Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg gedreven door kennis, bewogen door mensen UMC St Radboud Nijmegen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg gedreven door kennis, bewogen door mensen UMC St Radboud Nijmegen"

Transcriptie

1 Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg gedreven door kennis, bewogen door mensen T E werkplaatsoxo@elg.umcn.nl I ISBN Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies UMC St Radboud Nijmegen Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg (Omz) Geert Grooteplein 21 Routenummer EZ Nijmegen Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies Sara Al Shamma Dorieke Wewerinke Sandra Boersma Mariëlle Beijersbergen Judith Wolf Omz

2 Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies

3 Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg gedreven door kennis, bewogen door mensen

4 Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg & UMC St Radboud Nijmegen September 2012 Sara Al Shamma Dorieke Wewerinke Sandra Boersma Mariëlle Beijersbergen Judith Wolf

5 Met dank aan alle mensen die dit onderzoek mogelijk hebben gemaakt: de geïnterviewde cliënten, hun sociale relaties en betrokken begeleiders, alsmede de mensen die ervoor zorgden dat de interviews konden plaatsvinden. Colofon Project: Opdrachtgevers: Financiers: Eindverantwoordelijk: Projectleiding: Projectuitvoering: Foto s: Vormgeving: Druk: Gemeente Rotterdam Gemeente Rotterdam Judith Wolf Sandra Boersma, Mariëlle Beijersbergen, Judith Wolf Sara Al Shamma, Dorieke Wewerinke Stockphoto Final Design; Jenny Jansen Rikken Print ISBN Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg, UMC St Radboud Nijmegen Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg van het UMC St Radboud Nijmegen. 4

6 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Achtergrond en opzet onderzoek Achtergrond Het onderzoek Leeswijzer 11 Hoofdstuk 2 Profiel van stabiele en niet stabiele cliënten Sociaaldemografisch profiel Kwaliteit van leven Functioneren op primaire leefgebieden Functioneren op secundaire leefgebieden 21 Hoofdstuk 3 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Motivatie voor professionele hulp Werkrelatie Hulpbehoeften & ontvangen hulp Zorggebruik Inschatting noodzakelijk geachte professionele hulp 36 Hoofdstuk 4 Zicht op stabiliteit en wat hier voor nodig is Stabiliteit bij stabiele cliënten Stabiliteit bij niet stabiele cliënten Perspectieven op stabiliteit en ZRM-meting 47 Hoofdstuk 5 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Stabiel worden en blijven bij stabiele cliënten Stabiel worden en blijven bij niet stabiele cliënten Stabiliteitsverlies bij stabiele cliënten Stabiliteitsverlies bij niet stabiele cliënten 65 Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 5

7 Inhoudsopgave Hoofdstuk 6 Stabiliteit volgens professionals Visies op stabiliteit Stabiel worden Stabiel blijven en stabiliteit verliezen Ervaringen met de ZRM 78 Hoofdstuk 7 Samenvatting en nabeschouwing Het onderzoek Samenvatting van onderzoeksresultaten Nabeschouwing 92 Literatuur 99 Bijlage Bijlage Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies

8 Inleiding Achtergrond en opzet onderzoek

9 8

10 Achtergrond en opzet onderzoek Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 Achtergrond en opzet onderzoek Dit hoofdstuk beschrijft de achtergrond en de opzet van het onderzoek naar hoe kwetsbare mensen die gebruik maken van de maatschappelijke opvang (weer) stabiel worden, wanneer zij stabiel zijn en hoe zij dat blijven en waarom sommige kwetsbare mensen de controle over hun leven (weer) kwijtraken. Het hoofdstuk besluit met een overzicht van de hoofdstukken in dit rapport. 1.1 Achtergrond Inzet van het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang in de grote vier steden in Nederland is onder meer het verbeteren van de situatie van dakloze mensen en het voorkomen dat mensen dakloos worden. Dit moet onder meer bereikt worden door het in traject brengen van de dakloze mensen in de G4. Doel van deze trajecten is het bereiken van een stabiele mix (in termen van onderdak, inkomen, dagbesteding en zorgcontact). In 2010 bereikten 337 cliënten in Rotterdam de stabiele mix, waardoor het totaal aantal cliënten in stabiele mix in de maatschappelijke opvang in deze stad op kwam. Uit monitoring is gebleken dat stabiele cliënten minder overtredingen begaan en misdrijven plegen dan niet stabiele cliënten (Tuynman, Planije, & Place, 2010). Onbekend is of cliënten in een stabiele mix ook in staat zijn om stabiel te blijven. Rotterdam heeft met haar beleidsprogramma Kwetsbare Personen Rotterdam (2011 tot 2014) extra ingezet op het verkrijgen van een stabiele situatie bij kwetsbare mensen, waaronder mensen die gebruik maken van de maatschappelijke opvang. Deze (zeer) kwetsbare personen hebben volgens de beleidsomschrijving op minimaal twee primaire leefgebieden acute problematiek of zij zijn niet zelfredzaam op die leefgebieden (inkomen, huisvesting, geestelijke gezondheid, fysieke gezondheid, verslaving). Het beleidsdoel is om aan het eind van de collegeperiode ( ) van de dak- en thuislozen waarvoor een traject is opgestart er in een stabiele mix te hebben op de primaire leefgebieden (viermaandsrapportage programma kwetsbare personen Rotterdam, 30 april 2012). Iemand is volgens de beleidsomschrijving in een stabiele situatie als die persoon minimaal beperkt zelfredzaam is op de primaire leefgebieden gedurende een periode van zes maanden. De gemeente Rotterdam is zich ervan bewust dat standaardmaatregelen meestal niet helpen en er extra inzet en persoonlijk maatwerk nodig zijn. De visie achter het programma Kwetsbare Personen is het verschil te maken en het essentiële probleem daadwerkelijk aan te pakken. De gemeente Rotterdam wil in het kader van het programma Kwetsbare Personen inzicht hebben in de stabiliteit van kwetsbare mensen die gebruik maken van de maatschappelijke opvang: hoe worden deze mensen (weer) stabiel, wanneer zijn mensen stabiel, hoe blijven zij stabiel en waarom raken sommige mensen toch weer de controle op hun leven kwijt. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 9

11 Achtergrond en opzet onderzoek Hoofdstuk Het onderzoek Doelen en doelgroep Het onderzoek naar de stabiliteit van kwetsbare, dak- en thuisloze mensen is in opdracht van de gemeente Rotterdam uitgevoerd door het Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg van het UMC St Radboud Nijmegen in de periode vanaf half juli 2012 tot en met eind september De onderzoeksvragen van dit onderzoek zijn: 1. Wat is het profiel van stabiele en niet stabiele cliënten (sociaaldemografisch en economisch) en wat is hun kwaliteit van leven? 2. Hoe staat het met inkomen en schulden, de woonsituatie en de geestelijke en lichamelijke gezondheid en verslaving & middelengebruik van de klanten (zogenaamde primaire leefgebieden) en hoe is het met hun veiligheid en contacten met de politie, hun dagbesteding en sociale netwerk en eenzaamheid (zogenaamde secundaire leefgebieden)? 3. Wat is de motivatie van de klanten voor professionele hulp, hoe is de waardering van de werkrelatie, hoe is de zorgaansluiting, wat is het zorggebruik en wat is de noodzakelijke begeleidingsduur? 4. Wat is de visie van cliënten, sociale relaties en begeleiders op stabiel worden, stabiel blijven, verlies van stabiliteit en stabiel zijn? Komt de perceptie van de cliënt op stabiel zijn overeen met de stabiele mix zoals geoperationaliseerd met de zogenaamde zelfredzaamheidmatrix (ZRM), en met de perceptie van zijn sociale netwerk en die van de meest betrokken begeleider? Wanneer vindt de cliënt zichzelf stabiel? Wat heeft een cliënt nodig om stabiel te blijven? Waardoor raken cliënten hun balans kwijt? Wat heeft een cliënt nodig om weer stabiel te worden als hij terugvalt? Onderzoeksactiviteiten De doelgroep van het onderzoek betreft kwetsbare mensen die gebruik maken van de maatschappelijke opvang in Rotterdam en in een begeleidingstraject zijn, uitgesplitst naar cliënten die, afgezet tegen de stabiele mix en gemeten met de ZRM, stabiel zijn en niet stabiel zijn. De volgende onderzoeksactiviteiten zijn in deze studie uitgevoerd (zie bijlage 1 voor een toelichting): 1. Interviews (van gemiddeld 50 minuten) met 16 stabiele en 14 niet stabiele cliënten (respons is 77%). 2. Telefonische interviews met elf personen uit het sociale netwerk (van zeven stabiele en vier niet stabiele cliënten; gemiddelde duur vijftien minuten) en veertien begeleiders (van zeven stabiele en zeven niet stabiele cliënten; gemiddelde duur twintig minuten). 3. Een focusgesprek met zeven professionals werkzaam bij het Centrum Voor Dienstverlening (n=2), Leger des Heils, SoZaWe Centraal Onthaal, Bouman Verslavingszorg Rotterdam, Parnassia Bavo Groep en de GGD Rotterdam-Rijnmond. 4. Een focusgroep met vijf cliënten. 10 Inleiding

12 Achtergrond en opzet onderzoek Hoofdstuk 1 Kanttekeningen bij resultaten Stabiel zijn is relatief; cliënten die vandaag stabiel zijn kunnen morgen of over een maand uit balans zijn en geen controle meer op hun bestaan hebben. De cliënten zijn (op stabiel en niet stabiel) geselecteerd op basis van een meting van de ZRM op 16 april 2012 en daarna (zie bijlage 1). De interviews met de cliënten en andere betrokkenen zijn gehouden in augustus en begin september. Het kan zijn dat bij enkele cliënten ten tijde van het interview hun situatie (stabiel niet stabiel) was veranderd ten opzichte van de ZRM-meting. Voorzichtigheid is daarom geboden bij de interpretatie van eventueel gevonden verschillen in perceptie in dit onderzoek. Die verschillen kunnen te maken hebben met een daadwerkelijk verschil in perceptie tussen de betrokkenen, maar het kan ook zijn dat de situatie van de cliënt sinds de ZRM-peildatum is veranderd. Helaas geeft dit onderzoek geen inzicht in welke factoren de stabiliteit van de cliënten in de periode tussen de ZRM-meting en het interview mogelijk hebben beïnvloed en of dat het perspectief van de cliënt zelf, zijn naasten en de begeleiders heeft doen veranderen. In deze studie zijn diverse perspectieven op stabiliteit van kwetsbare, dak- en thuisloze mensen onderzocht: van de cliënten zelf, hun sociale relaties en de meest betrokken begeleiders. Vanwege met name de kleine aantallen sociale relaties en begeleiders, onderscheiden naar stabiele en niet stabiele cliënten, is een goede vergelijking van de waarneming van de (zes!) groepen niet altijd mogelijk en ook niet altijd zinvol. Dit laat onverlet dat de inzichten van de diverse betrokkenen toch de nodige zicht geven op wat in de levens en in de begeleidingstrajecten van kwetsbare, dak- en thuisloze mensen belangrijk is bij het stabiel worden, stabiel zijn en stabiel blijven. 1.3 Leeswijzer Dit rapport bestaat na dit hoofdstuk uit zes andere hoofdstukken. Hoofdstuk 2 beschrijft het profiel van stabiele en niet stabiele cliënten en hoe zij hun kwaliteit van leven ervaren. Hoofdstuk 3 gaat in op de begeleiding van deze cliënten, hun hulpbehoeften en zorggebruik, waarbij ook de werkrelatie en de noodzakelijk geachte hulp aan de orde komen. Hoofdstuk 4 schetst op basis van de verzamelde kwalitatieve gegevens van stabiele en niet stabiele cliënten, hun sociale relaties en hun betrokken begeleiders de visies op stabiliteit en wat hiervoor nodig is. Hoofdstuk 5 behandelt vanuit dezelfde perspectieven wat stabiel worden & blijven en stabiliteitsverlies betekenen en welke factoren hierbij meespelen. Hoofdstuk 6 beschrijft hoe professionals van diverse bij deze cliëntengroep betrokken organisaties in Rotterdam de stabiliteit van cliënten waarnemen en in welke mate hun visie verschilt van die van de cliënten zelf. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 11

13 12

14 Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies

15 14

16 Profiel van stabiele en niet stabiele cliënten Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 Profiel van stabiele en niet stabiele cliënten Dit hoofdstuk beschrijft het profiel van de geïnterviewde stabiele en niet stabiele cliënten (onderzoeksvragen 1 en 2). Achtereenvolgens komen van beide groepen aan de orde: het sociaaldemografische profiel, de kwaliteit van leven, het functioneren op de zogenaamde primaire leefgebieden waaronder inkomen en gezondheid en het functioneren op de zogenaamde secundaire leefgebieden, zoals dagbesteding en sociaal netwerk. 2.1 Sociaaldemografisch profiel Sociaaldemografisch profiel van stabiele cliënten Geslacht & leeftijd Van de zestien geïnterviewde stabiele cliënten zijn er veertien man. De gemiddelde leeftijd is 53 jaar. De jongste is 43 jaar en de oudste 68 jaar. Geboorteland & nationaliteit Vijftien van de zestien stabiele cliënten hebben de Nederlandse nationaliteit en zijn dus in het bezit van Nederlandse nationaliteitspapieren. Een enkeling heeft de Ethiopische nationaliteit en is in het bezit van een verblijfsvergunning. Negen cliënten hebben één of twee ouders die niet in Nederland zijn geboren en zijn dus allochtoon (volgens de CBS-definitie). Van deze allochtone cliënten blijken er twee westers allochtoon (België en Frankrijk) en zeven niet-westers allochtoon te zijn. Binnen de groep niet-westers allochtoon is de herkomst 1 van drie cliënten de voormalige Nederlandse Antillen, van twee personen Suriname, van één persoon Indonesië en van één persoon Ethiopië. Burgerlijke staat, leefsituatie en kinderen Ten tijde van het interview zijn tien van de zestien stabiele cliënten ongehuwd, vier zijn gescheiden en de overige twee zijn weduwe. Zes cliënten hebben een partner. Vijftien cliënten wonen alleen en één persoon woont met anderen samen (geen partnerrelatie, maar een gezamenlijk huishouden). Tien cliënten hebben één of meer (stief/pleeg)kinderen. Opleiding Van de zestien stabiele cliënten hebben twee personen geen enkele vorm van onderwijs afgemaakt (dus ook niet de basisschool), vijf rondden een vorm van lager onderwijs (basisschool/ speciale school) af, vijf hebben lager of voorbereidend beroepsonderwijs (zoals VMBO) met goed gevolg afgesloten, één heeft middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (zoals MAVO) gehad en één middelbaar beroepsonderwijs (zoals MBO-lang). 1 Vastgesteld volgens de CBS-definitie. Volgens de CBS-definitie bepaalt het geboorteland van een allochtone cliënt de herkomstgroepering, tenzij het geboorteland Nederland is. In dat geval is de herkomstgroepering van de cliënt het geboorteland van de moeder, tenzij het geboorteland van de moeder Nederland is (of onbekend). In dat geval is de herkomstgroepering van de cliënt het geboorteland van de vader. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 15

17 Profiel van stabiele en niet stabiele cliënten Hoofdstuk Sociaaldemografisch profiel van niet stabiele cliënten Geslacht & leeftijd Elf van de veertien geïnterviewde niet stabiele cliënten zijn man. Zij zijn gemiddeld 52 jaar, variërend van 46 tot 66 jaar. Geboorteland & nationaliteit Alle veertien niet stabiele cliënten hebben de Nederlandse nationaliteit. Vier van hen zijn (nietwesters) allochtoon; twee hebben Suriname als herkomstgroepering, één Indonesië en één Marokko. Burgerlijke staat, leefsituatie en kinderen Van de veertien niet stabiele cliënten zijn er negen ongehuwd en vijf gescheiden. Vier cliënten hebben een partner. Dertien cliënten wonen alleen en één cliënt woont met zijn kind(eren) samen. Zes cliënten hebben één of meer (stief/pleeg)kinderen. Opleiding Van de veertien niet stabiele cliënten heeft de helft lager onderwijs afgerond, drie lager of voorbereidend beroepsonderwijs, één middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, één middelbaar beroepsonderwijs en beroepsbegeleidend onderwijs, één hoger algemeen en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (zoals Gymnasium) en een enkeling heeft een andere vorm van opleiding afgerond, namelijk de opleiding tot beroepsmarinier. 2.2 Kwaliteit van leven Aan cliënten, sociale relaties en begeleiders is gevraagd een inschatting te maken van de subjectieve kwaliteit van leven van de cliënt in het algemeen en op diverse leefgebieden. De kwaliteit van leven is uitgedrukt in een gemiddelde op een zevenpuntsschaal van 1=vreselijk tot 7=prima. De resultaten staan in tabel Kwaliteit van leven van stabiele cliënten De algemene levenskwaliteit waarderen de stabiele cliënten gemiddeld (nagenoeg) als redelijk (4.9). Het meest tevreden zijn zij over hun huishouding & zelfverzorging (6.0) en weerbaarheid (5.8), het minst tevreden over hun financiën (4.6) en lichamelijke gezondheid (4.6). De sociale relaties waarderen de algemene levenskwaliteit van de stabiele cliënt gemiddeld bijna als goed (5.7). Het meest tevreden zijn zij over de huishouding & zelfverzorging (6.4) en financiën (6.1) van de persoon en relatief het minst te spreken zijn zij over zijn relatie met familie (5.2) en sociale contacten (5.3). De begeleiders waarderen de algemene levenskwaliteit van de stabiele cliënt gemiddeld als redelijk (5.1). Het meest tevreden zijn zij over de veiligheid (5.3) en woonruimte (5.3) van de persoon en het minst over zijn geestelijke gezondheid (4.4) Kwaliteit van leven van niet stabiele cliënten De niet stabiele cliënten waarderen hun algemene kwaliteit van leven iets lager dan de stabiele cliënten, namelijk met een gemiddelde score van 4.7. Ook de meeste andere leefgebieden 16

18 Profiel van stabiele en niet stabiele cliënten Hoofdstuk 2 waarderen zij minder positief. Zij zijn het meest tevreden over hun veiligheid (5.7) en hun huishouding & zelfverzorging (5.6). Over hun lichamelijke gezondheid (3.9), financiën (4.1) en relatie met familie (4.1) zijn zij het minst te spreken. De sociale relaties van de niet stabiele cliënten (let wel, slechts vier personen) beoordelen de algemene kwaliteit van leven van hun naaste minder goed, namelijk met een gemiddelde score van 4.3. De hoogste waardering geven zij aan huishouding & zelfverzorging (5.3) en de laagte aan financiën (2.5). De begeleiders van de niet stabiele cliënten beoordelen de algemene kwaliteit van leven van de cliënt relatief minder positief dan hun collega s doen bij stabiele cliënten, namelijk met een gemiddeld cijfer van 4.7 (tabel 2.1). De hoogste waardering geven de begeleiders van niet stabiele cliënten aan veiligheid (5.1) en de laagste aan de relatie met familie (3.1). Tabel 2.1. Subjectieve kwaliteit van leven van cliënten vanuit het perspectief van de cliënten zelf, de sociale relaties en de begeleiders * Antwoorden op een zevenpuntsschaal (1=vreselijk; 2=slecht; 3=matig; 4=niet slecht/niet goed; 5=redelijk; 6=goed; 7=prima); ** Bij het leefgebied familie n=5; *** Bij het leefgebied veiligheid n=6; **** Dit is gemeten met behulp van twee vragen naar algemene kwaliteit. De eerste vraag werd aan het begin van het interview gesteld, de tweede aan het eind. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 17

19 Profiel van stabiele en niet stabiele cliënten Hoofdstuk Functioneren op primaire leefgebieden Staat van bestaansvoorwaarden bij stabiele cliënten Inkomen & schulden In het jaar voorafgaand aan het interview leefde een groot deel van de stabiele cliënten (n=12; 75%) (onder andere) van een uitkering; het ging acht keer om een bijstandsuitkering, twee keer om een uitkering wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid, één keer om een uitkering wegens pensionering en één keer om de uitkering werkeloosheid (WW). Eén cliënt ontving naast een uitkering ook inkomsten van zijn/haar partner en één cliënt ontving naast een uitkering tevens loon uit zwart werk. Eén cliënt weet niet uit welke inkomstenbronnen hij precies geld kreeg. Vijf van de zestien stabiele cliënten (31%) ontvingen loon uit wit werk; twee van hen ontvingen in die periode tevens een uitkering, van één van hen is het onduidelijk of hij ook nog een andere bron van inkomsten had en de overgebleven twee cliënten ontvingen uitsluitend loon uit wit werk. Van alle inkomstenbronnen samen ontvingen twaalf stabiele cliënten in de maand voorafgaand aan het interview gemiddeld ruim 750 euro, oplopend van 120 tot euro. De overige vier cliënten weten dit bedrag niet te noemen. In dezelfde maand hielden de zestien stabiele cliënten een gemiddeld bedrag over van net iets meer dan 180 euro voor eigen besteding (exclusief maaltijden en huur), met een minimum van 20 euro en een maximum van 700 euro. Zeven van de zestien stabiele cliënten (44%) hebben schulden. Vijf van hen geven een schatting van dit bedrag, wat neerkomt op gemiddeld ruim euro, variërend van 350 tot euro. De helft van de stabiele cliënten vindt zijn/haar financiële situatie in het algemeen redelijk tot goed; drie vinden deze niet slecht/niet goed (19%) en de overige vijf cliënten (31%) beoordelen deze als matig tot vreselijk. Huisvesting & dakloosheid Elf cliënten verblijven in een woonvoorziening voor dak- en thuislozen in de maatschappelijke opvang, drie beschikken over een eigen zelfstandige woonruimte met een eigen huurcontract, één persoon verblijft in een woonvoorziening in de GGZ of verslavingszorg en een enkeling woont zelfstandig, maar de woning staat op naam van de instelling waar de cliënt eerder verbleef. De meerderheid van de cliënten (n=11) heeft gedurende het jaar voorafgaand aan het interview slechts één woonplek gehad; bij de andere vijf cliënten gaat het om twee verschillende woonplekken. Twaalf cliënten (75%) vinden hun woonruimte redelijk tot prima; twee vinden deze niet slecht / niet goed en twee slecht of vreselijk (13%). Ook over de omstandigheden waarin ze leven zijn de meeste cliënten te spreken: dertien cliënten (81%) vinden die redelijk tot prima en de overige drie (19%) vinden die slecht tot vreselijk. Veertien cliënten (88%) zijn naar eigen zeggen ooit feitelijk dakloos geweest. In totaal zijn zij gemiddeld vier jaar dakloos geweest, oplopend van twee maanden tot veertien jaar. 18

20 Profiel van stabiele en niet stabiele cliënten Hoofdstuk Staat van bestaansvoorwaarden bij niet stabiele cliënten Inkomen & schulden Bijna alle niet stabiele cliënten (n=13; 93%) leefden in het jaar voorafgaand aan het interview (onder andere) van een uitkering. Het ging hierbij vaak om een bijstandsuitkering (n=11), één maal om een uitkering wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid en één maal om een uitkering wegens pensionering. Twee cliënten ontvingen behalve een uitkering ook inkomsten van hun partner; één van hen ontving daarnaast ook nog een inkomen door te bedelen. Eén cliënt weet niet precies uit welke inkomstenbronnen hij geld kreeg. Van alle inkomstenbronnen samen ontvingen elf niet stabiele cliënten in de maand voorafgaand aan het interview gemiddeld iets minder dan 450 euro, oplopend van 120 tot euro. De overige drie cliënten weten dit bedrag niet te noemen. In dezelfde maand hielden de veertien niet stabiele cliënten een gemiddeld bedrag over van net iets meer dan 140 euro voor eigen besteding (exclusief maaltijden en huur), met een minimum van 2 euro en een maximum van 380 euro. Meer dan de helft van de niet stabiele cliënten (n=8; 57%) heeft schulden. Zeven van hen geven een schatting van dit bedrag, namelijk gemiddeld euro, uiteenlopend van tot euro. De helft van de niet stabiele cliënten vindt zijn/haar financiële situatie in het algemeen redelijk tot goed; een enkeling vindt deze niet slecht / niet goed (7%) en de overige zes cliënten (43%) beschouwen deze als matig of slecht. Huisvesting & dakloosheid Negen van de veertien niet stabiele cliënten staan ingeschreven bij de gemeente Rotterdam, de overige vijf zijn afkomstig uit de gemeente Albrandswaard. Zes cliënten verblijven in de GGZ of verslavingszorg, vijf in een woonvoorziening voor dak- en thuislozen in de maatschappelijke opvang, twee beschikken over een eigen zelfstandige woonruimte met een eigen huurcontract en een enkeling woont (begeleid) zelfstandig, maar de woning staat op naam van de instelling waar de cliënt eerder verbleef. Twaalf cliënten hebben in het afgelopen jaar slechts één woonplek gehad; bij de overige twee cliënten gaat het om twee of drie verschillende woonsituaties. Tien cliënten (71%) vinden hun woonruimte redelijk tot prima; twee vinden deze niet slecht / niet goed en twee (14%) slecht of vreselijk. Over de omstandigheden waarin zij leven zijn zij minder positief dan de stabiele cliënten; de helft vindt deze redelijk tot prima, twee vinden deze niet slecht / niet goed en de overige vijf (36%) vinden die slecht tot vreselijk. Twaalf cliënten (93%) zijn naar eigen zeggen ooit feitelijk dakloos geweest. In totaal zijn zij gemiddeld bijna vijf jaar dakloos geweest, variërend van een half jaar tot twintig jaar. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 19

21 Profiel van stabiele en niet stabiele cliënten Hoofdstuk Staat van gezondheid bij stabiele cliënten Geestelijke & lichamelijke gezondheid De overgrote meerderheid (n=13; 81%) van de stabiele cliënten vindt zijn/haar psychische gezondheid redelijk tot prima. Twee vinden deze niet slecht / niet goed en een enkeling acht die matig. Meer dan de helft (n=10; 63%) van de stabiele cliënten heeft lichamelijke klachten. Onder andere is genoemd: astma, diabetes, leverziekte, gebroken been, chronisch rugpijn. Meer dan de helft van de stabiele cliënten (n=9; 56%) vindt zijn/haar lichamelijke gezondheid in het algemeen redelijk tot prima. Een enkeling vindt deze niet slecht / niet goed en de overige zes (38%) beoordelen hun lichamelijke gezondheid als matig tot slecht. Verslaving & middelengebruik Meer dan de helft van de stabiele cliënten (n=10) drinkt nooit vijf of meer glazen alcohol per dag. Twee cliënten drinken één tot drie keer per maand minstens vijf glazen alcohol per dag, drie cliënten drinken die hoeveelheid één tot vier keer per week en een enkeling consumeert minstens vijf dagen per week vijf of meer glazen alcohol. Een kwart (n=4) gebruikt bijna dagelijks ( 5 dagen per week) methadon / LAAM, twee cliënten gebruiken bijna dagelijks heroïne en/of cannabis en een enkeling gebruikt bijna dagelijks cocaïne. Medicijnen voor roes en amfetamines worden door geen enkele stabiele cliënt bijna dagelijks gebruikt (figuur 2.1). Veertien van de zestien stabiele cliënten roken, gemiddeld veertien sigaretten/sigaren per dag. Vier van hen geven aan dat ze een rookverslaving hebben. Vijf cliënten noemen (ook nog) andere verslavingen. Genoemd worden methadon, heroïne, cocaïne en eigen vrouw/vriendin Staat van gezondheid bij niet stabiele cliënten Geestelijke & lichamelijke gezondheid Bijna alle niet stabiele cliënten (n=12; 86%) vinden hun psychische gezondheid redelijk tot prima; de overige twee vinden die matig. Bijna alle niet stabiele cliënten (n=11; 79%) hebben lichamelijke klachten, waaronder aids, astma, bronchitis, COPD en diabetes. Zeven van de veertien niet stabiele cliënten (50%) vinden hun lichamelijke gezondheid in het algemeen redelijk tot prima; de overige zeven (50%) beoordelen hun lichamelijke gezondheid als matig tot vreselijk. Verslaving & middelengebruik Bijna alle niet stabiele cliënten (n=11) drinken nooit vijf of meer glazen alcohol per dag. Een enkeling consumeert deze hoeveelheid één tot vier keer per week en de overige twee cliënten drinken minstens vijf dagen per week vijf of meer glazen alcohol. Een ruime meerderheid (n=8) gebruikt bijna dagelijks methadon / LAAM, drie cliënten gebruiken bijna dagelijks cocaïne, medicijnen voor roes en/of cannabis. Niemand van de niet stabiele cliënten gebruikt bijna dagelijks heroïne en/of amfetamines (figuur 2.1). Op één na roken alle niet stabiele cliënten, gemiddeld bijna vijftien sigaretten/sigaren per dag. Vier van hen vinden dat zij verslaafd zijn aan roken. Zes cliënten noemen (ook nog) andere verslavingen. Genoemd worden methadon, cocaïne, cannabis, drank, televisie kijken en naar vrouwen kijken. 20

22 Profiel van stabiele en niet stabiele cliënten Hoofdstuk 2 Figuur 2.1. Dagelijks ( 5 dagen per week) middelengebruik van stabiele en niet stabiele cliënten 2.4 Functioneren op secundaire leefgebieden Staat van veiligheid, dagbesteding en sociaal netwerk bij stabiele cliënten Veiligheid en contacten met politie/justitie Geen van de stabiele cliënten was in het jaar voorafgaand aan het interview slachtoffer van een gewelddadig misdrijf, zoals mishandeling, verkrachting of een overval. Een enkeling was wel slachtoffer van een niet-gewelddadig misdrijf, zoals inbraak, diefstal van eigendom of geld of is bedrogen. Geen enkele stabiele cliënt is in de genoemde periode gearresteerd of opgepakt vanwege een mogelijk misdrijf. Driekwart van alle stabiele cliënten (n=12; 75%) vindt zijn/haar veiligheid redelijk tot prima; drie vinden die niet slecht/niet goed en een enkeling beoordeelt die als slecht. Dagbesteding Drie van de zestien stabiele cliënten hebben een reguliere betaalde baan met arbeidscontract, twee hebben een betaalde baan in een sociale werkvoorziening en doen daarnaast vrijwilligerswerk (één van hen heeft ook nog een werkervaringsplaats), vijf verrichten uitsluitend vrijwilligerswerk en een enkeling heeft enkel een werkervaringsplaats. Zes van de zestien cliënten hebben (ook nog) een dagbesteding in een dagactiviteitencentrum en/of dagopvang, woonvoorziening of instelling. Drie cliënten zijn (daarnaast) bezig met een opleiding of studie. Drie cliënten (19%) geven aan geen enkele vorm van dagbesteding te hebben. Dertien van de zestien stabiele cliënten (81%) vinden hun dagbesteding in het algemeen redelijk tot prima, één waardeert die als niet slecht / niet goed (6%) en één als slecht (6%). Van één cliënt is dit gegeven niet bekend. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 21

23 Profiel van stabiele en niet stabiele cliënten Hoofdstuk 2 Sociaal netwerk & eenzaamheid Om gevoelens van sociale eenzaamheid te meten zijn elf positief en negatief geformuleerde stellingen voorgelegd aan cliënten, waarbij zij per stelling konden aangeven of die wel, niet of soms voor hen van toepassing was. De somscore kan uiteenlopen van 0 tot 11; hoe hoger de score, des te eenzamer men is. De gemiddelde somscore voor de stabiele cliënten bedraagt 5,5: drie cliënten (19%) zijn niet eenzaam, negen (56%) zijn matig eenzaam, drie (19%) zijn ernstig eenzaam en een enkeling (6%) is zeer ernstig eenzaam 2. Van de zestien stabiele cliënten geven er zeven (44%) aan niet bij vrienden terecht te kunnen wanneer ze daar behoefte aan hebben, vijf personen (31%) voelen zich (soms) in de steek gelaten, zeven (44%) missen (soms) mensen om zich heen, negen (56%) hebben (soms) onvoldoende mensen met wie ze zich nauw verbonden voelen, negen (56%) hebben (soms) niet veel mensen op wie ze volledig kunnen vertrouwen, negen (56%) vinden hun kring van kennissen (soms) te beperkt, acht (50%) missen gezelligheid om hun heen, acht (50%) hebben (soms) onvoldoende mensen op wie ze in geval van narigheid konden terugvallen, negen (56%) ervaren (soms) een leegte om hen heen, tien (63%) missen (soms) een echt goede vriend(in) en zeven (44%) kunnen niet of soms bij iemand in hun omgeving terecht met hun dagelijkse problemen (figuur 2.2). Desondanks vinden bijna alle stabiele cliënten (n=14; 87%) hun sociale contacten in het algemeen redelijk tot prima; een enkeling vindt deze niet slecht / niet goed en een enkeling waardeert die contacten als slecht. Over de relatie met hun familie in het algemeen zijn zij minder positief; twaalf cliënten (75%) vinden die relatie redelijk tot prima; een enkeling vindt de relatie met familie niet slecht / niet goed en de overige drie (19%) vinden die matig tot vreselijk. 2 Het niet instemmen met de vijf positief geformuleerde uitspraken (de antwoorden niet en soms ) en het instemmen met de zes negatief geformuleerde uitspraken (de antwoorden ja en soms ) wordt indicatief geacht voor de ervaren eenzaamheid en krijgt de score 1. De totale score voor eenzaamheid is onder te verdelen in vier niveaus: niet eenzaam (score 0, 1 of 2), matig eenzaam (score 3 t/m 8), ernstig eenzaam (score 9 of 10), en zeer ernstig eenzaam (score 11). Deze scores (en afkappunten) van de eenzaamheidsschaal zijn gebaseerd op de zelf rapportage van individuen van niveaus van eenzaamheid in de studie van Van Tilburg & De Jong Gierveld (1999) onder volwassenen in Nederland. 22

24 Profiel van stabiele en niet stabiele cliënten Hoofdstuk 2 Figuur 2.2. Eenzaamheid van stabiele cliënten (n=16) Staat van veiligheid, dagbesteding en sociaal netwerk bij niet stabiele cliënten Veiligheid en contacten met politie/justitie Van de niet stabiele cliënten waren twee personen in het jaar voorafgaand aan het interview slachtoffer van een gewelddadig misdrijf. Van een niet-gewelddadig misdrijf was niemand slachtoffer. Eén niet stabiele cliënt werd in het genoemde jaar (één keer) gearresteerd vanwege een mogelijk misdrijf. Alle niet stabiele cliënten vinden dat hun veiligheid in het algemeen redelijk tot prima is. Dagbesteding Van de veertien niet stabiele cliënten heeft niemand een betaalde baan. Twee cliënten doen aan vrijwilligerswerk, één cliënt verricht dagloonwerk en een enkeling heeft een werkervaringsplaats. Zes van de veertien cliënten hebben (ook nog) een dagbesteding in een dagactiviteitencentrum en/of dagopvang, woonvoorziening of instelling. Geen enkele cliënt is bezig met een opleiding of studie. Vijf cliënten (36%) noemen geen dagbesteding. Elf van de veertien niet stabiele cliënten (79%) vinden hun dagbesteding in het algemeen redelijk tot prima; de overige drie (21%) vinden die matig. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 23

25 Profiel van stabiele en niet stabiele cliënten Hoofdstuk 2 Sociaal netwerk De gemiddelde somscore voor sociale eenzaamheid van niet stabiele cliënten gemeten aan de hand van elf positief en negatief geformuleerde stellingen (zie noot 2) is 7,0: één cliënt (7%) is niet eenzaam, acht (57%) zijn matig eenzaam, drie (21%) zijn ernstig eenzaam en de overige twee (14%) zijn zeer ernstig eenzaam. Van de veertien niet stabiele cliënten geven er tien (71%) aan niet of soms bij vrienden terecht te kunnen wanneer ze daar behoefte aan hebben, acht cliënten (57%) voelen zich (soms) in de steek gelaten, acht (57%) missen (soms) mensen om zich heen, negen (64%) hebben (soms) onvoldoende mensen met wie ze zich nauw verbonden voelen, tien (71%) hebben (soms) niet veel mensen op wie ze volledig kunnen vertrouwen, elf (79%) vinden hun kring van kennissen (soms) te beperkt, negen (64%) missen gezelligheid om hun heen, zeven (50%) hebben (soms) onvoldoende mensen op wie ze in geval van narigheid konden terugvallen, negen (64%) ervaren (soms) een leegte om hen heen, tien (71%) missen (soms) een echt goede vriend(in) en zeven (50%) kunnen niet of soms bij iemand in hun omgeving terecht met hun dagelijkse problemen (figuur 2.3). Gelet op de ervaren eenzaamheid, vastgesteld met een gestandaardiseerd meetinstrument, is het opvallend dat meer dan de helft van de niet stabiele cliënten (n=9; 64%) zijn sociale contacten in het algemeen redelijk tot prima vindt; de overige vijf (36%) vinden die matig of slecht. De relatie met de familie wordt door de helft als positief ervaren, een enkeling vindt die niet slecht / niet goed en de overige zes (43%) vinden die matig tot vreselijk. Figuur 2.3. Eenzaamheid van niet stabiele cliënten (n=14) 24

26 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Dit hoofdstuk gaat over de begeleiding van stabiele en niet stabiele cliënten (onderzoeksvraag 3). Aan de orde komen: de motivatie voor professionele hulp, de werkrelatie tussen cliënt en begeleider, en de noodzakelijk geachte begeleidingsduur. Dit hoofdstuk behandelt verder de afstemming tussen vraag en aanbod en het zorggebruik van beide groepen cliënten. 3.1 Motivatie voor professionele hulp Aan cliënten is gevraagd hoe gemotiveerd zij zijn voor professionele hulp. Deze vraag is ook gesteld aan hun sociale relaties en begeleiders (tabel 3.1) Motivatie begeleiding bij stabiele cliënten Vijf stabiele cliënten (31%) zijn naar eigen zeggen heel erg gemotiveerd voor professionele hulp, vier (25%) grotendeels, twee (13%) een beetje en de overige vijf cliënten (31%) vinden dat zij geen hulp (meer) nodig hebben. Twee stabiele cliënten (29%) zijn volgens hun sociale relaties heel erg gemotiveerd voor professionele hulp, twee (29%) grotendeels, één (14%) een beetje, één (14%) grotendeels niet en één (14%) heeft volgens de sociale relatie geen hulp (meer) nodig. De begeleiders vinden dat vijf stabiele cliënten (71%) heel erg gemotiveerd zijn voor professionele of hulp, één (14%) een beetje en één (14%) helemaal niet Motivatie begeleiding bij niet stabiele cliënten Twee niet stabiele cliënten (14%) zijn naar eigen zeggen heel erg gemotiveerd voor professionele hulp, zes cliënten zijn dat grotendeels (43%), vier cliënten (29%) een beetje en een enkeling (7%) helemaal niet. In vergelijking met de stabiele cliënten (31%), zijn er minder niet stabiele cliënten (7%) die denken geen hulp meer nodig te hebben. Twee van de vier niet stabiele cliënten (50%) waarover de sociale relaties informatie verschaften, zijn volgens de sociale relaties grotendeels gemotiveerd voor professionele hulp, één cliënt (25%) is dat volgens hen een beetje, en bij één cliënt (25%) vindt de sociale relatie het moeilijk om een dergelijke inschatting te maken. Van de niet stabiele cliënten is volgens de begeleiders één cliënt (14%) heel erg gemotiveerd voor professionele hulp, drie cliënten zijn dat volgens hen grotendeels (43%) en de overige drie (43%) zijn dat vanuit hun optiek een beetje. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 25

27 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Hoofdstuk 3 Tabel 3.1. Motivatie voor professionele hulp vanuit het perspectief van cliënten, de sociale relaties en begeleiders * Van één cliënt heeft de sociale relatie deze inschatting niet gemaakt (missing). 3.2 Werkrelatie De werkrelatie tussen de cliënten en hun begeleiders is gemeten aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst met twaalf vragen op een zevenpuntsschaal (1=nooit; 7=altijd). Hoe hoger de score, des te positiever de cliënt de werkrelatie met zijn begeleider ervaart. De vragen zijn geordend naar drie elementen: 1. Taken, specifiek de door de cliënt ervaren overeenstemming over de gestelde taken. Bijvoorbeeld: Mijn begeleider en ik zijn het eens over de dingen die ik moet doen om mijn situatie te kunnen verbeteren. 2. Verbondenheid, die verwijst naar de ervaren emotionele band tussen cliënt en begeleider. Bijvoorbeeld: Ik voel dat mijn begeleider mij aardig vindt. 26

28 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Hoofdstuk 3 3. Doelen, specifiek de door de cliënt ervaren overeenstemming over de gestelde doelen. Bijvoorbeeld: Mijn begeleider en ik werken naar in gezamenlijk overleg vastgestelde doelen toe. Dezelfde vragen zijn ook voorgelegd aan de begeleiders om ook hun perspectief op de werkrelatie te onderzoeken (tabel 3.2) Werkrelatie bij stabiele cliënten De stabiele cliënten beoordelen de werkrelatie met hun begeleider als positief: de gemiddelde score is 5,1 op een zevenpuntsschaal. De score op verbondenheid is het hoogst (5,4), gevolgd door de scores op respectievelijk doelen (5,0) en taken (4,9). De begeleiders van de stabiele cliënten zijn over de werkrelatie eveneens positief (5,0), vooral over de verbondenheid (5,4). Doelen en taken worden wat minder gewaardeerd (beide een score van 4,8) Werkrelatie bij niet stabiele cliënten Ook de niet stabiele cliënten zijn te spreken over de werkrelatie; de gemiddelde score is 5,4. Zij beoordelen de verbondenheid hoger (5,7) dan de doelen (5.6) en taken (4.8). De begeleiders van de niet stabiele cliënten zijn ongeveer even positief over de werkrelatie; de gemiddelde score is een 5,5. Wederom scoort de werkrelatie op verbondenheid het hoogst (6,0), met doelen en taken op een gedeelde tweede plek (5.3). Tabel 3.2. Werkrelatie tussen cliënten en hun begeleider * Scores zijn de gemiddelden van de antwoorden gegeven op een zevenpuntsschaal. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 27

29 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Hoofdstuk Hulpbehoeften & ontvangen hulp De hulpbehoeften van de cliënten zijn op negentien leefgebieden geïnventariseerd, te weten huisvesting, woonruimte, huishoudelijke taken & zelfverzorging, financiën, dagbesteding, het vinden van werk, lichamelijke gezondheid, alcoholgebruik, druggebruik, gebit, psychische gezondheid, weerbaarheid, bescherming van de eigen veiligheid, bescherming van anderen, relatie met familie, sociale contacten, relatie met uw partner, relatie met eigen kinderen en hulp voor kinderen. Op elk gebied is aan de cliënt gevraagd of hij hulp wil en of hij hulp ontvangt Hulpbehoeften Het percentage stabiele cliënten met een hulpvraag verschilt per leefgebied en varieert van 6 tot 56%. De stabiele cliënten wensen met name hulp bij hun: Gebit 56% (n=9) Financiën 44% (n=7) Relatie met partner 33% (n=2) Dagbesteding 31% (n=5) Woonruimte (opknappen/inrichten van woonruimte) 31% (n=5) Het percentage niet stabiele cliënten met een hulpvraag op de leefgebieden varieert van 0 tot 71%. De niet stabiele cliënten hebben vooral hulpbehoeften bij de bestaansvoorwaarden en gezondheid: Huisvesting 71% (n=10) (zoeken en houden van woonruimte) Financiën 64% (n=7) Psychische gezondheid 64% (n=9) Lichamelijke gezondheid 50% (n=7) Gebit 43% (n=6) Ontvangen hulp Stabiele cliënten geven aan vooral hulp te ontvangen bij hun: Gebit 44% (n=7) Financiën 44% (n=7) Relatie met partner 33% (n=2) Lichamelijke gezondheid 31% (n=5) Huishoudelijke taken & zelfverzorging 31% (n=5) Huisvesting (zoeken en houden van woonruimte) 31% (n=5) Deze leefgebieden komen niet (helemaal) overeen met die waarop de meeste hulpbehoeften geformuleerd zijn, met uitzondering van gebit, financiën en relatie met partner. 28

30 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Hoofdstuk 3 De niet stabiele cliënten krijgen met name hulp bij: Financiën 64% (n=7) Lichamelijke gezondheid 57% (n=8) Psychische gezondheid 50% (n=7) Huisvesting 43% (n=6) (zoeken en houden van woonruimte) Huishoudelijke taken & zelfverzorging 36% (n=5) Deze gebieden komen bijna helemaal overeen met die waarop de meeste hulpbehoeften geformuleerd zijn, met uitzondering van huishoudelijke taken & zelfverzorging. Echter, hulp bij de gebitsverzorging komt niet voor in de top vijf van ontvangen hulp, maar wel in de top vijf van gewenste hulp Zorgconfiguraties Door gegevens over gewenste en gekregen hulp te combineren, zijn de volgende vier vraagaanbod configuraties samen te stellen: a) hulp gewenst en ontvangen; b) hulp niet gewenst, maar wel ontvangen; c) hulp gewenst, maar niet ontvangen; d) hulp niet gewenst en niet ontvangen. Bij a en d is er in principe sprake van een match tussen vraag en aanbod. Bij b is er ongevraagde bemoeienis en bij c zijn er onvervulde hulpbehoeften. Voor elk van deze vier configuraties is het gemiddeld aantal leefgebieden berekend (tabel 3.3). Tabel 3.3. Gemiddeld aantal leefgebieden per zorgconfiguratie Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 29

31 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Hoofdstuk Zorgconfiguraties bij stabiele cliënten Hulp gewenst en ontvangen Op alle gebieden, met uitzondering van weerbaarheid en alcoholgebruik, hebben één of meer stabiele cliënten een hulpvraag en wordt hulp verkregen. Deze match is het grootst bij gebit (44%), financiën (38%) en relatie met partner (33%). Bijna één derde van de cliënten (n=5; 31%) heeft op vier of meer leefgebieden een vervulde hulpbehoefte. Een vervulde hulpbehoefte is er op gemiddeld 3,1 leefgebied. Ongevraagde bemoeienis Bij de stabiele cliënten is er op zeven gebieden sprake van ongevraagde bemoeienis, te weten huisvesting, zelfverzorging & huishoudelijke taken, financiën, lichamelijke gezondheid, alcoholgebruik, relatie met familie en sociale contacten. Het percentage cliënten dat te maken heeft met ongevraagde bemoeienis is het grootst bij alcoholgebruik (25%); bij de overige zes gebieden loopt dit percentage uiteen van 6 tot 13%. Precies een kwart van de stabiele cliënten (n=4; 25%) ervaart op één of meer gebieden ongevraagde bemoeienis. Gemiddeld is op 0,6 leefgebied sprake van ongevraagde bemoeienis. Onvervulde hulpbehoeften Op elf gebieden (woonruimte, financiën, dagbesteding, werk, lichamelijke gezondheid, psychische gezondheid, weerbaarheid, alcoholgebruik, druggebruik, gebit en relatie met familie) zijn er één of meer stabiele cliënten die kampen met onvervulde hulpbehoeften. Het percentage cliënten met onvervulde hulpbehoeften is relatief laag en loopt van 6% tot 13%. Zes cliënten (37%) hebben op één of meer leefgebieden een onvervulde hulpbehoefte. Gemiddeld zijn er op 1,1 leefgebied onvervulde hulpbehoeften. Geen hulp gewenst én niet ontvangen Bij de stabiele cliënten komt op alle negentien leefgebieden de combinatie geen hulp gewenst én niet ontvangen voor. Deze combinatie komt het vaakst voor bij bescherming van anderen (94%), relatie met kinderen (90%) en weerbaarheid (88%). Alle cliënten willen op één of meer gebieden geen hulp en krijgen die ook niet; meer dan de helft (n=9; 56%) heeft op minstens veertien gebieden geen hulpvraag en krijgt ook geen hulp. Gemiddeld is er op 11,9 leefgebieden sprake van geen hulpbehoefte en geen ontvangen hulp Zorgconfiguratie bij niet stabiele cliënten Hulp gewenst en ontvangen Niet stabiele cliënten hebben, uitgezonderd bij alcoholgebruik, relatie met familie, sociale contacten, relatie met eigen kinderen en hulp voor eigen kinderen, hulpbehoeften waarin ook wordt voorzien. De match is het grootst bij financiën (50%), psychische gezondheid (50%) en lichamelijke gezondheid (50%). Iets minder dan de helft van de cliënten (n=6; 43%) heeft op vier of meer leefgebieden een vervulde hulpbehoefte. Er is op gemiddeld 3,2 leefgebieden een vervulde hulpbehoefte. Dit aantal verschilt nauwelijks van het gemiddeld aantal leefgebieden met vervulde hulpbehoeften bij de stabiele cliënten. 30

32 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Hoofdstuk 3 Ongevraagde bemoeienis Niet stabiele cliënten ervaren op zes gebieden ongevraagde bemoeienis, namelijk zelfverzorging & huishoudelijke taken, financiën, dagbesteding, lichamelijke gezondheid, bescherming van de eigen veiligheid en relatie met kinderen. Het percentage cliënten dat ongevraagde bemoeienis ondervindt is het grootst bij relatie met kinderen (17%); bij de overige vijf gebieden loopt dit percentage uiteen van 7% tot 14%. Minder dan één derde deel van de cliënten (n=4; 31%) ervaart op één of meer gebieden ongevraagde bemoeienis. Gemiddeld wordt op 0,5 leefgebied ongevraagde bemoeienis ervaren, wederom nauwelijks afwijkend van het aantal genoemd in dit verband bij de stabiele cliënten. Onvervulde hulpbehoeften Eén of meer niet stabiele cliënten hebben onvervulde hulpbehoeften op de volgende twaalf gebieden: huisvesting, woonruimte, financiën, dagbesteding, werk, psychische gezondheid, weerbaarheid, gebit, relatie met familie, sociale contacten, relatie met partner en bescherming anderen. Het percentage onvervulde hulpbehoeften is bij niet stabiele cliënten op veel gebieden hoger dan bij stabiele cliënten en is het hoogst bij huisvesting (29%), relatie met partner (25%), woonruimte (21%), dagbesteding (21%) en weerbaarheid (21%). Ruim de helft (n=8; 57%) heeft op één of meer leefgebieden een onvervulde hulpbehoefte. Niet stabiele cliënten hebben op gemiddeld 1,7 leefgebieden onvervulde hulpbehoeften; dit aantal is hoger dan het aantal bij de stabiele cliënten (1,1). Geen hulp gewenst én niet ontvangen Ook bij de niet stabiele cliënten komt op alle negentien leefgebieden de combinatie geen hulp gewenst én niet ontvangen voor. Deze combinatie is 100% bij alcoholgebruik en de relatie met kinderen en 93% bij de relatie met familie. Alle cliënten willen op één of meer gebieden geen hulp en krijgen die ook niet; twee niet stabiele cliënten (14%) (versus 56% van de stabiele cliënten) hebben op minstens veertien gebieden geen hulpvraag en krijgen ook geen hulp. Gemiddeld is er op 10,7 leefgebieden geen hulpbehoefte en geen ontvangen hulp; dit is wat lager dan dat bij de stabiele cliënten (11,9). Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 31

33 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Hoofdstuk Zorggebruik Hebben de cliënten in het half jaar en in de maand voorafgaand aan het interview gebruik gemaakt van professionele hulp, zoals psychiatrische zorg, verslavingszorg en medische zorg? Zorggebruik in het afgelopen half jaar Zorggebruik in afgelopen half jaar bij stabiele cliënten Een meerderheid van de stabiele cliënten (n=11; 69%) heeft in de afgelopen zes maanden de huisarts bezocht, de helft (n=8) heeft contact gehad met het algemeen ziekenhuis en iets minder dan de helft (n=7; 44%) de tandarts. Een kwart van de cliënten (n=4; 25%) maakte gebruik van sociaal medische spreekuren, verpleegkundigen en/of de kredietbank. Drie cliënten (19%) hadden contact met de ambulante methadonverstrekking, en de andere hulpverlening is door maximaal twee cliënten benut (figuur 3.1). Zorggebruik in afgelopen half jaar bij niet stabiele cliënten Bijna alle niet stabiele cliënten (n=10; 71%) hebben in de afgelopen zes maanden de huisarts bezocht. De helft heeft in deze periode het algemeen ziekenhuis bezocht en ruim één derde (n=5; 36%) maakte gebruik van de ambulante methadonverstrekking en/of deed een beroep op het algemeen maatschappelijk werk. Nagenoeg één vijfde deel (n=3; 21%) maakte gebruik van de intramurale geestelijke gezondheidszorg, de tandarts en/of de kredietbank. De andere hulpbronnen zijn door hooguit twee cliënten ingeschakeld (figuur 3.1). 32

34 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Hoofdstuk 3 Figuur 3.1. Zorggebruik van stabiele en niet stabiele cliënten in de zes maanden voorafgaand aan het interview. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 33

35 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Hoofdstuk Zorggebruik in afgelopen maand Zorggebruik in afgelopen maand bij stabiele cliënten Ruim één derde van de stabiele cliënten (n=6; 38%) bezocht in de maand voorafgaand aan het interview de huisarts. Een kwart (n=4; 25%) bezocht in deze periode het algemeen ziekenhuis, de tandarts en/of de kredietbank. De sociaal medische spreekuren, verpleegkundigen en/of ambulante methadonverstrekking zijn door drie cliënten (19%) ingeschakeld en de andere hulpvormen door maximaal twee (figuur 3.2). Zorggebruik in afgelopen maand bij niet stabiele cliënten De helft van de niet stabiele cliënten (n=7) bezocht in de afgelopen maand de huisarts en bijna één derde (n=4; 29%) maakte gebruik van de ambulante methadonverstrekking, bezocht het algemeen ziekenhuis en/of schakelde de hulp in van het algemeen maatschappelijk werk. Hooguit twee cliënten schakelden één van de andere hulpvormen in (figuur 3.2). 34

36 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Hoofdstuk 3 Figuur 3.2. Zorggebruik van stabiele en niet stabiele cliënten in de maand voorafgaand aan het interview. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 35

37 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Hoofdstuk Inschatting noodzakelijk geachte professionele hulp Aan cliënten is gevraagd hoe lang zij nog professionele begeleiding of hulp nodig denken te hebben. Deze vraag is ook aan hun sociale relaties en hun begeleiders voorgelegd Noodzakelijke begeleidingsduur bij stabiele cliënten De inschatting van benodigde hulp door stabiele cliënten is (afgezien van drie van de zestien cliënten die dit niet weten aan te geven): geen professionele begeleiding of hulp (meer) nodig (vijf cliënten; 31%); minder dan drie maanden hulp (twee cliënten; 13%); tussen drie en zes maanden (één; 6%); tussen zes maanden en één jaar (één; 6%); tussen een jaar en twee jaar (twee; 13%) langer dan twee jaar (één; 6%); permanente begeleiding nodig (één; 6%). Van de stabiele cliënten heeft één cliënt (14%) volgens zijn sociale relatie geen professionele begeleiding of hulp nodig, twee (29%) hebben die meer dan zes maanden nodig maar minder dan een jaar, één (14%) tussen één en twee jaar, één (14%) langer dan twee jaar en één (14%) heeft permanente begeleiding. Van een enkeling (14%) kunnen de naasten geen inschatting maken van de verwachte begeleidingsduur. Begeleiders menen dat één cliënt (14%) één tot twee jaar professionele begeleiding of hulp nodig heeft, één (14%) langer dan twee jaar en de overige vijf cliënten (71%) zijn volgens hen aangewezen op permanente begeleiding Noodzakelijke begeleidingsduur bij niet stabiele cliënten De niet stabiele cliënten zijn beduidend minder optimistisch als het gaat om de verwachte begeleidingsduur; een enkeling (7%) meent geen professionele begeleiding of hulp (meer) nodig te hebben. Voor de overigen geldt (n=2=missing): tussen zes maanden en een jaar (één; 7%); tussen een jaar en twee jaar (één; 7%); langer dan twee jaar (twee: 14%); permanente begeleiding (zeven; 50%). Eén van de vier niet stabiele cliënten (25%) over wie de sociale relaties voor informatie konden worden benaderd zou volgens de sociale relatie tussen drie en zes maanden professionele begeleiding of hulp nodig hebben, één (25%) tussen één en twee jaar en de overige twee (50%) langer dan twee jaar. Volgens de begeleiders hebben van de niet stabiele cliënten twee cliënten (29%) één tot twee jaar begeleiding nodig, één (14%) langer dan twee jaar en de overige vier cliënten (57%) zouden permanente begeleiding nodig hebben. 36

38 Begeleiding, hulpbehoeften en zorggebruik Hoofdstuk 3 Tabel 3.5. De noodzakelijk geachte begeleidingsduur volgens cliënten, sociale relaties en begeleiders Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 37

39 Zicht op stabiliteit en wat hier voor nodig is Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4 Zicht op stabiliteit en wat hier voor nodig is Dit hoofdstuk beschrijft aan de hand van de kwalitatieve data uit de interviews met stabiele en niet stabiele cliënten wat voor hen stabiel zijn betekent en wat er nodig is om stabiel te zijn en te blijven. Ook komt aan bod wat hun sociale relaties en begeleiders onder stabiliteit verstaan. Het hoofdstuk besluit met een weergave van de verschillen en overeenkomsten tussen de inschatting van stabiliteit van de genoemde actoren in relatie tot de scores van de cliënten op de ZRM (onderzoeksvraag 4). 4.1 Stabiliteit bij stabiele cliënten Wat volgens cliënten stabiliteit geeft Van de zestien cliënten die volgens de ZRM-meting stabiel zijn, vinden vijftien cliënten zichzelf stabiel en één cliënt vindt zichzelf niet stabiel. De cliënten die naar eigen inschatting stabiel zijn, geven zichzelf voor stabiliteit een zes (3 keer), een zeven (3 keer), een acht (3 keer), een negen (2 keer) en een tien (4 keer). Een vijf geeft de naar eigen inzicht - niet stabiele cliënt zichzelf voor stabiliteit. Deze persoon, een man, geeft aan dat hij al langer dan een jaar niet stabiel is en dat dit komt doordat hij weer meer alcohol is gaan drinken. Hij heeft er wel redelijk veel vertrouwen in dat hij weer stabiel kan worden over een maand tot een jaar tijd en denkt dat hij dit kan bereiken door veel te praten en minder te drinken. Als hij weer stabiel wordt, komt dit volgens hem vooral door de invloed van een hogere macht. Cliënten die volgens de ZRM stabiel zijn, denken verschillend over wat stabiel is en wat er nodig is om dat te zijn en te blijven. Dit laat onverlet, dat over een aantal zaken overeenstemming bestaat. Zo blijkt het hebben van woonruimte en van een eigen plek erg belangrijk. Ik word wel stabieler van een eigen huis. Ik krijg nu een eigen huis. Ik vind stabiel, gewoon op mezelf. Alles geregeld. Toen ik dakloos was, had ik geen rust. Je hebt je plek nodig om je stabiel te voelen, het is je startpunt van waar je je dingen kan, zonder dat kom je snel in de problemen. Wanneer ik zelf in mijn kamer ben, dan ben ik stabiel. Ook noemen cliënten het belang van een goede gezondheid. Sommige cliënten verwijzen hierbij naar hun gezondheid in het algemeen, anderen verwijzen specifiek naar hun geestelijke gezondheid. Gezondheid in orde, dat alles goed gaat. Als het geestelijk goed gaat, andere dingen weet ik niet. Als ik geestelijk niet zo een jojo ben. Dat ik alles op een rijtje heb en zuiver inzicht heb in bepaalde inzichten zo gezegd. Niet in de war zijn. 38

40 Zicht op stabiliteit en wat hier voor nodig is Hoofdstuk 4 Naast huisvesting en gezondheid noemen diverse cliënten het belang van rust, orde en regelmaat in hun dagelijks leven. Als mijn dagelijkse dingen een beetje op orde zijn. Het is rustig om me heen en in mijn hoofd. Dat ik mijn verplichtingen nakom, afspraken en dergelijke, boodschappen doen, huis schoonhouden, dat soort dingen. Als ik normaal gesproken acht uur zou werken. Als ik doe wat ik moet doen, als ik niet nalatig ben. Twee cliënten geven aan dat het hebben van een goede partnerrelatie belangrijk is voor hun stabiliteit. Met een vrouw in een stabiel gezin zijn. Als het goed gaat tussen mij en mijn vriendin. Stabiliteit staat voor stabiele cliënten verder gelijk aan: geen drugs (meer) gebruiken, je goed en fit voelen, zelfrespect hebben, het naar je zin hebben en geen problemen meer hebben Stabiliteit volgens sociale relaties Op de vraag of de sociale relaties de cliënt stabiel vinden, antwoordden zes van de zeven ondervraagde relaties bevestigend. Eén persoon vindt de cliënt niet stabiel vanwege problemen met de gezondheid en problemen bij de renovatie van de woning: de inschatting van dit sociale contact is dat de cliënt weer stabiel kan worden als hij minder tegenslagen heeft en zijn gezondheid verbetert. De sociale relaties werden uitgenodigd de stabiliteit van de cliënt (op het moment van het interview) in een cijfer uit te drukken. Eén stabiele cliënt kreeg een cijfer zes voor stabiliteit, twee cliënten kregen hiervoor een zeven en vier cliënten een acht. De sociale relaties geven uiteenlopende zaken aan die zij relateren aan de stabiliteit van de cliënt en belangrijke voorwaarden hiervoor. Bij twee cliënten noemen zij dagbesteding in de vorm van werk of een andere bezigheid. Als hij werkt, dat is een belangrijke factor. Dat hij zich niet gaat vervelen overdag. Een goede dagbesteding. Ook huisvesting wordt twee keer als voorwaarde voor stabiliteit genoemd. Een eigen woonruimte. Als ze geld heeft en een huis heeft. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 39

41 Zicht op stabiliteit en wat hier voor nodig is Hoofdstuk 4 Twee keer wijzen de sociale relaties expliciet op zelfstandig zijn, onder meer tot uiting komend in het vermogen om voor zichzelf en hun huishouden te zorgen. Als ze zelfstandig is. Als hij voor zichzelf kan zorgen, dat is het voornaamste. [ ] Zelf koken, de was doen, huis opruimen, zichzelf verzorgen, zelf afspraken nakomen bij een instantie. Sociale relaties geven verder twee keer aan dat stabiliteit staat voor gelukkig zijn of zich goed voelen. Als ze gelukkig is. Als alles goed loopt en hij zich goed voelt. De sociale relaties van cliënten geven nog uiteenlopende zaken aan (steeds één keer genoemd) die voor hen samenhangen met de stabiliteit van de cliënt, namelijk: als hij of zij niet alleen is, een hond heeft, geen drugs gebruikt, niet te maken krijgt met problemen en tegenslagen en als het goed gaat met de zoon van een cliënt. Als we samen zijn, [ ] samenwonen, bedoel ik. Dat willen we gewoon graag. Hij kan gewoon niet alleen zijn. Kan hij niet tegen en ik eigenlijk ook niet. Een hond heeft ze niet, mag ze niet hebben. Als ze een hond zou hebben zou het beter gaan Begeleiders over stabiliteit Zes van de zeven begeleiders die zijn gesproken over hun stabiele cliënten vinden hun cliënten stabiel op het moment van het interview. De stabiliteit van één cliënt gaven zij het cijfer zes, twee kregen hiervoor een zeven, één kreeg een acht en de andere twee cliënten werd een negen voor stabiliteit gegeven. Een begeleider geeft zijn cliënt een vijf en vindt zijn cliënt niet stabiel. Volgens hem heeft de cliënt nog veel nodig, namelijk: stabiele huisvesting, medicatie en hulp bij zelfverzorging en financiën. Het meest belangrijk vindt de begeleider hulp bij financiën. Hij heeft er bij navraag eigenlijk geen vertrouwen in dat zijn cliënt weer stabiel zal worden en kan daarom ook niet aangeven wat zijn cliënt hiervoor nodig heeft. Deze meneer wordt nooit stabiel, dus ik kan geen antwoord geven op deze vraag. [ ] Iemand met een verleden van criminaliteit, drugs en drank kan nooit meer stabiel worden. Doelstelling van ons is om de cliënten van de straat te houden en niet om hen stabiel te maken. De overige zes begeleiders vinden hun cliënt, zoals gezegd, stabiel. Op de vraag wat er nodig is voor stabiliteit volgen uiteenlopende antwoorden. Het vaakst wijzen zij op controle over middelengebruik. Middelengebruik door de cliënt zelf in de hand hebben. Rust krijgen in het jagen naar middelen. Als hij zijn drugsgebruik gereguleerd heeft. 40

42 Zicht op stabiliteit en wat hier voor nodig is Hoofdstuk 4 Als iemand verslaafd is, moeten ze dat nu onder controle hebben. Als haar drugsgebruik gestabiliseerd is. [ ] Het drugsgebruik is nu het grootse probleem. Daarnaast noemen diverse begeleiders huisvesting als een belangrijke voorwaarde voor stabiliteit. Als hij een eigen huis zou hebben. Na een verblijf in de nachtopvang nadat hij een tijdje op straat heeft geleefd, heeft hij nu hier zijn rust gevonden. Een vaste verblijfplek. Naast controle over middelengebruik en huisvesting noemen begeleiders ook het op orde hebben van financiën. Een financiële bewindvoerder hebben [ ], de schuld aflossen. Het geld beheren. De financiën zijn in beheer, dat is van belang om stabiel te blijven. Als de schulden bekend zijn en als ze schulden hebben dat ze deze ook aan het aflossen zijn. Zelfredzaamheid bij administratieve zaken en bij haar financiën, maar op die gebieden is ze nu stabiel. Verder vinden zij dagbesteding en dagelijkse routine belangrijk. Ze moeten een dagbesteding hebben, maar dat is nu moeilijk. Zelfs voor vrijwilligerswerk zijn nu wachtlijsten. Hij heeft nu een normaal bestaan. Werkt vijf dagen in de week en neemt zijn rust in het weekend en doet dingen die u en ik ook doen. Haar dagelijkse routine heeft ze gevonden. Zolang mevrouw dagelijkse routine heeft, is en blijft ze stabiel. Begeleiders van de stabiele cliënten wijzen verder nog op (steeds één keer genoemd), niet volledig afhankelijk zijn van de woonbegeleiding, zelfredzaam zijn in het doen van de administratie, zaken op een rijtje hebben, behandeling van psychische problemen, acceptatie van ziektebeelden en stoornis, medicatie en contact met hulpverlening. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 41

43 Zicht op stabiliteit en wat hier voor nodig is Hoofdstuk 4 De stabiele mix volgens cliënten die deelnamen aan het focusgesprek In het focusgesprek is de vraag aan de cliënten voorgelegd of hun begeleiders wel eens met hen spraken over stabiliteit en of zij wel eens hadden gehoord van de stabiele mix. De cliënten gaven aan dat zij met hun begeleiders niet over stabiliteit spreken. De term stabiele mix kenden zij niet. Ik hoor het voor het eerst nu. Stabiele mix? Dit is ook mijn eerste. Ik denk stabiele mix is omdat er heel veel allochtonen zijn hier in Rotterdam, veel culturen, en dan willen ze mensen bij elkaar brengen. Maar hoe dan ook als je hier blijft en je wordt hier oud dan moet het ook een mix zijn, anders blijft iedereen op zijn eigen eilandje wonen. Dat is het. 4.2 Stabiliteit bij niet stabiele cliënten Van de veertien volgens de ZRM-meting - niet stabiele cliënten vinden dertien cliënten zichzelf stabiel. Zij geven de rapportcijfers vijf (1 keer), zes (3 keer), zeven (3 keer), acht (3 keer), negen (2 keer) en tien (1 cliënt) voor de mate waarin zij zichzelf stabiel vinden. Slechts één niet stabiele cliënt meent niet stabiel te zijn, eigenlijk al langer dan een jaar, en geeft zijn stabiliteit het cijfer vier. Hij vindt zich niet stabiel, omdat hij samenwoont met drugsgebruikers waardoor hij zelf vaker gebruikt dan hij zou willen. Ik probeer één keer per week te gebruiken, maar ik woon met gebruikers samen, dus het is heel erg moeilijk niet vaker te gebruiken. Je ziet iemand weggaan en terugkomen en je weet wat hij is gaan doen en dan wil ik zelf ook. Verder niets anders, het gebruik heeft alle macht. Hij geeft aan gemotiveerd te zijn om weer stabiel te worden, vooral omdat hij een toekomst wil hebben. Hij wil niet zijn hele leven zo blijven als hij nu is. Dat heeft ook met zijn cultuur te maken. Hij wil trots kunnen zijn op wat hij doet en zijn ouders blij maken, omdat zij graag een goede toekomst voor hem willen. De cliënt geeft aan dat hij uit het milieu van gebruikers moet komen om weer stabiel te kunnen worden. Gewoon weggaan uit het milieu, weg van de plekken met veel gebruikers en dealers. Misschien even terug naar mijn eigen land. Als hij eenmaal stabiel is dan kunnen volgens hem vooral werk en andere bezigheden helpen om stabiel te blijven, want die maken dat hij dan niet meer aan drugs denkt en hij niet meer in het milieu van gebruikers zit. Hoewel hij graag stabiel wil worden, denkt hij dat dit niet gaat lukken. 42

44 Zicht op stabiliteit en wat hier voor nodig is Hoofdstuk Stabiliteit volgens niet stabiele cliënten Net als de cliënten die volgens de ZRM stabiel zijn, hebben de niet stabiele cliënten verschillende meningen over stabiliteit en wat hiervoor nodig is. Opvallend is, dat de meeste instabiele cliënten niet huisvesting en (psychische) gezondheid het vaakst in verband brengen met stabiliteit, maar het gebruik van alcohol en drugs. Sommige niet stabiele cliënten geven aan meer stabiel te worden als zij drugs gebruiken, terwijl andere cliënten juist het niet gebruiken van middelen heel belangrijk vinden. Ik vind mezelf stabiel als ik twee a drie biertjes op heb. Ik vind me wel stabiel als ik een blowtje heb gerookt en achter de televisie zit. Als ik niet teveel drugs gebruik, een keer per week vind ik wel acceptabel. Als ik niet elke dag gebruik, ik krijg een keer per week leefgeld dus ik wil een keer per week gebruiken. Alles gaat nu goed. Ik gebruik niks meer. Ze bieden het me soms aan op straat, maar ik sla het af. Naast middelengebruik vinden diverse niet stabiele cliënten rust, orde en regelmaat belangrijk voor het bereiken van stabiliteit. Dat ik een rustig gevoel bij mezelf heb. Dat de dingen in orde zijn die ik graag wil hebben. Stabiel zijn houdt in voor mij rust en tevredenheid, dat ik in mijn eigen wereldje kan leven zoals ik zelf wil. Daarnaast heb ik ook rust om me heen nodig en continuïteit in mijn dagritme: zo laat eten, zo laat je kamer schoonmaken, zo laat douchen. Dat al mijn zaken op orde zijn, rekeningen betaald, ijskast gevuld, gezond zijn, geen zorgen over je kinderen. Als ik een geregeld leventje heb, gewoon je natje, je droogje, je kamertje en je leventje. Een aantal cliënten benoemt het belang van contacten; met familie, sociale contacten en/of contacten met begeleiders. Als ik een rustig gesprek kan krijgen met mijn begeleider of een medebewoner. Sociale contacten [ ] dat ik af en toe de deur weer eens effe uit ga. Contact met mijn moeder is belangrijk. Bezig zijn en niet alleen zijn. Soms denk ik een beetje begeleiding, maar ik moet ze niet te veel zien. Bij begeleiding denk ik aan sociale contacten buiten de drugsscene. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 43

45 Zicht op stabiliteit en wat hier voor nodig is Hoofdstuk 4 Verder wijzen ook een aantal niet stabiele cliënten op het belang van gezondheid en huisvesting. Als het op alle vlakken goed gaat, geestelijk en lichamelijk. Als ik gezond ben, de rest doet er niet meer echt toe. Als mijn suiker in orde is, mijn gezondheid dus. Weten waar je plekje is [ ] en natuurlijk een dak boven je hoofd hebben Volgens het netwerk van niet stabiele cliënten Twee van de vier geraadpleegde sociale relaties menen dat de cliënt niet stabiel is; zij geven de cliënten voor stabiliteit respectievelijk een vier en een zes. De andere twee sociale relaties vinden de cliënt wel stabiel, en geven voor de stabiliteit van deze cliënten respectievelijk een zeven en acht. De sociale relaties van de niet stabiele cliënten denken verschillend over wat stabiel zijn voor de cliënten betekent. Van de twee relaties die de cliënt niet stabiel vinden, geeft de een aan dat de cliënt stabiel is als hij slaapt en de ander vindt de cliënt stabiel als hij is opgenomen in een ziekenhuis en medicijnen gebruikt. Als hij slaapt. Hij is helemaal niet stabiel. Wanneer hij opgenomen is. Zo min mogelijk benzo s. Minimaal twee per dag. Methadon is ook nodig. De sociale relaties die mensen de cliënt stabiel vinden noemen als voorwaarden voor stabiliteit: huisvesting, het hebben van een inkomen, voor zichzelf kunnen zorgen, goed met geld omgaan, een goede baan hebben en medicatie. In mijn ogen als ze voor zichzelf kan zorgen. Als ze een inkomen heeft, een dak boven haar hoofd. Als ze zichzelf prima kan redden in een maand. Dat ze niet aan het begin van de maand al zonder geld zit. Ja, ja, dat zijn nogal een paar punten waar hij aan moet voldoen. Ten eerste een goede baan, een vaste baan. En als hij van zijn medicatie af is en zijn eigen woning zal hebben Volgens begeleiders van niet stabiele cliënten Drie van de zeven begeleiders vinden de - volgens de ZRM score - niet stabiele cliënten stabiel op het moment van het interview en geven voor stabiliteit elk van deze cliënten een zeven. Vier begeleiders daarentegen menen dat hun cliënt niet stabiel is. Zij geven de stabiliteit van deze cliënten respectievelijk een zeven (één cliënt), een zes (twee cliënten) en een vijf (één cliënt). 44

46 Zicht op stabiliteit en wat hier voor nodig is Hoofdstuk 4 Per cliënt noemen de begeleiders eigenlijk diverse voorwaarden voor stabiliteit. Het vaakst genoemd zijn: financiën, dagbesteding en middelengebruik. Wat betreft de financiën geven begeleiders aan: De cliënt is stabiel als hij financieel stabiel is, zijn rekeningen kan betalen, boodschappen kan betalen. Dat hij zijn financiën en administratie op orde heeft. [ ] Vaste lasten op tijd betalen vind ik belangrijk qua stabiliteit. Zijn financiën, om die stabiel te krijgen. [ ] Het doel is om door te stromen naar een ander project of zelfstandige woonruimte. Maar dit kan alleen als iemand stabiel is op gebied van dagbesteding, gebruik en financiën. Zoals gezegd, brengen begeleiders ook middelengebruik in verband met stabiliteit, specifiek het niet of gecontroleerd gebruik. Voor de cliënt geldt voor het stabiel zijn in elk geval dat hij zijn drankgebruik onder controle heeft. Dat hij een sociaal drinker is en de grens weet. Geen overmatig drankgebruik. Zijn gebruik is ook waar we nu aan gaan werken. Niet te veel terugval in drugsgebruik. Behoorlijk terugvallen in alcohol en drugs maakt een cliënt niet meer stabiel. Dagbesteding is een andere belangrijke door begeleiders genoemde voorwaarde. Als hij dagbesteding heeft. Nou ja, meneer heeft nog steeds geen vaste gestructureerde dagbesteding, daar schort het vaak bij de cliënt aan. Dan moet meneer weer opgetrommeld worden, meneer verzuimt heel veel. Blijft te lang in zijn bed liggen. Als hij werk heeft en er sprake is van maatschappelijke deelname. Stabiele huisvesting is een andere belangrijke voorwaarde. Als er een stabiele woonsituatie is waar ze kan eten, rusten, medische zorg kan krijgen. Als hij een dak boven zijn hoofd heeft, waarbij hij dan rust, ritme en regelmaat heeft. Verder is voor stabiliteit van niet stabiele cliënten volgens de begeleiders nodig: een goede hygiëne, een goede psychische gezondheid, zelfredzaamheid en sociale contacten. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 45

47 Zicht op stabiliteit en wat hier voor nodig is Hoofdstuk 4 Stabiliteit volgens cliënten in het focusgesprek De cliënten in het focusgesprek zijn het eens met de geïnterviewde cliënten over wat stabiliteit vraagt. Om stabiel te kunnen zijn is het belangrijk om huisvesting en een inkomen te hebben, je schulden aan te pakken (zodat er niet continu een deurwaarder voor je deur staat), goede vrienden te hebben en om geestelijk stabiel te zijn. Daarnaast vinden zij het van cruciaal belang om een goede hulpverlener te hebben. De cliënten in het focusgesprek lopen tegen hetzelfde probleem aan: zonder hulpverlener is het niet mogelijk om je te redden in een samenleving waarin allerlei regels gelden en waarin het moeilijk is om dingen voor elkaar te krijgen. Hulp van een goede hulpverlener die kan uitleggen hoe het systeem in elkaar zit en een brug kan slaan tussen de cliënten en de instituties, is voor cliënten een belangrijke voorwaarde om stabiel te kunnen zijn. Dat je overzicht hebt over alles. Dat je papieren in orde zijn. Dat is hier belangrijk. Ik kom van Aruba en daar is dat niet belangrijk, maar hier wel. Ik kan dat niet alleen doen, daar heb ik begeleiding mee nodig. Iemand die achter je kan staan en je kan helpen als je de verkeerde kant op gaat en als er problemen zijn. Voor mij is dat, persoonlijk vind ik dat belangrijk. Er moet een handje daar zijn om je te helpen. Hier in Nederland is het ook dat de instanties hebben de macht. Het is belangrijk ook als mensen zeggen van waar ze komen. Van welke land. Dan weten ze ook wat je gewend bent. Want als wij naar Nederland komen hebben wij een achterstand, dan is het moeilijk om dat in te halen. Om te begrijpen hoe het Nederlandse systeem in elkaar zit. Dus stabiliteit is ook dat je weet hoe dingen werken. Zo hoort het systeem en dat hoor je te weten. Het probleem is, als je belt dan word je niet gehoord! Van het kastje naar de muur word je gestuurd. Pas als de ene hulpverlener de andere aanspreekt dan wordt er iets gedaan. Dat komt omdat het systeem zo werkt. De hulpverlener moet met alle instanties praten voor jou. En dat is ook zo omdat zij zo hun baan behouden. Ik doe zelf mijn best om alles zelfstandig te doen zeg maar, en dan kom je toch bij instanties tegen bepaalde deuren aan. Want als ik bel dan wordt het nooit gedaan. En als er een maatschappelijk werkster belt, ze zegt alleen haar naam en waar ze werkt en het wordt gedaan! En we stellen precies dezelfde vraag! En ik zit ook bij haar om te bellen, dus als ik wat verkeerd doet zegt ze het, maar ik doe niks verkeerd! Maar mensen doen het gewoon niet! Als je ergens werkt dan ben je wat en dan krijg je het ook gedaan. Ik denk, zo moet het toch niet? Ik wil het zelfstandig doen! En elke keer loop ik tegen dezelfde dingen aan. Kastje naar de muur, kastje naar de muur 46

48 Zicht op stabiliteit en wat hier voor nodig is Hoofdstuk Perspectieven op stabiliteit en ZRM-meting In hoeverre komt de perceptie van de cliënt op stabiliteit overeen met de stabiele mix zoals geoperationaliseerd met de zogenaamde zelfredzaamheidmatrix (ZRM), en met de perceptie van zijn sociale netwerk en die van de meest betrokken begeleider? Alle input van de diverse actoren (cliënten, sociale relaties en begeleiders), inclusief het door hen gegeven rapportcijfer voor de stabiliteit van de cliënt, geeft in relatie tot de ZRM-meting het volgende beeld (zie tabel 4.1): De stabiele cliënten vinden zich op één uitzondering na allen stabiel. Bij deze groep komt de ZRM-meting van stabiliteit dus overeen met die van de cliënten zelf. De cliënten, de sociale relaties en begeleiders (voor zover zij waren te raadplegen) lijken in hun waarneming van stabiliteit overeen te komen; beide laatstgenoemde partners noemen ook steeds één cliënt die niet stabiel was. Ook de cijfers van de drie groepen lijken te convergeren: de stabiele cliënten geven een relatief hoog cijfer voor hun stabiliteit, namelijk gemiddeld een 8,1 en de cijfers van de relaties en begeleiders zijn ook hoog, zo niet hoger (respectievelijk 8,7 en 7,7). De volgens de ZRM-meting niet stabiele cliënten vinden zich op één persoon na allen stabiel; bij deze groep is er dus een groot verschil tussen de ZRM-meting en de inschatting van de cliënt zelf. Wat opvalt is, dat ook de sociale relaties twee van de vier niet stabiele cliënten zelf wel stabiel vinden en de begeleiders menen dat drie van de zeven door hen beoordeelde niet stabiele cliënten stabiel is. Het verschil in inschatting (stabiel/niet stabiel) drukt zich uit in de gegeven rapportcijfers: niet stabiele cliënten die zichzelf stabiel vinden geven hun stabiliteit een 7,4 (wat lager is dan het gemiddelde cijfer van de stabiele cliënten) en niet stabiele cliënten die zichzelf ook niet stabiel vinden waarderen hun stabiliteit met een 5. Het door cliënten, sociale relaties en begeleiders gegeven gemiddelde cijfer voor stabiliteit van de niet stabiele cliënten die stabiel wordt geacht, komt aardig overeen (respectievelijk 7,4; 7,5 en 7); de gegeven gemiddelde cijfers voor de stabiliteit van niet stabiele cliënten die niet stabiel worden gevonden, lopen meer uiteen (variërend van een vier tot een zes). Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 47

49 Zicht op stabiliteit en wat hier voor nodig is Hoofdstuk 4 Tabel 4.1. Perspectieven op en rapportcijfers voor stabiliteit van stabiele en niet stabiele cliënten en hun sociale relaties en begeleiders in relatie tot de ZRM-meting S=stabiel; NS=niet stabiel; O=onbekend; R=rapportcijfer voor stabiliteit 48

50 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 5 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Dit hoofdstuk beschrijft wat cliënten nodig hebben om stabiel te worden en te blijven en waardoor cliënten hun balans kwijt kunnen raken. Opnieuw worden de verschillende perspectieven beschreven. Aan de orde komt onder meer in welke mate cliënten, hun sociale relaties en begeleiders erop vertrouwen dat de cliënt stabiel blijft of (weer) wordt (onderzoeksvraag 4). 5.1 Stabiel worden en blijven bij stabiele cliënten Stabiel worden volgens stabiele cliënten Hoe zijn de zestien stabiele cliënten na een periode van instabiliteit weer stabiel geworden? Wat gebeurde er in die situatie en wat hebben zij zelf gedaan om weer stabiel te worden? Op vier na, geven alle cliënten aan dat het krijgen van huisvesting na een periode van dakloosheid leidde tot stabiliteit. De meesten kregen huisvesting via een hulpverlenende instantie. De verhuizing naar het Leger des Heils, daardoor heb ik niet op straat hoeven zwerven. Nu [ ] wil ik graag een eigen woning krijgen, al is het maar een tweepersoonswoning. Ben toen in een project gestapt van Home Sweet Home, dat wil zeggen woonruimte, werk, schuldsanering. En dat is dacht ik aardig gelukt. Doordat ik in een programma van CVD (z)onderdak kwam. Uiteindelijk ben ik in een eigen woning terecht gekomen. Drie dagen in de bosjes geslapen, toen dacht ik bij mezelf, wat ben ik aan het doen. [ ] Instanties gebeld en toen kon ik bij het Leger des Heils terecht. Een kennis werkte bij de CVD van Speyk. Daar gaan ze je problemen aanhoren, na twee maanden gelijk via CVD op kamers, daar heb je ook weer een mentor. Door het huis weer dingen op orde. Volgens diverse stabiele cliënten leidde het aanpakken van hun verslaving ook tot meer stabiliteit. Via Bouman huis een verblijfsvergunning gekregen en daarna gelijk naar een afkickkliniek voor twee jaar gegaan. [ ] Nu al vier jaar clean van heroïne. Ik was zwaar aan de drank en toen zover heen, toen dacht ik, dit gaat niet werken, hier moet ik wat aan doen. Toen ben ik heel lang van de drank af geweest. Mijn gokverslaving gestopt voor mijn zoon, dat was een hele grote stap voorwaarts geweest. Verder noemen cliënten dat bij het (opnieuw) stabiel worden belangrijk zijn: hulp van een vriendin, het vinden van werk, jezelf blijven, gewoon doorgaan, medicatie tegen psychosen en het afbetalen van schulden. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 49

51 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Motivatie om stabiel te blijven Alle stabiele cliënten willen graag stabiel blijven en op drie na hebben zij hiervoor een specifieke motivatie. De belangrijkste reden om stabiel te blijven is voor de meeste cliënten de grote wens om een normaal leven te leiden. Dat je een normaal leven kan leiden en een normale sociale omgeving, anders word je gauw eenzaam. Ik wil zijn als iedereen, ik wil ook werk, autorijden ik wil normaal zijn, maar dat is in de hand van God. Ik wil een normaal leven leiden, dan ben je stabiel, anders ben je niet normaal. Een normaal leven, een menswaardig leven, een bestaan. Een andere reden om stabiel te blijven houdt verband met relaties met anderen: cliënten willen stabiel blijven voor mensen in hun omgeving of omdat zij mensen uit hun omgeving niet willen kwijtraken. Ik wil er zijn voor mijn zoon, nooit meer gokken. [ ] Vanwege de situatie met mijn ex heeft mijn zoon me echt nodig. Ik heb ook kinderen. Ik wil mijn kennissen houden, goeie kennissen welteverstaan. Cliënten geven aan niet terug te willen naar een niet stabiele situatie, omdat die voor hen allerminst plezierig was. Omdat ik op een leuke manier oud wil worden, ik heb de andere kant meegemaakt. Ik wil nooit meer terugvallen in de daklozentoestand, dat je daar met allerlei mensen in de opvang slaapt. Ik wil geen problemen meer zoals vroeger. Niet afhankelijk willen zijn van anderen is voor enkele cliënten ook een reden om stabiel te blijven. Ik wil gezond zijn, niet mank worden en dat ik dan om hulp moet vragen. Omdat ik me daar [stabiel zijn] heel erg prettig bij voel. Dat je je niet afhankelijk gaat gedragen of doen. 50

52 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Wat nodig is om stabiel te blijven De vijftien stabiele cliënten die zich zelf stabiel vinden, zijn er redelijk zeker van dat zij in de toekomst stabiel zullen blijven: tien cliënten vertrouwen er helemaal op dat dit gaat lukken, vier cliënten denken dat dit grotendeels zal lukken en één cliënt geeft aan niet te weten of hij stabiel kan blijven in de toekomst. Op de vraag hoe lang cliënten stabiel denken te blijven, antwoorden dertien cliënten dat zij verwachten voor altijd stabiel te blijven. Eén cliënt denkt een maand tot een jaar stabiel te blijven en een andere cliënt kan de vraag niet beantwoorden. Welke hulp denken de cliënten nodig te hebben om stabiel te blijven? Twee cliënten menen geen hulp hierbij nodig te hebben of willen geen hulp. De andere cliënten willen graag hulp bij hun financiën (vijf cliënten), administratie (drie cliënten), woonsituatie, dagbesteding, sociale contacten, lichamelijk functioneren en psychisch functioneren (steeds één keer genoemd). Als gevraagd wordt naar wat cliënten nodig hebben om te voorkomen dat zij opnieuw uit balans raken, noemen zij ook vaak huisvesting. Een eigen stekkie voor mezelf. Woonruimte. Niet in een instelling wonen zoals nu, hier hebben ze geen respect en liefde voor mensen. Een eigen huis, rust, verbonden aan dat CVD. Ook rust, regelmaat, ritme en dagbesteding noemen cliënten belangrijk bij het behouden van hun stabiliteit. Zorgen voor rust en regelmaat. Dat ik een gewone structuur, een dagindeling heb. [ ] Een gewoon dag- en nachtritme. Geen hele nachten wakker zijn. Door rust in mijn lichaam en rust om me heen. Ik zoek geen herrie op. Een aantal cliënten vindt hun sociale omgeving belangrijk bij het behouden van stabiliteit. Sommige cliënten geven aan hierbij bepaalde mensen in hun omgeving nodig te hebben, terwijl anderen zeggen juist bepaalde mensen in hun omgeving te moeten vermijden. Het moet goed blijven met mijn vriendin. De mensen met problemen kwamen steeds dichter op elkaar te zitten, daar kan ik nu afstand van nemen. Niet weer de verkeerde connecties aanspreken en mezelf niet laten misleiden met grote beloftes [ ], maar de gasten die dat deden heb ik al op de hele lange baan geschreven. Ook menen cliënten dat bezigheden belangrijk zijn voor het behouden van stabiliteit. Wandelen en veel naar buiten toe. En borrelen met vrienden. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 51

53 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Ik blijf werken, dat voorkomt dat ik uit balans raak. Wat cliënten verder helpt om stabiel te blijven is (steeds één keer genoemd): geestelijk sterk zijn, meer geld hebben, niet te veel geld uitgeven en medicatie gebruiken Volgens het netwerk van stabiele cliënten Zoals gezegd, vinden zes van de zeven sociale relaties de volgens de ZRM-meting - stabiele cliënten zelf ook stabiel. Eén cliënt is volgens een naaste niet stabiel, vooral vanwege een slechte gezondheid en problemen bij de renovatie van het pand waar de cliënt woont. Zal deze cliënt stabiel worden, is de volgende vraag? Het antwoord is ja, er is hierin alle vertrouwen en de verwachting is dat die stabiliteit tussen een maand en een jaar zal zijn bereikt. Het belangrijkste hierbij is volgens de sociale relaties hulp bij de woonsituatie. Bij de zes stabiel geachte cliënten vertrouwen twee sociale relaties er helemaal op dat de persoon stabiel blijft en vier relaties vertrouwen hier grotendeels op. Bij drie van de zes cliënten is de verwachting van stabiliteit een jaar of langer en bij drie cliënten is de verwachting voor altijd. Welke hulp vinden sociale relaties het meest belangrijk voor het behoud van stabiliteit? Wat sociale relaties belangrijk vinden is vooral hulp bij de financiën (drie keer), het wonen (één keer) en hulp bij relaties met familie (twee keer). Daarnaast is ook dagbesteding opgemerkt (twee keer). Dagbesteding, iets te doen hebben. Net zoals iemand een baan heeft. Het werk, denk ik. Persoonlijke relaties kunnen volgens sociale relaties ook helpen voorkomen dat mensen uit balans raken (twee keer). Ze heeft nu een vriend, een relatie. Dat zorgt er ook voor dat ze nu gelukkig is. Als dat weg zou vallen, zou het wel minder met haar gaan. Gewoon dat zijn relatie niet verbreekt. Dat we elkaar niet kwijtraken. Ik weet gewoon dat hij mij niet kwijt wil. Ook twee keer noemen mensen uit het sociale netwerk het belang van hulp en begeleiding. Goede hulp, beetje helpen, dat ze vooruit kan gaan. Wat hij nodig heeft, nou ik denk zeker wel begeleidende gesprekken met zijn begeleider. Hij heeft dat nodig dat hij zijn ei kwijt kan. Verder menen sociale relaties dat disbalans kan worden voorkomen als: alles lekker loopt, het goed gaat met de kinderen, een cliënt zelf weet wanneer hij om hulp moet vragen, de cliënt een huis heeft, geld heeft en gelukkig is en de cliënt een vriend heeft om mee te praten (steeds een keer genoemd). Af en toe gesprekken met mij, dat hij met een vriend kan praten, ook over serieuze dingen. 52

54 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Er waren problemen en zijn vrouw, ex-vrouw, kon het niet meer aan met de zoon. [ ] Dat soort heftige dingen leidt bij hem wel tot een terugval. [ ] Het gaat nu vrij goed, zijn zoon is terug bij zijn moeder. Dit is belangrijk voor hem Volgens begeleiders van stabiele cliënten Van de zes begeleiders die hun cliënt stabiel vinden, vertrouwt één begeleider er helemaal op dat het zijn cliënt gaat lukken om voor altijd stabiel te blijven. De overige vijf begeleiders hebben er grotendeels vertrouwen in dat hun cliënten stabiel blijven. Vier van hen denken dat hun cliënt voor altijd stabiel kan blijven en een van hen denkt dat zijn cliënt een maand tot een jaar stabiel kan blijven. De begeleiders van twee cliënten denken dat hulp bij middelengebruik voor hun cliënten het belangrijkst is om stabiel te blijven. De overige vier begeleiders vinden voor hun cliënt hulp bij hun financiën, sociale contacten, lichamelijk functioneren en psychisch functioneren het meest belangrijk. Op de vraag aan zes begeleiders wat hun door hen stabiel geachte - cliënten nodig hebben om stabiel te blijven en niet uit balans te raken volgt eensluidend: rust, structuur en regelmaat. Belangrijk is een omgeving die structuur biedt maar de lat niet te hoog legt. Meneer overschat zichzelf en moet daarom worden geremd met structuur. Rust in zijn hoofd. Hij heeft veel schulden die nog niet zijn afbetaald, maar waarvoor wel een regeling is getroffen. Dat geeft rust en maakt dat hij stabiel is. Dat hij praktische zaken, regelzaken, goed op een rijtje heeft. Samen met zijn maatschappelijk werker en woonbegeleider overziet hij dingen wel. En dat geeft hem rust en dan is hij stabiel. Dagelijkse structuur [ ], ondersteuning bij structuur. Regelmaat, dat is het allerbelangrijkste. Naast rust, structuur en regelmaat vinden begeleiders dagbesteding belangrijk. Dagbesteding is voor hem heel belangrijk. Het is een reden om uit bed te komen en naar het activeringsproject te gaan. Dagbesteding binnen het Leger des Heils voor vijf dagen per week. Een dagbesteding te hebben. Ook vinden de begeleiders contacten voor het behouden van balans belangrijk voor hun cliënten: zowel sociale als professionele contacten. Ze zit nu met twee mensen in een huis en dat is goed voor haar tegen de vereenzaming. Hij heeft veel contact nodig, even zijn ei kwijt bij de staf. Het gaat de laatste tijd heel goed omdat er veel contact is. Het wekelijkse gesprek. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 53

55 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Verder noemen de begeleiders van de stabiele cliënten nog de volgende voorwaarden voor behoud van stabiliteit: het behoud van de woning, voldoende inkomen, controle over middelengebruik en omgang met mensen die geen middelen gebruiken. De laatste tijd gaat ze om met verkeerde vrienden met wie ze verkeerde dingen doet, drugs gebruiken. Het is voor haar goed om de juiste personen om haar heen te hebben, die haar stimuleren om geen drugs te gebruiken. Stabiel worden volgens cliënten in het focusgesprek Om stabiel te worden na een periode van instabiliteit is het volgens de deelnemers belangrijk om niet op te geven, te proberen om niet de verkeerde kant op te gaan met drugs en alcohol en om mensen in je omgeving te hebben die een positieve invloed op je uitoefenen, die je zien staan, die je verhaal willen horen en die ook echt naar je luisteren. Wat jullie nu doen, dit soort gesprekken, dat vind ik goed. Dat mensen naar je luisteren en vragen wat wij voelen. Want misschien ik zeg altijd jullie gaan straks naar huis, naar je gezinnetje, en straks is het etenstijd en gaan wij denken, wat gaan we doen, wat kunnen we bij elkaar zetten en dat zien mensen niet. Mensen zien mij en denken, oh, netjes gekleed maar mensen zien niet hoe ik mij van binnen voel. Ik kan elke dag een lach zetten maar misschien ben ik van binnen wel helemaal gebroken. Ik kan niet meer maar ik laat het niet zien. [ ] Dus dat mensen in je omgeving je zien en je ook willen horen, hoe het is. Dat voel ik. Ik praat over wat ik heb meegemaakt en heb gezien en wat ik voel. En sommige mensen durven dit misschien niet te zeggen maar ik heb een mond, ik mag praten, ik mag zeggen hoe het is. Dus dit vind ik goed, dat mensen willen horen van mensen die het slecht hebben, dat is gewoon belangrijk. Dat je gewoon even stil kan zitten en kan luisteren naar mensen. Dat is ook belangrijk om stabiel te kunnen zijn. Ik zeg in je vriendenkring moeten ook andere mensen zijn. [ ] Ik heb bijvoorbeeld heel veel soorten vriendinnen. Ik heb Nederlandse vriendinnen, ik heb Afrikaanse vriendinnen, dus dan heb je ook andere mensen die anders denken. Hoe het leven gaat. En dat helpt, die vriendinnen. Want het is positiever, ze willen vooruit. Om weer stabiel te worden vinden de deelnemers het ook belangrijk om goed na te denken over wat er verkeerd is gegaan in het verleden, omdat dit helpt bij het maken van betere keuzes. Dat draagt bij aan het terugwinnen van stabiliteit. Ik weet, ik heb die fouten al gemaakt. Ik denk, een ezel gaat niet twee keer op dezelfde steen vallen. Dus ik zie de problemen nu aankomen, ik ga het anders aanpakken. Ik denk dat het, dat je de fouten herkent die je hebt gemaakt. Want als je de fouten niet herkent en niet gaat verbeteren dan ga je maar achteruit. Dat schiet niet op. Dus het is een belangrijk punt dat je je fouten kent en niet dezelfde fouten herhaalt. Dan kan je ook stabiel blijven, als je je fouten kan verbeteren. De verbetering begint met jezelf. Ik zeg in deze situatie, negentig procent, niemand heeft het gekozen maar je hebt het wel zelf veroorzaakt. Dus daarvoor moet je die fouten terugkijken en zeggen ik ga deze weg. En dat heeft mij hier gebracht. 54

56 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Voor mij was het gewoon even rustig zitten en nadenken over wat ik heb fout gedaan. En van die fouten leer je gewoon het nu beter aan te pakken. En ik had een planning, ik schrijf altijd op hoe ik mijn dingen wil regelen en zo. en ik dacht toen, niks gaat zoals ik het wil. Dus ik dacht, dit is niet het leven wat ik wil, dit is niet het leven wat ik had gedacht of had verwacht. Dus dat heeft me wijzer gemaakt. Eventjes focussen. Ik was mijn focus kwijt. Ik dacht, ik ben hier gekomen vanuit Aruba, ik was mijn focus kwijt en mijn doelen. Dat was ik kwijt. Ik was niet meer eigen baas. Dat was fout. Hoewel diverse cliënten aangeven dat zij zelf hun best moeten doen om opnieuw stabiel te worden, geven zij ook aan dat zij niet alles zelf in de hand hebben. Om (weer) stabiel te worden, moet je ook de kans krijgen om iets van je leven te maken. De cliënten vinden dat die kans er niet altijd is en dat hun mogelijkheden beperkt zijn om stabiel te worden. Ik kwam uit Aruba en ik ben al zelfstandig vanaf mijn zestiende, ik had geen vader thuis dus ik was de baas in huis. Ik heb mijn school beëindigd, mijn opleiding voor keukenmedewerkerassistent. Ik ben daarna in militaire dienst geweest drie jaartjes. En daarna dacht ik, ik wil iets groots bereiken. Toen ben ik naar Nederland gekomen. Ik dacht ik heb een mooi CV, een mooie background, maar ik kreeg de kans niet. Ik ben bij het jongerenloket geplaatst het was zo, hun wilden mij controleren. Laten we zeggen, je bent ingeschreven, je gaat nu dit en dat. Maar ik dacht ik kan beter dan dat. Dus ik wou niet meewerken. Waarom niet aan mij vragen wat ik voel. Dus ik denk dan, waarom moet ik dit doen als ik me niet veilig of prettig er bij voel. Dus dan werd ik gedwongen om iets te doen. En misschien was het wel goed, maar ik zag het niet, ik dacht, dit is niet voor mij. En dan werkt het zo, oké, dan word je gestraft. En ik was iemand die wou graag werken. Maar het is moeilijk. Ik heb geen familie hier, je moet alles zelf uitzoeken. Ik zeg je eerlijk, ik zou liever bezig willen zijn, want nu er zijn twee paden voor mij. Er is een goeie en er is een slechte. In je leven kan je niet altijd goed doen en niet slecht, er moet evenwicht zijn. En voor mij, ik heb het slechte al gezien. Ik heb het meegemaakt, ik heb het gezien, ik dacht, dit is niks voor mij. Dus ik wil de goeie dingen doen, maar ze geven me de kans niet. En ik heb al gezegd, ik kom aan jullie deur kloppen. Het is makkelijk om de slechte weg te gaan, met drugs en zo en het is moeilijk om op het rechte pad te blijven, want dan moet je alles precies doen zoals het systeem werkt. En het is een beetje een chaos Ik heb vaak gehoord dat ze zeggen, het is je eigen schuld, het is je eigen schuld. Maar mensen zijn niet perfect en mensen maken fouten en van fouten leer je. Maar niet op zo n manier. Maar ik heb altijd gezegd, ik wil werken. En anders ga ik denken, ik heb geen geld, wat ga ik doen. En dan is het makkelijk, dan ga ik op het verkeerde pad. Maar het moet ook van jezelf komen. En ik blijf werk proberen te zoeken. Het is moeilijk omdat ik geen diploma heb en dat soort dingen. Maar ik ben nooit in aanraking met de politie en dat soort dingen, ik heb normen en waarden geleerd, dus ik wil het doen! En dan zeg ik, wat is nou zo n papiertje? Ik zeg, iedereen moet een kans krijgen, iedereen verdient een kans. Iedereen maakt fouten. Iedereen verdient een nieuwe kans om te herstellen voor een nieuwe leven en een nieuwe begin. Maar door het systeem kan ik niets doen. Ik kan het systeem niet breken, zo is het. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 55

57 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk Stabiel worden en blijven bij niet stabiele cliënten Stabiel worden volgens niet stabiele cliënten Zoals gezegd, vinden dertien van de veertien cliënten niet stabiel volgens de ZRM score - zichzelf stabiel ten tijde van het interview. Twaalf van hen geven aan dat het al een jaar of langer geleden was dat zij niet stabiel waren. Eén cliënt meent dat hij een maand tot een jaar geleden niet stabiel was. Eén cliënt vindt tijdens het interview niet stabiel te zijn. Hoe zijn de dertien cliënten die zichzelf stabiel vinden na een periode van instabiliteit weer stabiel geworden? Tien van de dertien cliënten geven professionele hulp als antwoord: hulp vanuit een opvangvoorziening, van begeleiders van de kliniek waar zij verbleven of hulp van een maatschappelijk werker. Ze hebben me opgenomen. En toen gingen ze dingen voor me regelen en toen werd ik stabieler. Ik ben stabiel geworden door het personeel van Delta. Ze geven je de aandacht, de rust en de dingen die je zelf kan doen op het terrein: werken, sporten. Door verandering van maatschappelijk werkster. Zij nam alle touwtjes in handen en regelde heel veel voor mij, mevrouw Aurora. Ze liet me veel zelf doen, maar was altijd aanwezig. Door haar ben ik letterlijk en figuurlijk op eigen benen gaan staan. Door geestelijke hulp bij een instantie te zoeken. Daarna ben ik rustiger geworden. [ ] Van de instelling heb ik medicatie gekregen. Het krijgen van onderdak na een periode van dakloosheid was voor enkele cliënten ook belangrijk bij het stabieler worden. Ik werd weer stabiel toen ik in de opvang terecht kwam. Dit kwam doordat ik rust had, van de straat, een plek waar ik kan eten en slapen, ik was klaar met dat gezoek. Toen ik hier kwam wonen. Het hebben van je eigen kamer, je eigen leventje kunnen oppikken. Twee cliënten geven aan dat hun verblijf in detentie bijdroeg aan hun stabiliteit. Ik werd weer stabiel doordat ik in de gevangenis terecht kwam, [ ] allemaal dezelfde regels zonder onderscheid, [ ] ook had ik toen geen drank meer waardoor het beter met me ging. Ik ging mezelf melden bij de politie om bekeuringen uit te zitten, dan wist ik dat ik weer rust had, het circuit van gebruik doorbreek je dan even, dan kan ik dingen weer op een rijtje zetten. Andere factoren waardoor cliënten stabiel werden zijn: de geboorte van een eerste kleinkind, het leren om hulp te vragen en ouder worden. 56

58 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Motivatie om stabiel te blijven Alle niet stabiele cliënten die zichzelf stabiel vinden (dertien van de veertien cliënten) willen graag stabiel blijven. De belangrijkste redenen om stabiel te willen blijven is voor bijna alle niet stabiele cliënten dat zij niet terug willen naar het leven dat zij eerder hadden. Ik wil niet meer in de shit, ik heb er lang genoeg in gezeten. Ik weet wat het is, ik heb het allemaal geprobeerd. Ik heb er genoeg van. Ik wil niet meer naar de bajes. Ik wil stabiel blijven omdat ik geen zin heb om weer gefrustreerd rond te lopen, dan ga je het ene gat met het andere vullen, weet je wel, drugs kopen, geld lenen. Omdat ik het vroeger slecht heb gehad, dakloos, ik weet hoe het is, ik heb hier tenminste eten, drinken, een natje en droogje. Omdat ik een gelukkiger leven wil [dan vroeger]. En op het moment ben ik gelukkiger. Een aantal cliënten geven aan dat stabiel zijn belangrijk voor hen is in verband met hun sociale omgeving. Voor mijn kinderen, mijn kleinkinderen en mijn eigen gezondheid. Mijn familie, mijn kleinkinderen zijn belangrijk. Omdat ik dan makkelijker ben voor mijn sociale omgeving, als ik drukker ga doen met mijn psychoses, rond ga lopen, raken anderen in de war en reageren ze vreemd. [ ] Nu kan ik contact hebben. Ook geven een aantal cliënten aan dat zij stabiel willen blijven omdat zij niet willen dat hun situatie verandert en omdat zij niet verder achteruit willen gaan. Dat ik niet in de psychiatrie verder weg zak, weet je. Dat ik niet met injecties verder te maken krijg. Omdat ik graag gezond wil blijven en het naar mijn zin wil houden. Verder noemen enkele cliënten dat zij een normaal leven willen hebben en dat zij onderdeel van de maatschappij willen zijn. Ik wil weer terugkomen in de maatschappij, zoals ik het altijd gedaan heb. Werken, zo hoort het. Dat is normaal zolang je je handen kunt gebruiken. Niemand wil toch instabiel zijn? Je wilt een normaal mens zijn, je wil gewoon functioneren in de maatschappij. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 57

59 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Wat nodig is om stabiel te blijven De dertien niet stabiele cliënten die zelf vinden dat zij stabiel zijn, zijn er vrij zeker van dat zij stabiel blijven in de toekomst. Negen cliënten geven aan dat zij er helemaal op vertrouwen dat het hen lukt om stabiel te blijven en twee cliënten denken dat dit grotendeels wel zal lukken. Twee cliënten hebben er een beetje vertrouwen in dat het hen gaat lukken om in de toekomst stabiel te blijven. Op de vraag hoe lang de cliënten stabiel denken te kunnen blijven, antwoorden acht cliënten dat zij verwachten voor altijd stabiel te blijven. Twee cliënten denken een jaar of langer stabiel te blijven en één cliënt denkt een week tot een maand stabiel te blijven. Twee cliënten weten niet hoe lang zij stabiel kunnen blijven. Gevraagd is ook naar de hulp die cliënten nodig denken te hebben om stabiel te kunnen blijven. Eén cliënt geeft aan geen hulp nodig te hebben en één cliënt geeft aan geen hulp te willen. De overige cliënten willen graag hulp bij hun woonsituatie (vier cliënten), psychisch functioneren (drie cliënten), lichamelijk functioneren (twee cliënten), financiële situatie, dagbesteding en zelfverzorging (steeds één cliënt). De stabiele cliënten geven verschillende antwoorden op de vraag wat zij nodig hebben om stabiel te blijven en hoe zij kunnen voorkomen dat zij weer uit balans raken. Verschillende cliënten vinden huisvesting belangrijk om disbalans te voorkomen. Als ik hier weg moet, blijft er niets over ook. Het kan goed uit de hand lopen als ik boos word en dat wil ik niet. Als mijn huis weg is, valt de bom. Dat ik hier [in de opvang] mag blijven. Het belangrijkste is dat ik mijn eigen huisje heb. Ook geven cliënten aan dat de mensen in hun omgeving belangrijk zijn voor het behouden van hun stabiliteit. Dit, de omgeving van Delta, de mensen, ik voel me hier op mijn gemak. Het is menselijk hier, ze behandelen je zoals je bent. Mijn kleinkinderen komen dadelijk langs, dat zijn nu mijn beste vrienden en ze gaan ook weer naar huis. Dat er één keer in de week iemand langs komt om te vragen hoe het gaat. Ik heb nu zeventien kleinkinderen en ga echt nooit meer gebruiken. Het enige wat ik nu nodig heb is een nieuwe nier. Wat ook gaat helpen is uiteindelijk bij mijn vrouwtje in Deventer gaan wonen. 58

60 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Voor cliënten is het ook belangrijk om geen contact te hebben met mensen die een negatieve invloed hebben op hun functioneren. Goede sociale contacten, zo min mogelijk drugsgebruikers om me heen, dus bijvoorbeeld niet naar NAS gaan voor dagbesteding want daar is een gebruiksruimte en wordt drugs verkocht. Door mij te distantiëren van bepaalde vriendenkringen, focussen op mezelf. Naast huisvesting en sociale contacten zeggen cliënten dat rust, regelmaat en dagbesteding belangrijk zijn voor het behouden van stabiliteit. Als ik in een goed ritme zit, dat ik daar in blijf. Ook is werk erg belangrijk, ik heb afleiding nodig anders ga ik stomme dingen doen. Ik blijf stabiel door een geregeld leven. Je natje, je droogje. Een beetje dagelijks ritme, s ochtends opstaan, koffie drinken, journaaltje doen. Voor de tv zitten en een beetje eten. Ik laat het lopen zoals het loopt, komen zoals het komt. Ik doe het rustig aan. Verder noemen niet stabiele cliënten om stabiel te blijven: het voorkomen van alcoholconsumptie, het regelen van financiële zaken door begeleiders, onthouden wat je in de opvang hebt meegemaakt, humor, gezelligheid, medicatie en muziek. Twee cliënten hebben naar eigen zeggen niets nodig om stabiel te blijven. Gewoon, normaal, ik heb er niets voor nodig, ik zou niet weten wat ik daarvoor nodig moet hebben, het is gewoon mijn karakter. Ik hoef niet te voorkomen uit balans te raken want dat gaat niet gebeuren Stabiel worden volgens het netwerk De twee mensen uit het netwerk van de niet stabiele cliënten die aangaven dat zij de cliënt niet stabiel vinden, noemen verschillende zaken die de cliënt nodig heeft om stabiel te worden. Dit zijn: gebruik van medicatie, afbouwen van medicatie, een vrouw, iemand om mee te praten over problemen, hulp en een baan. Een vrouw. Medicatie voor het oplossen van de verslaving. Een persoon waar hij goed mee kan praten over zijn problemen. Hij is nogal een binnenvetter. En hij heeft veel hulp nodig bij sommige dingen, bijvoorbeeld bij werk zoeken. Normale dingen in het leven kan hij wel. En dat hij van zijn medicatie af is en werk heeft. Een van de twee sociale relaties heeft er grotendeels vertrouwen in dat het de cliënt gaat lukken om stabiel te worden en de ander heeft hier een beetje vertrouwen in. Volgens beiden heeft de cliënt een jaar of langer nodig om weer stabiel te worden. Op de vraag welke hulp de cliënt in dit proces het meest nodig heeft, noemen zij allebei hulp bij het psychisch functioneren. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 59

61 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Stabiel blijven volgens het netwerk De twee niet stabiele cliënten die de sociale relaties ook niet stabiel vinden, hebben volgens hen begeleiding nodig om stabiel te blijven als zij eenmaal stabiel zijn. Begeleiding de hele dag, zeven dagen per week. Iemand die hem goed kan begeleiden. Als hij een huis en een baan heeft, dan heeft hij een goede vertrouwenspersoon nodig die hem blijft begeleiden over langere tijd. Anders denk ik dat hij kan terugvallen. De niet stabiele cliënten die volgens de sociale relaties stabiel zijn, hebben volgens deze naasten vooral dagbesteding, medicatie, structuur, werk, iets om te leven en een partner nodig om hun stabiliteit te behouden en niet uit balans te raken. Een dagbesteding. Ik vind dat ze het prima doet zo. Buiten medicatie om, een structuur, werk, iets om voor te leven. Het zou mooi zijn als hij een vrouwtje ontmoet. Hij moet niet alleen zijn. De sociale relaties verwachten dat het de cliënten grotendeels zal lukken om stabiel te blijven. Van één cliënt wordt verwacht dat hij een jaar of langer stabiel kan blijven en bij de andere cliënt is de inschatting dat hij voor altijd stabiel is. Het meest belangrijk hierbij is volgens hen wel: hulp bij de financiële situatie en hulp bij dagbesteding Stabiel worden en blijven volgens begeleiders Stabiel worden volgens begeleiders Het vertrouwen van de begeleiders in de cliënten om stabiel te worden loopt uiteen van niet tot helemaal. Eén begeleider verwacht dat zijn cliënt nooit meer stabiel wordt, omdat hij waarschijnlijk nooit zal stoppen met het gebruik van drugs. Qua drugsgebruik. Ik denk niet dat hij ooit de behoefte heeft of het voornemen om te stoppen. Hij verzuimt nu ook vaak zijn dagbesteding en dat kan weer leiden tot een korting op zijn uitkering. En dat kan weer leiden tot terugval. De begeleider vindt hulp bij middelengebruik voor deze cliënt het belangrijkst, maar hij verwacht niet dat de cliënt deze hulp zelf wil. Twee begeleiders denken dat het hun cliënt grotendeels zal lukken om stabiel te worden en één begeleider vertrouwt er helemaal op dat dit zijn cliënt zal lukken. Wat de tijd betreft die hier voor nodig is, verwacht de begeleider van één cliënt dat hij over een jaar of langer weer stabiel kan zijn. Bij twee cliënten is de inschatting van de begeleiders dat zij over een maand tot een jaar weer stabiel kunnen zijn. Volgens de begeleiders van deze drie cliënten is hulp bij de woonsituatie, financiële situatie en het psychisch functioneren het belangrijkste om weer stabiel te worden. Verder noemen de begeleiders voor alle vier cliënten - verschillende voorwaarden om weer stabiel te worden. Eén begeleider noemt het belang van een goede mentor. 60

62 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 In ieder geval een mentor die hem gewoon regelmatig ziet [ ], die met hem gaat praten, die hem motiveert. Gewoon een mentor die hem aandacht geeft en begeleidend is, een vaste mentor. Een andere begeleider denkt dat zijn cliënt stabiel kan worden als hij wordt opgenomen en intensieve psychische zorg krijgt. Klinische opname, bij een andere organisatie. Hij heeft een slechte naam bij Bouman. De begeleider van de derde cliënt vindt dat zijn cliënt stabiel kan worden als zij leert hoe zij haar grenzen kan aangeven en als zij meer inkomen heeft. De kracht om nee te zeggen. Ze weet wel dat het nodig is voor haar om nee te zeggen, om voor haarzelf te kiezen zeg maar, maar ze kiest toch voor haar dochters, haar kleinkinderen en zo. [ ] En met betrekking tot haar financiën, ze kan ook werken naast de uitkering. Dat zal ook een bepaalde stabiliteit geven in het leven, als je meer verdient dan een uitkering. Verder denkt een begeleider dat schuldhulpverlening en een betere verdeling van inkomsten kan bijdragen aan stabiliteit van zijn cliënt. Een weekbudget in plaats van een maandbudget, en als hij de schuldhulpverlening in gaat. Stabiel blijven volgens begeleiders De begeleiders van de niet stabiele cliënten die hun cliënten stabiel vinden, hebben er alle drie grotendeels vertrouwen in dat het hun cliënt gaat lukken om stabiel te blijven. Eén begeleider denkt dat zijn cliënt altijd stabiel zal blijven en de andere twee begeleiders menen dat hun cliënt voor een jaar of langer stabiel kan blijven. De begeleiders denken dat hulp bij de woonsituatie, dagbesteding en veiligheid voor hun cliënten het belangrijkste is. Daarnaast noemen zij verschillende zaken die hun cliënten nodig hebben om stabiel te blijven en niet uit balans te raken. Dit zijn vooral: dagbesteding, regelmaat en structuur, en begeleiding om op terug te vallen. Een goed dag- en nachtritme en dagbesteding zodat het dag- en nachtritme goed blijft gaan. Regelmaat is erg belangrijk. Voorspelbaarheid van de dagen, bijvoorbeeld het telkens herhalen van een doktersafspraak. Structuur en duidelijkheid in zijn dagelijkse bestaan. Op tijd wakker worden, goed verzorgd er uit zien, zijn boterhammen eten, onder de douche. Wat ik heel belangrijk vind, is dat hij terug kan vallen op ambulant maatschappelijk werk. [ ] Dat als er iets is, dat hij dan kan aankloppen. En ik vind het belangrijk dat hij zijn dagbesteding kan houden. Hij fietst veel en is op zoek naar koper, dat is zijn kleine handeltje. En dan komt hij na uur thuis en dan kijkt hij veel programma s. [ ] Als hij dat blijft behouden dan gaat hij het redelijk redden met ambulant maatschappelijk werk achter de deur. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 61

63 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Motivatie om stabiel te worden en te blijven volgens deelnemers in focusgesprek De cliënten geven aan dat ook zij een zekere motivatie hadden om te werken aan herstel en het terugwinnen van stabiliteit. Hun beweegredenen komen grotendeels overeen met die van de geïnterviewde cliënten. Eerst woonde ik, ik werkte, maar ik was nog lager gegaan. En ik dacht, kijk waar ik was. Als ik maar terug kan naar waar ik was. Naar mijn huis, daar was ik blij mee. Misschien had ik niet veel maar je wilt het toch terug krijgen. Dus ik wilde verbeteren. Ik ben nu weer naar dat niveau terug. Eerder was ik er niet blij mee. Ik had een huis, een vrouw, begrijp je, ik had gewoon een stabiel leven. Maar van binnen dacht ik, ik kan beter. Maar ik ben nog naar de gevangenis gegaan, ik heb vast gezeten ik heb de laatste twaalf jaar in Engeland gewoond. Maar ik keek naar mezelf en dacht, had ik maar mijn huis. Dus ik dacht, als ik dat terug kan krijgen, daar zou ik trots op zijn. Dus je moet trots zijn op wat je hebt. Bij mij, ik had ook twee jonge kinderen nog. Dus ik moest wel. Ik probeerde ze zoveel mogelijk buiten schot te houden, niet veranderen van school, proberen om voor langere tijd ergens te blijven, en we waren dakloos, we hadden geen huis. Maar je doet toch van alles om je kinderen het niet te laten merken. En dat is best wel vermoeiend want je hebt het al moeilijk en dan maak je het nog vermoeiender, want je wil mensen ontzien, maar je hebt er zelf niet om gevraagd. Belangrijk voor mij was ik wilde graag een huis, betaald werk, gewoon hoe het leven moet zijn. Gewoon alles netjes op een rijtje, dat ik gewoon overzicht heb over alles. En nu heb ik dat niet, ik heb een bril van hout, ik zie niks. Alsof ik verdwaald ben, ik kan de weg niet vinden. Ik had genoeg van de nachtopvang. Dus eh ik wilde met de begeleiding gaan praten van wat is er mogelijk. Ik dacht dit kan niet meer. 5.3 Stabiliteitsverlies bij stabiele cliënten Redenen voor stabiliteitsverlies Eén van de zestien cliënten geeft, zoals gezegd, aan dat hij niet stabiel is. Vijftien van de zestien stabiele cliënten zeggen dat zij momenteel stabiel zijn, maar dat zij in het verleden wel uit balans zijn geweest. Voor drie van de vijftien stabiele cliënten was dit een maand tot een jaar geleden. Voor twaalf cliënten was dit een jaar of langer geleden. Aan alle stabiele cliënten is gevraagd waardoor zij in het verleden uit balans raakten. Het valt op dat bijna alle cliënten aangeven dat er sprake was van breuken of conflicten in persoonlijke relaties en/of het overlijden van naasten. Dat ik mijn vrouw en mijn twee kinderen kwijtraakte, toen ben ik naar de klote gegaan. Ik raakte uit balans door de echtscheiding. 62

64 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Na de dood van mijn moeder woonde ik alleen, geen vrienden, beetje eenzaam. Alleen wonen is moeilijk. Ik had wel een vriend, die woonde bij me in, maar soms had ik zoiets van, ga maar weg. Niet altijd behoefte aan. Toen mijn vrouw overleed, tien jaar geleden, toen ging ik weer drugs gebruiken, toen had ik niemand om mee te praten, geen luisterend oor meer. Mijn vader overleed, die vond ik s ochtends dood op het toilet. [ ] Dat heb ik niet kunnen verwerken, was niet zo een prater, een binnenvetter. Toen heb ik mijn kont tegen de krib gegooid. Naast het overlijden van naasten en breuken en conflicten in persoonlijke relaties geeft een aantal cliënten aan dat het dakloos zijn heeft bijgedragen aan hun disbalans. Dat is voornamelijk in de tijd dat ik dakloos was geweest, dan is natuurlijk niks om je heen stabiel. Dakloos worden was ook erg slecht voor de balans, er was erg veel negativiteit daar op straat. Toen ik geen huis had, dat je in de opvang terecht komt. Ook noemen cliënten het gebruik van alcohol en drugs als oorzaak voor instabiliteit in het verleden. Begonnen met blowen, daarna door naar harddrugs. Ik gebruikte harddrugs, dag en nacht. Psychische achteruitgang door drugsgebruik en alcohol. Verder geven stabiele cliënten aan hun stabiliteit in het verleden te zijn verloren door een gebrek aan liefde tijdens de opvoeding, het ontbreken van inkomen, ziekte en door teleurstelling in het leven. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 63

65 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Stabiel blijven volgens cliënten in het focusgesprek De cliënten die deelnamen aan het focusgesprek noemen een aantal zaken die van belang zijn voor het behoud van stabiliteit. Dit zijn veelal dezelfde zaken die ook tijdens de interviews werden genoemd. Wat opviel tijdens het focusgesprek is dat de cliënten wederom het belang van hulpverlening benadrukten bij het behoud van stabiliteit. Voor sommige cliënten is het belangrijk dat hun begeleider hen af en toe bezoekt, vraagt hoe het met ze gaat, en hen zo nodig aanspoort om dingen te doen en te regelen. Voor vrijwel alle cliënten is het belangrijk dat hun begeleider ondersteuning blijft bieden in contact met instanties. De meeste cliënten denken ook dat dit altijd nodig zal blijven en dat zij zich nooit zelf zouden kunnen redden zonder hulpverlener om op terug te vallen. Je hebt altijd steun en hulp nodig. Er zijn hier ook veel regels hè? En zonder die regels weg te nemen kom je nergens. Ik heb de hulpverleners gewoon nodig. Want zeg maar toen ik mijn huis kreeg zeiden ze, ja, maar alles gaat nu goed en zo, en ik zei uh uh, tot wanneer mag ik je hebben, tot 2013? Ik zeg ik wil je tot 2013! Kijk nu, ik ben van vakantie teruggekomen en die mensen hebben mijn geld stop gezet, ik krijg geen geld! Ik zeg, hoe wil je dat ik beter word, ik kan mijn huur niet betalen, ik zie alweer het scenario voor me, ik woon op straat, ik moet zeulen met die kinderen en dit en dat ik zeg op zo n manier word ik nooit gezond in mijn hoofd! [ ] Ik zit nu alweer na te denken, hoe moet het straks na 2013, hoe moet ik mijn hulpverlening verlengen? Ik denk dat het altijd in deze maatschappij. dat het nodig blijft. Ik denk, je moet die tussenpersoon hebben. Je kunt niet gelijk zelf met de grote baas gaan praten, eerst met een manager en die gaat met de grote baas spreken, zo gaat dat. Zo lang ik die hulp krijg ben ik blij. Deze maatschappij, je kunt niks op jezelf als je geen status hebt of niks of niet bij de groep hoort, dan kan je niks doen. Dus je hebt die tussenpersoon nodig, die kan je daar brengen. Ik doe eigenlijk zelf hetzelfde werk als mijn maatschappelijk werkster doet, dus ik kan de instanties zelf ook bellen, maar niet voor mijzelf! Snap je? Dus iemand anders moet voor mij gaan bellen. Wat voor gekheid is dat? Dat kan ik gewoon niet snappen. Ik kan voor mijn cliënten bellen doe dit en dit en dit en dat wordt gedaan, maar ik kan niet voor mezelf bellen. Want als ik dat doe word ik ook van het kastje naar de muur gestuurd. Ik kan wel zonder hun maar af en toe, voor sommige problemen moet je toch hun hebben. Want hun hebben toch meer voorrang soms dan wij. Dus als je hulp nodig hebt ga je naar hun. Ik zeg hun zijn je bescherming. Zolang je bij hun bent, ben je veilig. Zodra je niet bij hun bent, dan denken ze, oh daar is de prooi weer, laten we ons op hem gaan richten. 64

66 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk Stabiliteitsverlies bij niet stabiele cliënten Redenen voor stabiliteitsverlies Zoals gezegd, gaf slechts één van de veertien niet stabiele cliënten aan zichzelf niet stabiel te vinden. De dertien andere niet stabiele cliënten vinden zichzelf stabiel, maar zeggen dat dit in het verleden anders is geweest. Ook aan deze cliënten is gevraagd waardoor zij destijds uit balans raakten. Anders dan bij de stabiele cliënten was bij de niet stabiele cliënten de meest genoemde oorzaak voor instabiliteit niet het overlijden van een naaste of een breuk in persoonlijke relaties, maar het gebruik van drugs en alcohol. Gebruiken hè? Het drugsgebruik liep uit de hand, elke dag was ik aan het scoren. Meer alcohol, daarna marihuana, daarna cocaïne. Ik heb drugs gebruikt. Naast het gebruik van drugs en alcohol noemt een aantal cliënten het verlies van hun woonruimte. Doordat ik dakloos was, toen heb ik een paar keer gekke dingen gedaan. Geen dak boven mijn hoofd. Ik heb mijn hele leven hard gewerkt en had een huis van mijn baan. En toen hij failliet ging raakte ik mijn huis kwijt, zo kwam ik op straat terecht en bij het Leger des Heils. Toen ik geen woonruimte meer had, dat is de slechtste periode uit mijn leven geweest. Dat scheelt een dag en nacht, als je je eigen plekje hebt scheelt het een hele berg. Daarnaast wijzen een aantal instabiele cliënten op conflicten of breuken in persoonlijke relaties. Mijn scheiding, toen begon ik een beetje te drinken. Ik was niet stabiel in mijn huwelijk. Ik had een relatie met een vrouw die nooit tevreden was. Ik had zo genoeg van de situatie dat ik aan zelfmoord dacht. Ze hield niet meer van me, ik had geen grip op de situatie en was helemaal alleen. Mijn relatie uit na twaalf jaar, [ ] iedereen koos zijn kant ondanks de mishandelingen. Dus geen vrienden meer, alleen met mijn kinderen. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 65

67 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Verder geven enkele niet stabiele cliënten aan dat zij uit balans raakten door psychische problemen. Door een psychose, door die psychose. Doordat ik een psychose kreeg, dat is een jaar geleden. Ik was masochistisch, naaldjes in mijn hand prikken en toen was ik niet meer stabiel. Stabiliteitsverlies volgens het netwerk van niet stabiele cliënten Waardoor is volgens de sociale relaties - die de cliënt niet stabiel vinden uit balans geraakt? Eén van hen meent dat disbalans ontstond door middelengebruik en medicatie en de andere sociale relatie denkt dat dit komt door de dingen die de cliënt meemaakte, waaronder dakloosheid. Dat heeft te maken met zijn levensomstandigheden en wat hij heeft meegemaakt. Net als de meeste van ons was hij dakloos. Eerst zaten we in de nachtopvang en nu zitten we in de tweede fase hier bij het CVD. Stabiliteitsverlies volgens begeleiders van niet stabiele cliënten De vier begeleiders van de volgens hen niet stabiele cliënten noemen verschillende oorzaken voor het verlies van stabiliteit. Twee begeleiders noemen drugsgebruik als oorzaak. Door overmatig drugsgebruik en verslaving. Door zijn gebruik. [ ] Zijn doel is om te scoren, drugs. Een ander wijst op problemen in het sociale netwerk van de cliënt, een instabiele woonsituatie en een instabiele financiële situatie die tot stabiliteitsverlies leidden. Door haar dochters die zelf niet stabiel zijn in hun leven. Hun problemen komen ook naar haar toe. Haar dochters en een zoon verblijven bij haar thuis en dat is veel allemaal. [ ] Haar woonsituatie is niet stabiel. [ ] En ook haar financiële situatie is niet stabiel. Haar dochters vragen haar ook om geld. Een begeleider meent dat psychische klachten de oorzaak van onbalans waren. Op financieel vlak is hij niet stabiel. Doordat hij psychotisch is geworden en opgenomen werd, is hij het overzicht kwijtgeraakt. 66

68 Stabiel worden, stabiel blijven en stabiliteit verliezen Hoofdstuk 5 Het belang van een goede werkrelatie volgens deelnemers in het focusgesprek Tijdens het focusgesprek benadrukken de cliënten herhaaldelijk het belang van een goede relatie met de begeleider. De cliënten geven aan dat het belangrijk is dat zij de begeleider kunnen vertrouwen, dat er een klik is en dat de begeleider en cliënt elkaar begrijpen. De ervaringen met hulpverleners lopen uiteen. Sommige cliënten hebben een goede relatie met hun begeleider, maar er zijn ook cliënten die minder goede ervaringen hebben en anders denken dan hun begeleider over wat belangrijk is om stabiel te worden en te blijven. Ik wou dat ik haar vijf jaar geleden al had gehad. Je moet je begeleider kunnen vertrouwen. Dus wat tussen ons gezegd wordt, moet tussen ons blijven. Maar het duurt wel even voor je het vertrouwen hebt. En het moet ook klikken hè? Want ik heb ook een tijdje van de sociale dienst een contactpersoon gehad, waarvan ik zei nou nee. Als ik het over een klik heb dan bedoel ik te zeggen, als ik het over A heb dan moeten we over A praten, maar als ik A zeg en jij zegt B, dan gaan we verder uit elkaar. En ik ga altijd nadenken als ik thuis ben, van hoe was het gesprek geweest? En dan denk ik: Hé, wacht even, die persoon snapt mij helemaal niet! Dus ja. Je praat over A en dat hun begrijpen het gaat over A. Gaat het goed komen ik denk, als ik wil A en begeleiding zegt B dan stoor je ook wat ik voel. Want sommige mensen zeggen, dit is goed voor jou, dit is goed voor jou. Maar ze vragen niet, wat vind jij er van Ik weet, bij dat voel ik mij veilig, bij dat voel ik mij prettig, maar zij zeggen, nee, dit en dit is goed voor jou. Maar niemand weet het beter dan jij zelf en dat snappen sommige mensen niet. Het probleem is, de hulpverleners weet al wat jij nodig hebt voordat je iets hebt gezegd. Dat is het probleem. Jij hebt niks te zeggen. Zij bepalen voor jou. Je moet dit doen, dit is goed voor je. Ze willen dat je iets doet waar je je niet prettig in voelt. Bijvoorbeeld, ze zeggen, ga dweilen. Bijvoorbeeld hè? Ik zeg, ik kan niet dweilen. Ik weet niet hoe ik die stok moet vasthouden, ik weet niet hoe ik moet beginnen. Ik ga liever vegen, ik weet hoe dat moet. Snap je? Dus dan is het weer, jij praat over A, ik praat over B. En A en B gaan niet samen, het is A of B. Mijn begeleider, ik zal zeggen, het is wel een toffe vrouw, maar ik denk dat, zij doet haar werk. Dus ze doet het op de beste manier dat mogelijk is. Zij wil mij de beste help geven, maar zij kan mij niet van de straat trekken en zeggen, hé meneer, kom hier heen, ik ga je helpen, je moet dit doen. [ ] Dus het zijn kleine adviezen die je kan krijgen, daar kan je jezelf inschrijven voor een huis, daar kun je je aanmelden, daar kun je dit. Die dingen zijn goed en je kan er terecht. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 67

69 Stabiliteit volgens professionals Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 6 Stabiliteit volgens professionals Dit hoofdstuk is gebaseerd op informatie uit het focusgesprek met professionals van instellingen voor maatschappelijke opvang, de geestelijke gezondheidszorg, de verslavingszorg, de GGD en de gemeente Rotterdam. Dit gesprek ging over stabiel worden en stabiel blijven en factoren die resulteren in stabiliteitsverlies (onderzoeksvraag 4). Het hoofdstuk geeft zicht op hoe de professionals denken over stabiliteit en welke verschillen zij waarnemen met de visie van cliënten hierover. Het hoofdstuk besluit met de ervaringen van professionals met de ZRM als instrument om stabiliteit te beoordelen. 6.1 Visies op stabiliteit De professionals denken verschillend over stabiliteit van de cliënten en voorwaarden om stabiel te zijn. Stabiliteit is volgens een CVD-medewerker vooral afhankelijk van de mate waarin cliënten greep hebben op hun leven en in staat zijn om taken op verschillende leefgebieden zelfstandig uit te voeren. Zijn mentale, cognitieve vermogen om te kunnen handelen. Dat is belangrijk. Ben je in staat om jezelf te handhaven, om mentaal en cognitief te kunnen handelen. Een andere CVD-medewerker geeft aan dat stabiliteit ook te maken heeft met de mate waarin een cliënt een gevaar vormt voor zichzelf en zijn of haar omgeving. Ik kijk, hoe ver is een klant, op verschillende leefgebieden, in hoeverre kan hij zichzelf staande houden in de maatschappij zonder een gevaar voor zijn eigen gezondheid en overlast voor de maatschappij. Dus ongeacht van wat wij denken, is het wonen in een zelfstandige woning stabiel, of is het in de opvang zijn dingetjes doen en geen overlast veroorzaken en redelijk gezond zijn. Een medewerker van het Leger des Heils noemt ook het belang van veiligheid voor een cliënt zelf en zijn of haar omgeving en meent verder de mate van stabiliteit van cliënten is af te meten aan de mate waarin zij in hun primaire levensbehoeften kunnen voorzien. Wat ik belangrijk vind, is om te kijken naar de primaire levensbehoeften van de cliënt zelf. Dus voldoet hij daaraan, om überhaupt adem te kunnen halen en te kunnen leven. Een medewerker van SoZaWe geeft aan dat stabiliteit vaak ook te maken heeft met de mate van sociale participatie en met de kwaliteit van het sociale netwerk. Ik heb gemerkt dat het gemis vaak in de sociale contacten zit. Dat daar de instabiliteit zit. Dat inkomen daar kun je praktisch aan werken, huisvesting kun je praktisch aan werken, de hulpverlening, dat kan allemaal geregeld worden. Maar het is ook van belang dat ze kunnen participeren maatschappelijk. Ook eens iets leuks kunnen doen en met iemand naar de film kunnen. 68

70 Stabiliteit volgens professionals Hoofdstuk 6 Een medewerker van de Parnassia Bavo Groep geeft aan dat het belangrijk is dat cliënten stabiel zijn op verschillende leefgebieden. De niet stabiele mensen dat zijn eigenlijk de mensen die aan de medicatie zitten, regelmatig in een crisis belanden, geen enkel contact met familie hebben, dus op alle levensgebieden uitvallen waar je eigenlijk mensen wel stabiel wilt hebben zoals huisje, boompje, beestje. Een medewerker van Bouman geeft aan dat cliënten stabiel zijn als zij bereiken wat voor hen het hoogst haalbare is, als zij goed kunnen functioneren in hun omgeving en als het middelengebruik acceptabel is. Wat voor mij stabiel is, is dat voor een persoon zelf hij zo zelfstandig mogelijk kan functioneren. Dus zo zelfstandig mogelijk, zo optimaal mogelijk. [ ] En dan is wel het criterium wat mij betreft, kan die persoon blijven functioneren in die omgeving? Kun je je redderen, om het maar even zo aan te geven. Of is dat niet het geval. En soms zou die persoon zelf zeggen, het valt allemaal reuze mee. Dus ook het inzicht in de ziekte is belangrijk. En stabiel is wat mij betreft ook, stabiel middelengebruik. In die zin dat het middelengebruik is dat voor die persoon zelf acceptabel is en voor de omgeving. De GGD-medewerker geeft aan dat een cliënt stabiel is als er na verloop van tijd een bepaalde trend zichtbaar is in de vaardigheden van cliënten. Ik denk dat stabiliteit ook te maken heeft met iets wat in de tijd uitgezet moet worden. Na één keer is iemand niet stabiel, daar ga je niet vanuit. Je hebt bepaalde afspraken die je daar over maakt die je terug wilt zien komen binnen de periode die je afgesproken hebt, om daar dan weer conclusies over stabiliteit aan vast te pinnen. Want dat is wat je doet, je spreekt dingen af, bepaalde vaardigheden, bepaalde taken de taken die de klant krijgt en de vaardigheden die hij heeft, dan kijk je hoe gaat dat in die periode, en dan zeg je bijvoorbeeld: we zien een bepaalde trend, dus dan kunnen we dat als stabiel benoemen. In de discussie over stabiliteit valt op, dat de professionals allen van mening zijn dat gestreefd moet worden naar wat voor cliënten het hoogst haalbare is. Belangrijk is dat iemand het hoogst haalbare bereikt wat er voor hem of haar te bereiken is. Dat kan op het gebied van wonen, op het gebied van inkomen, op het gebied van contacten, in de wijk en familiecontacten, maar belangrijk is dat datgene wordt behaald wat iemand kan behalen. En dat kan zijn zelfstandige huisvesting maar dat kan ook zijn een sociaal pension. En daar kan iemand heel gelukkig zijn, dat is ook van belang. Tegelijkertijd geven de professionals aan dat stabiliteit bij een deel van hun cliënten altijd iets tijdelijks is en het van belang is te beseffen dat zij, als zij stabiel zijn, hun stabiliteit ook weer makkelijk kunnen verliezen. Het gewicht van verschillende leefgebieden Hoezeer wegen de verschillende leefgebieden mee bij een beoordeling van stabiliteit? Wegen sommige leefgebieden zwaarder dan andere? De professionals benadrukken allereerst de samenhang tussen de leefgebieden, die kunnen niet los van elkaar worden gezien. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 69

71 Stabiliteit volgens professionals Hoofdstuk 6 Als je niet stabiel bent op psychiatrisch gebied dan heeft dat invloed op de rest, op alle andere leefgebieden. Dus je kan niet zeggen, je moet per definitie op vier levensgebieden stabiel zijn. Zo zit het niet in elkaar. Daarnaast vinden de professionals het moeilijk aan te geven welke leefgebieden het belangrijkst zijn voor stabiliteit, omdat problemen die cliënten hebben vaak meerdere leefgebieden tegelijk beïnvloeden. De aanwezige problemen zijn mede bepalend voor het toekennen van prioriteit aan verschillende leefgebieden. In mijn beleving is niet het ene leefgebied belangrijker dan het andere. Ik denk altijd, wat ik denk is dat je te maken hebt met een crisis en die crisis kan zich op verschillende leefgebieden bevinden, maar je zult eerst de crisis weg moeten nemen. Je kunt je voorstellen dat iemand een schuldenproblematiek heeft en een verslavingsprobleem en doordat hij verslaafd is reist hij zwart in het openbaar vervoer en daardoor komt hij continue in de schulden. En dan kun je natuurlijk die schuldenproblematiek aanpakken, maar ik weet dat dat fout gaat in het proces. Dus ik zal me moeten richten op de verslaving. Hoewel de professionals het er over eens zijn dat er geen leefgebieden zijn die zwaarder wegen dan andere, menen zij wel dat de psychische gezondheid, inkomen en wonen voor alle cliënten erg belangrijk zijn. Daarnaast vinden zij het leefgebied dagbesteding belangrijk. Wat je ziet is dat naarmate het beter gaat, dat wij heel erg hechten aan dagbesteding. Met zijn allen volgens mij, in de MO. Dat je zegt, dat is toch iets heel belangrijks voor mensen, om mee te kunnen doen aan de maatschappij. Eén gespreksdeelnemer vindt dat het werken aan een aantal leefgebieden aan de instellingen wordt opgelegd, omdat de scores op die leefgebieden consequenties hebben voor doorstroom van cliënten. De begeleiders kennen daarom prioriteit toe aan leefgebieden, die zij zelf niet altijd het meest belangrijk vinden. Zonder het leefgebied inkomen en dagbesteding kunnen onze cliënten niet doorstromen, die kunnen niet naar de tweede fase, niet naar de derde fase dus natuurlijk vinden we dat belangrijk, maar je moet aan een aantal leefgebieden voldoen om te kunnen doorstromen en als instelling moet je daar dan aan werken. Het belang van zingeving bij stabiliteit Zingeving in de hulpverlening aan dak- en thuisloze mensen krijgt steeds meer aandacht. Hoe verhoudt volgens de professionals stabiliteit zich tot een zinvol bestaan? Enkele professionals menen dat stabiele cliënten niet per definitie een leven leiden dat voor hen zinvol is en dat instabiele cliënten best een zinvol bestaan kunnen hebben. Bij mensen die normaal en stabiel functioneren, je ziet, stabiel en onstabiel geldt voor ieder mens. Je hebt altijd bepaalde perioden. En dat zegt niet altijd iets over de zingeving. Want instabiliteit kan ook zin geven. Enkele professionals vinden het belangrijk om aandacht te besteden aan zingeving van cliënten bij het werken aan stabiliteit. 70

72 Stabiliteit volgens professionals Hoofdstuk 6 Zingeving is hoe dan ook goed om mee te nemen in welke methode je ook hanteert. Zingeving moet je altijd meenemen. Een professional onderkent een relatie tussen zingeving en autonomie en vindt dat van daaruit rekening moet worden gehouden met de beleving van cliënten zelf. Bij meerdere voorzieningen bij ons merk ik dat autonomie voor mensen heel belangrijk is. Als de autonomie wegvalt, ik denk dat dat een kern iets is voor mensen. Dat ze zeggen ik moet voldoen aan heel veel regelgeving van zo n instelling terwijl ik ook een heel eigen beleving heb in deze, waar blijft die ruimte voor mijzelf? Zingeving is voor iedereen weer anders, aldus enkele professionals, en het is belangrijk om dit te accepteren en hier rekening mee te houden. Ik ben pas in een sociaal pension geweest, daar zou ik niet willen leven, dat zou voor mij niet zinvol zijn. Maar die mensen hebben het daar prima naar hun zin. Ik denk dat als je vraagt, vind je dat je een zinvol leven hebt, nou dan weet ik zeker dat het merendeel zegt, ja hoor! En ik vind dat wij daar dan niet aan moeten komen. Verschil in perceptie tussen professionals en cliënten Volgens de professionals denken cliënten vaak anders over stabiliteit dan de begeleiders van de organisaties die zij vertegenwoordigen. Ten grondslag aan dit verschil ligt volgens hen vooral een andere manier van denken van professionals en cliënten over het leven van de cliënt en zijn toekomst. Cliënten zijn vaak gewend geraakt aan het leven dat zij leiden en kunnen zich stabiel voelen bij een situatie die professionals niet stabiel vinden. Wij zouden kunnen zeggen, die mensen zijn ziek of ongezond, maar zij zijn misschien zo gewend aan het middelengebruik en aan het leven dat daarbij hoort, dat ze zeggen, nou, zo lang ik maar een dak boven mijn hoofd heb en ik kan de spullen kopen, de middelen kopen die ik nodig heb, en gebruiken en ik ben niet zo vaak ziek door het gebruik, dat is voor heel veel mensen heel stabiel. Ook berusting in een in de ogen van professionals misschien niet wenselijke - situatie, kan voor cliënten stabiliteit opleveren. Ook een vorm van stabiliteit is een bepaalde mate van apathie ten opzichte van je schuldenproblemen. Het maakt je ook stabiel om daar niks aan te hoeven doen. Je dreigt ook een hoop te verliezen als je daadwerkelijk je schuldenproblematiek operationeel gaat maken. Dan kan inderdaad je brievenbus volstromen en je inkomenspositie nog enger en kleiner worden. Door de andere manier van denken over de huidige leefsituatie zijn professionals en cliënten het niet altijd eens over de stappen die nodig zijn om te werken aan stabiliteit in de toekomst. Professionals ervaren dat cliënten sneller tevreden zijn met hun situatie, terwijl begeleiders streven naar vooruitgang. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 71

73 Stabiliteit volgens professionals Hoofdstuk 6 Wij vanuit begeleiding denken, als je zit in een doorstroompension en je komt uit de opvang, dan moet je weer verder. Terwijl de klant denkt: ik zit toch prima? De uitkering is er, ze zijn in feite sneller tevreden en kunnen zich vinden in de situatie. Terwijl wij denken: je scoort nu een drie en we gaan richting de vier en vijf. De professionals geven aan dat zij de ZRM-score met hun cliënten bespreken. Hoewel cliënten soms andere conclusies verbinden aan de ZRM-score, zijn zij het vaak wel eens met de score die de begeleiders toekennen. Wat wij de afgelopen jaren hebben gemerkt, er zitten geen grote verschillen in wat wij vanuit de begeleiding denken waar een cliënt hoort te scoren. Als je dat aan ze uitlegt, ik scoor een drie, dan zeggen ze ja ja dat vind ik dan ook. [ ] We verschillen niet in de omschrijving of de ZRM-score, maar wel in wanneer we denken dat ze zelfredzaam zijn, wanneer wij denken dat ze stabiel zijn. 6.2 Stabiel worden Motivatie om stabiel te worden Hoe motiveren professionals hun cliënten om te werken aan herstel van stabiliteit? Doen zij dat uberhaupt? De deelnemers vinden het vaak noodzakelijk om cliënten te motiveren, omdat deze mensen vaak heftige dingen hebben meegemaakt en zij niet altijd gemotiveerd zijn om te werken aan herstel. Veel mensen zijn zo beschadigd, bijvoorbeeld door drugsgebruik, dat je kunt zeggen, het potje motivatie is leeg als het ware. Of er zit nog maar een heel dun laagje in. Dus er moet heel veel motivatie van buitenaf komen. De professionals vinden het belangrijk om te achterhalen of er dingen zijn die een cliënt kunnen motiveren. Soms is dit duidelijk, maar het kan ook zijn dat begeleiders hier goed op moeten doorvragen. Sommige mensen zeggen: Ik wil werk, zoals iedereen, ik wil autorijden. Bij iedereen is er altijd iets te vinden van waar je de motivatie kan raken. Maar je moet er naar op zoek en je moet weten hoe krachtig iemand nog is. Ook geven zij het belang aan om de eigen wensen en dromen van cliënten te respecteren en te geloven in de eigen kracht van de cliënt. Misschien heeft iemand zelf ook wel iets bijvoorbeeld als iemand roept: ik wil graag piloot worden, dat wij dan zeggen met zijn allen: dat gaat niet gebeuren want dat lukt jou toch nooit. Dan begin je er al mee dat iemand niet meer gemotiveerd is om zijn traject in te gaan. Dus ook daarin denk ik, blijf in de eigen kracht van mensen geloven en mensen herstellen zich onderweg zelf wel. Diverse professionals benoemen het belang van een goede werkrelatie tussen cliënt en begeleider bij het motiveren van cliënten. Zij vinden dat begeleiders in deze relatie moeten investeren. 72

74 Stabiliteit volgens professionals Hoofdstuk 6 Daarvoor moet je een vertrouwensband hebben, het begint bij het kweken van een vertrouwensrelatie en het kan heel lang duren voordat je die hebt. En dat vraagt ook iets van een behandelaar, om een hele lange adem te hebben. Van daar uit kun je heel langzaam verder gaan. En het kan beginnen bij bijvoorbeeld oogcontact. Naast het belang van relaties met begeleiders noemen de professionals het belang van ondersteuning van mensen uit de sociale omgeving van de cliënt. Ik denk dat vaak een sociale omgeving kan ondersteunen, hetzij beroepsmatig hetzij vanuit hun eigen kracht en eigen families, om uiteindelijk tot bepaalde gewenste doelen te komen. De professionals vinden het belangrijk om soms ook samen te werken met ketenpartners bij het motiveren van cliënten. Je motiveert de cliënt samen met de ketenpartners, je gaat rond de tafel zitten en kijken wat je kunt doen samen. Die samenwerking dat je met elkaar dat motiveren doet, want soms red je het gewoon niet alleen. De professionals geven aan dat het voorkomt dat hun cliënten absoluut niet gemotiveerd zijn om te werken aan herstel en niet willen meewerken aan het traject. Dit kan een psychische oorzaak hebben, maar het kan ook zijn dat cliënten door ervaringen uit het verleden zijn gaan denken in tegenstellingen en dat zij geleerd hebben om een negatieve houding aan te nemen ten opzichte van anderen, waaronder professionals. Wat ik ook bij een jongere heb gezien, die dacht heel erg in dat wij en zij, die is opgegroeid in internaten en is gaan denken in werelden van wij en zij. Dan zit je op het gebied denk ik van is het nou een kwestie van niet willen en niet kunnen, dus zit er een psychiatrische factor in waardoor iemand niet in staat is iets te kunnen, of heeft hij gewoon gedrag aangeleerd waarvan hij zegt: dat doe ik gewoon niet. Als het niet lukt om cliënten te motiveren om aan herstel te werken, passen professionals soms drang en dwang toe om voor elkaar te krijgen dat cliënten meewerken. Ik denk dat als het niet gaat om de patiënten, merk ik wel vaak van ons uit de opvang dat het een kwestie is van drang en dwang toepassen. Je hebt niet drie jaar de tijd om te motiveren op het gedrag. Soms is het gewoon van pats, je wilt niet prima, maar dan is het einde verhaal. Een medewerker van SoZaWe geeft aan dat zij van cliënten kan eisen dat zij contact hebben met hulpverleners bij de verstrekking van Centraal Onthaal pasjes of bij het verstrekken van een uitkering. Ik zou zeggen vanuit de uitkering. Je vraagt een uitkering aan, je wilt iets van ons, dan wil ik dat je contact met een hulpverlener hebt. Dat kun je eisen. [ ] Je wilt iets van ons, dat kan, maar dan moet je ook meewerken. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 73

75 Stabiliteit volgens professionals Hoofdstuk 6 Verder vindt een deelnemer het belangrijk om cliënten te confronteren als zij echt niet gemotiveerd zijn, maar dat maatwerk hierbij belangrijk is en dat begeleiders bij voorkeur samen met de cliënt moeten zoeken naar manieren om bepaalde patronen te doorbreken. Confronteren en samen kijken naar het doorbreken. Het juiste middel bij de juiste persoon inzetten. Stabiliteit herwinnen Welke factoren kunnen volgens de professionals bijdragen aan het herwinnen van stabiliteit? Benoemd worden vooral heel praktische zaken. Dat iemand een inkomen krijgt, kleding krijgt, eten, warme maaltijden. Waardigheid. Iemand die onder de brug heeft gelegen dat hij onder de douche stapt. Niet alleen zijn, aldus de professionals, materiële zaken van belang bij het herwinnen van stabiliteit, maar ook sociale relaties. De mate waarin cliënten in staat zijn om relaties aan te gaan vinden zij per cliënt verschillend. Ik denk dat het hebben van relaties of het aangaan van relaties, dat dat van enorm belang is om stabiel te worden. Dat iemand het bijvoorbeeld doet voor zijn kind, dat zijn bekende voorbeelden. Maar het zijn niet zulke grote groepen die dat voor elkaar krijgen. Ook noemen de professionals het belang van professionele begeleiding, vooral omdat begeleiders volgens hen bepaalde kennis en kwaliteiten hebben die de cliënt verder kunnen helpen. De kennis en kwaliteiten die de hulpverlener heeft, daarin verschillen ze van de mantelzorg. Je ziet dat iemand heeft geen netwerk, omdat iemand een oorzaak heeft waardoor dat niet goed ontstaat. En uiteindelijk kan de professional de persoon ondersteunen in ziekte of een tekort dat hij heeft. En daarna zou hij mogelijk weer in staat kunnen zijn om weer vanuit de mantelzorg een stabiel leven op te bouwen. Enkele professionals onderschrijven de noodzaak om cliënten direct te kunnen helpen en te erkennen dat zij hulp nodig hebben. Ik denk dat snel die hand geven, dat geeft erkenning dat er iets aan de hand is, en dat doen we ook hè? Mensen proberen heel lang zichzelf te redden en uiteindelijk gaat het helemaal mis en komen ze toch op straat terecht en bij Centraal Onthaal. En het is belangrijk dat we dan kunnen zeggen, u kunt direct ergens terecht. Belangrijk vinden zij het ook om cliënten de tijd te geven die zij nodig hebben om te herstellen en om niet te veel, in te korte tijd van hen te verwachten. Wat ik heel vaak merk is het belang van tijd. Je moet mensen de tijd geven, het is een lang proces. Het gaat lang duren. 74

76 Stabiliteit volgens professionals Hoofdstuk 6 De professionals zijn het er over eens dat een goede werkrelatie tussen de cliënt en de betrokken professionals cruciaal is bij het herwinnen van stabiliteit. Essentieel vinden zij een respectvolle houding naar cliënten toe, omdat die bepalend is voor de werkrelatie en het zelfbeeld van cliënten. Voor de begeleiders, als zij al die klant als junk, of etcetera zien, een verslaafde, nee, het is een verslaafd iemand. Dat soort kleine dingetjes die hij al zijn hele leven heeft gehoord deze mensen leven anders dan wij. Wij redeneren alles lang en recht, maar bij hen komt er gevoel bij en komen prikkels anders binnen. Enkele professionals onderstrepen het belang om in de relatie te investeren, maar vinden het cruciaal om te erkennen als het niet goed klikt tussen een begeleider en een cliënt, zodat een andere begeleider kan proberen om met de cliënt aan herstel te werken. Het hangt ook wel af van de match tussen hulpverlener en cliënt. Want als je die match, als je elkaar niet goed verstaat, kun je het beter beëindigen dan doorgaan. Of je moet zoeken naar een andere match in je team die wel die klik met de cliënt heeft. Want anders krijg je een cliënt nooit stabiel en wil hij er ook niet aan werken om stabiel te worden. 6.3 Stabiel blijven en stabiliteit verliezen Behoud van stabiliteit Welke factoren kunnen bijdragen aan het behoud van stabiliteit en hoe kan terugval worden voorkomen op het moment dat een cliënt stabiel is? Vooral kleine stappen nemen, aldus professionals, en goede begeleiding bieden bij transities. De toeleiding naar een nieuwe plek wordt vaak niet goed begeleid. [ ] Dat zijn wel de momenten waarvan ik denk, als je daar meer op in zou zetten zou het beter gaan. Een voorbeeld is, er zat een pyromaan in de gevangenis en die hebben ze naar een van onze instellingen geleid, en de psychiater gaf aan, hij is stabiel dus je hoeft niet bang te zijn. Maar binnen drie dagen stak hij de boel in de hens. En dan zie je dat die stap gewoon te groot is geweest. Verder menen alle professionals dat goede nazorg cruciaal is voor behoud van stabiliteit. Sommige cliënten hebben langdurige ondersteuning nodig op bepaalde leefgebieden en die moet dan wel geboden worden. Ik denk dat je het uit je hoofd moet halen om te denken, na twee weken kan ik hem wat minder gaan monitoren. Je zou eigenlijk nog een tijd intensief door moeten gaan. Want hij moet dingen eigen gaan maken die hij al jaren niet meer deed. Brieven openmaken, de deur uit gaan elke dag, op tijd zijn, allemaal vaardigheden, je kunt niet denken, hij is stabiel, we laten het hier bij. Je hebt iemand een paar zwemlessen gegeven en nu mag je in het diepe. Dat werkt niet. Er zijn ook cliënten die waarschijnlijk hun leven lang begeleiding nodig hebben of voor wie bijvoorbeeld de financiën altijd geregeld moeten blijven worden, omdat dit belangrijk is voor behoud van stabiliteit. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 75

77 Stabiliteit volgens professionals Hoofdstuk 6 Er zijn mensen waarvan je zegt, dit is wat het is, maar je kunt ze niet loslaten. Dus kijken, ga je er bewindvoering op zetten, of een van die zaken die voorkomen dat het ooit weer bijvoorbeeld op financieel gebied mis gaat. Praktisch kun je dingen regelen. De professionals vinden de nazorg voor cliënten in Rotterdam de afgelopen jaren verbeterd. Dossiers worden niet meer gesloten op het moment dat cliënten stabiel zijn en de organisaties blijven klanten volgen zolang zij vanuit deze organisaties begeleiding krijgen. Zodra er signalen zijn dat het weer minder gaat met een cliënt kan de frequentie van de nazorg verhoogd worden. Als je bijvoorbeeld naar zonderdak kijkt, we hebben afgesproken, mensen die daar blijven die moet je blijven volgen. En of je het dan voldoende vindt om het een keer per maand te doen in het kader van nazorg, prima. Maar niet meer zeggen, dit is stabiel, het kan het hoogst haalbare zijn, maar het moet gevolgd blijven worden. De professionals achten het leveren van nazorg aan cliënten een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ketenpartners. Er komen volgend jaar, in 2013, gebiedsteams in Rotterdam, die hier ook een rol in gaan spelen. We krijgen in de toekomst gebiedsteams in Rotterdam, dat moet ook een antwoord worden op wat gebeurt er in die wijken met de mensen, hoe kunnen we dat volgen, hoe kunnen we het overdragen. Dus de instellingen hoeven dat niet allemaal te doen, dat kan ook in de overdracht naar de gebiedsteams. Ook de zogenaamde Thuishavens kunnen een rol spelen bij het behoud van stabiliteit. Een gespreksdeelnemer geeft aan dat de Thuishavens ook een signalerende functie hebben en dat mensen kunnen terugvallen op de Thuishavens als zij een periode minder stabiel zijn. De Thuishavens in Rotterdam is toch een voorbeeld waarvan wij met zijn allen vinden dat bij instabiliteit je in kan grijpen. Er zijn thuishavens, mensen krijgen een woning, kunnen terugvallen op de thuishaven, kunnen daar eten, hun dagbesteding hebben, voor hun praktische zaken komen en op het moment dat we merken dat het niet goed gaat kan iemand de thuishaven ingehaald worden, stabiliseren en terug naar huis met de vinger aan de pols. Sommige professionals maken zich zorgen over de toekomst, omdat zij verwachten dat de zorg voor kwetsbare burgers de komende jaren zal versoberen. Er zijn grenzen aan de zelfredzaamheid, maar toch wordt er mede door de veranderingen in de Wmo steeds vaker een beroep gedaan op de zelfredzaamheid van kwetsbare mensen en op de inzet van het sociale netwerk. Een van de professionals geeft aan dat hij denkt dat de zorg in de wijk zal afnemen, terwijl hij niet verwacht dat medebewoners meer voor hun kwetsbare medemens willen gaan zorgen dan zij momenteel doen. Ik denk er komt dadelijk een enorme concurrentie op gang in 2014 [ ] Ik denk dat de instituties die gaan ingrijpen op wijk- en buurtniveau dat die er dan niet meer zijn. [ ] Ik denk dat in deze seculiere samenleving., ik vrees er voor. Ja, dat de mensen zeggen, dat was voorheen geregeld, ik heb daar geen zin in. Ik heb mijn eigen moeder. Dus ik ben daar wel wat pessimistisch over. 76

78 Stabiliteit volgens professionals Hoofdstuk 6 Stabiliteit verliezen Zoals gezegd, menen sommige professionals dat stabiliteit voor veel cliënten altijd iets tijdelijks is en er altijd kans is dat cliënten hun stabiliteit weer verliezen. Verlies van stabiliteit kan volgens hen worden veroorzaakt door factoren als: breuken of conflicten in persoonlijke relaties, eenzaamheid, ziekte, psychische problematiek en middelengebruik. Ik denk dat of door middelengebruik, of door teruggang van inkomen, of door teruggang in psychiatrische zin, dat er toch weer iets gebeurt met een partner die ze gevonden hebben bij wijze van spreken. Eenzaamheid. En dan je ouwe maatjes weer tegenkomen en toch maar weer meer gaan gebruiken. Om wat voor reden dan ook. Je ziet ook vaak de ziekte, zieke mensen hoe verder ze komen in hun woonfase, vaak zijn het gebruikers, dat er bepaalde ziektes naar voren komen waar ze niet mee kunnen dealen waardoor ze terugvallen. Het zijn mensen die toch jaren stabiel zijn, drie, vier jaar, en dan toch terugvallen. De professionals benoemen ook enkele maatschappelijke componenten die kunnen bijdragen aan instabiliteit, zoals de economische crisis en onveiligheid in de samenleving. Een maatschappelijk component is de economie, banen die schaars worden. En onveiligheid in de openbare samenleving en in de thuissituatie door geweld. Geript worden, beroofd worden, seksuele delicten dat knalt er in. Dan zijn ze weg. In de discussie over stabiliteitsverlies geven professionals aan een duidelijk verschil te zien tussen cliënten van MO-instellingen en cliënten van instellingen voor GGZ en verslavingszorg. De MO- instellingen hebben volgens de vertegenwoordigers hiervan vaker te maken met cliënten die in het verleden altijd behoorlijk stabiel zijn geweest, maar door tegenslagen in het leven hun stabiliteit hebben verloren. Wij als CVD hebben bijvoorbeeld ook te maken met ZZP-ers die niet verslaafd zijn, die hebben niks te zoeken bij hen [GGZ en verslavingszorg], maar die zitten wel bij ons in de opvang. Een hoop. En we gaan anders met die mensen om dan met mensen die wel die andere problemen hebben. De vertegenwoordigers van de instellingen voor GGZ en verslavingszorg geven aan dat het verlies van stabiliteit grotendeels afhankelijk is van de draagkracht van mensen. De doelgroepen die zij bedienen hebben vaak veel minder draagkracht dan de cliënten die in de MO terecht komen en kunnen hun stabiliteit soms verliezen door kleine, alledaagse dingen. Soms zijn het dingen die je niet verwacht. Het kan dat je door omstandigheden minder draagkrachtig bent, maar wat wij bij onze doelgroep vaak zien is dat het al vanuit een ver verleden slecht is gegaan. Verwaarlozing in de jeugd, mensen kunnen zich niet hechten, dat daardoor al een hele lage draagkracht is. Mensen kunnen niet veel aan. Verder geven zij aan dat instabiliteit vaak komt door chronische ziekten, waardoor het moeilijk is voor cliënten om stabiel te zijn en soms niet goed mogelijk is om stabiel te worden. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 77

79 Stabiliteit volgens professionals Hoofdstuk 6 We hebben het vaak over chronisch zieken, waar wij vaak mee te maken hebben is met chronische ziekten waarin instabiliteit eigenlijk altijd een rol speelt. Een GGD-medewerker vindt dat de veerkracht van cliënten grotendeels bepaalt of en hoe snel cliënten hun stabiliteit verliezen als zij te maken krijgen met tegenslagen. Hij stelt dat dit in de ZRM ook wordt meegenomen. Het gaat eigenlijk om de veerkracht. En dat is afhankelijk van een boel factoren, onder andere van het sociale netwerk. Zo gaat dat, als je valt en er is niks om je aan vast te houden dan ga je door met vallen. En dat zit ook verwerkt in de ZRM, hoe zit het op dat levensgebied, hoeveel personen heeft die persoon om zich heen die niet in het circuit zitten en die op een positieve manier dingen voor zo iemand brengen. 6.4 Ervaringen met de ZRM 3 Tijdens het focusgesprek blijkt dat niet alle professionals tevreden zijn met het gebruik van de ZRM als instrument om te bepalen of cliënten stabiel zijn. Diverse professionals geven aan dat het bepalen van de score op de ZRM enigszins subjectief is en dat de score om die reden deels afhankelijk is van de begeleider die de score toekent. Als je ook kijkt naar de feitelijkheid van de ZRM, eigenlijk bestaat die feitelijkheid niet hè? Het is net hoe je iemand wilt zien en dat is uiteindelijk de feitelijkheid van de score. Dus als wij met zijn drieën de ZRM gaan invullen heb je de kans dat je drie verschillende visies hebt Enkele professionals hebben moeite met de subjectiviteit van de ZRM en vinden het moeilijk om de juiste score toe te kennen. Als we een score zetten, dan moeten we heel duidelijk met elkaar overleggen, wanneer zet je een drie en wanneer zet je een twee. Ik mis concreetheid. Wat is twee? Wat is score twee? Wat is voorzien in inkomen? Inkomen uit criminele activiteiten? Het blijft voor mij vaag. Er bestaat een duidelijke behoefte aan meer houvast bij het bepalen van een score. Een van de professionals geeft aan baat te hebben bij een hulpmiddel dat het bepalen van een score vergemakkelijkt. Ik denk dat een hulpmiddel zou kunnen zijn, een soort van checklist, van dat je zegt, wil iemand op een score een of twee terecht komen dan moet hij aan vijf of zes punten voldoen, en zo zou je het kunnen opbouwen. En dan blijft het wel subjectief, het blijft altijd een beleving, van de hulpverlening, maar je komt wel wat concreter tot punten. Dat je zegt: iemand heeft een inkomen, iemand is aan het aflossen voor zijn schuldenproblematiek, dus je zou op die manier iets beter kunnen definiëren waarom je kiest voor een drie bijvoorbeeld. 3 Alle informatie over de ZRM die tijdens het focusgesprek naar voren kwam is in deze paragraaf verwerkt. 78

80 Stabiliteit volgens professionals Hoofdstuk 6 Diverse professionals hebben er moeite mee dat de ZRM erg cijfermatig is en vinden een score op de ZRM geen compleet beeld geven van de voortgang van hun cliënten. Ik vind dat onze doelgroep niet te vangen is in cijfertjes. Dat vind ik heel erg. En bij aanvang van het geheel, toen ze kwamen met het presenteren, zo van zo gaan we het doen, toen had ik al zoiets van, ik vind het heel erg statistisch worden. Het is mooi om na vier keer te kijken hoe is dan een patiënt gegroeid in zijn ZRM, maar, daarin mis ik een stuk samenvatting van behandeling en van kijken, hoe is de patiënt gegroeid, op welke levensgebieden, wat is er gebeurd en wat is er niet gebeurd, waarom is die patiënt achteruit gegaan op dat gebied en waarom is die patiënt vooruit gegaan op dat gebied? Dan vind ik dat je een compleet geheel hebt. En nu is het heel erg statistisch geworden. Enkele professionals geven aan dat begeleiders in hun organisatie het lastig vinden dat zij niet kunnen toelichten waarom zij die bepaalde score toekennen. Ik constateer dat er een discrepantie bestaat tussen het cijfermatig weergeven van een werkelijkheid van een klant en de behoefte vanuit het veld aan veel verhalender, narratiever aangeven welke omstandigheden er voor zorgen. Deze professionals vinden het wenselijk om toch een toelichting te geven op de toegekende score, zodat het ook voor andere professionals duidelijk is wat de score voor die cliënt betekent. Een soort toelichting op, waarom scoor je nou dat? Waarom scoor je een twee? Blijkbaar is dat toch subjectief, daar ontkom je volgens mij niet aan. Maar als je het kan toelichten dan wordt het helder. En dan zou een ander kunnen zeggen: dan had ik een drie gescoord. Maar dan is de toelichting helder, verhelderd van wat daar staat! Want nu is het heel statisch en moet je zelf bedenken wat je er van vindt. Een GGD-medewerker geeft aan dat cijfers inderdaad geen recht doen aan het verhaal, maar dat de ZRM hier ook niet voor is bedoeld. Volgens hem is het de bedoeling om niet alleen naar de cijfers te kijken, maar ook naar de rapportage die door de organisaties wordt gemaakt. Wij denken sowieso, de ZRM is een instrument dat cijfertjes genereert inderdaad, maar aan die cijfers hangt ook altijd een verhaal en dat verhaal dat komt, hoe je het ook draait of keert, bij deze doelgroep uiteindelijk naar boven. Als jij voor iedereen elke week, elke maand zeg maar een vier, vier, vier, vier invult, dan moet je niet naar die cijfertjes kijken maar naar je eigen rapportage. Want daarom vul jij dat in. Dus wat belangrijk is zijn dan niet die viertjes, het gaat er om, wat doe jij in die tussentijd met die klant, waardoor hij op het moment van meting daar staat. Een gespreksdeelnemer wijst erop dat sommige cliënten niet verder vooruit kunnen en dat daar rekening mee moet worden gehouden, zodat de organisaties er niet op worden aangesproken als de ZRM-score geen vooruitgang laat zien. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 79

81 Stabiliteit volgens professionals Hoofdstuk 6 Met de ZRM wil je voor een deel de stabiliteit van een klant laten zien, maar het heeft ook andere doelen. Het heeft ook als doel om te meten of een klant vooruit is gegaan. Even los van, maar dat is ook een politieke vraag misschien, ik zeg, wij bij Bouman zeggen vaak: er wordt vooruitgang gevraagd van mensen die niet verder vooruit kunnen. Als de ZRM vooral wordt gebruikt om aan te tonen dat een zorgorganisatie zijn werk niet doet want de patiënten gaan niet vooruit, dan ligt het bij de behandelaars De ZRM, zo wordt door een andere deelnemer benadrukt, is niet bedoeld voor een beoordeling van de professionals, maar om inzicht te geven in de mogelijkheden voor verdere vooruitgang. Ik denk dat je moet kijken naar, je ziet ze, als jij bij dagbesteding anderhalf jaar of twee jaar lang alleen maar een twee ziet bij wijze van spreken, dan moet jij als begeleider denken: hé, wat gebeurt er daar? Misschien als jij werkt, als je bezig bent buiten de deur, dan kan dat jou optrekken naar een hoger niveau. In mijn ogen is het geen instrument om mensen ergens op af te rekenen. Daar is het niet voor geproduceerd. 80

82 Samenvatting en nabeschouwing

83 82

84 Samenvatting en nabeschouwing Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 7 Samenvatting en nabeschouwing Dit hoofdstuk blikt kort terug op het onderzoek naar stabiliteit van kwetsbare cliënten, geeft een samenvatting van de onderzoeksresultaten in relatie tot de onderzoeksvragen en besluit met een beknopte nabeschouwing. 7.1 Het onderzoek In opdracht van de gemeente Rotterdam heeft het Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg van het UMC St Radboud Nijmegen onderzoek gedaan naar de stabiliteit van kwetsbare stabiele en niet stabiele cliënten. Het onderzoek moest zicht geven op het profiel, het functioneren en de kwaliteit van leven van deze cliënten, evenals op de hulpbehoeften, de ontvangen hulp en de aansluiting daartussen. Verder moest de studie inzicht verschaffen in stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies van de cliënten. Dit onderzoek is uitgevoerd in de periode juli tot en met september 2012 (drie maanden). Dankzij de inzet van velen is het gelukt om in de zomer niet alleen cliënten, maar ook hun sociale relaties en begeleiders te benaderen en bereid te vinden om aan het onderzoek mee te werken. Interviews zijn gehouden met zestien stabiele en veertien niet stabiele cliënten volgens scores op de ZRM-meting en telefonische gesprekken zijn gevoerd met elf sociale relaties (van zeven stabiele en vier niet stabiele cliënten) en veertien begeleiders (van zeven stabiele en zeven niet stabiele cliënten). Dit betekent dat er twee (stabiele) cliënten meer zijn geïnterviewd dan beoogd en er met sociale relaties minder telefonische gesprekken zijn gedaan dan waarop was ingezet (veertien beoogd, elf gerealiseerd). Dit laatste was bij de start van het onderzoek, gezien de vaak broze relaties tussen cliënten en familie en ook de zomertijd, voorzien. Er zijn ook nog twee focusgesprekken gehouden: één met professionals van diverse organisaties (zeven personen) en één met cliënten (vijf personen). Onderhavige studie geeft gezien de kleine aantallen respondenten opmerkelijk veel inzicht in de stabiliteit van cliënten en de factoren die van invloed zijn op het uit en in balans raken. Er zijn enkele opvallende verschillen gevonden tussen de stabiele en niet stabiele groep cliënten in bestaansvoorwaarden en bijvoorbeeld middelengebruik die zeker te denken geven. Deze verschillen zijn vanwege de kleine aantallen echter niet statistisch te toetsen. Verregaande conclusies op basis van de resultaten zijn daarom niet mogelijk. Het onderzoek laat evenmin uitspraken toe over de representativiteit van de bereikte groep cliënten in deze studie. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 83

85 Samenvatting en nabeschouwing Hoofdstuk Samenvatting van onderzoeksresultaten Profiel en kwaliteit van leven Onderzoeksvraag 1: wat is het profiel van stabiele en niet stabiele cliënten (sociaaldemografisch en economisch) en wat is hun kwaliteit van leven? Sociaaldemografisch en economisch profiel De geinterviewde cliënten zijn overwegend man, van middelbare leeftijd (begin vijftig) en hebben vrijwel allen de Nederlandse nationaliteit. Van de zestien stabiele cliënten zijn er negen allochtoon, van de veertien niet stabiele cliënten zijn er vier allochtoon (43% van totaal). Tweederde van de cliënten is ongehuwd en bijna één derde is gescheiden. Eén derde van de geinterviewde cliënten heeft een partner, iets meer dan de helft heeft (stief)kinderen. Achtien van de dertig cliënten wonen alleen, één persoon woont samen met een partner en één persoon woont samen met kinderen. Het opleidingsniveau van de cliënten in beide groepen is relatief laag: 47% genoot geen of alleen lager onderwijs. Kwaliteit van leven Stabiele cliënten zijn over de ervaren kwaliteit op de meeste leefgebieden positiever dan hun begeleiders, maar wat negatiever dan hun sociale relaties. Voor de niet stabiele cliënten ligt dit anders; zij waarderen hun kwaliteit van leven op de meeste gebieden hoger dan de begeleiders én hun sociale relaties doen. Laatstgenoemden zijn het meest negatief over de levenskwaliteit van de niet stabiele cliënten Functioneren op primaire en secundaire leefgebieden Onderzoeksvraag 2: hoe staat het met inkomen en schulden, de woonsituatie en de geestelijke en lichamelijke gezondheid en verslaving & middelengebruik van de klanten (zogenaamde primaire leefgebieden) en hoe is het met hun veiligheid en contacten met de politie, hun dagbesteding en sociale netwerk en eenzaamheid (zogenaamde secundaire leefgebieden)? Staat van primaire leefgebieden Inkomen en schulden De stabiele cliënten leven minder vaak van een uitkering dan niet stabiele cliënten (respectievelijk 75 en 93%). Meer stabiele dan niet stabiele cliënten ontvangen loon uit wit werk (31% versus 0%); Het inkomen van de stabiele cliënten in de maand voorafgaand aan het interview is gemiddeld ruim 750 euro (van 120 tot euro) (n=12; 4 onbekend). Het inkomen van de niet stabiele cliënten is lager (gemiddeld iets minder dan 450 euro: van 120 tot euro) (n=13; 3 onbekend). De zestien stabiele cliënten hebben gemiddeld net iets meer dan 180 euro per maand zelf te besteden (min. 20 euro en max. 700 euro). De niet stabiele cliënten hebben zelf minder geld te besteden, namelijk iets meer dan 140 euro (min. 2 euro en max. 380 euro). Van de stabiele cliënten heeft een lager percentage schulden dan de niet stabiele cliënten (respectievelijk 44 en 57%). Het schuldbedrag van de stabiele cliënten (vijf van de zeven met schulden) is absoluut lager dan dat van de niet stabiele cliënten (zeven van de acht), namelijk 84

86 Samenvatting en nabeschouwing Hoofdstuk 7 respectievelijk gemiddeld ruim euro (van 350 tot euro) en gemiddeld euro (van tot euro). De helft van beide groepen cliënten vindt zijn/haar financiële situatie in het algemeen redelijk tot goed. Er is een verschil tussen beide groepen in de beoordeling van de financiële situatie als niet slecht/niet goed (stabiel 19%; niet stabiel 7%) en als matig tot vreselijk (stabiel 31%; niet stabiel 43%). Huisvesting & dakloosheid In de groep niet stabiele cliënten waren meer mensen ooit feitelijk dakloos (93%) dan in de stabiele groep cliënten (88%) en de eerstgenoemde groep was gemiddeld ook langer dakloos (gemiddeld bijna vijf jaar; min. een half jaar, max. twintig jaar en gemiddeld vier jaar; min. twee maanden, max. veertien jaar). De verblijfssituatie van stabiele en niet stabiele cliënten op het moment van interviewen verschilt: Een eigen zelfstandige woonruimte met een eigen huurcontract hebben drie stabiele cliënten (19%) en twee niet stabiele cliënten (14%) en in elke groep is er daarnaast één cliënt die zelfstandig woont waarbij het huurcontract op naam staat van de instelling waar de cliënt eerder verbleef. Van de stabiele cliënten verblijven er elf cliënten (69%) in een woonvoorziening voor dak- en thuislozen in de maatschappelijke opvang, van de niet stabiele cliënten zijn dit er vijf (36%). In een GGZ- of verslavingszorgvoorziening verblijft één stabiele cliënt (6%) tegenover zes niet stabiele cliënten (43%). De beide groepen verschillen nauwelijks in hun waardering van hun woonsituatie. Het percentage cliënten in beide groepen dat hun woonruimte redelijk tot prima vindt, is 75 en 71% in respectievelijk de stabiele en niet stabiele groep. Het percentage dat de woonruimte slecht tot vreselijk vindt is respectievelijk 13 en 19%. Geestelijke & lichamelijke gezondheid Tussen beide groepen is er weinig verschil in de zelf ervaren psychische gezondheid; van de stabiele cliënten vindt 81% de eigen psychische gezondheid redelijk tot prima, van de niet stabiele groep meent 86% dat dit het geval is. Stabiele cliënten hebben relatief minder lichamelijke klachten (63%) dan niet stabiele cliënten (79%). Het percentage cliënten dat de eigen gezondheid matig tot slecht vindt, is hoger in de niet stabiele groep (50% tegenover 38% in de stabiele groep). Verslaving & middelengebruik In de niet stabiele groep is het percentage mensen dat dagelijks (minstens vijf dagen per week) vijf of meer glazen alcohol consumeert wat hoger dan in de stabiele groep (respectievelijk 14 en 6%). Er zijn meer niet stabiele dan stabiele cliënten (respectievelijk 57 en 25%) die bijna dagelijks ( 5 dagen per week) methadon / LAAM gebruiken. Niet stabiele cliënten gebruiken in vergelijking met stabiele cliënten meer (dagelijkse hoeveelheden) cocaïne, medicijnen voor roes en cannabis. In de stabiele groep gebruiken enkele cliënten heroïne tegenover geen cliënt in de niet stabiele groep. Vrijwel alle cliënten in beide groepen roken; gemiddeld zo n veertien tot vijftien sigaretten/sigaren per dag. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 85

87 Samenvatting en nabeschouwing Hoofdstuk Staat van secundaire leefgebieden Veiligheid en contacten met politie/justitie Geen van de stabiele cliënten was in het jaar voorafgaand aan het interview slachtoffer van een gewelddadig misdrijf tegenover twee niet stabiele cliënten. Van een niet-gewelddadig misdrijf was één stabiele cliënt slachtoffer tegenover geen van de niet stabiele cliënten. Geen enkele stabiele cliënt is in de genoemde periode gearresteerd of opgepakt vanwege een mogelijk misdrijf, in de niet stabiele groep was er een arrestatie van één persoon. Minder stabiele dan niet stabiele cliënten vinden hun veiligheid redelijk tot prima (respectievelijk 75 en 100%) Dagbesteding Stabiele cliënten hebben vaker dan niet stabiele cliënten een reguliere betaalde baan met arbeidscontract (respectievelijk 19 en 0%), een betaalde baan in een sociale werkvoorziening (respectievelijk 13 en 0%), doen vaker (daarnaast) vrijwilligerswerk (38 tegenover 14%) en/of volgen een opleiding of studie (19 tegenover 0%). Het percentage mensen met (ook nog) een vorm van dagbesteding in een dagactiviteitencentrum en/of dagopvang, woonvoorziening of instelling is onder de stabiele cliënten 38% tegenover 43% onder de niet stabiele cliënten. Het percentage zonder enige vorm van dagbesteding loopt uiteen van 19 tot 36% in respectievelijk de stabiele en niet stabiele groep. In de groep niet stabiele cliënten is het deel met een matige tot slechte beoordeling van hun dagbesteding groter dan in de stabiele groep (21% versus 6%). Sociaal netwerk & eenzaamheid Stabiele cliënten lijken op basis van de uitkomsten van een gestandaardiseerde meting minder eenzaam dan niet stabiele cliënten, uitgedrukt in een gemiddelde score van respectievelijk 5,5 en 7 (schaal van 0 tot 11; hoe hoger de score des te eenzamer). Van de stabiele en niet stabiele cliënten is respectievelijk 19 en 7% niet eenzaam, 56 en 57% matig eenzaam; 19 en 21% ernstig eenzaam en 6 en 14% zeer ernstig eenzaam. Het merendeel van de stabiele cliënten (87%) vinden hun sociale contacten in het algemeen redelijk tot prima tegenover 64% van de niet stabiele cliënten. In de eerstgenoemde groep vindt een enkeling de sociale contacten matig tot slecht, in de niet stabiele groep is 36% die mening toegedaan. Over de relatie met hun familie zijn cliënten over het algemeen minder te spreken dan over hun sociale contacten. Ook hierbij scoren de stabiele cliënten relatief hoger dan niet stabiele cliënten: 75% van de stabiele cliënten vindt de familierelaties redelijk tot prima, in de niet stabiele groep is 50% dit van mening. Het percentage dat de familierelaties matig tot vreselijk vindt varieert van 19% bij de stabiele cliënten tot 43% bij de niet stabiele cliënten. 86

88 Samenvatting en nabeschouwing Hoofdstuk Begeleiding, behoeften en zorggebruik Onderzoeksvraag 3: wat is de motivatie van de klanten voor professionele hulp, hoe is de waardering van de werkrelatie, hoe is de zorgaansluiting, wat is het zorggebruik en wat is de noodzakelijke begeleidingsduur? Motivatie voor professionele hulp Stabiele en niet stabiele cliënten lijken te verschillen in hun motivatie voor professionele hulp: heel erg gemotiveerd is respectievelijk 31 en 14%; grotendeels gemotiveerd is 25 en 43%, een beetje gemotiveerd is 13 versus 29%, en een enkele niet stabiele cliënt is helemaal niet gemotiveerd voor hulp. Meer stabiele dan niet stabiele cliënten (31 versus 7%) denken geen hulp meer nodig te hebben. Hoewel dus een derde deel van de stabiele cliënten (n=5) hulp niet meer opportuun acht, menen de betrokken sociale relaties dat dit voor een enkeling (14%) geldt en de begeleiders vinden dat dit voor geen enkele stabiele cliënt van toepassing is. De inschatting van de motivatie voor hulp van niet stabiele cliënten en hun begeleiders lijkt niet veel te verschillen. Bij de stabiele groep is wel een discrepantie zichtbaar, maar die heeft vooral van doen met dat enkele stabiele cliënten menen geen hulp meer nodig te hebben terwijl begeleiders vinden dat die hulp wel nodig is. Waardering werkrelatie De stabiele en niet stabiele cliënten zijn positief over de werkrelatie met hun begeleiders, laatstgenoemden waarderen enkele aspecten iets hoger (zevenpuntsschaal). De scores van stabiele en niet stabiele cliënten zijn op verbondenheid respectievelijk 5,4 en 5,7 op doelen 5,0 en 5,6 en op taken 4,9 en 4,8. De waardering van de werkrelatie verschilt relatief weinig tussen cliënten begeleiders, en dit geldt voor zowel de stabiele als de niet stabiele cliënten. De begeleiders waarderen de algehele werkrelatie met niet stabiele cliënten wat hoger dan die met stabiele cliënten (respectievelijk 5,5 en 5,0). Het hoogst scoort verbondenheid, die bij niet stabiele cliënten een 6,0 krijgt en bij stabiele cliënten een 5,5. Zorgaansluiting De zorgaansluiting, globaal vastgesteld aan de hand van vier zorgconfiguraties, lijkt weinig tussen stabiele en niet stabiele cliënten te verschillen. Het gemiddeld aantal leefgebieden met een vervulde hulpbehoefte en het gemiddeld aantal leefgebieden waarbij sprake is van ongevraagde bemoeienis is bij beide groepen nagenoeg hetzelfde (respectievelijk 3,1 en 3,2 en 0,6 en 0,5). De gegevens wijzen verder op kleine verschillen tussen stabiele en niet stabiele cliënten in de onvervulde hulpbehoeften en in de mate waarin mensen geen hulp wensen en niet krijgen (respectievelijk 1,1 en 1,7 en 11,9 en 10,7). Die verschillen betekenen dat stabiele cliënten in vergelijking met niet stabiele cliënten wat minder onvervulde hulpbehoeften hebben en gemiddeld iets meer leefgebieden noemen waarop zij geen hulp wensen en ook niet krijgen. De vastgestelde zorgaansluiting zegt op zich weinig over de mate waarin beide groepen passende hulp krijgen. Hoewel de zorgaansluiting bij beide groepen redelijk overeenkomt, tekenen zich wel verschillen af in soorten hulpbehoefte en type ontvangen hulp. Stabiele cliënten willen vooral hulp bij hun gebit (56%), hun financiën (44%), relatie met partner (33%), dagbesteding (31%) en huisvesting (opknappen en inrichten woonruimte (31%) en krijgen hierbij vaak hulp en ontvangen Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 87

89 Samenvatting en nabeschouwing Hoofdstuk 7 daarnaast ook vooral hulp bij hun lichamelijke gezondheid en huishouding & zelfverzorging. Bij de niet stabiele cliënten heeft hulp bij (het zoeken en behouden van) huisvesting absoluut prioriteit (71%), gevolgd door de behoefte aan hulp bij financiën (64%), de psychische en lichamelijke gezondheid (respectievelijk 64 en 50%) en het gebit (43%). In de top vijf van de ontvangen hulp komen deze leefgebieden, met uitzondering van hulp bij gebit, alle voor en daarnaast krijgen niet stabiele cliënten vooral ook hulp bij huishoudelijke taken & zelfverzorging. Zorggebruik Stabiele cliënten maakten in de zes maanden voorafgaand aan het interview meer dan niet stabiele cliënten gebruik van: sociaal-medische spreekuren, verpleegkundigen (25 versus 7%), tandartshulp (44% versus 21%), de zelfhulpgroep (13% versus 0%) en de jeugdhulpverlening (13% versus 0%). Niet stabiele cliënten waren in diezelfde periode (wat) meer dan stabiele cliënten in contact met: de intramurale GGZ (21% versus 6%), de ambulante methadonverstrekking (36% versus 19%) en het algemeen maatschappelijk werk (36% versus 13%). Het zorggebruik in de maand voorafgaand aan het interview geeft een vergelijkbaar beeld ook tussen stabiele en niet stabiele cliënten als in de afgelopen zes maanden. Noodzakelijk geachte begeleidingsduur Van de stabiele cliënten vindt meer dan de helft (56%) geen of voor een periode van minder dan één jaar professionele begeleiding of hulp nodig te hebben. De begeleiders daarentegen achten voor de meeste van deze cliënten (71%) permanente begeleiding aangewezen. De sociale relaties nemen hierbij een tussenpositie in. Van de niet stabiele cliënten meent een meerderheid (64%) dat permanente professionele begeleiding of hulp nodig is, bij de sociale relaties ligt dit percentage lager (50%), bij de begeleiders iets hoger (71%) Stabiel worden, stabiel blijven en verlies van stabiliteit Onderzoeksvraag 4: wat is de visie van cliënten, sociale relaties en begeleiders op stabiel worden, stabiel blijven, verlies van stabiliteit en stabiel zijn? En komt de perceptie van de cliënt op stabiliteit overeen met de stabiele mix zoals geoperationaliseerd met de zogenaamde zelfredzaamheidmatrix (ZRM), en met de perceptie van zijn sociale netwerk en die van de meest betrokken begeleider? Perspectieven op stabiliteit Bij de stabiele cliënten komt de ZRM-meting van stabiliteit overeen met die van de cliënten zelf. Ook lijkt het perspectief van de betrokken sociale relaties en begeleiders nauwelijks af te wijken van dat van de stabiele cliënten zelf. Ook de rapportcijfers voor stabiliteit van de drie groepen lijken te convergeren en zijn relatief hoog, waarbij opvalt dat het cijfer van de begeleiders het relatief laagst is (maar nog altijd een 7,7), dat van cliënten uitkomt op een 8,1 en het cijfer van de sociale relaties zelfs gemiddeld op een 8,7 uitkomt. Bij de niet stabiele cliënten is er een fors verschil tussen de ZRM-meting en de inschatting van de cliënten zelf. In het oog springt dat ook de sociale relaties en begeleiders zeker niet alle niet stabiele cliënten niet stabiel vinden: twee van de vier niet stabiele cliënten zijn volgens de sociale relaties stabiel en begeleiders vinden drie van de zeven niet stabiele cliënten zelf stabiel. Het door cliënten, sociale relaties en begeleiders gegeven gemiddelde cijfer voor stabiliteit van de niet stabiele cliënten die zij stabiel vinden, komt aardig overeen (respectie- 88

90 Samenvatting en nabeschouwing Hoofdstuk 7 velijk: 7,4, 7,5 en 7). Merk op, dat deze gemiddelde cijfers lager zijn dan die gegeven zijn door en voor stabiele cliënten. De gemiddelde cijfers voor de stabiliteit van niet stabiele cliënten die volgens de betrokkenen niet stabiel zijn, lopen wat meer uiteen (variërend van een vier tot een zes) (maar zijn ook maar op enkele cijfers gebaseerd). Stabiel worden De meeste stabiele cliënten hervonden naar eigen zeggen hun stabiliteit door huisvesting (vaak verkregen via een hulpverlenende instantie) en door te werken aan hun verslaving. Verder heeft aan hun stabiliteit bijgedragen: hulp van een vriendin, het vinden van werk, jezelf blijven, gewoon doorgaan, medicatie en het afbetalen van schulden. De meeste niet stabiele cliënten (die zichzelf overigens bijna allemaal stabiel vinden) menen dat zij weer stabiel werden door professionele hulp. Net als de stabiele cliënten, noemen de niet stabiele cliënten daarnaast het belang van huisvesting, maar ook een verblijf in detentie, de geboorte van een eerste kleinkind, leren hulp te vragen en ouder worden. Stabiele cliënten noemen deze factoren niet. De sociale relaties noemen andere voorwaarden om stabiel te worden dan de niet stabiele cliënten. Eerst genoemden onderstrepen het belang van sociale relaties, het gebruik van medicatie, het afbouwen van medicatie, hulpverlening en werk. De cliënten zelf noemen van dit rijtje alleen hulpverlening. De begeleiders noemen, net als de cliënten, ook vooral het belang van hulpverlening. Motivatie om stabiel te blijven Er is weinig tot geen verschil in motivatie om stabiel te willen zijn en/of te blijven tussen stabiele en niet stabiele cliënten. De meeste stabiele cliënten willen stabiel blijven omdat zij een normaal leven willen leiden. Ook noemen zij het belang van stabiliteit voor hun sociale omgeving en voor het behoud van belangrijke sociale contacten. Zij geven aan niet terug te willen naar een niet stabiele situatie, omdat dit voor hen onplezierig was. Verder onderstrepen enkele cliënten dat zij niet afhankelijk willen zijn van anderen. De meeste niet stabiele cliënten willen niet (meer) terug naar het leven dat zij eerder hadden. Ook zij noemen stabiliteit belangrijk te vinden vanwege hun sociale omgeving, maar zij benadrukken ook vooral niet verder achterop te willen raken. Hun motivatie om stabiel te blijven wordt verder, net als bij stabiele cliënten, gevoed door de wens om een normaal leven te leiden en onderdeel van de maatschappij te zijn. Wat nodig is om stabiel te blijven De stabiele cliënten vinden verschillende zaken van belang om stabiel te (kunnen) blijven. Het gaat om huisvesting, rust, regelmaat, ritme en dagbesteding. Daarnaast noemen zij: hun sociale omgeving (vooral het vermijden van contact met mensen die een slechte invloed op hun functioneren hebben), geestelijk sterk zijn, meer geld hebben, niet te veel geld uitgeven en het gebruik van medicatie. De sociale relaties onderstrepen het belang van dagbesteding, een goede relatie met de partner, en hulp en begeleiding. Verder wijzen de naasten op voorwaarden zoals: dat dingen goed lopen in hun leven (bedoeld wordt het leven van de cliënt), het goed gaat met de kinderen, zij huisvesting hebben en zij iemand hebben om mee te praten. Alleen dagbesteding, huisvesting en het hebben van een relatie noemen de cliënten zelf ook. Net als de cliënten zelf, wijzen de begeleiders van de stabiele cliënten op de noodzaak van rust, structuur, regelmaat, dagbesteding, huisvesting, voldoende inkomen en het vermijden van contact met mensen die een slechte invloed hebben als belangrijke voorwaarden om stabiel te blijven. Daarnaast wijzen zij op het belang van contact met hulpverlening en controle over middelengebruik. Deze voorwaarden geven de cliënten niet aan. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 89

91 Samenvatting en nabeschouwing Hoofdstuk 7 Diverse niet stabiele cliënten wijzen voor het behoud van stabiliteit op zaken als: huisvesting, mensen in hun omgeving, het vermijden van mensen die een slechte invloed op hen hebben, en rust, regelmaat en dagbesteding. Dit komt grotendeels overeen met wat de stabiele cliënten hierover zeiden. Zaken die niet stabiele cliënten verder in verband brengen met stabiel blijven zijn: geen alcohol consumeren, hun financiële zaken door begeleiders laten regelen, onthouden wat zij in de opvang meemaakten, medicatie gebruiken en humor, gezelligheid en muziek in hun leven. De sociale relaties wijzen op begeleiding, dagbesteding, medicatie, structuur, iets hebben om voor te leven en het hebben van een partner als voorwaarden voor behoud van stabiliteit. De cliënten zelf noemen ook dagbesteding, structuur en medicatie, maar wijzen niet op de andere door de sociale relaties genoemde zaken. De begeleiders van de niet stabiele cliënten vinden dagbesteding, begeleiding, regelmaat en structuur belangrijk om stabiliteit vast te houden. Deze zaken noemen de cliënten ook, met dien verstande dat zij alleen begeleiding bij financiële zaken nodig vinden. Verlies van stabiliteit Vrijwel alle stabiele cliënten zijn naar eigen zeggen in het verleden uit balans geraakt door breuken of conflicten in persoonlijke relaties of het overlijden van een naaste. Verscheidene stabiele cliënten wijzen daarnaast op stabiliteitsverlies door dakloosheid en gebruik van alcohol en drugs. Verder wijzen zij op: een gebrek aan liefde tijdens de opvoeding, ontbreken van een inkomen, ziekte en teleurstelling in het leven. Anders dan bij de stabiele cliënten is bij de niet stabiele cliënten het alcohol- en druggebruik de meest genoemde oorzaak voor verlies van stabiliteit in het verleden. De stabiele cliënten noemen deze factoren minder vaak dan niet stabiele cliënten. Waar beide cliëntgroepen niet in verschillen zijn de breuken en conflicten in persoonlijke relaties als oorzaak voor stabiliteitsverlies. Diverse niet stabiele cliënten geven psychische problemen ook nog aan als oorzaak van stabiliteitsverlies en de stabiele cliënten doen dit niet. Stabiel zijn Stabiele cliënten vinden dat zij stabiel zijn als: zij huisvesting hebben, hun lichamelijke en geestelijke gezondheid goed is, zij rust, orde en regelmaat in hun dagelijks leven hebben, dagbesteding hebben, een relatie hebben, geen drugs gebruiken, zij zich goed en fit voelen, zij het naar hun zin hebben, zij geen problemen hebben en zij zelfrespect hebben. De mensen uit het netwerk van de stabiele cliënten noemen een aantal voorwaarden voor stabiliteit die overeenkomen met de door cliënten genoemde voorwaarden. Dit zijn: gelukkig zijn en je goed voelen, dagbesteding hebben, geen drugs gebruiken en geen problemen hebben. Daarnaast benadrukken de mensen uit het netwerk van de stabiele cliënten het belang van zelfstandig zijn, niet alleen zijn, geen tegenslagen hebben en dat het goed moet gaan met mensen die belangrijk zijn voor de cliënt. De begeleiders van de stabiele cliënten komen als het om voorwaarden voor stabiliteit gaat op een aantal punten overeen met cliënten, namelijk: huisvesting, controle over middelengebruik en dagelijkse routine. Wat opvalt is dat controle over middelengebruik door begeleiders het vaakst is genoemd, terwijl slechts één cliënt dit naar voren bracht. De begeleiders wijzen ook op andere, niet door cliënten geopperde, voorwaarden. Dit waren dagbesteding, het op orde hebben van financien, behandeling voor psychische problemen, niet volledig afhankelijk zijn van woonbegeleiding, zelfredzaam zijn bij het doen van de administratie, zaken op een rijtje hebben, acceptatie van ziektebeelden en stoornissen, medicatie en contact met hulpverlening. 90

92 Samenvatting en nabeschouwing Hoofdstuk 7 De door niet stabiele cliënten genoemde voorwaarden voor stabiliteit komen grotendeels overeen met de voorwaarden die stabiele cliënten aangeven. Opvallend hierbij is, dat niet stabiele cliënten niet huisvesting en (psychische) gezondheid het vaakst als voorwaarde voor stabiliteit noemen, maar het wel of niet gebruiken van alcohol en drugs. Voor sommige niet stabiele cliënten draagt het gebruik van alcohol en drugs bij aan stabiliteit, voor andere cliënten is het net omgekeerd en draagt het niet gebruiken van deze middelen juist bij aan hun stabiliteit. Daarnaast is net als voor de stabiele cliënten rust, orde en regelmaat belangrijk voor de niet stabiele cliënten. Ook huisvesting, sociale contacten en gezondheid noemen zij. De sociale relaties benadrukken bij voorwaarden voor stabiliteit bij niet stabiele cliënten vooral het belang van medicatie, huisvesting, inkomen, voor jezelf kunnen zorgen, goed met geld kunnen omgaan en het hebben van een baan. Zij verschillen hierin deels van mening met de niet stabiele cliënten die zelf een inkomen, een baan, goed met geld kunnen omgaan en voor jezelf kunnen zorgen niet als voorwaarden noemen voor stabiliteit. De begeleiders van de niet stabiele cliënten wijzen relatief vaak op het belang van een stabiele financiële situatie, het hebben van dagbesteding en het niet of gecontroleerd gebruiken van alcohol en drugs. Zoals gezegd vinden diverse cliënten zelf ook dagbesteding en het niet of gecontroleerd gebruiken van alcohol en drugs belangrijk, maar zij wijzen niet op het belang van een stabiele financiële situatie. Begeleiders vinden ook nog huisvesting, sociale contacten en een goede psychische gezondheid van belang, wat overeenkomt met de omschreven voorwaarden van de cliënten zelf. Voorwaarden die begeleiders maar niet cliënten zelf noemen zijn een goede hygiëne en zelfredzaamheid. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 91

93 Samenvatting en nabeschouwing Hoofdstuk Nabeschouwing Kleine onderzoeksgroep, veel zeggingskracht Dit onderzoek is een van de weinige studies naar de stabiliteit van kwetsbare mensen en wat er nodig is om stabiel te worden en stabiel te blijven, wat er meespeelt bij verlies van stabiliteit en wat het betekent om stabiel te zijn. Een betrekkelijk kleine groep cliënten is geraadpleegd dus heel harde conclusies zijn niet mogelijk, en ook laat het onderzoek om die reden geen uitspraken toe over wie een grotere kans heeft om stabiel te blijven of in disbalans te geraken. Desalniettemin geeft de informatie van deze kleine groep, door de raadpleging van stabiele én niet stabiele cliënten, en de input van betrokken sociale relaties en begeleiders, veel inzicht in wat belangrijk is voor kwetsbare mensen om stabiel te zijn en te blijven en wat de mensen (sterk) kan ontregelen. Stabiel en niet stabiel Onder de dertig geïnterviewde cliënten zijn er slechts twee cliënten die hun situatie niet stabiel vinden; in de stabiele en niet stabiele groep elk één. Op basis van deze eigen inschatting van stabiliteit zouden er weinig verschillen tussen beide groepen zijn te verwachten. Maar de verschillen dringen zich op: stabiele cliënten hebben vaker een reguliere baan op de arbeidsmarkt, meer geld te besteden, minder vaak schulden (en als er schulden zijn dan is het gemiddelde schuldbedrag lager), wonen minder vaak in een GGZ- of verslavingszorginstelling en zijn ooit in hun leven minder vaak en wat minder lang feitelijk dakloos geweest. Zij rapporteren minder lichamelijke klachten en lijken ook minder middelen te gebruiken, zijn wat minder eenzaam, zijn ook meer te spreken over hun sociale contacten en familierelaties. Kortom: vrijwel alle onderzoeksgegevens wijzen erop dat stabiele cliënten er in veel opzichten beter voor staan dan niet stabiele cliënten, ondanks dat de laatstgenoemden, en ook enkele betrokken sociale relaties en begeleiders, hun situatie stabiel vinden. Mogelijk dat deze cliënten wel stabiliteit in hun leefsituatie ervaren, maar dat die ervaren stabiliteit zoals de professionals in het focusgesprek benadrukken, te maken heeft met een zekere gewenning en zelfs berusting in hun situatie. Dat zij er toch wat minder goed voorstaan lijkt te worden ondersteund door de lagere rapportcijfers voor hun stabiliteit (in verg. met die gegeven zijn door en voor stabiele cliënten). Als situaties als stressvol en tegelijkertijd als niet te beïnvloeden worden ervaren is aanpassing van de eigen norm niet ongebruikelijk, en ook een bekend overlevingsmechanisme (Crocker & Park, 2005.). Inschatting van stabiliteit Hoewel de aantallen respondenten klein zijn, is de (voorlopige) conclusie dat de drie actoren cliënten, sociale relaties en begeleiders de stabiliteit van cliënten wat anders waarderen. De cliënten waardering stabiliteit over het algemeen positief, de sociale relaties lijken hierin te variëren - zijn soms negatiever, maar soms ook uitgesproken positief, en de begeleiders zijn in hun inschatting relatief conservatief, en beoordelen de stabiliteit van cliënten over het algemeen wat lager. De discrepantie kan ook samenhangen met de mogelijkheid dat het streefniveau van de begeleiders hoger is, zoals de professionals in het focusgesprek melden. Opvallend is dat deze professionals aangeven in hun contacten met cliënten te praten over stabiliteit en de scores van een ZRM-meting, terwijl de geraadpleegde cliënten in de focusgroep dit niet herkennen: de cliënten kennen het bestaan van de ZRM niet en weten ook van geen scores of de bespreking hiervan in het begeleidingscontact. Overigens waarschuwen de professionals in het focusgesprek voor mogelijk onbedoelde gevolgen van het gebruik van de ZRM, vooral omdat 92

94 Samenvatting en nabeschouwing Hoofdstuk 7 de scores van invloed zijn op de doorstroom van cliënten: begeleiders lijken vanuit dit besef prioriteit te leggen op andere leefgebieden dan die zij zelf van belang vinden. Motivatie en werkrelatie Niet stabiele cliënten lijken minder gemotiveerd voor professionele hulp dan de stabiele cliënten. Deze (ogenschijnlijk) mindere motivatie kan een resultante zijn van hun feitelijke situatie. Hoe meer mensen aan de grond zitten en hun situatie als onvoorspelbaar en niet te beïnvloeden ervaren des te minder zij gemotiveerd en actief zijn (Wolf, 2002). Opvallend is in dit verband, dat beide groepen hun werkrelatie met hun begeleider weinig verschillend waarderen, de niet stabiele cliënten zijn hierover nog iets positiever. Opmerkelijk is dat de begeleiders over de werkrelatie met niet stabiele cliënten positiever zijn dan die met stabiele cliënten, en hun verbondenheid met niet stabiele cliënten nog het hoogst waarderen. De verschillen in motivatie lijken de werkrelatie niet wezenlijk te beïnvloeden. Van de niet stabiele cliënten meent de meerderheid permanent professionele hulp nodig te hebben, bij de stabiele cliënten vindt juist meer dan de helft geen of voor een periode van minder dan één jaar nog hulp nodig te hebben. Mogelijk dat het perspectief op beëindiging van de begeleiding de waardering van de werkrelatie en de verbondenheid beïnvloedt. Stabiel worden en blijven Cliënten, sociale relaties en begeleiders vinden professionele hulp bijzonder belangrijk om (weer) stabiel te worden en te blijven. Voor de beide groepen cliënten is het hiervoor daarnaast vitaal om enkele bestaansvoorwaarden op orde te krijgen en te houden, namelijk huisvesting, inkomen en dagbesteding. Daarnaast noemen zij hierbij het grote belang van goedbedoelende mensen om hen heen, mensen waar je je verhaal aan kwijt kunt en waar je op kunt terugvallen en tegelijkertijd de noodzaak contacten met mensen te vermijden die een negatieve invloed op je functioneren hebben. De stabiele cliënten noemen daarnaast nog hun gezondheid en het gecontroleerd gebruik van middelen. Gezondheid zien niet stabiele cliënten niet direct nodig bij het stabiel worden of blijven, hoewel voor het stabiel blijven een enkeling het belangrijk vindt om van alcohol af te zien. De sociale relaties wijzen, net als de cliënten, op het belang van huisvesting, dagbesteding en sociale contacten en ook noemen zij de gezondheid (adequaat medicatiegebruik). De begeleiders noemen de minste leefgebieden als het om stabiel worden en blijven betreft, namelijk: huisvesting, dagbesteding en controle op middelengebruik en wijzen eerst en vooral op het belang van professionele hulpverlening en, zeker als het gaat om het behoud van stabiliteit, op structuur en dagelijkse routine. Dat laatste is ook wat cliënten zelf benadrukken waarbij het hen vooral gaat om: rust, ritme en regelmaat. Opvallend is, dat de cliënten zelf aan stabiel worden en blijven ook zaken relateren die verwijzen naar hun veerkracht en persoonlijke ontwikkeling en adaptatie aan (nieuwe) levensfasen (jezelf blijven, doorgaan, hulp leren vragen, ouder worden, kleinkind krijgen). In het focusgesprek vonden de professionals van diverse organisaties het moeilijk om aan te geven welke leefgebieden belangrijker zijn bij het maken van een beoordeling van de stabiliteit van cliënten, en wijzen daarbij vooral op de samenhang van het functioneren van cliënten op diverse leefgebieden. Deze professionals verschillen in hun visie op stabiliteit; de ene professional brengt niet stabiel zijn in verband met het gevaar dat de cliënt vormt voor zichzelf en/of de omgeving, een ander wijst op het gebrek aan (kwaliteit van) sociale contacten en een derde noemt het onvermogen om in basale levensbehoeften te kunnen voorzien. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 93

95 Samenvatting en nabeschouwing Hoofdstuk 7 Alles overziend, springen er in deze studie vijf leefgebieden uit die de actoren essentieel vinden bij het stabiel worden en blijven, namelijk huisvesting, inkomen, dagbesteding en sociale contacten, en ook gezondheid. Drie leefgebieden horen tot de zogenaamde primaire leefgebieden (volgens de ZRM-systematiek; inkomen, huisvesting en gezondheid) en twee tot de zogenaamde secundaire leefgebieden (dagbesteding en sociale contacten). Het zijn de leefgebieden waarop de meeste cliënten ook hulpbehoeften formuleren (top-vijf) (zie tabel 2.1 bijlage 2). Een internationale literatuurstudie naar factoren die positief samenhangen met de transitie uit dakloosheid naar (begeleid) zelfstandig wonen en het behouden van stabiel wonen, bevestigt het belang van de leefgebieden. In het kort: Bij huisvesting gaat het specifiek om: eerdere stabiele huisvesting; kwaliteit van woning en buurt, geen woonomgeving met sociale stress; woonsubsidie/ toegang tot een gesubsidieerde woning; afwezigheid van problemen met medehuurders; Bij inkomen zijn de afwezigheid van schuldproblemen en het krijgen van een uitkering van belang; Bij dagbesteding gaat het om zaken als: ondernemen van activiteiten, werk hebben of recent een baan gehad hebben, het krijgen van werktraining; Bij sociale contacten is voor de stabiliteit bevorderend: hersteld contact met familie; sociale, interpersoonlijke steun; afwezigheid van conflicten; anderen die van de persoon afhankelijk zijn voor voeding en onderdak. Verder wordt gewezen op het belang van: trouw aan behandeling; reactiebereidheid van medische- en sociale diensten; case management; regelmatige hulp van woonbegeleiders & snelle reacties van deze werkers op problemen en behoeften van cliënten en spiritueel welzijn. Een literatuurstudie naar herstel van dakloze mensen komt op vergelijkbare bevorderende factoren als de studies naar succesvolle transities, namelijk: werk; spiritualiteit; sociale steun; deelnemen aan/ lid zijn van een ondersteuningsgroep (peer support); controle over verslaving; vermijden van negatieve sociale banden; verkrijgen van zelfstandig woonruimte. De in deze studie gevonden vier (met gezondheid vijf) belangrijke leefgebieden voor het stabiel worden & blijven, kan aanleiding zijn om de huidige clustering van de leefgebieden in primair en secundair aan te passen. Het aan dagbesteding en sociale contacten toegekende belang nodigt uit deze leefgebieden niet langer als secundair, maar als primair te labelen. Temeer ook, omdat sociale contacten en dagbesteding belangrijk zijn voor stabiel zijn (zie hierna) en cliënten vanwege hun sociale contacten verlies van stabiliteit willen vermijden. Stabiel zijn en stabiliteitsverlies Stabiel zijn brengen de geraadpleegde actoren opnieuw in verband met de genoemde vier leefgebieden (huisvesting, inkomen, sociale contacten en dagbesteding). In het oog springt, hoezeer in dit verband ook een goede geestelijke en lichamelijke gezondheid essentieel worden geacht en ook gecontroleerd gebruik van alcohol en drugs. Bij deze laatste constatering past de kanttekening dat sommige niet stabiele cliënten het gebruik van alcohol en drugs juist beschouwen als een manier om zich staande te houden (dat lijken te gebruiken als een vorm van zelfmedicatie). Bij geestelijke gezondheid worden uiteenlopende zaken genoemd als: zelfrespect, 94

96 Samenvatting en nabeschouwing Hoofdstuk 7 gelukkig zijn, je goed voelen, medicatie en wijzen begeleiders vooral op dagelijkse routine, behandeling van psychische problemen en acceptatie van ziektebeelden. Fit zijn en een goede hygiëne is voor de lichamelijke gezondheid belangrijk. In de opsomming van factoren die volgens betrokken tot stabiliteitsverlies kunnen leiden zijn opnieuw de belangrijke leefgebieden te herkennen, namelijk: ontbreken inkomen, verlies huisvesting & dakloosheid, psychische problemen en ziekte, alcohol- en druggebruik, en breuken en verlies in relaties (gebrek aan liefde in jeugd, echtscheiding, overlijden naasten, eenzaamheid). Motivatie voor stabiliteit en zingeving Er is tussen stabiele en niet stabiele cliënten eigenlijk geen verschil in motivatie om stabiel te blijven. Cliënten willen net als ieder ander een normaal en menswaardig leven leiden, zijn als ieder ander mens, deel uitmaken van de maatschappij, een bijdrage leveren aan die maatschappij (werken, zoals het hoort) en ook gelukkig zijn. Wat hen verder motiveert om stabiel te blijven zijn de mensen in hun omgeving; zij willen het doen voor behoud van de relatie met de mensen om hen heen en voor hun kinderen als zij die hebben. Zij willen liever ook niet afhankelijk zijn van anderen en willen graag stabiel blijven omdat zij zich daarbij gewoon veel prettiger voelen. Het lijkt alsof niet stabiele mensen in hun uitdrukkingen meer nadruk leggen op wat zij achter zich willen laten (niet meer in de shit willen zitten, geen zin hebben om gefrustreerd rond te lopen, omdat ik het vroeger slecht heb gehad, niet in de psychiatrie verder wegzakken). De professionals in het focusgesprek menen dat de motivatie van cliënten om stabiel te worden en te blijven misschien wel begint bij het achterhalen van iets wat de cliënt raakt, respect voor de eigen wensen en dromen van cliënten en te geloven in hun eigen kracht. Daarbij is het belang van een goede werkrelatie, een vertrouwensband, volgens hen niet te onderschatten. De professionals schakelen graag andere ketenpartners in om alle expertise te benutten, maar geven ook aan drang en dwang niet te schuwen om cliënten in beweging te krijgen. Essentieel is volgens de professional om cliënten de tijd te geven om te herstellen en hen vooral niet los te laten als zij stabiel (lijken te) zijn. De motivatie om stabiel te worden en te blijven is voor cliënten mogelijk het beste vervat in de wens om een zingevend leven te leiden. De professionals in het focusgesprek onderkennen het belang van zingeving voor de stabiliteit van cliënten en vinden ook dat dit in de begeleiding moet worden meegenomen. De literatuurreviews tonen het belang van, wat heet, spiritualiteit. Zingeving vinden professionals over het algemeen lastig om in de begeleiding te geven (Akkermans & Van Leeuwen-den Dekker, 2010). Meer aandacht hiervoor lijkt geboden (Plantinga, Oliemeulen, Vleems & Wolf, 2011). Misschien is zingeving wel de belangrijkste sleutel tot stabiliteit en herstel. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 95

97 96

98 Literatuur & Bijlagen

99 98

100 Literatuur Literatuur Akkermans, C. & Van Leeuwen-den Dekker, P. (2010) Zingeving als onderbelichte dimensie in de maatschappelijke opvang. Utrecht: Movisie. Corcker, J., Park, L.E. Seeking self-esteem: Construction, maintenance, and protection of self-worth. Leary, M.R. & Tangney, J.P. (ed.) (2005). Handbook of self and identity. The Guilford Press. New York I London (p ). Horvath, A. O., & Greenberg, L. (1989). Development and validation of the working Alliance Inventory. Journal of Counseling Psychiatry, 14, Jong Gierveld, J. de. & Tilburg, T.G. van. (1999). Manual of the Loneliness Scale Amsterdam: Vrije Universiteit, Department of Social Research Methodology. Lehman, A. (1995). Toolkit on Evaluating Quality of Life for Persons with Severe Mental Illness. Plantinga, L., Oliemeulen, L., Vleems, R., Wolf, J. (2011). Wat mijn leven zin en kracht geeft... Antwoorden van Utrechtse mensen met meervoudige problemen. Nijmegen: Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg, UMC St Radboud. Tuynman, M., Planije, M., & Place, C. (2011). Monitor plan van aanpak maatschappelijke opvang. Rapportage 2010: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Utrecht: Trimbosinstituut. Vertommen, H., & Vervaeke, G.A.C. (1990). Werkalliantievragenlijst (WAV). Vertaling voor experimenteel gebruik van de WAI (Horvath & Greenberg 1986). Leuven: KU Leuven, Departement Psychologie. Wennink, J., & Wijngaarden, B. van (2004). Quality of life and care (QoLC) en vervulling zorgwensen. Utrecht: Trimbos-instituut. Wolf, J. (2002). Een kwestie van uitburgering; oratie. Amsterdam: SWP Wolf, J., Zwikker, M., Nicholas, S., Bakel, H. van, Reinking, D., & Leiden, I. van (2002). Op achterstand. Een onderzoek naar mensen in de marge van Den Haag. Utrecht: Trimbosinstituut. Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 99

101 Bijlage 1 Bijlage 1 Uitvoering onderzoeksactiviteiten in onderzoek naar stabiliteit van kwetsbare, dakloze mensen in Rotterdam Interviews met cliënten Uit het cliëntvolgsysteem van Centraal Onthaal Rotterdam zijn random 4 in totaal 5 79 cliënten geselecteerd. Van deze cliënten konden er 40 niet benaderd worden, omdat a) de trajectregisseur of cliëntmanager niet (op tijd) de contactgegevens van respectievelijk de cliëntmanager en de cliënt aanleverden bij de onderzoekers 6 (bv. vanwege vakantie) (n=18), b) de cliënt onbereikbaar was / er geen contact meer was met de cliënt (n=11) of omdat c) de cliëntmanager aangaf dat een interview met de cliënt niet verstandig of mogelijk was (bijvoorbeeld vanwege het ziektebeeld van de cliënt of zijn/haar psychische gesteldheid) (n=11). In totaal zijn er 39 cliënten benaderd door de onderzoekers (en in sommige gevallen door de cliëntmanager) met de vraag om medewerking aan het onderzoek. Van deze groep wilden acht cliënten niet meedoen aan het onderzoek, onder andere omdat zij geen interesse hadden of het niet aandurfden. Een enkeling liet weten aan het onderzoek te willen deelnemen, maar kwam niet op de overeengekomen interviewafspraak. Inzet was om 14 stabiele en 14 niet stabiele cliënten te interviewen. Uiteindelijk zijn er in het kader van dit onderzoek 16 stabiele en 14 niet stabiele cliënten geïnterviewd (respons is 77%). De interviews zijn afgenomen door drie ervaren, getrainde interviewers. Bij de start van het interview kreeg de cliënt nogmaals uitleg over het onderzoek en werd benadrukt dat h/zij op elk moment tijdens het interview kon stoppen. De cliënt tekende daarop een verklaring van toestemming voor deelname aan het interview en sommigen van hen ook voor het benaderen van iemand uit hun sociale netwerk en/of hun begeleider voor een aantal vragen over hun situatie. De interviews duurden gemiddeld 50 minuten en vonden op verschillende plekken plaats (bv. bij de GGD-Rotterdam-Rijmond, de voorziening waar de cliënt verbleef of een rustig café in de buurt van de woonplek van de cliënt). Respondenten kregen een vergoeding van 15 euro voor deelname aan het interview. 4 Onderzoekers kregen van de GGD Rotterdam-Rijnmond een excelbestand van (volwassen) cliënten. Hieruit selecteerden de onderzoekers willekeurig cliënten die volgens de ZRM-meting gedurende een periode van minimaal zes maanden (niet) stabiel waren. De laatste ZRM-meting moest een recente meting zijn en later hebben plaatsgevonden dan op 15 april Doordat niet alle geselecteerde cliënten voor een interview konden worden benaderd, zijn er meerdere selecties nodig geweest teneinde aan het beoogde aantal geïnterviewde cliënten (n=28) te komen. 6 De onderzoekers werden via de cliëntmanagers in contact gebracht met de cliënten. Aanvankelijk verliep de communicatie tussen de onderzoekers en de cliëntmanager via de trajectregisseurs van de GGD Rotterdam-Rijnmond, later was er rechtstreeks contact met de cliëntmanagers om tijd te besparen. 100

102 Bijlage 1 De vragen in het interview gingen over: Sociaaldemografische kenmerken (geslacht, leeftijd, land van herkomst, gemeente van herkomst, burgerlijke staat, daklozengeschiedenis, woonsituatie, etc.) Stabiliteit van de cliënt (Wanneer vindt de cliënt zichzelf stabiel? Vindt de cliënt zichzelf op dit moment stabiel? Wat heeft de cliënt nodig om stabiel te worden/blijven?) Kwaliteit van leven Financiën & dagbesteding Gezondheid Veiligheid Sociale relaties Zorgbehoeften en zorggebruik Motivatie voor begeleiding Werkrelatie met begeleider Het afnemen van de interviews met de cliënten gebeurde met een semigestructureerde vragenlijst. Deze bestaat voornamelijk uit gestandaardiseerde meetinstrumenten die eerder met succes zijn afgenomen bij sociaal kwetsbare groepen: Verkorte versie van de kwaliteit-van-leven (Lehman, 1995; verkorte versie Wolf e.a., 2002), voor de kwaliteit van leven; Quality of life and Care-vragenlijst, specifiek de antwoordcategorieën (Wennink & Wijngaarden, 2004), voor behoeften aan hulp op diverse leefgebieden en de mate waarin daarin volgens de cliënten wordt voorzien; Lonelinesscale (De Jong Gierveld & Van Tilburg, 1999), voor eenzaamheid; Working Alliance Inventory 12 (Horvath & Greenberg, 1989; Nederlandse vertaling Vertommen & Vervaeke, 1990), voor de werkrelatie; Raadpleging betrokkenen Inzet was om van zeven stabiele en zeven niet stabiele cliënten één persoon uit het sociale netwerk te interviewen en de meest betrokken begeleider met als doel de perspectieven op stabiliteit te kunnen vergelijken. Aan de deelnemende stabiele en niet stabiele cliënten is daarom gevraagd of we iemand uit zijn/haar sociale netwerk (bijvoorbeeld ouder, vriend/vriendin, kennis, etc.) mochten benaderen. Ook vroegen we welke begeleider hen het beste kende en of we hem/haar mochten benaderen voor een telefonisch interview. Het bleek bijzonder lastig om in contact te komen met personen uit het sociale netwerk van de cliënten (totaal gebrek aan sociaal netwerk, geen toestemming cliënten voor benadering personen in sociaal netwerk, geen contact gekregen met persoon in netwerk etc.). In vergelijking hiermee was het gemakkelijker om de begeleiders in het onderzoek te betrekken. Uiteindelijk zijn telefonische interviews gehouden met elf personen uit het sociale netwerk (van zeven stabiele en vier niet stabiele cliënten) en veertien begeleiders (van zeven stabiele en zeven niet stabiele cliënten). Deze interviews duurden gemiddeld respectievelijk 15 en 20 minuten. De geïnterviewden mensen uit het sociaal netwerk kregen als dank voor hun deelname een vergoeding van 15 euro. Aan zowel de mensen uit het sociale netwerk als de begeleiders stelden wij vragen over: De stabiliteit van de cliënt (huidige stabiliteit, inschatting toekomstige stabiliteit, redenen voor eventuele terugval, wat nodig is om (weer) in balans te komen, stabiel te worden/blijven) Kwaliteit van leven van de cliënt Motivatie van de cliënt voor begeleiding Enkel aan begeleiders: werkrelatie met de cliënt Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 101

103 Bijlage 1 De gegevens van de cliëntinterviews zijn in dit rapport gepresenteerd naar stabiele en niet stabiele cliënten. Hierdoor ontstaat een beeld van de relatieve verschillen en overeenkomsten tussen deze groepen. Relatief, omdat wie vandaag stabiel is dat morgen niet meer hoeft te zijn. Daarnaast zijn de perspectieven van de cliënten zelf, de sociale relaties en de begeleiders in dit rapport met elkaar op stabiliteit vergelijken. Focusgesprek met professionals Een vertegenwoordiging van begeleiders van Centraal Onthaal, maatschappelijke opvangvoorzieningen, de GGD, de GGZ en verslavingzorg (n=7) is uitgenodigd voor een twee uur durend focusgesprek op 19 september Tijdens dit focusgesprek is inzicht verkregen in de stabiliteitsvraagstukken vanuit het perspectief van professionals. De volgende onderwerpen kwamen aan bod: Overeenkomsten en verschillen in percepties van cliënten, sociale relaties en begeleiders op stabiliteit van cliënten en mogelijke gevolgen hiervan voor onder meer het begeleidingstraject; Redenen waarom cliënten hun sturing op het leven en hun balans kwijtraken en mogelijkheden om dit verlies aan stabiliteit te voorkomen en/of op te vangen; Wat cliënten nodig hebben om (weer) stabiel te worden en te blijven. De bandopname van het focusgesprek is uitgeschreven en de resultaten zijn in dit rapport verwerkt. Focusgesprek cliënten Er zijn voor dit focusgesprek in totaal dertien cliënten benaderd. Deze personen waren per abuis aanvankelijk benaderd voor een interview met niet stabiele cliënten. Na die benadering bleek dat deze personen ten onterechte als niet stabiel waren geclassificeerd. Om toch de ervaringsdeskundigheid van deze cliënten op stabiliteit te benutten, is in overleg met de opdrachtgever een focusgesprek met deze cliënten gehouden. Van de dertien benaderde cliënten deden er in totaal 5 mee aan het focusgesprek. De cliënten kregen voor deelname aan deze focusgroep 15 euro vergoeding. De volgende onderwerpen kwamen tijdens het focusgesprek aan bod: Wat betekent stabiel zijn? Wanneer vindt u uzelf stabiel? Waardoor raken (kwetsbare) mensen hun balans kwijt? Wat motiveert kwetsbare mensen om stabiel te worden en te blijven? Wat is er nodig om weer stabiel te worden? Wat moet er gebeuren, wat kunnen mensen zelf doen? Wat is er nodig om eventuele terugval te voorkomen? Welke hulp is belangrijk om stabiel te worden en te blijven? De bandopname van het focusgesprek is uitgeschreven en de resultaten zijn in dit rapport verwerkt. 102

104 Bijlage 2 Bijlage 2 Top vijf van hulpbehoeften van stabiele en niet stabiele cliënten en factoren die samenhangen met stabiel worden & blijven en stabiel zijn Tabel 2.1. Top vijf van hulpbehoeften van stabiele en niet stabiele cliënten en factoren die cliënten, sociale relaties en begeleiders in verband brengen met stabiel worden & blijven en stabiel zijn (geordend naar primaire en secundaire leefgebieden vlg. ZRM-systematiek) S=stabiele cliënten; NS=niet stabiele cliënten; SR=sociale relaties; B=begeleiders Stabiel worden, stabiel zijn, stabiel blijven en stabiliteitsverlies 103

105 104

Profiel van daklozen in de vier grote. steden. Omz, UMC St Radboud Nijmegen. IVO, Rotterdam. Jorien van der Laan Sandra Boersma Judith Wolf

Profiel van daklozen in de vier grote. steden. Omz, UMC St Radboud Nijmegen. IVO, Rotterdam. Jorien van der Laan Sandra Boersma Judith Wolf Profiel van daklozen in de vier grote Omz, UMC St Radboud Nijmegen steden Resultaten uit de eerste meting van de Cohortstudie naar daklozen in de vier grote steden (Coda-G4) IVO, Rotterdam Jorien van der

Nadere informatie

Onderzoek naar de impact van ambulantisering Sara Al Shamma Judith Wolf

Onderzoek naar de impact van ambulantisering Sara Al Shamma Judith Wolf Eigen woonruimte voor klanten van De Veste Onderzoek naar de impact van ambulantisering Sara Al Shamma Judith Wolf Linda van den Dries, Dorieke Wewerinke en Judith Wolf Eigen woonruimte voor klanten van

Nadere informatie

Daklozenprofielen in Amsterdam en veranderingen in wonen, kwaliteit van leven en hulpbehoeften Resultaten uit de tweede meting van Coda-G4

Daklozenprofielen in Amsterdam en veranderingen in wonen, kwaliteit van leven en hulpbehoeften Resultaten uit de tweede meting van Coda-G4 Daklozenprofielen in Amsterdam en veranderingen in wonen, kwaliteit van leven en hulpbehoeften Sara Al Shamma Jorien van der Laan Barbara van Straaten Sandra Boersma Carola Schrijvers Dike van de Mheen

Nadere informatie

Daklozenprofielen in Den Haag en veranderingen in wonen, kwaliteit van leven en hulpbehoeften Resultaten uit de tweede meting van Coda-G4

Daklozenprofielen in Den Haag en veranderingen in wonen, kwaliteit van leven en hulpbehoeften Resultaten uit de tweede meting van Coda-G4 Daklozenprofielen in Den Haag en veranderingen in wonen, kwaliteit van leven en hulpbehoeften Sara Al Shamma Jorien van der Laan Barbara van Straaten Sandra Boersma Carola Schrijvers Dike van de Mheen

Nadere informatie

Daklozenprofielen in Utrecht en veranderingen in wonen, kwaliteit van leven en hulpbehoeften Resultaten uit de tweede meting van Coda-G4

Daklozenprofielen in Utrecht en veranderingen in wonen, kwaliteit van leven en hulpbehoeften Resultaten uit de tweede meting van Coda-G4 Daklozenprofielen in Utrecht en veranderingen in wonen, kwaliteit van leven en hulpbehoeften Sara Al Shamma Jorien van der Laan Barbara van Straaten Sandra Boersma Carola Schrijvers Dike van de Mheen Judith

Nadere informatie

Bewoners van voorzieningen voor lang verblijf in Utrecht Onderzoek naar functioneren en woonwensen

Bewoners van voorzieningen voor lang verblijf in Utrecht Onderzoek naar functioneren en woonwensen Hoofdstuk uit: Bewoners van voorzieningen voor lang verblijf in Utrecht Onderzoek naar functioneren en woonwensen Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg UMC St Radboud Nijmegen Februari 2010 Astrid Altena

Nadere informatie

Dakloze mensen in Den Haag: veranderingen in 2,5 jaar Resultaten uit de eindmeting van Coda-G4 in Den Haag

Dakloze mensen in Den Haag: veranderingen in 2,5 jaar Resultaten uit de eindmeting van Coda-G4 in Den Haag Dakloze mensen in Den Haag: veranderingen in 2,5 jaar Sara Al Shamma Barbara van Straaten Sandra Boersma Gerda Rodenburg Jorien van der Laan Dike van de Mheen Judith Wolf September 2015 Colofon Dakloze

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR DAKLOZE JONGEREN IN DE CENTRUMREGIO ZWOLLE

ONDERZOEK NAAR DAKLOZE JONGEREN IN DE CENTRUMREGIO ZWOLLE ONDERZOEK NAAR DAKLOZE JONGEREN IN DE CENTRUMREGIO ZWOLLE Judith Wolf, Astrid Altena, Milou Christians, Mariëlle Beijersbergen Maart 2010 COLOFON Colofon Project Onderzoek naar dakloze jongeren in de centrumregio

Nadere informatie

Dakloze mensen in de vier grote steden: veranderingen in 2,5 jaar

Dakloze mensen in de vier grote steden: veranderingen in 2,5 jaar Dakloze mensen in de vier grote steden: veranderingen in 2,5 jaar Eindrapportage Coda-G4 Sara Al Shamma, Barbara van Straaten, Sandra Boersma, Gerda Rodenburg, Jorien van der Laan, Dike van de Mheen, Judith

Nadere informatie

Dakloze mensen in Amsterdam: veranderingen in 2,5 jaar Resultaten uit de eindmeting van Coda-G4 in Amsterdam

Dakloze mensen in Amsterdam: veranderingen in 2,5 jaar Resultaten uit de eindmeting van Coda-G4 in Amsterdam Dakloze mensen in Amsterdam: veranderingen in 2,5 jaar Sara Al Shamma Barbara van Straaten Sandra Boersma Gerda Rodenburg Jorien van der Laan Dike van de Mheen Judith Wolf September 2015 Colofon Dakloze

Nadere informatie

Profiel van sociaal kwetsbare mensen in Leiden, Katwijk en Alphen aan de Rijn

Profiel van sociaal kwetsbare mensen in Leiden, Katwijk en Alphen aan de Rijn Profiel van sociaal kwetsbare mensen in Leiden, en Alphen aan de Rijn Beschrijving van gezondheid, welzijn, sociale steun, kwaliteit van leven en woonwensen. Connie Mensink Judith Vocks Judith Wolf Onderzoekscentrum

Nadere informatie

Dakloze mensen in Utrecht: veranderingen in 2,5 jaar Resultaten uit de eindmeting van Coda-G4 in Utrecht

Dakloze mensen in Utrecht: veranderingen in 2,5 jaar Resultaten uit de eindmeting van Coda-G4 in Utrecht Dakloze mensen in Utrecht: veranderingen in 2,5 jaar Sara Al Shamma Barbara van Straaten Sandra Boersma Gerda Rodenburg Jorien van der Laan Dike van de Mheen Judith Wolf September 2015 Colofon Dakloze

Nadere informatie

Dakloze mensen in Rotterdam: veranderingen in 2,5 jaar Resultaten uit de eindmeting van Coda-G4 in Rotterdam

Dakloze mensen in Rotterdam: veranderingen in 2,5 jaar Resultaten uit de eindmeting van Coda-G4 in Rotterdam Dakloze mensen in Rotterdam: veranderingen in 2,5 jaar Sara Al Shamma Barbara van Straaten Sandra Boersma Gerda Rodenburg Jorien van der Laan Dike van de Mheen Judith Wolf September 2015 Colofon Dakloze

Nadere informatie

Ambulant werken met kwetsbare mensen

Ambulant werken met kwetsbare mensen Ambulant werken met kwetsbare mensen UMC St Radboud Judith Wolf & Dorieke Wewerinke Van asiel & beschermen naar herstel & participeren Zelfstandig wonen Transmuraal wonen Nachtopvang Inloop Flexibele ondersteuning

Nadere informatie

Voorkomen van huurachterstand & huisuitzettingen

Voorkomen van huurachterstand & huisuitzettingen Voorkomen van huurachterstand & huisuitzettingen Onderzoeksteam: Marieke Holl, Dorieke Wewerinke, Sara Al Shamma, Linda van den Dries en Judith Wolf 29 oktober 2013 Studie naar huisuitzetting (Omz ZonMw)

Nadere informatie

Impuls - Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg

Impuls - Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg Instroom en uitstroom van Housing First klanten bij acht praktijken 27 in maart Nederland 2014 Sara Al Shamma, Linda van den Dries & Judith Wolf Onze dank gaat uit naar iedereen die heeft bijgedragen aan

Nadere informatie

Monitor daklozen en harddrugsverslaafden. Apeldoorn M. van Zwieten. S. Biesma. B. Bieleman. metingen

Monitor daklozen en harddrugsverslaafden. Apeldoorn M. van Zwieten. S. Biesma. B. Bieleman. metingen Monitor daklozen en harddrugsverslaafden Apeldoorn 2008 metingen 2004-2007 M. van Zwieten S. Biesma B. Bieleman COLOFON St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl Kantoor

Nadere informatie

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit

Nadere informatie

Profiel van daklozen in Amsterdam Resultaten uit de eerste meting van de Cohortstudie naar daklozen in Amsterdam (Coda-G4)

Profiel van daklozen in Amsterdam Resultaten uit de eerste meting van de Cohortstudie naar daklozen in Amsterdam (Coda-G4) Profiel van daklozen in Amsterdam Resultaten uit de eerste meting van de Cohortstudie naar daklozen in Amsterdam (Coda-G4) Barbara van Straaten Jorien van der Laan Carola Schrijvers Sandra Boersma Marjolein

Nadere informatie

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2008

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2008 Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2008 metingen 2001 tot en met 2007 A. Kruize M. Hofman B. Bieleman COLOFON St. INTRAVAL Postadres Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl www.intraval.nl

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR DAKLOZE JONGEREN IN DE CENTRUMREGIO ZWOLLE

ONDERZOEK NAAR DAKLOZE JONGEREN IN DE CENTRUMREGIO ZWOLLE ONDERZOEK NAAR DAKLOZE JONGEREN IN DE CENTRUMREGIO ZWOLLE Judith Wolf, Astrid Altena, Milou Christians, Mariëlle Beijersbergen Maart 2010 COLOFON Colofon Project Onderzoek naar dakloze jongeren in de centrumregio

Nadere informatie

Onderzoek naar meiden en moeders in de residentiële opvang

Onderzoek naar meiden en moeders in de residentiële opvang Onderzoek naar meiden en in de residentiële opvang Houvast: De ontwikkeling van een bij dakloze jongeren passende interventie Astrid Altena Irene Jonker Judith Wolf Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg

Nadere informatie

Tabel 1: Plek waar de dak- en thuislozen onderdak vinden Onderdak Breda N=40 (%) Bergen op Zoom Totaal (N=81)

Tabel 1: Plek waar de dak- en thuislozen onderdak vinden Onderdak Breda N=40 (%) Bergen op Zoom Totaal (N=81) Vanaf juli 2015 biedt de GGD in West-Brabant sociaal-medische verpleegkundigenzorg aan dak- en thuislozen aan vanuit de twee centrumgemeenten Breda en Bergen op Zoom. In acht maanden tijd, van juli 2015

Nadere informatie

Zwerfjongeren in Utrecht

Zwerfjongeren in Utrecht Zwerfjongeren in Utrecht Omvang en profiel van de zwerfjongerenpopulatie Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg Mariëlle Beijersbergen Carinda Jansen Judith Wolf 1 Colofon Onderzoek: Opdrachtgever: Financier:

Nadere informatie

Profiel van daklozen in Den Haag Resultaten uit de eerste meting van de Cohortstudie naar daklozen in Den Haag (Coda-G4)

Profiel van daklozen in Den Haag Resultaten uit de eerste meting van de Cohortstudie naar daklozen in Den Haag (Coda-G4) Profiel van daklozen in Den Haag Resultaten uit de eerste meting van de Cohortstudie naar daklozen in Den Haag (Coda-G4) Barbara van Straaten Jorien van der Laan Carola Schrijvers Sandra Boersma Marjolein

Nadere informatie

Impuls Onderzoekcentrum maatschappelijke zorg

Impuls Onderzoekcentrum maatschappelijke zorg Huurders met een dreigende huisuitzetting in Amsterdam en omgeving Onderzoek naar dreigende huisuitzetting vanwege huurachterstand Sara Al Shamma, Marieke Holl, Linda van den Dries, Dorieke Wewerinke &

Nadere informatie

Tabel 1: Type verblijf van dak- en thuislozen uitgesplitst naar centrumgemeente Onderdak Breda N=76 (%) Bergen op Zoom Totaal (N=102)

Tabel 1: Type verblijf van dak- en thuislozen uitgesplitst naar centrumgemeente Onderdak Breda N=76 (%) Bergen op Zoom Totaal (N=102) Inleiding Vanaf juli 2015 heeft de GGD laagdrempelige spreekuren voor dak- en thuislozen in Bergen op Zoom en Breda en bezoekt zij dak- en thuislozen op vindplaatsen in de regio West-Brabant. De GGD verpleegkundige

Nadere informatie

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2009

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2009 Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2009 metingen 2001 tot en met 2008 A. Kruize S. Biesma B. Bieleman Factsheet Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2009 Jaarlijks worden voor de Monitor verslaafden

Nadere informatie

Impuls Onderzoekcentrum maatschappelijke zorg

Impuls Onderzoekcentrum maatschappelijke zorg Huurders met een dreigende huisuitzetting in Utrecht en omgeving Onderzoek naar dreigende huisuitzetting vanwege huurachterstand Sara Al Shamma, Marieke Holl, Linda van den Dries, Dorieke Wewerinke & Judith

Nadere informatie

Monitor begeleid wonen Twente 2012

Monitor begeleid wonen Twente 2012 Monitor begeleid wonen Twente 2012 metingen 2009, 2010 en 2011 A. Kruize S. Biesma B. Bieleman 1. Inleiding De wijze waarop de twee centrumgemeenten Almelo en Enschede, de maatschappelijke opvang willen

Nadere informatie

Impuls Onderzoekcentrum maatschappelijke zorg

Impuls Onderzoekcentrum maatschappelijke zorg Huurders met een dreigende huisuitzetting in Leiden en omgeving Onderzoek naar dreigende huisuitzetting vanwege huurachterstand Sara Al Shamma, Marieke Holl, Linda van den Dries, Dorieke Wewerinke & Judith

Nadere informatie

Dakloos in Zwolle Onderzoek naar omvang en profiel van de daklozenpopulatie

Dakloos in Zwolle Onderzoek naar omvang en profiel van de daklozenpopulatie Dakloos in Zwolle Onderzoek naar omvang en profiel van de daklozenpopulatie Judith Vocks Vivian Meertens Judith Wolf Colofon Onderzoek: Opdrachtgever: Financier: Projectleiding: Projectuitvoering: Adviseur:

Nadere informatie

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks Annemieke Benschop & Dirk J Korf Flevomonitor 2012 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld 26 Bonger Reeks FLEVOMONITOR 2012 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop & Dirk J. Korf Dit onderzoek

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen Samenvatting Achtergrond, doel en onderzoeksvragen Voor de tweede keer heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) de situatie van (ex-)gedetineerden op de gebieden identiteitsbewijs,

Nadere informatie

Profiel van daklozen in Rotterdam Resultaten uit de eerste meting van de Cohortstudie naar daklozen in Rotterdam (Coda-G4)

Profiel van daklozen in Rotterdam Resultaten uit de eerste meting van de Cohortstudie naar daklozen in Rotterdam (Coda-G4) Profiel van daklozen in Rotterdam Resultaten uit de eerste meting van de Cohortstudie naar daklozen in Rotterdam (Coda-G4) Barbara van Straaten Jorien van der Laan Carola Schrijvers Sandra Boersma Marjolein

Nadere informatie

CIJFERS PSYCHISCHE GEZONDHEID NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 19 JAAR EN OUDER

CIJFERS PSYCHISCHE GEZONDHEID NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 19 JAAR EN OUDER CIJFERS PSYCHISCHE GEZONDHEID NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 19 JAAR EN OUDER % % % % % % % Nederland 90 44 7 43 31 10 - Hollands Midden 90 50 6 42 29 9 6 Man 91 45 5 45 28 8 7 vrouw 89 55 7 39 30 10 6 gehuwd

Nadere informatie

FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf

FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit

Nadere informatie

4. SLOTBESCHOUWING. 4.1 Omvang

4. SLOTBESCHOUWING. 4.1 Omvang Doel gr oepenanal yse dak-ent hui sl ozenen har ddr ugsver sl aaf den st edendr i ehoek 4. SLOTBESCHOUWING Vanaf 1999 heeft onderzoeksbureau INTRAVAL doelgroepenanalyses uitgevoerd in Apeldoorn (1999/2000),

Nadere informatie

52% jr jr jr jr 65+ Hoe gezond is Albrandswaard? 92% 91% Gezondheid en ziekte % % %

52% jr jr jr jr 65+ Hoe gezond is Albrandswaard? 92% 91% Gezondheid en ziekte % % % Hoe gezond is Albrandswaard? Inzicht in de gezondheid, het welzijn en de leefstijl volwassenen. Hoeveel inwoners deden er mee? 174 25 355 29 426 61 17-23 jr 4.204 20 10.606 29 12.073 55 Gezondheid en ziekte

Nadere informatie

Ouderenmonitor 2009-2010

Ouderenmonitor 2009-2010 A. Algemene kenmerken % Geslacht Man 44 43 Vrouw 56 57 Leeftijd 65 t/m 74 jaar 56 52 75 jaar en ouder 44 48 Burgerlijke staat Gehuwd/ samenwonend 62 62 Ongehuwd/ nooit gehuwd geweest 5 5 Gescheiden/ gescheiden

Nadere informatie

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Borgele en Platvoet Deventer

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Borgele en Platvoet Deventer IJsselland Wijkgezondheidsprofiel Deventer Januari 2015 Wijkgezondheidsprofiel Dit wijkgezondheidsprofiel bestaat uit gegevens afkomstig van diverse bronnen, registraties en (bewoners)onderzoeken. Voor

Nadere informatie

Daklozenenquête Rotterdam

Daklozenenquête Rotterdam Daklozenenquête Rotterdam 2016-2017 INHOUD Inleiding... 2 Het beeld van alle daklozen... 3 Voorgeschiedenis... 4 Verblijfplaats s avond en overdag... 4 Demografische kenmerken... 5 Problematiek en gezondheid...

Nadere informatie

AARD, OMVANG EN MOBILITEIT VAN PROBLEMATISCHE HARDDRUGSGEBRUIKERS IN ROTTERDAM. Harddrugsgebruikers geregistreerd. S. Biesma. J. Snippe. B.

AARD, OMVANG EN MOBILITEIT VAN PROBLEMATISCHE HARDDRUGSGEBRUIKERS IN ROTTERDAM. Harddrugsgebruikers geregistreerd. S. Biesma. J. Snippe. B. AARD, OMVANG EN MOBILITEIT VAN PROBLEMATISCHE HARDDRUGSGEBRUIKERS IN ROTTERDAM Harddrugsgebruikers geregistreerd S. Biesma J. Snippe B. Bieleman SAMENVATTING In opdracht van de gemeente Rotterdam is de

Nadere informatie

Monitor. alcohol en middelen

Monitor. alcohol en middelen Gemeente Utrecht, Volksgezondheid Monitor www.utrecht.nl/gggd alcohol en middelen www.utrecht.nl/volksgezondheid Thema 3 Gebruik van de verslavingszorg in Utrecht - 2012 1 Colofon Uitgave Gemeente Utrecht,

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

48% jr jr jr jr 65+ Hoe gezond is Barendrecht? 20% 94% 93% Gezondheid en ziekte % % %

48% jr jr jr jr 65+ Hoe gezond is Barendrecht? 20% 94% 93% Gezondheid en ziekte % % % Hoe gezond is Barendrecht? Inzicht in de gezondheid, het welzijn en de leefstijl volwassenen. Hoeveel inwoners deden er mee? 33 2 577 30 7 17-23 jr 19- jr 5+.20 20 10.0 29 12.073 55 Gezondheid en ziekte

Nadere informatie

METINGEN 2014, 2015 EN Monitor opvang Enschede. A. Kruize. B. Bieleman

METINGEN 2014, 2015 EN Monitor opvang Enschede. A. Kruize. B. Bieleman METINGEN 2014, 2015 EN 2016 Monitor opvang Enschede A. Kruize B. Bieleman 1. Inleiding Op 1 januari 2015 is de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ingegaan. In deze wet wordt gesproken over twee ondersteuningsvormen

Nadere informatie

Impuls Onderzoekcentrum maatschappelijke zorg

Impuls Onderzoekcentrum maatschappelijke zorg Huurders met een dreigende huisuitzetting in Nijmegen en omgeving Onderzoek naar dreigende huisuitzetting vanwege huurachterstand Sara Al Shamma, Marieke Holl, Linda van den Dries, Dorieke Wewerinke &

Nadere informatie

KERNCIJFERS VOLWASSENEN- EN OUDERENPEILING 2012 TEYLINGEN --> SASSENHEIM, VOORHOUT, WARMOND

KERNCIJFERS VOLWASSENEN- EN OUDERENPEILING 2012 TEYLINGEN --> SASSENHEIM, VOORHOUT, WARMOND KERNCIJFERS VOLWASSENEN- EN OUDERENPEILING 2012 TEYLINGEN --> SASSENHEIM, VOORHOUT, WARMOND De waarden die in de tabellen worden weergegeven zijn percentages, tenzij anders aangegeven. Sassenheim Voorhout

Nadere informatie

Taxatie Sociale uitsluiting Tax-Su

Taxatie Sociale uitsluiting Tax-Su Taxatie Sociale uitsluiting Tax-Su Met de Taxatie van Sociale uitsluiting wordt het risico op maatschappelijke uitval van mensen gemeten. Het resulteert in een advies over de hulp die nodig is en de urgentie

Nadere informatie

Centrum Seksueel Geweld Amsterdam-Amstelland. Jaarcijfers 2016

Centrum Seksueel Geweld Amsterdam-Amstelland. Jaarcijfers 2016 Centrum Seksueel Geweld Amsterdam-Amstelland Jaarcijfers 2016 De GGD Amsterdam biedt sinds 2012 zorgcoördinatie voor slachtoffers van acuut seksueel geweld die een sporenonderzoek bij de politie ondergaan.

Nadere informatie

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN Klanttevredenheidsonderzoek Schoonmaakdienst gemeente Haren Colofon Opdrachtgever Gemeente Haren Datum December 2016 Auteurs Tessa Schoot Uiterkamp

Nadere informatie

Impuls - Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg

Impuls - Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg Het functioneren van Housing First klanten gevolgd in de tijd Sara Al Shamma, Linda van den Dries & Judith Wolf 27 maart 2014 Onze dank gaat uit naar iedereen die heeft bijgedragen aan de uitvoering van

Nadere informatie

GEOGRAFISCHE CIJFERS PSYCHISCHE GEZONDHEID 19 JAAR EN OUDER

GEOGRAFISCHE CIJFERS PSYCHISCHE GEZONDHEID 19 JAAR EN OUDER matig of GEOGRAFISCHE CIJFERS PSYCHISCHE GEZONDHEID 19 JAAR EN OUDER % % % % % % % % Nederland 90 10 44 7 43 31 10 - Hollands Midden 90 10 50 6 42 29 9 6 Midden Holland 89 11 50 6 44 29 9 6 Zuid Holland

Nadere informatie

ONDERZOEK GENOTMIDDELENGEBRUIK SCHOLIEREN BASISONDERWIJS DEN HAAG 2003

ONDERZOEK GENOTMIDDELENGEBRUIK SCHOLIEREN BASISONDERWIJS DEN HAAG 2003 RIS128575b_10-JUN-2005 ONDERZOEK GENOTMIDDELENGEBRUIK SCHOLIEREN BASISONDERWIJS DEN HAAG 2003 Beknopt verslag ten behoeve van de deelnemende scholen April 2005 Dienst OCW / GGD Den Haag Epidemiologie en

Nadere informatie

IrisZorg. verslavingszorg. en maatschappelijke opvang. dicht bij mensen, ver in zorg

IrisZorg. verslavingszorg. en maatschappelijke opvang. dicht bij mensen, ver in zorg IrisZorg verslavingszorg en maatschappelijke opvang dicht bij mensen, ver in zorg > IrisZorg: dicht bij mensen, ver in zorg Bij IrisZorg kan iedereen rekenen op de deskundigheid en betrokkenheid van onze

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Enschede

Kernboodschappen Gezondheid Enschede Kernboodschappen Gezondheid Enschede De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Enschede epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Enschede en de factoren die hierop van

Nadere informatie

V O LW A S S E N E N

V O LW A S S E N E N GENOTMIDDELEN V O LW A S S E N E N Volwassenen 2009 5 Volwassenenonderzoek 2009 Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de inwoners in haar werkgebied, heeft de GGD Zuid-Holland West in 2009 een schriftelijke

Nadere informatie

In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie.

In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. Leeswijzer Gezondheidspeiling tabellen Deze leeswijzer geldt ook voor tabellen van de Inwonersenquête van Interne Bedrijven Onderzoek, Gemeente Utrecht In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend

Nadere informatie

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Voorstad Deventer

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Voorstad Deventer IJsselland Wijkgezondheidsprofiel Deventer Januari 2015 Wijkgezondheidsprofiel Dit wijkgezondheidsprofiel bestaat uit gegevens afkomstig van diverse bronnen, registraties en (bewoners)onderzoeken. Voor

Nadere informatie

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017 Ervaringen Wmo Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017 Inhoud 1. Achtergrond van het onderzoek... 2 2. Het regelen van ondersteuning... 4 3. Kwaliteit van de ondersteuning... 6 4. Vergelijking regio...

Nadere informatie

Impuls Onderzoekcentrum maatschappelijke zorg

Impuls Onderzoekcentrum maatschappelijke zorg Huurders met een dreigende huisuitzetting in Rotterdam en omgeving Onderzoek naar dreigende huisuitzetting vanwege huurachterstand Sara Al Shamma, Marieke Holl, Linda van den Dries, Dorieke Wewerinke &

Nadere informatie

GGD Amsterdam Eenzaamheid in Beeld

GGD Amsterdam Eenzaamheid in Beeld GGD Amsterdam Eenzaamheid in Beeld Samenvatting Eén op de acht volwassen Amsterdammers voelt zich ernstig. Dat is meer dan gemiddeld in Nederland. In vergelijking met voorgaande jaren voelen steeds meer

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo en Jeugdwet

Cliëntervaringsonderzoek Wmo en Jeugdwet Cliëntervaringsonderzoek Wmo en Jeugdwet Management Summary Gemeenten zijn verplicht om jaarlijks inzicht te krijgen in de ervaringen van cliënten vanuit de Wmo en Jeugdwet. Onderzoeksbureau Flycatcher

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Almelo

Kernboodschappen Gezondheid Almelo Kernboodschappen Gezondheid Almelo De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Almelo epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Almelo en de factoren die hierop van invloed

Nadere informatie

Aanmeldformulier Beschermd wonen Flevoland GGD Flevoland

Aanmeldformulier Beschermd wonen Flevoland GGD Flevoland Aanmeldformulier Beschermd wonen Flevoland GGD Flevoland Gegevens verwijzer Verwijzende instantie Contactpersoon Functie Straat Huisnummer Postcode Plaats Telefoonnummer Emailadres Te bereiken op Maandag

Nadere informatie

Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg

Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg Waarom dit onderzoek? Als we praten over zingeving merk je al gauw dat verschillende mensen er verschillende dingen onder verstaan. Het gaat bijvoorbeeld over praktische zaken zoals lid zijn van een voetbalvereniging.

Nadere informatie

Bijlage 1. Afwegingskader ZRM Wonen en zorg

Bijlage 1. Afwegingskader ZRM Wonen en zorg Bijlage 1. Afwegingskader ZRM Wonen en zorg De zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) (Bron: GGD Amsterdam) bevat onder andere het domein huisvesting. Het afwegingskader in deze bijlage is afgeleid van deze zelfredzaamheidsmatrix.

Nadere informatie

Monitor daklozen en harddrugsverslaafden. Apeldoorn M. van Zwieten. S. Biesma. B. Bieleman. metingen

Monitor daklozen en harddrugsverslaafden. Apeldoorn M. van Zwieten. S. Biesma. B. Bieleman. metingen Monitor daklozen en harddrugsverslaafden Apeldoorn 2008 metingen 2004-2007 M. van Zwieten S. Biesma B. Bieleman MONITOR DAKLOZEN EN HARDDRUGSVERSLAAFDEN APELDOORN 2008 METINGEN 2004-2007 November 2008

Nadere informatie

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017 Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 217 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk op

Nadere informatie

Kerncijfers Brijder 2012 Noord- en Zuid-Holland. Parnassia Addiction Research Centre (PARC) Brijder Parnassia Groep

Kerncijfers Brijder 2012 Noord- en Zuid-Holland. Parnassia Addiction Research Centre (PARC) Brijder Parnassia Groep Kerncijfers Brijder 2012 Noord- en Zuid-Holland Parnassia Addiction Research Centre (PARC) Brijder Parnassia Groep INHOUDSOPGAVE INLEIDING 3 VOORAF 4 BEKNOPTE SAMENVATTING 5 KERNCIJFERS BRIJDER 2012 NOORD-HOLLAND

Nadere informatie

Wat vinden uw cliënten van de zorg bij de Ambulante opvang?

Wat vinden uw cliënten van de zorg bij de Ambulante opvang? Wat vinden uw cliënten van de zorg bij de Ambulante opvang? van alle ambulante teams Opvang onderzoek naar ervaringen van cliënten met de Ambulante opvang Utrecht, februari 2012 is hét kennis- en expertisecentrum

Nadere informatie

U dient dit formulier tijdens het gepland gesprek mee te nemen. Dit formulier is onderdeel van het gesprek.

U dient dit formulier tijdens het gepland gesprek mee te nemen. Dit formulier is onderdeel van het gesprek. Geachte heer/ mevrouw, Hoe gaat het met u? Om duidelijk te krijgen hoe het op dit moment met u gaat, willen wij u vragen onderstaande vragen te beantwoorden. U mag bij elk onderwerp (het zijn er 11) in

Nadere informatie

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK WMO

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK WMO Rapport CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK WMO Gemeente Nijkerk Juli 2016 www.ioresearch.nl COLOFON Uitgave I&O Research Piet Heinkade 55 1019 GM Amsterdam 020-3330670 Rapportnummer 2016/109 Datum Juli 2016 Opdrachtgever

Nadere informatie

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd Inhoudsopgave Samenvatting 3 1. Inleiding 4 1.1 Doelgroep 4 1.2 Methode 4 1.3 Respons 4 2. Resultaten Wmo 5 2.1 Contact en toegankelijkheid van hulp of ondersteuning

Nadere informatie

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK WMO

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK WMO Rapport CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK WMO Gemeente Landsmeer Augustus 2016 www.ioresearch.nl COLOFON Uitgave I&O Research Piet Heinkade 55 1019 GM Amsterdam 020-3330670 Rapportnummer 2016/134 Datum Augustus

Nadere informatie

Ontwikkeling van een gezondheidsbevorderende interventie voor en door dak- en thuisloze jongeren

Ontwikkeling van een gezondheidsbevorderende interventie voor en door dak- en thuisloze jongeren Ontwikkeling van een gezondheidsbevorderende interventie voor en door dak- en thuisloze jongeren Sandra Boersma, Dorieke Wewerinke & Judith Wolf Gedreven door kennis, bewogen door mensen Achtergrond Laatste

Nadere informatie

Wegwijzer voor buurt- en wijkteams

Wegwijzer voor buurt- en wijkteams Wegwijzer voor buurt- en wijkteams IRISZORG IN DE ACHTERHOEK Wegwijzer voor buurt- en wijkteams Voor wie we er zijn Hoe je ons bereikt Onze gezichten Wat IrisZorg in de Achterhoek biedt Voor wie we er

Nadere informatie

Klanttevredenheid. Vereenzaming Ouderen Soest VOS

Klanttevredenheid. Vereenzaming Ouderen Soest VOS 2011 Klanttevredenheid Vereenzaming Ouderen Soest VOS Stichting Welzijn Ouderen Soest Molenstraat 8c 3764 TG Soest 035 60 23 681 info@swos.nl www.swos.nl KvK 41189365 Klanttevredenheidsonderzoek Vereenzaming

Nadere informatie

Samen voor een beschermd thuis

Samen voor een beschermd thuis Samen voor een beschermd thuis Herstel en maatschappelijk participatie van kwetsbare burgers Judith Wolf 24 januari 2019 Gedreven door kennis, bewogen door mensen Ja, je komt op een punt dat je nergens

Nadere informatie

CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14

CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14 CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14 Datum : 01-02-2014 Auteur : Jaap Noorlander, Joris van Nimwegen Versie : 2 1 Inhoudsopgave Inleiding... Pagina 3 Vraagstelling... Pagina 3 Methode

Nadere informatie

Eenzaamheid in relatie tot digitale communicatie

Eenzaamheid in relatie tot digitale communicatie Eenzaamheid in relatie tot digitale communicatie Index 1. Samenvatting p. 3 2. Doelstellingen en opzet onderzoek p. 6 3. Gebruik communicatiemiddelen p. 9 4. Perceptie digitale communicatie en eenzaamheid

Nadere informatie

Bijlage 1. Benadering en respons ten tijde van de tweede meting

Bijlage 1. Benadering en respons ten tijde van de tweede meting Bijlage 1. Benadering en respons ten tijde van de tweede meting Benadering van deelnemers Deelnemers aan de cohortstudie werden bij het tweede interview benaderd volgens een zogenaamd benaderingsprotocol,

Nadere informatie

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2006

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2006 Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2006 METINGEN 2001, 2002, 2003, 2004 EN 2005 B. Bieleman A. Kruize M. van Zwieten COLOFON St. INTRAVAL Postadres Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl

Nadere informatie

Impuls - Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg

Impuls - Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg Monitoring van trajecten in de opvang: het MONTRA model Marielle Beijersbergen & Judith Wolf 27 maart 2014 Inleiding De Academische werkplaats Opvang en Herstel heeft opdracht gegeven tot het ontwikkelen

Nadere informatie

BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT

BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT Bijlage 4 BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT Voor een deel van de verantwoording voor het eerste halfjaar van 2016 is gebruik gemaakt van de ZelfRedzaamheid Matrix. Hieronder

Nadere informatie

Bezoekers van de Kommarin te Assen Wie zijn het, van welke diensten maken ze gebruik en wat is hun mening over de dienstverlening?

Bezoekers van de Kommarin te Assen Wie zijn het, van welke diensten maken ze gebruik en wat is hun mening over de dienstverlening? Bezoekers van de Kommarin te Assen Wie zijn het, van welke diensten maken ze gebruik en wat is hun mening over de dienstverlening? Connie Mensink Judith Vocks Judith Wolf UMC St Radboud Onderzoekscentrum

Nadere informatie

TEVREDENHEIDSONDERZOEK KETENPARTNERS SUN GRONINGEN

TEVREDENHEIDSONDERZOEK KETENPARTNERS SUN GRONINGEN TEVREDENHEIDSONDERZOEK KETENPARTNERS SUN GRONINGEN Tevredenheidsonderzoek ketenpartners SUN Groningen Colofon Opdrachtgever SUN Groningen Datum Maart 2017 Auteurs Bert van Putten David Scheffer KWIZ Stavangerweg

Nadere informatie

Monitor begeleid wonen en bemoeizorg Enschede 2011

Monitor begeleid wonen en bemoeizorg Enschede 2011 CO LO F O N St. I NTRAVAL Postadres Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl www.intraval.nl Kantoor Groningen: St. Jansstraat 2C Telefoon 050-313 40 52 Fax 050-312 75 26 Kantoor Rotterdam:

Nadere informatie

HET BURGERPANEL OVER DE SOCIALE AGENDA

HET BURGERPANEL OVER DE SOCIALE AGENDA HET BURGERPANEL OVER DE SOCIALE AGENDA Gemeente Leiderdorp Januari 2017 www.ioresearch.nl COLOFON Uitgave I&O Research Piet Heinkade 55 1019 GM Amsterdam 020-3330670 Rapportnummer 2017/10 Datum Januari

Nadere informatie

Wat vinden uw cliënten van de zorg bij de niet-ambulante opvang?

Wat vinden uw cliënten van de zorg bij de niet-ambulante opvang? Wat vinden uw cliënten van de zorg bij de niet-ambulante opvang? HVO-Querido totaal onderzoek naar ervaringen van cliënten met de niet-ambulante opvang Utrecht, juni 2014 is hét kennis- en expertisecentrum

Nadere informatie

GEZONDHEIDSMONITOR JAAR 2016 Kernindicatoren gemeente Houten, (sub)regio en Nederland

GEZONDHEIDSMONITOR JAAR 2016 Kernindicatoren gemeente Houten, (sub)regio en Nederland Algemene kenmerken Burgerlijke staat Eenpersoonshuishouden 9,0 12,7 15,6 Gehuwd/samenwonend 75,3 70,6 66,4 Huishoudsamenstelling Eenoudergezin 9,2 7,6 7,4 Huishoudens met thuiswonende kinderen jonger dan

Nadere informatie

GEZONDHEIDSMONITOR JAAR 2016 Kernindicatoren gemeente Oudewater, (sub)regio en Nederland

GEZONDHEIDSMONITOR JAAR 2016 Kernindicatoren gemeente Oudewater, (sub)regio en Nederland 1 Algemene kenmerken 1 Burgerlijke staat 0/b 0/b 0/b Eenpersoonshuishouden 12,0 12,4 15,6 Gehuwd/samenwonend 72,4 70,4 66,4 Huishoudsa menstelling Eenoudergezin 5,8 8,0 7,4 Huishoudens met thuiswonende

Nadere informatie

GEZONDHEIDSMONITOR JAAR 2016

GEZONDHEIDSMONITOR JAAR 2016 Tabel 1. indicatoren gemeente en kernen Noord Algemene kenmerken Burgerlijke staat Eenpersoonshuishouden 8,5 10,8 9,0 Gehuwd/samenwonend 75,9 73,4 75,3 Huishoudsamenstelling Eenoudergezin 9,5 8,1 9,2 Huishoudens

Nadere informatie

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming incijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Uitkomsten GGD-gezondheidspeiling 2016 Gezondheid van aren BELEIDSONDERZOEK 071-516 5123 I info@leidenincijfers.nl I

Nadere informatie

Klanttevredenheid WMO vervoer Opsterland 2013

Klanttevredenheid WMO vervoer Opsterland 2013 Klanttevredenheid WMO vervoer Opsterland 2013 Colofon "Klanttevredenheid WMO vervoer Opsterland 2013" Klanttevredenheidsonderzoek naar het WMO vervoer in de gemeente Opsterland. Uitgave Deze publicatie

Nadere informatie

Gezondheid, welzijn en leefstijl van jongeren in Zeevang Het E-MOVO scholierenonderzoek onder tweede- en vierdeklassers van het voortgezet onderwijs.

Gezondheid, welzijn en leefstijl van jongeren in Zeevang Het E-MOVO scholierenonderzoek onder tweede- en vierdeklassers van het voortgezet onderwijs. Gezondheid, welzijn en leefstijl van jongeren in Zeevang Het E-MOVO scholierenonderzoek onder tweede- en vierdeklassers van het voortgezet onderwijs. Deze factsheet beschrijft de resultaten van de scholieren

Nadere informatie

GENOTMIDDELEN. Jongerenmonitor 2015 10.163. 40% ooit alcohol gedronken. Klas 2. Klas 4. 5% ooit wiet gebruikt. 24% weleens gerookt.

GENOTMIDDELEN. Jongerenmonitor 2015 10.163. 40% ooit alcohol gedronken. Klas 2. Klas 4. 5% ooit wiet gebruikt. 24% weleens gerookt. IJsselland GENOTMIDDELEN Jongerenmonitor 1 4% ooit alcohol gedronken.163 jongeren School Klas 13-14 jaar Klas 4 1-16 jaar 4% weleens gerookt % ooit wiet gebruikt Genotmiddelen Psychosociale gezondheid

Nadere informatie

Geestelijke Gezondheid (19 64 jaar)

Geestelijke Gezondheid (19 64 jaar) 3a Geestelijke Gezondheid (19 64 jaar) Deze factsheet beschrijft de resultaten van de gezondheidspeiling najaar 2005 van volwassenen tot 65 jaar in Zuid-Holland Noord met betrekking tot de geestelijke

Nadere informatie