestelformulier in. Controleer het formulier. BESTELFORMULIER Naam klant: Dierenpension Kaketoe Datum bestelling: 17 september 2012 Artikelcode Omschrijving Aantal Prijs Regeltotaal DV-01-10 Duivenvoer 2 3,99 7,89 DB-140-KN Drinkbeker 4 1,59 6,36 HO-40-15 Hooi 2 2,49 4,98 VB-30-01 Petvlo vlooienband 4 3,75 15,- Subtotaal van de bestelling: 34,32 Datum: (17 september 2012) Ingevuld door: (eigen naam) Voorraadkaart Nummer 11 Artikelomschrijving: Gemengd Duivenvoer Gewicht: 10 kg Code: DV-01-10 Inkoopprijs: 2,00 Verkoopprijs: 3,99 3 Geen antwoord aanwezig. 4 De antwoorden staan in de voorraadkaarten. Datum Omschrijving Hoeveelheid Saldo Bij Af 03-09-2012 saldo 2 03-09-2012 INK 18 20 05-09-2012 VERK 2 18 16-09-2012 VERK 2 16 17-09-2012 VERK 2 14 12 AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE

Voorraadkaart Nummer 33 Artikelomschrijving: Vlooienband, Pvlo Soort: kat Code: VB-30-01 Inkoopprijs: 2,25 Verkoopprijs: 3,75 Datum Omschrijving Hoeveelheid Saldo 03-09-2012 saldo 12 04-09-2012 VERK 1 11 05-09-2012 VERK 1 10 06-09-2012 VERK 4 6 14-09-2012 INK 14 20 16-09-2012 VERK 8 12 17-09-2012 VERK 4 8 Bij Af Voorraadkaart Nummer 44 Artikelomschrijving: Hooi Gewicht: 1,5 kg Code: HO-40-15 Inkoopprijs: 1,49 Verkoopprijs: 2,49 Datum Omschrijving Hoeveelheid Saldo 03-09-2012 saldo 55 04-09-2012 VERK 2 53 06-09-2012 VERK 8 45 13-09-2012 VERK 10 35 14-09-2012 INK 25 60 15-09-2012 VERK 11 49 17-09-2012 VERK 2 47 Bij Af WINKEL 13

Voorraadkaart Nummer 145 Artikelomschrijving: Drinkbeker Soort: Knaagdieren Code: DB-140-KN Inkoopprijs: 0,96 Verkoopprijs: 1,59 Datum Omschrijving Hoeveelheid Saldo 03-09-2012 saldo 5 07-09-2012 VERK 1 4 08-09-2012 VERK 1 3 10-09-2012 VERK 1 2 14-09-2012 INK 5 7 17-09-2012 VERK 4 3 Bij Af 5 Geen antwoord aanwezig. 14 AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE

6 De antwoorden staan in de orderbevestiging. Dierenwinkel Van Maaren Industrieweg 4 2628 TB Delft Dierenpension Kaketoe Vlierweg 17 1299 AB Purmerend Onderwerp: Orderbevestiging Delft, 17 september 2012 Geachte mevrouw Peters, Wij danken u voor uw bestelling. Wij zullen uw bestelling zo spoedig mogelijk en met de meeste zorg uitvoeren. Aantal Omschrijving Prijs (p.p.e.) Regeltotaal 2 Duivenvoer 3,99 7,89 4 Drinkbeker knaagdieren 1,59 6,36 2 Hooi 2,49 4,98 4 Petvlo vlooienband 3,75 15,- Subtotaal 34,32 Betalingsvoorwaarden: Binnen 30 dagen na factuurdatum. Leveringsvoorwaarden: Binnen 7 dagen na orderdatum. Dierenwinkel van Maren brengt 4,95 vrachtkosten in rekening. Dit bedrag is exclusief 19% btw. De artikelen zullen 1 oktober geleverd worden. Met vriendelijke groet, Naam leerling Dierenwinkel Van Maaren 7 Geen antwoord aanwezig. 8 Geen antwoord aanwezig. Afsluiting WINKEL 15

Opdracht 1.6 Afrekenen in de winkel a De goede antwoorden zijn aangekruist. Biljet van 500,- Biljet van 20,- Munt van 1,- Biljet van 400,- Biljet van 10,- Munt van 0,50 Biljet van 300,- Biljet van 5,- Munt van 0,25 Biljet van 200,- Munt van 10,- Munt van 0,20 Biljet van 100,- Munt van 5,- Munt van 0,10 Biljet van 75,- Munt van 4,- Munt van 0,05 Biljet van 50,- Munt van 2,50 Munt van 0,02 Biljet van 25,- Munt van 2,- Munt van 0,01 b c d Biljetten van 500,-, 200,- en 100,- worden niet veel in winkels gebruikt. Een reden kan zijn, dat: de winkelier niet voldoende wisselgeld in kas heeft; de winkelier veel wisselgeld uitgeeft als hij het biljet aanneemt; de winkelier grote bedragen liever laat pinnen (veiliger); het biljet vals kan zijn. Alle vaardigheden zijn nodig als je gaat afrekenen in de winkel. Uitvoering 1 Actie: Tel alle bedragen bij elkaar op (totaal: 25,40). Let op: het bedrag voor een hamster bereken je tweemaal. Vraag dit bedrag aan de klant. Tel terug tot het klantbedrag. Vraag of er een bon nodig is. 2 Actie: Maak een notitie waar de klant bij is voor dit bedrag (twintig lessen 37,50 = 750,-) of haal de bedrijfsleider erbij. 3 Actie: Neem 50,- aan. Laat het biljet naast de kassa liggen. Dit is duidelijk herkenbaar. Geef 50,- 23,50 = 26,50 terug. Tel vanaf 23,50 terug tot het klantbedrag. Dit heet terugtellen. Leg de 50,- pas in de kassa als de klant tevreden is. Vraag of er een bon nodig is. 16 AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE

4 Actie: Tel de rekening op: 26,07 (rond af naar 26,-). Geef geld terug als bij 3. Vraag of er een bon nodig is. 5 Actie: Er zijn twee bedragen waar je 6% BTW over moet berekenen ( levend materiaal: hondenvoer en zebravinken). Tel die bedragen op: 338,-. Vermenigvuldig 338,- met 1,06 = 358,28. Dit is inclusief BTW. De andere twee bedragen vallen in het 19% tarief (niet-levend). Tel die bedragen op en bereken daarover de BTW: 178,- 1,19 = 211,82. Het totaalbedrag is dan: 580,10. 6 Actie: De rozen kosten 50 1,99 = 99,50. De klant betaalt 75,- met een waardebon en moet 24,50 bijbetalen. Dat kan contant of met pin. Vraag of er een bon nodig is. 7 Actie: Totaal van de rekening is 157,50. De klant kan 70,- contant betalen en het 87,50 pinnen. Makkelijker is het als de klant alles pint. Vraag of er een bon nodig is. 8 Actie: De kortingsactie is: bij tien planten of meer krijgt de klant 10% korting. Reken daarom over het totaalbedrag 10% korting. De korting is 49,- : 10 = 4,90. De klant hoeft dan 49,- 4,90 = 44,10 te betalen. Vraag of er een bon nodig is. 9 Geen antwoord aanwezig. 10 Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Opdracht 1.7 Werk op niveau a Geen antwoord aanwezig. b Redenen om taken te verdelen zijn: Er zijn vaak te veel taken in een winkel voor één persoon. Niet alle medewerkers mogen alle taken uitvoeren. De leiding is niet altijd aanwezig. Er is verschil in soorten taken. c Voordelen van een taakverdeling kunnen zijn: Iedereen is aan het werk. Iedereen doe datgene waar hij of zij goed in is. Iedereen voelt zich verantwoordelijk voor het bedrijf. Niet al het werk komt op een of twee personen neer. WINKEL 17

d In deze tabel staat een voorbeeld van de verdeling van taken die vaak zo voorkomt. Taken (vaardigheden) in een winkel Assistent-verkoper Filiaalmanager Manager De producten van het bedrijf opnoemen. Materialen op de juiste wijze verzorgen. Producten aanwijzen aan klanten. Met klanten overleggen over de betalingstermijn. Gegevens van klanten noteren in het computersysteem. De houdbaarheid van producten in de gaten houden. Medewerkers ontslaan of aannemen. Een computer aanschaffen voor het bedrijf. Inkoop regelen van voer, strooisel, dieren, bloemen of planten. Zorgen voor een goede en schone kantine. Overleggen met de gemeente over vergunningen. De aansluiting van een telefoon regelen. Een functioneringsgesprek houden met een werknemer. Zichzelf presenteren als medewerker. Informatie over producten opzoeken of vragen. Afspraken maken met de bank over de verbouwing. Vriendelijk omgaan met klanten. Werkzaamheden verdelen onder de werknemers. Samenwerken met assistenten. Uitvoering 18 AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE

Afsluiting Opdracht 1.8 Ondernemer worden a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Veel zaken zijn nodig voor een winkel. Ondernemen gaat om beslissingen nemen. Een computer is niet altijd nodig voor de boekhouding. Je kunt ook een accountant inschakelen. Dit is soms nog wel goedkoper dan, wanneer je het allemaal zelf doet. Zaken waar de ondernemer aan moet denken: Belangrijk Niet belangrijk Een ondernemersplan (en ermee werken) Omzet en klanten voor het bedrijf Uitgaven voor huisvesting, auto en materialen Trends voor de producten Personeel in de winkel Een eigen bedrijfspand Administratie en boekhouding bijhouden Sterke en zwakke punten kunnen noemen van de winkel Een computernetwerk, internet, e-mail, mobiele telefoon Verzekeringen voor inboedel, personeel en bedrijfspand Een telefoonaansluiting f g h Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Uitvoering 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. WINKEL 19

3 Geen antwoord aanwezig. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 De genoemde rechtsvormen zijn: Eenmanszaak; Vennootschap Onder Firma (VOF); Commanditaire Vennootschap (CV); Maatschap; Besloten Vennootschap (BV); Vereniging; Stichting; Coöperatie en Onderlinge waarborgmaatschappij. 7 Geen antwoord aanwezig. 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Geen antwoord aanwezig. Afsluiting a Huisvesting komt pas aan de orde als je weet wat, waarom en hoe je wilt ondernemen. Huisvesting zit ook al in een kleine stap in het marketingplan. Dit is stap 3. b Een ondernemingsplan maken kost meer dan zes maanden. Het financieringsplan en de gemeentelijke stappen duren altijd vrij lang. c Geen antwoord aanwezig. 20 AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE

2 De overheid 2.1 a Wetten zijn regels die door de overheid ingesteld zijn en waar iedereen zich aan moet houden, zodat mensen in een land op een prettige manier met elkaar te kunnen leven. b De overheid maakt wetten. c Ambtenaren als politieagenten en belasting- en milieu-inspecteurs controleren of je je aan de wetten houdt. d Het antwoord verschilt per leerling. e Voorbeelden van collectieve voorzieningen zijn scholen, ziekenhuizen, bibliotheken en openbaar vervoer. 2.2 a De goede combinaties zijn: A 5, B 1, C 2, D 3, E 4 en F 6. b Voorbeelden van politieke partijen zijn: CDA, D66, Groen Links, SP, LPF, Christenunie en SGP. c Het kabinet heeft als taken: regels en wetten bedenken en uitvoeren; het geld verdelen dat de overheid met de belastingen binnenhaalt. d Iedereen die achttien jaar of ouder is, mag stemmen op een politieke partij. De partijen met de meeste stemmen vormen het kabinet. 2.3 a De EU is een belangrijke overheid. b De EU is een belangrijke overheid, omdat: binnen de EU landen samenwerken op het gebied van landbouw, misdaadbestrijding et cetera; meer dan de helft van de wetten die in Nederland gelden, gemaakt zijn door de EU. c Taken van de provincie zijn: Regels opstellen voor kampeerboerderijen in de provincie. Beslissen waar binnen de provincie een natuurgebied komt. d De ontbrekende woorden zijn ingevuld. De gemeentelijke overheid bestaat uit B en W en de gemeenteraad. B en W bestaat uit de burgemeester en de wethouders. De wethouders hebben ongeveer dezelfde taken als ministers op landelijk niveau. e De gemeenteraad beslist of dit plan wordt uitgevoerd. 2.4 a Consumentenrecht Arbowet Warenwet. 2.5 a Het sociaal minimum is het bedrag dat je minimaal nodig hebt om in Nederland rond te kunnen komen. Het bestaansminimum is het bedrag dat je minimaal nodig hebt om in leven te kunnen blijven. b Het antwoord verschilt per leerling. DE OVERHEID 21

2.6 a Een werknemersverzekering is een verzekering voor mensen die bij een baas werken. b Hij heeft geen recht op een WAO-uitkering. c De Poolse seizoenskracht werkt zwart. Zijn baas heeft geen premie voor werknemersverzekeringen voor hem betaald. d Je krijgt een WW-uitkering als je buiten je schuld werkloos bent geworden. 2.7 a Volksverzekeringen zijn verzekeringen voor iedereen, ook voor mensen die niet werken. b Paul krijgt geld van de AWBZ en de AKW. c De bijstand is bedoeld voor mensen die geen baan hebben en geen uitkering via de werknemersverzekeringen kunnen krijgen. 2.8 a Het antwoord verschilt per leerling. b Redenen om belasting te betalen zijn: van belastinggeld kan de overheid collectieve voorzieningen en de bijstand betalen; als je geen belasting betaalt, ben je strafbaar. 2.9 a De premies die ingehouden worden op je loon zijn de premie volksverzekeringen en de premie werknemersverzekeringen. b Een voorbeeld van een werknemersverzekering is WW. c Inkomensbelasting betaal je over bijvoorbeeld je huis, tweede baan of aandelen. Loonheffing betaal je over je loon of uitkering. 2.10 a Een ander woord voor BTW is omzetbelasting. b Alice betaalt 19% BTW over het konijnenhok, de baal houtsnippers en de buitenren. Ze betaalt 6% BTW over het dwergkonijntje. c Juiste beweringen zijn: Winkeliers moeten de BTW die de klant betaalt, afdragen aan de overheid. Als een winkelier iets inkoopt, betaalt hij ook BTW. 2.11 a De overheid probeert het gedrag van burgers te veranderen door belastingen (milieubelasting) en accijnzen te heffen. b Het antwoord verschilt per leerling. c Het antwoord verschilt per leerling. 2.12 a Josh heeft geen gelijk. Je kunt ook geld terugkrijgen van de belasting als je belastingaangifte doet. b Het draagkrachtbeginsel is dat het bedrag dat je aan belasting moet betalen, afhangt van de hoogte van je inkomen. 2.13 a Een vakbond is een vereniging van werknemers met hetzelfde beroep, die opkomt voor haar leden. b Het OCNV is een vakbond: het is een afdeling van een vakvereniging voor mensen met hetzelfde beroep. c Het antwoord verschilt per leerling. Als je een baantje hebt, kun je in principe lid worden van een vakbond. 2.14 a CAO-afspraken zijn afspraken tussen werkgevers en vakbonden. b Het antwoord verschilt per leerling. 22 AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE

c d In een CAO kun je verder afspraken vinden over je salaris, scholing, toeslagen voor overwerk en weekendwerk en banen voor mensen die moeilijk aan het werk kunnen komen (onder andere ouderen en gehandicapten). Een CAO kan afgesloten worden voor één bedrijf. 2.15 a Voordelen van lidmaatschap van een vakbond zijn: hulp bij problemen op je werk; scholing en cursussen; hulp bij het invullen van belastingformulieren; kortingen bij sommige winkels. b Het antwoord verschilt per leerling. 2.16 a Lieke heeft gelijk. b Beef Inc. krijgt de minimumprijs voor dit rundvlees, want deze prijs geldt ook als er aan een land buiten de EU wordt verkocht. 2.17 a Luna zal het niet eens zijn met de landbouwsubsidies van de EU. b Luna krijgt zelf waarschijnlijk geen subsidie. Daardoor worden zijn producten in de EU minder goed verkocht en kan hij niet concurreren met de Europese boeren. c Andere nadelen van EU-subsidies zijn: ze kosten veel geld; er ontstaan overschotten door. 2.18 a Manieren waarop de overheid boeren steunt, zijn: inkomenssteun verlenen; geld geven voor een leefbaar platteland; inkomenssteun verlenen aan milieuvriendelijke boeren; steun aan boeren geven die goede kwaliteit leveren. De volgorde kan per leerling verschillen. b Het antwoord verschilt per leerling. 2.19 a 1 Wetten 2 Gemeenteraad 3 Bestaansminimum 4 Volks 5 Levende 6 Accijns 7 Draagkracht 8 Vereniging 9 CAO 10 Subsidies Opdracht 2.1 Regels en wetten Uitvoering DE OVERHEID 23

Afsluiting a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Een voorbeeld van een wet waar iedereen zich aan moet houden, is de Verkeerswet. e De politie controleert of iedereen zich aan de wet houdt. Doe je dat niet, dan straffen de rechters. f Door het heffen van belasting komt de overheid aan geld om goederen te maken en diensten te leveren. g Er zijn verkiezingen. Tijdens de verkiezingen kunnen je laten weten wat je wilt. Opdracht 2.2 Overal overheid Uitvoering Afsluiting Opdracht 2.3 Inkomsten van de overheid: BTW a Geen antwoord aanwezig. b Het BTW-bedrag is 15,20; het BTW-tarief 19%. c Het BTW-bedrag is 74,40; het BTW-tarief 6%. d De winkelier krijgt het BTW-bedrag van de klant en moet dat weer afdragen aan de overheid. e Met 6% BTW is het 8,48. f Met 19% BTW is het 9,52. g Het lage BTW-tarief is voordeliger. De klant betaalt dan minder voor het product: de verkoopprijs is lager. h Het lage BTW-tarief is gunstiger voor de winkelier. Zijn winst per product verandert niet. Maar doordat de verkoopprijs lager is, zal hij waarschijnlijk meer producten verkopen. Uitvoering 1 Onder het 6% tarief vallen veel voedingsmiddelen, water, agrarische goederen, geneesmiddelen, media, cultuur en vermaak. De overige goederen vallen onder het 19% tarief (zie de site van de belastingdienst). 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Geen antwoord aanwezig. 24 AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE

Afsluiting Opdracht 2.4 Inkomsten van de overheid: loonbelasting Uitvoering De antwoorden zijn gebaseerd op de loonstrookjes van Tijmen en Marieke. 1 Loonheffing is het verschil tussen brutoloon en nettoloon. Loonheffing bestaat uit de loonbelasting en verzekeringspremies. 2 Het nettoloon is het bedrag dat de werknemer daadwerkelijk op zijn rekening krijgt gestort. 3 Het brutoloon is het bedrag dat de werkgever moet betalen. 4 Tijmen verdient bruto 4,80 per uur. Marieke verdient bruto 9,00 per uur. 5 Uurlonen kunnen verschillend zijn door verschil in leeftijd, verschil in opleiding, verschil in werkzaamheden, verschil in ervaring, et cetera. 6 Nee, het bedrag dat van Mariekes loon wordt ingehouden, is groter. Marieke verdient ook meer. 7 Bij Tijmen wordt ongeveer 23% van het brutoloon ingehouden als loonheffing, bij Marieke is de loonheffing 30%. 8 De percentages zijn niet gelijk. Hoe hoger het loon is, hoe hoger het percentage belasting is dat je moet betalen. Dit noem je het draagkrachtbeginsel. Afsluiting Opdracht 2.5 Krijg je geld terug van de overheid? Uitvoering Afsluiting Opdracht 2.6 Armoede in Nederland a Geen antwoord aanwezig. b Uit de uitspraken 1 en 6 blijkt dat bisschop Muskens vindt dat er veel armoede is in Nederland. c In 22 duizend gezinnen wordt volgens het onderzoek van het ministerie van Sociale Zaken armoede geleden. d Geen antwoord aanwezig. DE OVERHEID 25