ONDERZOEK NAAR DAKLOZE JONGEREN IN DE CENTRUMREGIO ZWOLLE



Vergelijkbare documenten
ONDERZOEK NAAR DAKLOZE JONGEREN IN DE CENTRUMREGIO ZWOLLE

Profiel van daklozen in de vier grote. steden. Omz, UMC St Radboud Nijmegen. IVO, Rotterdam. Jorien van der Laan Sandra Boersma Judith Wolf

Zwerfjongeren in Utrecht

Onderzoek naar meiden en moeders in de residentiële opvang

Bewoners van voorzieningen voor lang verblijf in Utrecht Onderzoek naar functioneren en woonwensen

Profiel van sociaal kwetsbare mensen in Leiden, Katwijk en Alphen aan de Rijn

Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg gedreven door kennis, bewogen door mensen UMC St Radboud Nijmegen

Dakloos in Zwolle Onderzoek naar omvang en profiel van de daklozenpopulatie

Daklozenprofielen in Amsterdam en veranderingen in wonen, kwaliteit van leven en hulpbehoeften Resultaten uit de tweede meting van Coda-G4

Dakloze mensen in Den Haag: veranderingen in 2,5 jaar Resultaten uit de eindmeting van Coda-G4 in Den Haag

Samen voor een beschermd thuis

Dakloze mensen in Amsterdam: veranderingen in 2,5 jaar Resultaten uit de eindmeting van Coda-G4 in Amsterdam

Voorkomen van huurachterstand & huisuitzettingen

Dakloze mensen in Utrecht: veranderingen in 2,5 jaar Resultaten uit de eindmeting van Coda-G4 in Utrecht

Dakloze mensen in Rotterdam: veranderingen in 2,5 jaar Resultaten uit de eindmeting van Coda-G4 in Rotterdam

Dakloze mensen in de vier grote steden: veranderingen in 2,5 jaar

Gooische daklozen. S. Biesma. R. van der Stoep. R. Nijkamp. B. Bieleman. Aard en omvang daklozen Gooi en Vechtstreek

Impuls - Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg

Academische werkplaats Opvang x Oggz Speerpunt Sociale uitsluiting & dakloosheid

IrisZorg. verslavingszorg. en maatschappelijke opvang. dicht bij mensen, ver in zorg

Begeleid Wonen. Maatschappelijke opvang en aanpak huiselijk geweld

4. SLOTBESCHOUWING. 4.1 Omvang

Sociale psychiatrie in de marge

Daklozenenquête Rotterdam

Daklozenprofielen in Den Haag en veranderingen in wonen, kwaliteit van leven en hulpbehoeften Resultaten uit de tweede meting van Coda-G4

Daklozenprofielen in Utrecht en veranderingen in wonen, kwaliteit van leven en hulpbehoeften Resultaten uit de tweede meting van Coda-G4

Wat werkt? Houvast Ontwikkeling van een bij dakloze jongeren passende interventie Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg Prof. dr.

Onderzoek naar de impact van ambulantisering Sara Al Shamma Judith Wolf

Advies en informatie direct vanaf beginfase belangrijk voor mantelzorgers van mensen met dementie

Jongeren van 17 tot 25 jaar met meervoudige problemen, die geen stabiele woon- of verblijfplaats hebben, of in de opvang verblijven

Kwaliteitsonderzoek begeleiding

Opgenomen kunnen worden: (jonge)vrouwen vanaf 18 jaar, alleenstaand of met kinderen.

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2006

J. Wolf M. Zwikker S. Nicholas H. van Bakel D. Reinking I. van Leiden. Op achterstand. Een onderzoek naar mensen in de marge van Den Haag

Clienttevredenheidsonderzoek juni 2016

Op weg naar 2020: Transformatie van de maatschappelijke zorg

Monitor daklozen en harddrugsverslaafden. Apeldoorn M. van Zwieten. S. Biesma. B. Bieleman. metingen

Maatschappelijke opvang: trends en ontwikkelingen Verdiepingssessie Stedelijk Kompas Gemeente Eindhoven 31 maart 2015 Mathijs Tuynman

Profiel van daklozen in Amsterdam Resultaten uit de eerste meting van de Cohortstudie naar daklozen in Amsterdam (Coda-G4)

Tabel 1: Plek waar de dak- en thuislozen onderdak vinden Onderdak Breda N=40 (%) Bergen op Zoom Totaal (N=81)

Ambulant werken met kwetsbare mensen

Kennis en rolopvatting van professionals gedurende Alcohol mij n zorg?!

Profiel van daklozen in Den Haag Resultaten uit de eerste meting van de Cohortstudie naar daklozen in Den Haag (Coda-G4)

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

Wmo beleidsplan Maatschappelijke Zorg Centrumgemeenteregio Zuid-Holland Zuid

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de verordening maatschappelijke ondersteuning B E S L U I T E N:

5. CONCLUSIES ONDERZOEK

Tabel 1: Type verblijf van dak- en thuislozen uitgesplitst naar centrumgemeente Onderdak Breda N=76 (%) Bergen op Zoom Totaal (N=102)

Bijlage 1. Benadering en respons ten tijde van de tweede meting

Woonmodules bij Kwintes

Monitor dak- en thuislozen en verslaafden Apeldoorn 2006

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?

Geestelijke Gezondheid (19 64 jaar)

Provinciale parels wonen en zorg experiment Woonzorgwijzer Bijeenkomst provincie Zuid Holland 10 mei

TEVREDENHEIDSONDERZOEK KETENPARTNERS SUN GRONINGEN

Kwetsbare burgers in beeld? Workshop Symposium 10 februari 2014 Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Brabant

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen

Wij bieden jongeren een nieuwe start

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

5 Samenvatting en conclusies

Webbijlage 2: Verantwoording gebruikte instrumenten in de vragenlijst

Het Maatschappelijk SteunSysteem als brug tussen GGz en samenleving

Cliëntervaringen Wmo s-hertogengbosch. Nulmeting 2016

Buurtenquête hostel Leidsche Maan

Resultaten interviews met patiënten Vervolgens wordt een korte samenvatting gegeven van de belangrijkste resultaten uit de gelabelde interviews.

Bezoekers van de Kommarin te Assen Wie zijn het, van welke diensten maken ze gebruik en wat is hun mening over de dienstverlening?

SAMENVATTING BOUWSTENEN ZELFMANAGEMENT EN PASSENDE ZORG

llochtone meiden en vrouwen in-zicht

De zorgvignetten EPA nader onderzocht Met data uit meerdere patiëntgebonden regionale registratiebronnen

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009

AWBZ zorg bij Bureau Jeugdzorg (BJz)

Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Zijn / haar hersenletsel

Klanttevredenheidsonderzoek Bureau Wbtv 2015

AARD, OMVANG EN MOBILITEIT VAN PROBLEMATISCHE HARDDRUGSGEBRUIKERS IN ROTTERDAM. Harddrugsgebruikers geregistreerd. S. Biesma. J. Snippe. B.

BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT

Beleidsnotitie Dak- en Thuislozen CSA Aanleiding

Monitor begeleid wonen Twente 2012

WAAR KAN IK HULP VINDEN? Informatie over geestelijke gezondheidsproblemen

De resultaten van het project

Onderzoek Maatschappelijk Steunsysteem stad Utrecht Uitkomsten, oktober 2008

Een verkenning van de toeleiding van vluchtelingen naar de reguliere zorg Praktijkervaringen uit 5 gemeenten

Factsheet 1, oktober 2007

Samenvatting. Onderzoeksvragen

Workshop CANSAS. Voor het ROM Doorbraakproject. Petra Tamis en Annet Nugter GGZ Noord-Holland-Noord

Zwerfjongeren in Nederland: een heldere definitie

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder!

Mijn hersenletsel. Toelichting: Toelichting: Toelichting: Toelichting: Toelichting: Toelichting: Toelichting: Toelichting: Toelichting:

IEDER MENS IS BESTEMD OM VRIJ TE ZIJN TERWILLE GELOOF IN VRIJHEID

GEZONDHEIDSMONITOR JAAR 2016

Het advies van de ASD.

Bemoeizorg Parkstad. Volwassenen

Schakelen naar het juiste recept

Gemeente Winterswijk Wmo klanttevredenheidsonderzoek

Aanpak: Bijzondere Zorg Team. Beschrijving

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Impuls Onderzoekcentrum maatschappelijke zorg

Transcriptie:

ONDERZOEK NAAR DAKLOZE JONGEREN IN DE CENTRUMREGIO ZWOLLE Judith Wolf, Astrid Altena, Milou Christians, Mariëlle Beijersbergen Maart 2010

COLOFON Colofon Project Onderzoek naar dakloze jongeren in de centrumregio Zwolle Opdrachtgever Gemeente Zwolle Financier Gemeente Zwolle Eindverantwoordelijke Prof. dr. J. Wolf Projectleiding Dr. M. Beijersbergen Projectuitvoering Drs. A. Altena, Drs. J. Vocks & M. Christians, MSc copyright Omz St Radboud / Maart 2010

INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave 1 Opzet en uitvoering van het onderzoek... 3 1.1 Achtergrond en doelen... 3 1.2 Onderzoeksgebied en doelgroep... 3 1.3 Onderzoeksvragen... 3 1.4 Onderzoeksactiviteiten... 4 1.5 Leeswijzer... 5 2 Profiel van de jongeren... 6 3 Lichamelijke & psychische gezondheid en middelengebruik... 7 3.1 Lichamelijke gezondheid... 7 3.2 Psychische gezondheid... 7 3.3 Middelengebruik... 7 3.4 Comorbiditeit... 8 4 Relaties & veiligheid... 9 4.1 Relaties... 9 4.2 Veiligheid... 9 5 Kwaliteit van leven... 10 5.1 Subjectieve kwaliteit van leven... 10 5.2 Objectieve kwaliteit van leven... 11 6 Hulpbehoeften en ontvangen zorg... 12 6.1 Hulpbehoeften... 12 6.2 Ontvangen hulp... 12 6.3 Aansluiting vraag en aanbod... 12 6.4 Vraag-aanbod configuraties... 12 6.5 Ervaren baat... 14 6.6 Actueel zorggebruik... 14 7 Woon- en begeleidingswensen... 16 1

INHOUDSOPGAVE 8 Rondetafelgesprek... 18 9 Conclusies en aanbevelingen... 21 9.1 Onderzoek naar zwerfjongeren in Zwolle... 21 9.2 Vergelijking met ander onderzoek naar zwerfjongeren... 21 9.3 Financiën... 22 9.4 Daginvulling en werk... 22 9.5 Sociale contacten... 23 9.6 Lichamelijke en psychische gezondheid... 23 9.7 Veiligheid... 24 9.8 Multidisciplinair en aansluitend bij de situatie en leefwereld van de jongeren... 24 9.9 Aanbod... 25 Literatuur... 26 2

OPZET EN UITVOERING VAN HET ONDERZOEK 1 Opzet en uitvoering van het onderzoek 1.1 Achtergrond en doelen Voor de beleidsontwikkeling inzake de maatschappelijke opvang heeft de gemeente Zwolle behoefte aan meer inzicht in de populatie dakloze jongeren in de centrumregio Zwolle. Het Onderzoekscentrum maatschappelijk zorg van het UMC St Radboud te Nijmegen is daarom gevraagd om onderzoek te doen naar het profiel van deze groep jongeren, alsmede naar de afstemming tussen zorgvraag en zorgaanbod voor deze groep. 1.2 Onderzoeksgebied en doelgroep Het onderzoeksgebied bestrijkt de centrumregio Zwolle, die bestaat uit de gemeenten Zwolle, Kampen, Harderwijk en Harderberg. De jongeren zijn via professionals van (opvang)voorzieningen waar zwerfjongeren gebruik van maken benaderd voor deelname aan het onderzoek (o.a. medewerkers van GGD, Take off en outreachend werkers). Het onderzoek richt zich op jongeren tot 25 jaar met meervoudige problemen, die dakloos zijn of (zonder hun ouders) in de opvang verblijven (definitie zwerfjongeren VWS, 2004). Het gaat hierbij zowel om feitelijk als residentieel dakloze jongeren. - Feitelijk dakloze jongeren beschikten in de maand voorafgaand aan het onderzoek Niet over een eigen woonruimte en waren voor hun overnachting vooral aangewezen op straat of op een kortdurend verblijf in laagdrempelige opvangvoorzieningen in de maatschappelijke opvang of verbleven tijdelijk bij familie, vrienden of kennissen. - Residentieel dakloze jongeren stonden de maand voorafgaand aan het onderzoek als bewoner ingeschreven bij instellingen voor maatschappelijke opvang. Het gaat hierbij om (zicht)pensions, vormen van begeleid wonen en dergelijke. 1.3 Onderzoeksvragen Het onderzoek geeft antwoord op de volgende vragen: 1. Wat is het profiel van de door de opvang bereikte groepen feitelijk dakloze jongeren en residentieel dakloze jongeren in termen van sociaaldemografische kenmerken, kwaliteit van leven, gezondheid, middelengebruik en woon/begeleidingswensen? 2. Wat is er bij jongeren in de opvang aan zorg nodig en in hoeverre wordt hierin voorzien? 3

OPZET EN UITVOERING VAN HET ONDERZOEK 1.4 Onderzoeksactiviteiten Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen zijn de volgende onderzoeksactiviteiten uitgevoerd: - Interviews met zwerfjongeren in de centrumregio Zwolle - Een rondetafelgesprek met professionals Interviews Tijdens de eerste interviewperiode (april 2009) zijn er 13 jongeren geïnterviewd. De respons was dermate laag uitgevallen dat er besloten is om in een tweede ronde nogmaals jongeren te benaderen (vanaf augustus 2010). In de eerste interviewronde is met trajectbegeleiders van de GGD Zwolle overeengekomen dat zij de jongeren zouden benaderen voor deelname aan het onderzoek. Deze jongeren werden uitgenodigd om bij de GGD te komen voor een interview. Geen enkele jongere is gekomen om geïnterviewd te worden. Er zijn in Zwolle en omgeving posters opgehangen bij locaties waar we jongeren verwachtten aan te treffen. Dit bleek onvoldoende wervend. De tweede interviewronde hebben we jongeren op een andere manier benaderd: Zij werden via een trajectbegeleider (of andere werker) persoonlijk benaderd, waarbij de jongeren een flyer kregen met de vraag of ze hun telefoonnummer konden opschrijven. Wij konden vervolgens contact met hen opnemen. Bovendien zijn er nogmaals posters opgehangen bij voorzieningen maar ook bij andere instanties, zoals het CWI en AMW. Daarnaast is bij de GGD afgesproken om het interview te plannen na een begeleidingsafspraak (na toestemming van de jongere). Uiteindelijk resulteerde deze interviewronde in nog eens 13 interviews. 16 jongeren die we (of een medewerker) hebben benaderd wilden niet meewerken aan het onderzoek (respons van 62%). Redenen die ze hiervoor aangaven waren voornamelijk: geen zin/interesse of het interview duurde te lang. Het afnemen van een interview duurde maximaal anderhalf uur en na afloop van een volledig interview ontvingen de jongeren 10 euro vergoeding. De interviews bestonden uit een mondeling gedeelte aan de hand van een gestructureerde vragenlijst en een schriftelijk gedeelte in de vorm van een zelfrapportage. De onderstaande gestandaardiseerde (internationale) instrumenten zijn gebruikt: - De Center for Epedimiological Studies Depression Scale (Ces-D; Radloff, 1977; Hanewald, 1987) - De verkorte kwaliteit van levenlijst van Lehman (Lehman, 1995) - Het Quality of Life and Care instrument (Wennink e.a., 2004) - International Classification of Diseases (ICD) (Reinking e.a., 1998) 4

OPZET EN UITVOERING VAN HET ONDERZOEK Rondetafelgesprek In november 2009 is een rondetafelgesprek gehouden met zes professionals. De professionals zijn werkzaam bij verschillende organisaties waar de jongeren zijn geworven. Onderwerpen tijdens dit gesprek waren onder meer: passende begeleiding en opvang voor zwerfjongeren en de afstemming tussen vraag en aanbod bij deze groep. Door dit gesprek is niet alleen vanuit het perspectief van de jongeren maar ook vanuit het perspectief van werkers de situatie van de populatie zwerfjongeren in kaart gebracht. 1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden de sociaal-demografische kenmerken en bestaansvoorwaarden van de jongeren beschreven. In hoofdstuk 3 staat de gezondheid van de jongeren en hun middelengebruik centraal. Relaties en veiligheid komen aan de orde in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 beschrijft de kwaliteit van leven en in hoofdstuk 6 wordt besproken in hoeverre de zorgbehoeften en ontvangen zorg op elkaar zijn afgestemd. Hoofdstuk 7 gaat in op de woonen begeleidingswensen van de jongeren. Hoofdstuk 8 doet verslag van het rondetafelgesprek met professionals. In het laatste hoofdstuk staan de conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek. 5

PROFIEL VAN DE JONGEREN 2 Profiel van de jongeren In totaal zijn er 26 jongeren geïnterviewd. Het grootste deel van deze jongeren is man (63%). De gemiddelde leeftijd van de jongeren is 22 jaar (de jongste is 18 en de oudste is 25 jaar). Bijna driekwart van de geïnterviewde jongeren (73%) was ten tijde van het interview residentieel dakloos, 27% was feitelijk dakloos. 58% van de jongeren was ooit in hun leven feitelijk dakloos, gemiddeld bijna twee jaar. Op het moment van het interview verbleven de jongeren gemiddeld ongeveer driekwart jaar in de voorziening of ontvingen zij begeleiding vanuit de voorziening (range 0-3 jaar). Bijna de helft (46%) van de jongeren heeft de woonsituatie verlaten wegens lichamelijke, emotionele en/of seksuele mishandeling. Andere redenen waarom de woonsituatie werd verlaten zijn: veel ruzie (73%), slecht contact met (stief)vader (46%) en door ouders/opvoeders uit huis zijn gezet (46%). Van de jongeren is 35% allochtoon, dat wil zeggen dat zij voldoen aan de CBS-definitie; één of beide ouders zijn niet in Nederland geboren. Op een enkele uitzondering na zijn de jongeren ongehuwd (96%). Bijna een kwart van de jongeren (23%) heeft één of meer kinderen. Op de vraag wat de hoogst voltooide opleiding is, antwoordde 31% van de jongeren geen of lager onderwijs. Bijna de helft (46%) rondde een vorm van middelbaar onderwijs af en 23% voltooide een vorm van vervolgonderwijs. 62% van de jongeren geeft aan op het moment van het interview schulden te hebben. Deze schulden variëren van 600 tot 15.000 euro. De gemiddelde schuld bedraagt 6.686 euro. De helft van de jongeren zegt geen vaste daginvulling te hebben. Van de jongeren met een vaste daginvulling (50%) volgt 23% een opleiding en 19% heeft een betaalde baan. 6

LICHAMELIJKE & PSYCHISCHE GEZONDHEID EN MIDDELENGEBRUIK 3 Lichamelijke & psychische gezondheid en middelengebruik 3.1 Lichamelijke gezondheid Tweederde (65%) van de jongeren had in de dertig dagen voorafgaand aan het interview last van lichamelijke klachten. Gemiddeld hebben zij twee lichamelijke klachten. Het gaat dan voornamelijk om klachten aan spieren/skelet/bindweefsel, zoals rugpijn (42%) en klachten aan het zenuwstelsel en de zintuigen, bijvoorbeeld hoofdpijn (31%). Daarnaast geeft een derde (35%) van de jongeren aan in de genoemde periode last te hebben gehad van gebitsklachten. 3.2 Psychische gezondheid In dit onderzoek is ook naar de psychische gezondheid van de jongeren gevraagd. De helft van de jongeren (52%) vertoont symptomen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een depressie. Zo gaf 24% van de jongeren aan zich zelden of nooit even veel waard te voelen als anderen. Bijna een derde (29%) van de jongeren was zelden of nooit hoopvol gestemd over de toekomst. Gedurende het afgelopen half jaar heeft 27% van de jongeren een periode van twee weken of langer gekend, waarin hij of zij het gevoel had dood te willen zijn. Een vijfde (19%) heeft in deze periode twee weken of langer gedachten aan zelfmoord gehad. Ruim tweevijfde (42%) van de jongeren geeft aan ooit in zijn of haar leven een zelfmoordpoging te hebben gedaan. 3.3 Middelengebruik Ongeveer de helft van de jongeren (46%) geeft aan (bijna) dagelijks cannabis te gebruiken. Het gebruik van andere middelen komt weinig voor: één jongere (4%) geeft aan (bijna) dagelijks cocaïne te gebruiken, ook gebruikt één jongere (bijna) dagelijks medicijnen voor roes en eveneens één jongere gebruikt (bijna) dagelijks amfetamines. Verder drinkt een kwart van de jongeren (26%) minstens één keer per week 6 of meer glazen alcohol. Volgens het CBS is er in dat geval sprake van zwaar alcoholgebruik (STATLINE, CBS). 7

LICHAMELIJKE & PSYCHISCHE GEZONDHEID EN MIDDELENGEBRUIK 3.4 Comorbiditeit Wanneer lichamelijke problemen, depressie en/of middelengebruik gecombineerd voorkomen, spreken we van comorbiditeit: 28% van de jongeren heeft problemen op twee gebieden en 32% heeft problemen op alle drie de gebieden. Bij de jongeren die problemen ervaren op twee gebieden, komen de volgende combinaties van problemen voor: lichamelijke en depressieve klachten (38%), lichamelijke klachten en middelengebruik (38%) en depressieve klachten en middelengebruik (25%). 8

RELATIES & VEILIGHEID 4 Relaties & veiligheid 4.1 Relaties Bijna de helft (46%) van de jongeren heeft minstens één keer per week telefonisch contact met familie. Minstens één keer per dag wordt er door 42% van de jongeren gebeld met vrienden. Een meerderheid van de jongeren (64%) geeft aan één keer per maand of vaker familie te ontmoeten. Ontmoetingen met vrienden komen frequenter voor: 54% van de jongeren ziet hun vrienden minstens één keer per week, 19% ziet ze iedere dag. Ook zijn er jongeren die aangeven nooit familie (12%) of vrienden en kennissen (8%) te ontmoeten. Aan de jongeren is gevraagd op een schaal van 1 (nooit) tot en met 5 (altijd) aan te geven of zij steun ervaren van familie en/of vrienden. De ervaren steun van vrienden of kennissen is gemiddeld hoger dan de ervaren steun van familie. Vrienden of kennissen staan bijvoorbeeld vaker dan familie klaar om naar de jongeren te luisteren: de scores zijn respectievelijk 3.8 en 3.1 (3 = soms, 4 = vaak ). Ook staan vrienden/kennissen vaker dan familie klaar om een leuke tijd met de jongere te hebben: de scores zijn respectievelijk 3.8 en 2.7. 4.2 Veiligheid Vier tiende deel van de jongeren (39%) is in het jaar voorafgaand aan het interview slachtoffer geweest van een misdrijf 1 : - Bij 23% ging het om een gewelddadig misdrijf, zoals mishandeling, verkrachting of een overval. - Bij 27% om een niet-gewelddadig misdrijf, zoals inbraak of diefstal. Een derde van de jongeren (35%) is gedurende het afgelopen jaar gearresteerd of opgepakt vanwege een mogelijk misdrijf. 1 Sommige jongeren waren zowel het slachtoffer van een gewelddadig als niet-gewelddadig misdrijf. 9

KWALITEIT VAN LEVEN 5 Kwaliteit van leven 5.1 Subjectieve kwaliteit van leven De kwaliteit van leven zoals de jongeren die zelf op diverse leefgebieden ervaren is uitgedrukt in een 7-puntsschaal (lopend van 1 = vreselijk tot 7 = prima). De algemene levenskwaliteit ervaren de jongeren als niet slecht, niet goed tot redelijk (4.5). Het meest tevreden zijn de jongeren over hun weerbaarheid (5.7) en huishouding/zelfverzorging (5.6) (6 = goed ). Het minst tevreden zijn de jongeren over hun financiën (3.7) en de relatie met hun familie (3.7) (4 = niet slecht, niet goed ). Tabel 5.1 Subjectieve kwaliteit van leven indicatoren Totaal (N = 26) Gemiddelde (SD) Algemene levenskwaliteit 2 4.5 1.2 Huishouding 4.5 1.7 Huishouding/zelfverzorging 5.6 1.2 Financiën 3.7 1.9 Daginvulling 4.9 1.5 Lichamelijke gezondheid 5.0 1.9 Psychische gezondheid 4.6 1.7 Relatie met familie 3.7 2.1 Sociale contacten 5.4 1.3 Veiligheid 5.5 1.1 Weerbaarheid 5.7 1.1 2 Dit is met behulp van twee vragen naar algemene kwaliteit van leven gemeten. 10

KWALITEIT VAN LEVEN 5.2 Objectieve kwaliteit van leven De objectieve kwaliteit van leven wordt aan de hand van enkele feitelijke indicatoren bepaald. Een deel van deze indicatoren is eerder in dit rapport aan de orde geweest. Samenvattend: - De jongeren hebben vrij regelmatig contact met vrienden of kennissen. Dit geldt in iets mindere mate ook voor het contact met familie (64% ontmoet familie één keer per maand of vaker, 54% ziet hun vrienden minstens één keer per week, 19% ziet ze iedere dag). - Een hoog percentage van de jongeren (39%) is het afgelopen jaar slachtoffer geworden van een misdrijf. - Een derde (35%) van de jongeren is in verband gebracht met het plegen van een mogelijk misdrijf. - De helft van de jongeren heeft ten tijde van het interview geen vaste daginvulling. Het grootste deel van de jongeren met een daginvulling volgt een opleiding (23%) of heeft een betaalde baan (19%). Het merendeel van de jongeren (62%) geeft aan schulden te hebben. Het gemiddelde bedrag aan schulden is 6.686 euro 11

HULPBEHOEFTEN EN ONTVANGEN ZORG 6 Hulpbehoeften en ontvangen zorg De hulpbehoeften van de jongeren en de door hen ontvangen hulp zijn op achttien leefgebieden geïnventariseerd. 6.1 Hulpbehoeften De leefgebieden waar de jongeren vooral hulp bij willen zijn: - Financiën 89% - Huisvesting 85% - Gebitsproblemen 69% - Psychische gezondheid 58% - Vinden van (betaald) werk 54% De jongeren leggen duidelijk prioriteit bij hulp bij bestaansvoorwaarden en gezondheid. 6.2 Ontvangen hulp De jongeren zeggen vooral hulp te krijgen bij hun: - Financiën 77% - Huisvesting 69% - Gebitsproblemen 46% - Dagbesteding 35% - Psychische gezondheid 35% De jongeren ontvangen vooral hulp bij hun bestaansvoorwaarden en gezondheid. 6.3 Aansluiting vraag en aanbod De leefgebieden waarop de meeste hulp wordt ontvangen zijn ook de gebieden waarop de meeste hulpbehoeften geformuleerd zijn. Echter, het percentage gewenste hulp ligt regelmatig hoger dan het percentage ontvangen hulp. 6.4 Vraag-aanbod configuraties Door gegevens over gewenste en gekregen hulp te combineren, kunnen vier configuraties worden samengesteld, namelijk a) hulp gewenst en ontvangen, b) hulp gewenst en niet ontvangen, c) geen hulp gewenst, wel hulp ontvangen en d) geen hulp gewenst en geen hulp ontvangen. Bij de eerste en laatste configuratie is er sprake van een match in hulpvraag en aanbod. Wanneer de jongeren geen hulp wensen, maar deze wel ontvangen, dan hebben ze te maken met ongevraagde bemoeienis. Hebben de jongeren wel behoefte aan hulp, maar ontvangen ze deze niet, dan is er sprake van onvervulde hulpbehoeften. Een belangrijke 12

HULPBEHOEFTEN EN ONTVANGEN ZORG kanttekening hierbij is dat de gegevens gebaseerd zijn op zelfrapportage van de jongeren. Vanuit de visie van een hulpverlener kan de afstemming tussen vraag en aanbod er anders uitzien. - Met name bij financiën (73%) en huisvesting (65%) is er een match tussen de gewenste hulp en de ontvangen hulp. In mindere mate is die match er ook bij gebitsproblemen (42%) en de psychische gezondheid (34%). - Bij circa de helft van de leefgebieden geven één of meerdere jongeren aan te maken te hebben met ongevraagde bemoeienis. Deze ongevraagde bemoeienis is het grootst bij het huishouden (12%). Op de andere gebieden - huisvesting, financiën, vinden van werk, dagbesteding, relatie met familie, eigen veiligheid en het gebit - geeft telkens één jongere (4%) aan dat er hulp wordt geboden terwijl hij/zij er niet om heeft gevraagd. - Op vrijwel alle gebieden zijn er onvervulde hulpbehoeften. De jongeren wensen hulp, maar krijgen geen hulp bij met name het vinden van werk (35%), gebitsproblemen (27%) en hun psychische (23%) en lichamelijke gezondheid (23%). - Veel voorkomend op vrijwel alle leefgebieden, met uitzondering van huisvesting en financiën, is dat jongeren geen hulp willen en die ook niet krijgen. Het meest in het oog springend is de combinatie geen hulp gewenst-geen hulp ontvangen bij de bescherming van anderen tegen dreigend of lastig gedrag van de jongere zelf. Deze combinatie komt echter ook voor bij bijvoorbeeld de relatie met familie en sociale contacten, terwijl bekend is dat jongeren vaak een problematische relatie met de familie hebben en ook vaak in een sociaal isolement verkeren. Figuur 6.2 vraag- aanbod configuraties Huisvesting Huishoudelijke taken Zelfverzorging Financiën Het vinden van werk Dagbesteding Basisvaardigheden Relatie met familie Sociale contacten Eigen veiligheid Veiligheid anderen Lichamelijke gezondheid Psychische gezondheid Alcoholgebruik Drugsgebruik Het gebit Voeding 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Hulp gewenst en ontvangen Onvervulde hulpbehoeften Ongevraagde bemoeienis Hulp niet gewenst en niet ontvangen 13

HULPBEHOEFTEN EN ONTVANGEN ZORG 6.5 Ervaren baat Aan de jongeren is gevraagd of hun situatie is verbeterd, verslechterd of gelijk gebleven sinds zij in de opvang verblijven of hulp ontvangen. De meerderheid van de jongeren vindt de situatie op veel leefgebieden verbeterd: daginvulling (69%), financiële situatie (58%), huisvesting (54%), huishouden (50%), psychische gezondheid (50%) en weerbaarheid (50%). Geen verschil nemen de jongeren waar in relatie tot hun veiligheid (81%), lichamelijke gezondheid (54%) en familierelaties (50%). Verslechteringen komen vooral voor bij de huisvesting (31%), sociale contacten (23%) en psychische gezondheid (19%). Opvallend is dat 31% van de jongeren hun huisvesting vindt verslechterd en 54% die verbeterd vindt. Figuur 6.3 Ervaren baat Huisvesting Huishouden Financiën Dagbesteding Relatie met familie Sociale contacten Veiligheid Lichamelijke gezondheid Psychische gezondheid Weerbaarheid Verbeterd Hetzelfde gebleven Verslechterd 0% 20% 40% 60% 80% 100% 6.6 Actueel zorggebruik Aan de jongeren is gevraagd of zij gebruik hebben gemaakt van psychiatrische zorg, verslavingszorg, medische zorg en de hulp van andere instanties. Een derde van de jongeren (31%) heeft het afgelopen half jaar gebruik gemaakt van de ambulante geestelijke gezondheidszorg en nog geen 10% is opgenomen geweest in een psychiatrisch ziekenhuis. Daarnaast is 12% van de jongeren in de afgelopen zes maanden 14

HULPBEHOEFTEN EN ONTVANGEN ZORG opgenomen geweest in een instelling van de verslavingszorg en 4% maakte in die periode gebruik van de ambulante verslavingszorg. Van de medische zorg is het meest gebruik gemaakt in de zes maanden voorafgaand aan het interview. Driekwart van de jongeren (77%) heeft in de afgelopen zes maanden een huisarts bezocht en 19% maakte gebruik van sociaal medische spreekuren. 46% van de jongeren heeft in deze periode een ziekenhuis bezocht (incl. polibezoek). In de dertig dagen voorafgaand aan het interview zegt 31% van de jongeren een huisarts te hebben bezocht. Opvallend is dat een kwart van de jongeren (27%) in de afgelopen twee jaar géén hulp gekregen heeft van een tandarts. Andere dienstverlenende instanties waarop in de zes maanden voorafgaand aan het interview regelmatig een beroep is gedaan zijn onder andere: (begeleid) zelfstandig wonen (50%), de politie (39%), GG&GD (31%), algemeen maatschappelijk werk (27%) en rechtshulp (23%). 15

WOON- EN BEGELEIDINGSWENSEN 7 Woon- en begeleidingswensen Het merendeel van de jongeren wil het liefst in een woning (54%) of appartement (27%) wonen. Een zeer klein deel zou bij familie of vrienden willen wonen (4%) of in een kamer in een voorziening (4%). Eén jongere (4%) woont al zoals hij of zij zou willen, het grootste deel van de overige jongeren denkt dat het nog één tot twee jaar zal duren voordat de gewenste woonsituatie is bereikt. Een groot deel van de jongeren (81%) wil graag dat familie of bekenden bij hen in de buurt wonen. 12% van de jongeren geeft aan geen begeleiding te willen hebben. Het merendeel wil graag begeleiding (88%); 46% op afroep, dat is als hij/zij daar zelf om vraagt, en 42% op afspraak. Van de jongeren die begeleiding wenst, wil bijna de helft (48%) één of meerdere keren per week begeleiding. Het zelfde aantal jongeren (48%) wil graag minder frequent begeleiding: één keer per twee weken tot één keer per maand. Eén jongere (4%) wenst minder dan één keer per maand begeleiding. Van de jongeren die begeleiding wensen, denkt 29% korter dan een jaar begeleiding nodig te hebben. 38% van de jongeren denkt langer dan een jaar begeleiding nodig te hebben en een derde (33%) geeft aan het moeilijk te vinden in te schatten hoe lang ze begeleiding nodig hebben. Aan de hand van 22 items zijn de woonwensen van de jongeren in kaart gebracht. De jongeren werd gevraagd op een vijfpuntsschaal aan te geven hoe belangrijk ze een bepaald item vonden (1 = helemaal niet belangrijk tot 5 = erg belangrijk). Op basis van deze items zijn vier schalen gemaakt die verwijzen naar verschillende thema s op het gebied van wonen. Het gaat hierbij om de volgende thema s: - Sociale milieu (bijv. mogelijkheid tot deelname aan activiteiten met anderen en mogelijkheid tot sociale ontmoetingen) - Woonruimte (bijv. eigen woonkamer en een gelegenheid voor persoonlijke verzorging) - Veiligheid (bijv. veiligheid in woonruimte en in de woonomgeving) - Ruimte voor bezoek (om te ontvangen en te laten logeren) 16

WOON- EN BEGELEIDINGSWENSEN Het thema woonruimte wordt door de jongeren gemiddeld als het meest belangrijk gezien (4.4). Daarop volgen ruimte voor bezoek (4.3) en veiligheid (3.9). Het sociale milieu wordt gemiddeld als het minst belangrijk beschouwd (3.1). Een top vijf van zaken die jongeren gemiddeld het belangrijkste vinden over alle 22 items, zijn: - Gelegenheid voor persoonlijke verzorging (4.8) - Een eigen sleutel van de woonruimte (4.7) - Veiligheid in de woonruimte (4.6) - Ruimte om eigen bezoek te ontvangen (4.5) - Rust (4.5) 17

RONDETAFELGESPREK 8 Rondetafelgesprek In november is er een rondetafelgesprek geweest met professionals die vanuit verschillende invalshoeken met de groep zwerfjongeren in aanraking komen (o.a. vertegenwoordigers van Tactus, Take off en Iriszorg). Tijdens deze bijeenkomst zijn de resultaten van het onderzoek teruggekoppeld en getoetst aan hun visie om zodoende een volledig beeld te krijgen van de groep zwerfjongeren. Op de agenda stonden verschillende onderwerpen, zoals welke zorg is er nodig bij zwerfjongeren en in hoeverre wordt hierin voorzien. Welke factoren zijn van invloed op het uitvoerende werk met zwerfjongeren? Welke huisvestings- en begeleidingsvormen passen het best bij deze groep? Bij aanvang van het rondetafelgesprek is er gesproken over de geringe non-respons. Het in contact komen met jongeren wordt door henzelf ook als zeer moeilijk ervaren. Het verbaast hen dan ook niet dat het lastig was om voor dit onderzoek jongeren te bereiken. Enkele reacties op basis van de resultaten van het onderzoek: - De allochtone jongeren die geïnterviewd zijn, valt klein uit volgens een professional. Naar verwachting is deze groep groter. - De psychische problematiek wordt hoger ingeschat dan uit de resultaten naar voren is gekomen. Een schatting is dat 80% van de jongeren psychiatrische symptomen heeft en 50 tot 60% een psychiatrisch beeld, maar vaak wordt dit niet systematisch onderzocht, aldus een professional. - Ook het percentage jongeren dat drugs en alcohol gebruikt vindt men laag: Er zijn bijna geen jongeren meer die geen drugs gebruiken. Opgemerkt wordt dat jongeren blowen vaak niet zien als gebruiken. - Het feit dat jongeren zichzelf weerbaar vinden is niet verbazingwekkend volgens de professionals: Het zegt iets over het vermogen van de doelgroep om naar zichzelf te kijken. Er wordt aangegeven dat de groep maar weinig zicht heeft op de eigen situatie en problematiek: Ze zijn goed in overleven - Dat bijna 50% van de jongeren in het verleden enige vorm van mishandeling heeft ervaren, vindt een professional hoog. 18

RONDETAFELGESPREK Welke factoren zijn van invloed op het uitvoerende werk met zwerfjongeren? Allereerst wordt er in de hulpverlening ingezet op bestaansvoorwaarden (financiën, huisvesting): Het stabiliseren en reguleren heeft prioriteit om vervolgens op andere leefgebieden aan de slag te kunnen. Vaak loopt het al mis bij het regelen van praktische zaken. Er wordt een voorbeeld gegeven van het aanvragen van een ID-kaart. Wanneer jongeren geen ID kaart hebben kunnen ze zich niet inschrijven op een adres. De jongeren hebben (vaak) hoge schulden en geen geld om dit te kunnen betalen. Met als gevolg dat er een noodfonds aangesproken moet worden om de kosten hiervan te financieren. Hierin gaat veel tijd zitten. Het gaat hier om basisvoorwaarden (wet- en regelgeving) en deze moeten op orde zijn aldus een professional. De zorg moet laagdrempelig en snel zijn. Jongeren twee maanden of langer op een wachtlijst hebben werkt contraproductief en mag daarom niet voorkomen. Met behulp van een andere casus wordt dit beeld bevestigd. Een jongere die in behandeling wilde bij Tactus, maar geen financiële middelen had om op de betreffende locatie te komen, is uit noodzaak door een hulpverlener gebracht met de auto. Met als gevolg dat de geïndiceerde uren (CIZ) voor deze jongere al verstreken waren toen zij op de bestemming aankwamen. Algemeen wordt onderkend dat regelgeving en wetgeving versoepeld dienen te worden. Het betreft hier ook regels om toegelaten te worden bij een voorziening. Wat is er bij zwerfjongeren aan zorg nodig en hoe wordt hierin voorzien? Aangegeven wordt dat het hele scala aan zorg nodig is voor deze groep jongeren, waaronder ook gespecialiseerde hulp. De manier waarop de hulp nu wordt geboden past volgens de professionals niet bij de leefwereld en de zwaarte van de problematiek van de jongeren. De huidige hulpverlening wordt als hoogdrempelig gezien: Jongeren willen niet geëtiketteerd worden (behandelplan, AWBZ) en hebben vaak veel weerstand om in behandeling te gaan. Bovendien komt het regelmatig voor dat afspraken door een hulpverlener geannuleerd worden omdat jongeren te laat op de afspraak verschijnen. Het zeer streng werken met agenda s werkt niet bij deze doelgroep. De professionals geven aan dat door strikt vast te houden aan de regels je jongeren kwijtraakt. De hulpverlening staat of valt volgens hen met de flexibiliteit van een individuele werker, of dat nu een wijkagent is of een medewerker bij de sociale dienst. Er zijn betrokken flexibele mensen nodig die buiten de gebaande paden durven te lopen. De outreachend werkers geven tijdens de bijeenkomst aan dat ze zich beperkt voelen om jongeren daadwerkelijk op te kunnen zoeken. Juist dit is nodig om alle jongeren in beeld te krijgen. 19

RONDETAFELGESPREK Welke huisvestings- en begeleidingsvormen passen het best bij deze groep? Er wordt een hiaat gesignaleerd in het huidige aanbod van opvangmogelijkheden, zowel in kwantiteit als in kwaliteit. Zo wordt er een crisisopvang voor jongeren gemist, waar jongeren vanaf straat en zonder contra-indicaties kunnen verblijven (eventueel met gradaties om door te kunnen stromen) en een plek waar jongeren gewoon kunnen zijn en tot rust kunnen komen zonder dat ze overvraagd worden (dagopvang). De jongeren komen vaak uit zeer moeilijke en kwetsbare situaties en het opnieuw aanhaken -wanneer je een tijd buiten het systeem hebt gefunctioneerd- is ongelooflijk lastig. Op het moment dat hulpverleners in contact komen met een jongere, komt die jongere vaak in een molen van hulpverlening terecht en juist daarom hebben zij er behoefte aan om gewoon ergens te zijn zonder van alles te hoeven doen. Een eigen woning -zoals de jongeren wensen- wordt door de professionals als een brug te ver gezien. Wenselijk vinden zij een kleinschalig sociaal pension met eigen voorzieningen (keukentje, badkamer et cetera) met een gezamenlijke laagdrempelige woonkamer (vergelijkbaar met kamertraining). Ook op het gebied van nazorg valt er nog veel te winnen. Dit is in zijn geheel niet aanwezig, maar is essentieel voor jongeren om maatschappelijk aan te kunnen haken en terugval te voorkomen. Er moet zowel aandacht zijn voor instroom, doorstroom als voor terugval mogelijkheden. Hulp moet laagdrempelig zijn en jongeren moeten er snel terecht kunnen. Daarnaast moeten er doorstroommogelijkheden zijn - jongeren moeten perspectief hebbenmaar ook de mogelijkheid om op voorzieningen terug te vallen indien nodig. Een andere beperking van het aanbod betreft de buitendorpen van Zwolle. Sommige jongeren worden hierdoor genoodzaakt om vanuit de buitendorpen naar Zwolle toe te gaan waardoor ze, als het ware, uit hun sociale netwerk worden getrokken. In Zwolle zijn zij dan vooral aangewezen op de Herberg, waar men zich meer richt op de opvang van volwassen dak- en thuislozen. Door verplichtingen die gekoppeld zijn aan het verkrijgen van een uitkering zijn zij afhankelijk van de voorzieningen in Zwolle. Dit wordt als zeer onwenselijk ervaren. 20

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 9 Conclusies en aanbevelingen In dit laatste hoofdstuk wordt eerst het uitgevoerde onderzoek naar zwerfjongeren in Zwolle besproken. Vervolgens wordt een vergelijking op hoofdlijnen gemaakt tussen de gegevens uit de survey onder de zwerfjongeren in Zwolle en die zijn verzameld in andere surveys elders in Nederland. Daarna worden de belangrijkste bevindingen van onderhavig onderzoek besproken en worden aanbevelingen gedaan. 9.1 Onderzoek naar zwerfjongeren in Zwolle De opzet van het onderzoek was het doen van interviews met 60 jongeren. Het is helaas niet gelukt dit aantal te realiseren. Hiervoor zijn verschillende redenen aan te halen. Ten eerste zijn er weinig laagdrempelige opvangvoorzieningen in Zwolle waar jongeren verblijven. Volgens een medewerker zoeken jongeren vooral een onderkomen bij elkaar of bij kennissen of familie. Jongeren hebben geen vaste verblijfplek en zijn daarom moeilijk te vinden. Dit is niet alleen lastig voor de interviewers maar ook voor de werkers zelf, aldus een professional. De locaties waar deze jongeren benaderd kunnen worden zijn dus beperkt. Daarnaast waren de onderzoekers voor de benadering van de jongeren grotendeels afhankelijk van de werkers die met deze groep in aanraking komen. Dit betekende dat de onderzoekers vaak via een tussenpersoon een afspraak met jongeren moesten bewerkstelligen. Deze indirecte vorm van benaderen past niet goed bij deze groep en maakte ook dat de onderzoekers niet de gelegenheid hadden om zelf de jongeren te motiveren om mee te werken. Wanneer er afspraken waren gemaakt, werden die soms weer afgezegd of bleken jongeren niet aanwezig (bijvoorbeeld omdat ze in detentie waren). Volgens een schatting van de algemene rekenkamer (2007) zijn er ongeveer 75 zwerfjongeren in de gemeente Zwolle. In dit onderzoek zijn 26 jongeren geïnterviewd, dat is 35% van het geschatte totale aantal. Niet is precies aan te geven in hoeverre de in dit onderzoek geïnterviewde jongeren een getrouwe afspiegeling vormen van het totaal aantal zwerfjongeren in Zwolle. Alleen de bereikbare jongeren zijn geïnterviewd. Desalniettemin geven de interviewresultaten een redelijk scherp beeld van het profiel en de situatie en kwaliteit van leven van deze kwetsbare groep. 9.2 Vergelijking met ander onderzoek naar zwerfjongeren Op bepaalde punten worden de gegevens uit de interviews met jongeren vergeleken met die uit eerdere onderzoeken naar zwerfjongeren, namelijk in Zeeland (Jansen, Mensink & Wolf, 2007) en in Utrecht (Beijersbergen, Jansen & Wolf, 2008). 21

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Depressieve symptomen komen bij de zwerfjongeren in Zwolle minder voor (52%) dan bij de zwerfjongeren in Utrecht (65%). Het aantal zelfmoordpogingen was in deze laatste groep beduidend lager (42% in Zwolle en 23% in Utrecht). In Zeeland had tweederde van de feitelijk dakloze jongeren last van depressieve symptomen en 58% van de residentieel dakloze jongeren. Het bijna dagelijkse cannabisgebruik door 46% van de jongeren is vergelijkbaar met dat bij de zwerfjongeren in Utrecht (53%). In Zeeland was dit percentage lager (30%). Wat betreft de veiligheid blijkt van de jongeren in Zwolle 39% slachtoffer te zijn geweest van een (gewelddadig of niet-gewelddadig) misdrijf en is 35% voor een strafbaar feit opgepakt of gearresteerd. In Utrecht was dit respectievelijk 29% en 56% en in Zeeland respectievelijk 48% en 16%. De algemene kwaliteit van leven van de jongeren in Zwolle is met een gemiddelde score van 4.5 hoog in vergelijking met die van jongeren in Zeeland (3.7) en Utrecht (4.0). Hierna volgen de belangrijkste bevindingen van het onderzoek met daarbij enige aanbevelingen. 9.3 Financiën De jongeren zijn het meest ontevreden over hun financiële situatie en hun behoefte aan hulp is het grootst op dit gebied. Hoewel gegevens over inkomsten en uitgavenpatronen niet beschikbaar zijn, kan op basis van de schulden (62% heeft schulden; gemiddeld 6.686 euro, range 600-15.000 euro) gesteld worden dat er inderdaad sprake is van een problematische financiële situatie. Een meerderheid van de jongeren ontvangt hulp bij hun financiële situatie en meer dan de helft geeft aan dat hun situatie verbeterd is sinds zij in de opvang verblijven of hulp krijgen bij hun financiën. Een vorm van (schuld)hulpverlening wordt dus geboden. Toch is de gewenste hulp groter dan de geboden hulp op dit gebied. Bovendien ervaart een deel van de jongeren tijdens de opvang- of begeleidingsperiode weinig baat op dit terrein. Nog meer aandacht voor deze problematiek is dus noodzakelijk. 9.4 Daginvulling en werk Volgens de jongeren ontvangen zij vooral hulp bij de verbetering van basale bestaansvoorwaarden, (zoals huisvesting, financiën) en in mindere mate bij hun gezondheid. Deze hulp is essentieel, maar daarnaast is het erg belangrijk dat jongeren (weer) aansluiting vinden bij de maatschappij. Het hebben van een zinvolle dagbesteding kan hierbij een belangrijke rol spelen. Uit dit onderzoek komt naar voren, dat de helft van de jongeren geen zinvolle daginvulling heeft. Het begeleiden van de jongeren naar bijvoorbeeld opleidingen, 22

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN cursussen, (vrijwilligers)werk en hobby s, verdiend dus nadrukkelijk de aandacht. Hiermee kan ook aangesloten worden bij de behoefte van een flinke groep jongeren aan hulp bij het vinden van werk (35% van de jongeren heeft onvervulde hulpbehoeften op dit gebied). 9.5 Sociale contacten Naast het hebben van een zinvolle dagbesteding is een sociaal netwerk een belangrijke voorwaarde voor sociale inbedding en het vinden van aansluiting bij de maatschappij. Over het algemeen hebben de jongeren vrij regelmatig contact met familie, vrienden of kennissen. De steun die zij echter van hun familie ervaren is beperkt. Ook geeft bijna een kwart van de jongeren aan dat hun sociale contacten verslechterd zijn, sinds ze in de opvang verblijven of begeleiding ontvangen. Mogelijk houdt dit verband met de door professionals gesignaleerde noodzaak dat jongeren uit randdorpen naar Zwolle moeten verhuizen door gebrek aan voorzieningen buiten de centrumgemeente. Waar mogelijk moeten jongeren opgevangen worden in de buurt van bekenden en familie. Gezien het belang van een sociaal netwerk bij de (re)integratie in de maatschappij, is aandacht voor het aangaan, behouden en versterken van sociale relaties en familierelaties noodzakelijk. Uit dit onderzoek komt naar voren dat juist als het om de relaties gaat er veel in het midden blijft liggen: de jongeren vragen hier geen hulp bij en krijgen die ook niet (zie uitkomst vraag-aanbod configuraties). 9.6 Lichamelijke en psychische gezondheid De (ervaren) lichamelijke gezondheid van de jongeren is zorgelijk. Twee derde van de jongeren geeft aan in de 30 dagen voorafgaand aan het onderzoek last te hebben (gehad) van lichamelijke klachten. Gemiddeld betreft het twee lichamelijke klachten. Gezien de percentages jongeren die een huisarts hebben bezocht in de maand voor het interview (31%) en in de zes maanden voor het interview (77%), lijken de jongeren hun weg naar laagdrempelige medische zorg te vinden. Toch is er een flinke discrepantie tussen de gewenste en ontvangen hulp bij hun lichamelijke klachten (bij 23% van de jongeren is er sprake van onvervulde hulpbehoeften). Nagegaan moet worden of de jongeren snel genoeg hulp zoeken en vinden bij hun lichamelijke klachten. Gebitsklachten komen voor bij een derde van de groep jongeren. Bovendien heeft een kwart al twee jaar geen tandartszorg gehad. Laagdrempelige tandartszorg voor deze jongeren is onontbeerlijk om verergering van de problemen te voorkomen. Ook de psychische gezondheid van de jongeren baart zorgen; 52% vertoont symptomen van een depressie. De helft van de jongeren geeft aan dagelijks middelen te gebruiken, met name cannabis. Bij een kwart van de jongeren is er volgens de CBS-definitie sprake van zwaar alcoholgebruik. Het problematische cannabisgebruik en de ernstige psychische problematiek vraagt om serieuze aandacht (denk aan het voorkomen van depressieve symptomen en het aantal zelfmoordpogingen). In het veld wordt dit ook volledig herkend. De geraadpleegde professionals schatten zelfs in dat de problemen nog groter zijn dan uit dit onderzoek blijkt. Hoewel een deel van de jongeren onder meer hulp krijgt van de 23

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ambulante geestelijke gezondheidszorg of het algemeen maatschappelijk werk, geeft bijna een kwart van de jongeren aan dat zij hulp bij hun psychische gezondheid wensen, maar die niet ontvangen. Dit kan komen doordat signalen door werkers niet herkend of erkend worden. Daarnaast kan het voor de jongeren zelf moeilijk zijn om hulp te vragen bij zaken waarin zij zichzelf kwetsbaar voelen. Mogelijk zijn zij zich niet bewust van problemen, willen er niet mee aan de slag of vinden zij het erg moeilijk om dit bespreekbaar te maken. Voor dit laatste is een vertrouwensband nodig tussen werker en jongere. Het opbouwen van een dergelijke werkrelatie op basis van vertrouwen is cruciaal voor een succesvolle begeleiding. Dit kost tijd. Vanuit het veld wordt aangegeven dat het al erg moeilijk is om in contact te komen met de groep en dat de tijd van de begeleiding vooral gaat zitten in het regelen van praktische zaken. Gezien de geconstateerde psychische nood is het noodzakelijk dat de hulp ook op andere leefgebieden gericht is. Toeleiding naar gespecialiseerde (laagdrempelige) zorg is daarom zeer belangrijk en verdient meer aandacht bij de werkers. Ook managers en beleidsmakers dienen hier de spotlight op te richten, want zij dienen de condities voor werkers te scheppen om die integrale aanpak te kunnen realiseren. 9.7 Veiligheid De (on-)veiligheid van de jongeren is verontrustend. Bijna de helft (46%) van de jongeren heeft de woonsituatie verlaten wegens lichamelijke, emotionele en/of seksuele mishandeling. In het jaar voorafgaand aan het interview is een hoog percentage van de jongeren (39%) slachtoffer geweest van een misdrijf. Dit bevestigt de kwetsbare situatie waarin deze jongeren zich bevinden. Het bieden van een veilige (woon)omgeving en handvatten voor het vergroten van de eigen veiligheid, zijn onmisbare elementen van de opvang en begeleiding aan de jongeren. Hierdoor kan de ervaren baat van interventies op dit leefgebied duidelijk verbeterd worden; nu geeft 81% van de jongeren aan dat hun veiligheid onveranderd is. De werkers hebben de taak jongeren bewust te maken van de noodzaak van hulp op dit gebied, want slechts 12% van de jongeren geeft zelf aan hulp te willen bij veiligheid. 9.8 Multidisciplinair en aansluitend bij de situatie en leefwereld van de jongeren De bovenstaande bevindingen maken duidelijk dat er bij de jongeren sprake is van meervoudige en complexe problemen. De hulpverlening aan de jongeren zal, zoals gezegd, ook gericht moeten zijn op de verschillende leefgebieden. De verschillende interventies moeten goed op elkaar aansluiten. Om dit te bereiken is het noodzakelijk dat professionals van de verschillende disciplines met elkaar samenwerken (verslavingszorg, GGZ en sociale voorzieningen). Dit kan bevorderd worden door regelmatig casusoverleg te hebben. Op deze manier kan een integrale aanpak worden ontwikkeld, die ook aansluit bij de leefwereld en situatie van de jongeren. Voorkomen moet worden dat jongeren uitvallen omdat er geen 24

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN passende hulp of geen perspectief geboden kan worden. Als de wet- en regelgeving niet kan worden aangepast en versoepeld, dan is het zaak de werkers voldoende regelruimte te bieden en zo nodig ook de ruimte te geven om naast de gebaande paden te werken. 9.9 Aanbod Naast juiste en passende hulp is het belangrijk dat er voldoende aanbod van opvang en begeleiding is in zowel de stad Zwolle als in de omliggende gebieden. Professionals geven aan dat laagdrempelige voorzieningen zoals een crisisopvang en een dagopvang voor zwerfjongeren ontbreken. In de randdorpen zijn er geen laagdrempelige voorzieningen voor jongeren, hoewel Take off hier wel werkt. Een woonvoorziening is wenselijk waarin jongeren zoveel mogelijk zelfstandig kunnen functioneren (kamertraining), zodat zij weer perspectief krijgen en hun maatschappelijk herstelproces wordt bevorderd. Versoepelde regelgeving en laagdrempelige voorzieningen (zonder contra-indicaties) zullen de toegankelijkheid kunnen vergroten van het aanbod in Zwolle. Momenteel haken jongeren vaak af, omdat wachttijden en ingewikkelde procedures de noodzakelijke hulp in de weg staan. Kijkend naar de toekomst willen de meeste jongeren het liefst zelfstandig wonen in een woning of appartement. Een meerderheid van de jongeren geeft aan hierbij begeleiding te willen ontvangen. Wanneer gevraagd wordt hoe lang het nog zal gaan duren voordat de jongeren zelfstandig kunnen wonen, verwacht 46% dat het nog langer dan een jaar zal duren. Gezien de complexe en meervoudige problemen waarmee de jongeren kampen, lijkt deze verwachting voor een substantieel deel van de groep realistisch te zijn. Als jongeren de capaciteiten hebben om zelfstandig te gaan wonen, is nazorg een belangrijke voorwaarde om terugval te voorkomen. 25

LITERATUUR Literatuur Beijersbergen, M., Jansen, C., & Wolf, J. (2008). Zwerfjongeren in Utrecht. Omvang en profiel van de zwerfjongerenpopulatie. Nijmegen: UMC St Radboud. Hanewald, G. J. F. P. (1987). CES-D. De Nederlandse versie. Een onderzoek naar de betrouwbaarheid en de validiteit. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Jansen, C., Mensink, C. & Wolf, J. (2007). Dakloos in Zeeland: Onderzoek naar profiel en perspectief van daklozen en zwerfjongeren. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Lehman, A. (1995). Toolkit on Evaluating Quality of Life for Persons with Severe Mental Ilness. University of Maryland School of Medicine, Departement of Psychiatry. Radloff, L. S. (1977). The CES-D Scale: A Self-Report Depression Scale for Research in the General Population. Applied Psychological Measurement. Vol. 1 (3), 385-401. Reinking, D., Kroon, H., & Smit, F. (1998). Opgevangen in Utrecht: dakloosheid en zelfverwaarlozing in de regio MW- Utrecht. Utrecht: Trimbos-instituut. Wennink, J., & Wijngaarden, B. van (2004). Quality of Life and Care (QoLC). Kwaliteit van leven en vervulling zorgwensen. Utrecht: Trimbos-instituut. 26