Zeg het voort. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers. Niveau 2. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers



Vergelijkbare documenten
Zeg het voort. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers. Niveau 1. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers

Zeg het voort Portfolio ambassadeurs

Luisteren en samenvatten

Verbindingsactietraining

Tijdens de video- hometraining worden verschillende begrippen gebruikt. In de bijlage geven we een korte omschrijving van deze begrippen.

Het verkoop-adviesgesprek. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Verkopen

1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

Communicatie op de werkvloer

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van jaar

Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding

Samen werken = samenwerken bij De Belvertshoeve

Zeg het voort. Werkboek

Inleiding. Autisme & Communicatie in de sport

4 communicatie. Ik weet welke informatie anderen nodig hebben om mij te kunnen begrijpen. Ik vertel anderen wat ik denk of voel.

Creatief en flexibel toepassen van Triplep. Maarten Vos Doe, laat zien, lach, oefen en geef applaus

Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Prentenboeken: Les 10: Hoe zeg ik nee. Lesoverzicht. Basis

Wat het effect van een vraag is, hangt sterk af van het soort vraag. Hieronder volgen enkele soorten vragen, geïllustreerd met voorbeelden.

PeerEducatie Handboek voor Peers

Reader Gespreksvoering

Voordoen (modelen, hardop denken)

Luisteren, doorvragen en feedback geven

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Tijdschrift Kindermishandeling April 2013 Onderwijsspecial deel 2. 8 tips voor een goed gesprek met je leerling

Reflectiegesprekken met kinderen

Feedback geven en ontvangen

In gesprek gaan met ouders in verband met een vermoeden van kindermishandeling

TACTIEKEN BIJ DE STRIJDGEEST

Accuraat communiceren

Communicatie. ontvanger. zender. boodschap. kanaal. feedback

Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding

Begeleide interne stage

Tot een geloofsgesprek komen. I Ontmoeten

Werk aan je winkel. Jongeren leren communiceren en zichzelf presenteren. Kirsten Barkmeijer & Johan Brokken

Inhoud Voor de leerling Voor de leraar Algemeen

Nieuwsbrief 3 De Vreedzame School

Omgaan met klachten volgens de BOOS-formule

Meten van mediawijsheid. Bijlage 6. Interview. terug naar meten van mediawijsheid

lesmateriaal Taalkrant

Seksualiteit: Grenzen en Wensen

Trainershandleiding Brugklas Bikkels. Inkijkexemplaar

Basistraining Voorlichting geven Hand-out

Theorie Ondernemend werken Hoofdstuk 3 Samenwerken en Netwerken

Jezelf voorstellen en een gesprek beginnen

Inleiding. OMGANGSKUNDE OEFENINGEN Isa Goossens

Les 1 Integratie Leestekst: Een bankrekening. Introductiefase

Van huidige situatie naar gewenste situatie

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

- Een docent controleert of jij je huiswerk op hebt geschreven. - Je hebt aanmoediging nodig om je huiswerk te noteren.

Reflectie #Zo dus! Hieronder vind je een aantal oefeningen om te leren reflecteren waar je zelf mee aan de slag kunt.

Vragenkaartjes voor kinderen van 4 t/m 6 jaar

Tuesday, February 8, Opleiding Interactieve Media

Werkboek Het is mijn leven

WERKVORMEN MAGAZIJN. Wat is netwerken? Landelijk Stimuleringsproject LOB in het mbo

Mijn collega (of leidinggevende) hoort mij niet. En de werksfeer zou ook beter kunnen

Les 17 Zo zeg je dat (niet)

Voordoen (modelen, hardop denken)

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?"

Feedback ontvangen. Feedback ontvangen is moeilijk. Hoe gaan we om met feedback?

Speak up! Wat is JA en wat NEE?

Stap 6. Stap 6: Deel 1. Changes only take place through action Dalai Lama. Wat ga je doen?

Introductie in effectief en bewust communiceren. Communicatie; wat is dat eigenlijk?

TRAINING 1. Tijd: Onderwerp: Waarom Resultaat Werkvorm Materiaal

Instructie voor leerlingen.. 5. Gebruik van de lesbrieven. 6. Lesbrief: Wat wil je zijn en worden.. 7. Wat wil je zijn en worden.

Praktische tips voor het voeren van een gesprek

Advies en verkoopvaardigheden

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

Training. Vergaderen

ADHD en lessen sociale competentie

GESPREKKEN VOEREN NEDERLANDS AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG:

Leerlijn Samenwerken SingaporeNext

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Techniekkaart: Het houden van een interview

JUST BE YOU.NL. Het mooiste wat je kunt worden is jezelf! 23 tips voor direct meer zelfvertrouwen. Marian Palsgraaf -

Voor jezelf? Les 1 Welkom!

Effectieve samenwerking: werken in driehoeken

Onderhandelen en afspraken maken

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Workshop Superusers Mondriaan

voorwoord VOORBEELDPAGINA S Bestelnr De ander en ik

Communiceren is teamwork

Eenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les

lieve, slimme, leuke, grappige, aardige mensen

Wees duidelijk tegen je klanten

Een helpend gesprek voeren

Cursus werkbegeleiding

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Content in Motion. Interviewen & Communicatie

En, wat hebben we deze les geleerd?

Luisteren Niet luisteren Belang van luisteren Luisterdoelen Luistervaardigheden

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

6.2.1 Dealen met afleiding onderweg

maandag 11 mei inleveren! STAGE BOEK 2015 VAN.AFDELING...

Thema. Kernelementen. Oplossingsgericht taalgebruik Voorbeeld van communiceren 10 communicatie-tips

Transcriptie:

Zeg het voort Handleiding mentortraining voor docenten en trainers Niveau 2 Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 1

2 Zeg het voort

Zeg het voort Handleiding mentortraining voor docenten en trainers Niveau 2 Zeg het voort Cursus voor Ambassadeurs Geletterdheid

Colofon Zeg het voort Handleiding mentortraining voor docenten en trainers. Cursus voor cursisten Basiseducatie die andere cursisten willen helpen Niveau 2 CINOP, s-hertogenbosch 2011 1 e druk 2011 Auteurs: Illustraties: Redactie: Vormgeving: Foto ambassadeurs: Jet Wijdeveld, Marijke van den Bos en Jose Keetelaar Pieter Hogenbirk (ComicHouse, Oosterbeek) CINOP, s-hertogenbosch Evert van de Biezen (CINOP, s-hertogenbosch) Stichting Lezen & Schrijven De ontwikkeling van deze mentortraining is tot stand gekomen met steun van de Europese Commissie. Door de Grundtvig subsidie is ROC Nijmegen in staat gesteld deel te nemen aan het internationale project Attract and Retain. ROC Nijmegen coördineerde Attract and Retain, een Grundtvigproject waarin ambassadeurs en mentoren werden ingezet om nieuwe cursisten te werven en te behouden. Ontwikkeling en testen van trainingen in Nederland, Zweden, Litouwen en Ierland. Voor meer informatie: www.attractandretain.eu Met dank aan de internationale samenwerkingspartners. zhv_mt-n2_20111222 4 Zeg het voort

Inhoudsopgave Inleiding 7 Werving en intake 9 De cursus 11 Tips voor de trainer 13 1 Kennismaken 15 1.1 Voorbereiding 15 1.2 Uitvoering 15 Bijlage 1: Voorbeeld woordweb mentor 18 Bijlage 2: Mentor-/Cursistkaartjes 19 Bijlage 3: Mentorvaardigheden 20 2 Actief luisteren 21 2.1 Voorbereiding 21 2.2 Uitvoering 21 Bijlage 1: Tips voor goed luisteren 24 Bijlage 2: Theorie voor actief luisteren 25 Bijlage 3: Voorbeeld van goed luisteren 27 3 Open vragen stellen, doorvragen en samenvatten 29 3.1 Voorbereiding 29 3.2 Uitvoering 29 Bijlage 1: Theorie open-, gesloten- en suggestieve vragen stellen 32 Bijlage 2: Observatiekaartjes 34 Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 5

4 Complimenten geven en ontvangen 35 4.1 Voorbereiding 35 4.2 De uitvoering 35 Bijlage 1: Kwaliteiten 38 Bijlage 2: Theorie complimenten geven en ontvangen 39 Bijlage 3: Huiswerkopdracht 41 5 Grenzen aangeven 43 5.1 Voorbereiding 43 5.2 Uitvoering 43 Bijlage 1: Reageren vanuit een ik-boodschap 46 Bijlage 2: Theorie grenzen aangeven 47 6 Aantekeningen maken 49 6.1 Voorbereiding 49 6.2 Uitvoering 49 Bijlage 1: Fietsen door weer en wind 51 Bijlage 2: Hoofdzaken invulvel 52 Bijlage 3: Hoofdzaken antwoordvel 53 Bijlage 4: Aantekeningen maken 54 Bijlage 5: Interview Lees en schrijf op je werk 55 7 Instructie geven 57 7.1 Voorbereiding 57 7.2 Uitvoering 57 Bijlage 1: Voorbeeld recept 60 Bijlage 2: Tips voor het geven van instructie 61 Bijlage 3: Voorbeeld lucifer-opdracht 62 Bijlage 4: Antwoord lucifer-opdracht 63 Bijlage 5: Tips bij het stellen van activerende vragen 64 8 Telefoongesprek voorbereiden en voeren 65 8.1 Voorbereiding 65 8.2 Uitvoering 65 Bijlage 1: Telefoongesprekken 68 Bijlage 2: Telefoonscript situatie 1 69 Bijlage 3: Telefoonscript situatie 2 70 Bijlage 4: Regels voor feedback 71 Bijlage 5: Logboek mentor 72 6 Zeg het voort

Inleiding De bestrijding van laaggeletterdheid vraagt om een langdurige en structurele aanpak. Nog steeds beschikt een grote groep autochtone burgers over onvoldoende taalvaardigheid en/of rekenvaardigheid om zich zelfstandig in de maatschappij staande te houden. Bovendien blijkt het een structureel probleem gezien het feit dat er nog steeds 25% van de basisschool kinderen met een taalachterstand van twee jaar van school komen en er ook binnen het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs taalachterstanden voorkomen. Het blijft een moeizaam proces om individuele laaggeletterden te bereiken en te verleiden tot het volgen van onderwijs. De schaamte is vaak zo groot dat de drempel om weer naar school te gaan te hoog is. Inmiddels is er landelijk een grote groep ambassadeurs opgeleid. Dit zijn ervaringsdeskundigen op het gebied van laaggeletterdheid. Deze ambassadeurs worden enerzijds ingezet bij allerlei activiteiten om laaggeletterdheid onder de aandacht te brengen. Anderzijds zijn ambassadeurs als geen ander in staat om individuele laaggeletterden te benaderen, te stimuleren, te motiveren en te overtuigen om de stap naar school te nemen. Zij kunnen als ervaringsdeskundigen aansluiten bij de beleving van de laaggeletterden. Ambassadeurs kunnen over hun eigen ervaring vertellen, hoe het is om weer naar school te gaan en wat het volgen van onderwijs hen heeft opgeleverd. De drempel naar onderwijs is groot. Het opnieuw in de klas zitten is voor sommigen ook een enorme stap. De meeste van de cursisten kijken niet terug op een prettige schooltijd. Sommigen van hen hebben zeer negatieve schoolervaringen. Om de kans op uitval te verkleinen is het idee ontstaan om deze cursisten een mentor toe te wijzen. Een mentor die hen helpt wegwijs te raken in de groep, het materiaal en de werkwijze. Die hen stimuleert en motiveert als het moeilijk is en hen een luisterend oor biedt. Kortom iemand die, naast de docent, de nieuwe cursist in de groep op zijn gemak stelt en vertrouwen geeft om door te gaan. ROC Nijmegen heeft samen met de samenwerkingspartners uit Ierland, Litouwen en Zweden een ambassadeursmodel ontwikkeld. De mentortraining zoals die voor u ligt, is hier een onderdeel van. Dit product is gefinancierd met ondersteuning van de Europese Commissie. Mentortraining ook inzetbaar binnen het NT2-onderwijs ROC Nijmegen werkt volop met deze mentortraining. De training is gegeven aan een groep cursisten die nu in hun eigen lesgroep werken als mentor. Daarnaast is de training ingezet om mentoren als gesprekspartner in te kunnen zetten. De mentoren gaan, indien wenselijk, een gesprek aan met een potentiële cursist op verzoek van de sociale dienst van een gemeente. Het voordeel van deze training is dat hij zich niet alleen leent voor uitvoering onder NT1- cursisten maar ook binnen het NT2 toepasbaar is. Deze training is in ROC Nijmegen binnen het NT2-onderwijs uitgevoerd. Hieronder worden de specifieke meerwaarde van de cursus voor deelnemende allochtonen genoemd: Uitbreiden woordkennis In de mentorcursus komen heel specifieke woorden aan bod, die de cursisten anders niet tegen komen. Voorbeelden zijn: aanmoedigen, stimuleren, grenzen respecteren, complimenten ontvangen. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 7

De cursisten krijgen een schrift waar ze de moeilijke woorden in kunnen noteren. Bij de terugblik aan het begin van de les wordt gekeken Wat was voor jou het belangrijkste de vorige keer?, maar er wordt ook in het woordenschrift gekeken, welke nieuwe woorden heb je geleerd, leg ze uit. Oefenen van gesprekken en reflectie op gespreksvaardigheden In de mentorcursus worden bepaalde vaardigheden geoefend, zoals een compliment geven en ontvangen of een afspraak maken. Bij veel van deze oefeningen is de taal een belangrijk onderdeel. De cursisten leren bepaalde standaardzinnen en gebruiken deze in de oefengesprekken. Door het oefenen van vaardigheden wordt zo dus ook de taal geoefend. Door het herhalen van situaties en het gericht observeren van anderen wordt de taal ook verbeterd. In deze cursus wordt niet alleen gekeken of de communicatie voldoende is, maar ook hoe de communicatie is, wat effectief is en hoe het beter kan. Dit tilt de taalvaardigheid naar een hoger niveau. Begrip cultuur verschillen De cultuur verschillen komen op diverse momenten aan bod. Bijvoorbeeld het maken van een afspraak is een typisch Nederlands verschijnsel. Dit biedt aanknopingspunten om een gesprek hierover aan te gaan: hoe was dat in jouw land? Heb je daar erg aan moeten wennen in Nederland? Wat vind je hier goed of vervelend aan? Reeds ingeburgerde cursisten kunnen hier door hun eigen ervaringen een brug slaan tussen nieuwkomers en Nederlanders. Door de mentorcursus worden ze zich bewust van hun positie en hun eigen proces van verandering en aanpassing. Door dit te verwoorden, krijgen de cursisten meer inzicht in de cultuurverschillen waar ze mee te maken krijgen, hoe ze hier zelf in staan, en de (on)mogelijkheden van anderen. Door verkregen inzichten ontstaat er zelfinzicht en zelfbewust zijn, waardoor de training ook voorziet in een stuk empowerment. Mentortraining inzetbaar op andere vlakken ROC Nijmegen voert onderdelen van de training uit bij teams van instellingen/organisaties die behoefte hebben aan een aantal specifieke bijeenkomsten met betrekking communicatie en/of feedback geven. Afhankelijk van de behoeften kunnen de bijeenkomsten worden samengesteld zodat er een verkorte training ontstaat. Bovenstaande toont aan dat de mentortraining weliswaar ontwikkeld is voor het NT1-onderwijs maar op een veel breder vlak kan worden ingezet. De persoonlijke vaardigheden die mentoren zich eigen maken zijn in allerlei alledaagse- en werksituaties toepasbaar. Hier kunnen ook andere groepen mensen hun voordeel mee doen. 8 Zeg het voort

Werving en intake Voordat er kan worden begonnen met de werving en de selectie van geschikte kandidaten, moet het roc aan een aantal voorwaarden voldoen: Het roc stelt een trainer (docent) aan die tijd krijgt om de werving en selectie te realiseren en de mentortraining te geven. Het roc draagt zorg voor begeleiding/ondersteuning in de vorm van terugkomdagen. De trainer koppelt terug naar de docent van de mentor wanneer deze kan worden ingezet bij de begeleiding van nieuwe cursisten. De docent en de mentor maken hier afspraken over. De dagelijkse begeleiding valt dan onder de verantwoordelijkheid van de docent. De potentiële mentor: Is integer Heeft een stabiele persoonlijkheid Is betrouwbaar Heeft een bepaalde mate van zelfvertrouwen Kan anderen stimuleren en motiveren Heeft zijn eigen situatie verwerkt Heeft geschikte mondelinge taalvaardigheid Is bereid tot leren Kan zich inleven in een ander Kan zijn eigen grenzen aangeven, respecteert die van een ander Is bereid om 1 jaar mentor te zijn Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 9

10 Zeg het voort

De cursus Ook om te kunnen starten met de training moet het roc aan een aantal voorwaarden voldoen: Er wordt een groep gevormd van maximaal 8 mensen. Er worden 8 bijeenkomsten georganiseerd op een vast dagdeel en op een vaste plaats. Het roc regelt een ruimte en indien nodig apparatuur. De cursus wordt gratis door het roc aangeboden. De cursus omvat 8 bijeenkomsten van 2,5 uur. Na de cursus worden naar behoefte terugkomdagen georganiseerd. Na het volgen van de training kan de cursist: Open vragen stellen Actief luisteren Een compliment geven en ontvangen Zijn eigen grenzen aangeven en die van een ander respecteren Een telefoongesprek voeren Instructie geven Zijn eigen persoonlijke kwaliteiten inzetten als mentor Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 11

12 Zeg het voort

Tips voor de trainer In de training wordt veel samengewerkt. Zorg er voor dat er aandacht is voor deze samenwerking. Benoem het samenwerken, heb aandacht voor goede samenwerkingsvoorbeelden uit de groep en maak de link naar het mentorschap. In de rol van mentor zal samenwerking een belangrijke plek innemen. Bekijk per bijeenkomst welke oefeningen belangrijk voor deze groep zijn. Soms is het goed om wat langer bij één oefening stil te staan of juist wat sneller. Elke groep is anders. Pak onderdelen als luisteren en feedback regelmatig op als rode draad door de training. Maak regelmatig de koppeling van het thema van de bijeenkomst naar de praktijk van het mentorschap. Bronvermelding: Samenwerken en communiceren op de werkvloer. Uitgeverij Angerensteijn. Arks; sleutels tot leren project uitgevoerd binnen Socrates programma in Europa. Methodiek voor empowerment van allochtone vrouwen; Naar een grotere wereld. Zeg het voort cursus voor ambassadeurs Geletterdheid CINOP. Carrièretijger Tekst van Ysolde Bentvelsen. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 13

14 Zeg het voort

1 Kennismaken 1.1 Voorbereiding 1. Beginsituatie De cursist is na de werving en intake geschikt bevonden om tot mentor te worden opgeleid. 2. Doel: De cursist: Kan vertellen wie hij 1 is en waarom hij mentor wil worden. Kan zich inleven waarom zijn medecursisten mentor willen worden. Kan enkele mentortaken opnoemen. Kan aangeven wat hij van de cursus verwacht. Kan vertellen wat hem gemakkelijk en wat hem moeilijk lijkt in het mentorschap. 1.2 Uitvoering 1. Leeractiviteiten De cursisten vertellen wie ze zijn en waarom ze mentor willen worden. Ze maken door de opdrachten kennis met elkaar en met de verwachting die de medecursisten van de training hebben. 2. Onderwijs- en leermiddelen Bijlage 1: Voorbeeld webwoord mentor Bijlage 2: Mentorkaartjes Bijlage 3: Mentorvaardigheden Zelf verzorgen: Papier en stiften om naambordjes te maken. Ook nodig bij de opdracht kennismaken. Dobbelsteen voor het vraag en antwoordspel. 3. Didactische werkvormen Kennismaken met elkaar Namenrondje. Laat de cursisten een naambordje maken en laat deze zo plaatsen dat de namen voor iedereen zichtbaar zijn. Doe-opdracht: nader kennismaken Laat de cursisten hun hand op een vel papier tekenen en laat ze bij de pink: hun naam schrijven bij de ringvinger: burgerlijke stand bij de middelvinger: kinderen ja of nee bij de wijsvinger: hun adres bij de duim: hun hobby s Als iedereen klaar is, lopen de cursisten door de ruimte en zoeken iemand waarmee ze de gegevens uitwisselen. Aandachtspunt voor de docent: zorg dat de cursisten iemand uitzoeken die ze nog niet kennen. 1 In deze handleiding kiezen wij niet voor het gebruik van de dubbele vorm hij/zij, zijn/haar, cursist/cursiste enzovoort. Voor de leesbaarheid hanteren wij de algemene formuleringen de mannelijke vorm. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 15

De oefening wordt plenair afgesloten. De cursisten noemen de naam van hun samenwerkingspartner en één antwoord van de gegevens die zij hebben uitgewisseld. Doe-opdracht: vraag en antwoordspel Elke cursist krijgt een cijfer (van 0 tot 6). De docent gooit met een dobbelsteen en stelt een vraag. Degene die hetzelfde getal heeft als het aantal ogen dat gegooid is, geeft antwoord op de vraag en geeft daarna de beurt aan een ander. Wanneer alle cursisten een antwoord gegeven hebben, gooit de docent weer met de dobbelsteen en stelt dan de volgende vraag. Vragen: 1 Hoe lang woon je al in 2 Wat doe je in het dagelijkse leven? 3 Welke cursus volg je? Hoe lang? 4 Waar denk je aan als je het woord mentor hoort? 5 Waarom wil je mentor worden? 6 Waar ben je goed in? Zorg dat iedereen antwoord geeft op vraag 4. (Waar denk je aan als je het woord mentor hoort?) Schrijf deze antwoorden op het bord. Zo ontstaat er een beeld gezien door de ogen van de cursisten op het mentorschap. Bespreek dit plenair en vul waar nodig aan (zie ook bijlage 1: Voorbeeld woordweb mentor). Neem de verzamelde antwoorden over. Deze worden de volgende bijeenkomst uitgereikt. Uitleg over de taken van de mentor: Elke cursist krijgt een mentorkaartje (bijlage 2). Deze wordt gezamenlijk (voor)gelezen. Waar nodig legt docent woorden en/of begrippen uit. Denk-opdracht: gemakkelijk moeilijk Laat iedereen voor zichzelf opschrijven: Welke taken lijken me gemakkelijk en waarom? Welke taken lijken me moeilijk en waarom? Plenair uitwisselen en elkaar aanmoedigen om er achter te komen waar de individuele leerpunten liggen. Taken van een mentor: Cursisten die net zijn begonnen helpen. Uitleg geven hoe er gewerkt wordt in de groep. Anderen helpen om het goede materiaal of programma op de computer te vinden. Het motiveren en stimuleren van anderen. Hulp geven of informatie over: de cursus, het lesmateriaal, de computer, het huiswerk, de gang van zaken binnen de groep. Bespreekbaar maken hoe het vroeger was op school, hoe het voelt om nu weer te leren, hoe het is om nieuw te zijn in de groep, hoe ze het thuis vinden dat je weer naar school gaat. Uitleg over de inhoud van de cursus en het maken van afspraken: Aantal bijeenkomsten en de data. Alles kan gezegd en gevraagd worden; wat er in de training wordt besproken blijft binnen de groep. Er kunnen altijd vragen tussendoor worden gesteld als er iets niet duidelijk is. Benoem de thema s van de bijeenkomsten. Benoem het interactieve karakter; er wordt een actieve bijdrage van de cursist gevraagd. Spreek uit welke verwachtingen je van de cursisten hebt. 16 Zeg het voort

Benoem de afwisseling tussen theorie en praktische opdrachten. Benoem dat er met huiswerkopdrachten gewerkt wordt. Reflectie-opdracht Deel de mentorvaardigheden uit (bijlage 3). Hierop staat vermeld over welke vaardigheden en kwaliteiten een mentor zou moeten beschikken. Neem de checklist plenair door en geef uitleg waar nodig. Laat ieder voor zich zelf invullen wat hij al kan en wat hij wil leren. Benadruk dat iedereen wat kan en dat de training is bedoeld om nieuwe dingen te leren. Vraag of iedereen de checklist volgende week weer mee brengt. Afsluiting Omschrijf met welk gevoel je naar huis gaat. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 17

Bijlage 1: Voorbeeld woordweb mentor Begeleider Maatje Open Rustig zijn Zeker zijn Vriendelijk Mentor Kan goed luisteren Kan iets uitleggen Kan iemand helpen Kan iemand op zijn gemak stellen Kan ondersteunen Kan vertrouwenspersoon zijn Kan leiding geven Kan iemand uit laten praten 18 Zeg het voort

Bijlage 2: Mentor-/Cursistkaartjes Mentorkaartje Mijn naam is... Mentor Dat betekent dat ik hulp of informatie geef over de cursus het lesmateriaal de computer het huiswerk de gang van zaken binnen de groep hoe het vroeger was op school hoe het voelt om nu weer te leren hoe het is om nieuw te zijn in de groep hoe ze het thuis vinden dat ik weer naar school ga Cursistkaartje (Nieuwe) cursist Mijn naam is... Mijn mentor is... Dat betekent dat ik hulp of informatie vraag over de cursus het lesmateriaal de computer het huiswerk de gang van zaken binnen de groep hoe het vroeger was op school hoe het voelt om nu weer te leren hoe het is om nieuw te zijn in de groep hoe ze het thuis vinden dat ik weer naar school ga Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 19

Bijlage 3: Mentorvaardigheden Dit kan ik al Dit wil ik leren Iemand op zijn gemak stellen en aanmoedigen om zijn verhaal te vertellen. Iemand aanmoedigen zijn verhaal te vertellen. Iemand uit laten praten. Goed luisteren. Open en gesloten vragen kunnen stellen. Kunnen letten en gebruik maken van non verbaal gedrag. Door kunnen vragen en kunnen samenvatten. Eigen grenzen kunnen aangeven. Grenzen van een ander respecteren. Complimenten kunnen geven en ontvangen. Feedback kunnen geven en ontvangen. Iemand kunnen stimuleren en motiveren. Telefoongesprek kunnen voorbereiden en voeren. Aantekeningen kunnen maken. Kort verslag kunnen maken. Hoofd- en bijzaken onderscheiden. Iets duidelijk kunnen uitleggen. Niet teveel tegelijk. Controleren of de ander het begrijpt. Iets uit kunnen leggen zonder het over te nemen. Informatie kunnen geven over het materiaal, de computer en de lessen. Kunnen samenwerken, door steun en advies te geven. 20 Zeg het voort

2 Actief luisteren 2.1 Voorbereiding 1. Beginsituatie De cursist: Kan vertellen wie hij is en waarom hij mentor wil worden. Kan zich inleven waarom zijn medecursisten mentor willen worden. Kan enkele mentortaken opnoemen. Kan aangeven wat hij van de cursus verwacht. Kan vertellen wat hem makkelijk en wat hem moeilijk lijkt in het mentorschap. 2. Doel De cursist: Kan actief luisteren. Kan het verschil tussen verbaal en non-verbaal omschrijven. Kan dit zelf in inzetten in een gesprek. 2.2 Uitvoering 1. Leer activiteiten De cursisten oefenen met actief luisteren. De cursisten ervaren het verschil tussen verschillende luisterhoudingen. De cursisten leren het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie. 2. Onderwijs- en leermiddelen Bijlage 1: Tips voor goed luisteren (uit Zeg het voort ) Bijlage 2: Theorie voor actief luisteren Bijlage 3: Voorbeeld van goed luisteren 3. Didactische werkvormen Terugblik op de vorige keer Haal het onderwerp van de vorige keer terug en vraag aan de cursisten wat het belangrijkste voor hen was van deze bijeenkomst? Vraag de groep of ze de mentorvaardigheden erbij willen pakken. Tijdens de vorige bijeenkomst hebben de cursisten aangekruist wat ze willen leren. Vraag de cursisten een top 3 te maken van hun leerpunten. De docent noteert deze top 3 van de individuele cursisten. Hier kan de docent gedurende de training op een positieve manier op teruggekomen. Deel het woordweb Wat is een mentor uit. Deze is vorige bijeenkomst gezamenlijk gemaakt. Introductie op het thema luisteren. Laat de cursisten namen op schrijven van mensen die hen voor de geest komen bij de volgende vragen. Ken je mensen die zó luisteren dat het je gemakkelijk valt om te praten, te vertellen wat je hoog zit of onder woorden te brengen waar je zelf nog niet over uitgedacht bent. Ken je voorbeelden van gesprekken waarin mensen goed de toon weten te treffen. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 21

Denk-opdracht: Een goede luisteraar Bespreek deze opdracht in groepjes van drie. Om de beurt vertellen cursisten elkaar over één persoon uit het lijstje. Laat hen aan elkaar uitleggen waardoor de cursist merkt dat de ander goed luistert. Verzamel met de hele groep tips, over een goede luisteraar. De docent stelt indien nodig bij en vult aan. De docent deelt de Tips voor goed luisteren uit (bijlage 1). Cursisten kunnen hier op aanvullen wat zij hebben bedacht. Deel de theorie uit (bijlage 2). Neem de theorie gezamenlijk door en leg uit waar nodig. Bespreek het voorbeeld uit bijlage 3. Luister-opdracht: Zender en ontvanger Maak koppels die nog niet eerder hebben samengewerkt. A is de zender en B is de ontvanger. De zender vertelt aan de ontvanger wat hij gisteren heeft gedaan. De ontvanger probeert in eigen woorden terug te vertellen wat hij gehoord heeft. Na 5 minuten wisselen van rol. Nabespreken: Spreek deze oefening gezamenlijk door. Hoe ging het? Wat ging gemakkelijk? Wat ging er moeilijk? Denk-opdracht: Verbaal en non verbaal Deze oefening is plenair. Vraag aan de cursisten wat het verschil is tussen verbale en non-verbale communicatie? Maak twee rijen op het bord; één rij voor verbale communicatie en één rij voor non-verbale communicatie. Verzamel samen met de groep zoveel mogelijk omschrijvingen voor beide rijen. Hierbij kan terugworden gegrepen naar de theorie (zie bijlage 2). Doe-opdracht: Luisterhoudingen Laat de cursisten in tweetallen tegenover elkaar zitten, zo dicht tegenover elkaar dat de knieën elkaar net niet raken. Laat ze kiezen wie A is en wie B. B begint (verrassingseffect). Opdracht: B vertelt aan A wat belangrijk is in zijn leven, welke doelen hij heeft, wat wil hij bereiken, waar hij van droomt? De cursisten die luisteren (A) krijgen de volgende opdracht: A luistert heel geïnteresseerd, alles wat B zegt is geweldig. Na een paar minuten wordt het gesprek stilgezet en krijgt A de volgende opdracht: A heeft helemaal geen zin om te luisteren en vindt dat B onzin vertelt 2 : Het gesprek wordt nogmaals stilgelegd en dan krijgt A de volgende opdracht: A negeert B nadrukkelijk, kijkt weg en gaat iets anders doen. Daarna draaien de rollen om. A vertelt en B voert de luisteropdracht uit. B negeert A. B heeft geen zin om te luisteren naar de onzin van A. B toont veel interesse, wat A zegt is geweldig. 2 B gaat verder met zijn verhaal of begint over een ander onderwerp te vertellen. 22 Zeg het voort

Nabespreken Bespreek deze oefening plenair aan de hand van de verschillende opdrachten. Hoe was het om de verschillen in luisterstijl te ervaren? Welke situatie vond je niet prettig? Hoe kwam dat? Hoe voelde dat? Wat voelde wel goed? Waardoor kwam dat? Sta stil bij de gevoelens die deze opdracht hebben opgeroepen. Reflectie-opdracht Vraag de cursisten te kijken naar de mentorvaardigheden lijst. Welke vaardigheden op deze lijst hebben te maken met actief luisteren? De cursisten kunnen ieder voor zich bekijken of ze de vaardigheden (kunnen letten op verbaal en non verbaal gedrag en goed luisteren) hebben aangekruist als vaardigheid of als leerpunt. Afsluiting: Neem een houding aan die weergeeft hoe je deze bijeenkomst hebt ervaren. Huiswerkopdracht Hoe ziet voor jou een geïnteresseerde luisteraar eruit? Kijk eens op gezette tijden om je heen. Wie geeft jou het gevoel goed te luisteren? Let op zijn lichaamshouding en probeer dit uit als je zelf luistert. Ervaar je verandering in de manier waarop de prater praat. Kijk eens naar een praatprogramma op tv en let op het gebruik van stem en lichaamstaal van de sprekers. Wat spreekt je aan? Waardoor spreekt het je aan? Schrijf er kort iets over op voor jezelf. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 23

Bijlage 1: Tips voor goed luisteren Kijk de ander aan. Laat de ander zien dat je luistert. Moedig de ander aan om door te gaan. Neem de tijd. Vraag door als je iets niet begrijpt. Vat af en toe samen. Laat je eigen mening achterwege. Hou je emoties onder controle. Jaag de ander niet op. Wees niet bang voor stiltes....... Uit Zeg het voort, Handleiding Ambassadeurs Geletterdheid. 24 Zeg het voort

Bijlage 2: Theorie voor actief luisteren Luisteren is iets anders dan horen! Goed luisteren is een ingewikkeld proces. Minstens een kwart van je leven breng je luisterend door. In het algemeen luister je slecht. Niets voor niets is er een bekende uitdrukking: Het ene oor in, het andere oor uit. Bij het luisteren hoor je woorden en zinnen. Je onderscheidt belangrijke en onbelangrijke zaken, je legt verbanden met reeds in je hoofd opgeslagen gegevens en je vormt een eigen mening. Vaak is het moeilijk om de inhoud van wat je hoort objectief en kort weer te geven. Actief luisteren is daarbij noodzakelijk. boodschap zender ontvanger terugkoppeling De zender is degene die iets vertelt, de ontvanger is degene die naar het verhaal luistert. Bij actief luisteren gaat het erom dat: De ontvanger de zender laat weten wat hij ontvangt (zegt in eigen woorden wat hij gehoord heeft). Zo kan de zender controleren of de boodschap juist is overgekomen en deze eventueel verbeteren (zie bijlage 3). De ontvanger zowel de feitelijke boodschap als de ook de gevoelens die het oproept opnieuw formuleert. De ontvanger zich verplaatst in de positie van de zender om een indruk te krijgen van de gedachten en gevoelens van de zender. Het gaat om feiten en om de beleving van de feiten. De zender het gevoel krijgt dat er echt naar hem geluisterd wordt. Dat misverstanden worden voorkomen en wederzijds begrip bevorderd wordt. Wat moet je doen om actief te luisteren? Bij actief luisteren zijn er twee hindernissen die tot communicatie stoornissen kunnen leiden: a Je denkt sneller dan de ander spreekt. Op deze wijze verlies je een groot deel van wat de ander jou vertelt, omdat je helemaal opgaat in je eigen gedachten b Je onthoudt alleen dat wat jou interesseert. Je hoort niet volledig wat de ander vertelt. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 25

Om actief te luisteren zijn een aantal (gespreks)vaardigheden noodzakelijk: Open vragen stellen Concreet maken (zodat je het kunt zien) Samenvatten Letten op non-verbaal gedrag Non verbaal gedrag (lichaamstaal) Onder non verbaal gedrag wordt alle gedrag verstaan dat niet verbaal is: Lichaamshouding; Gebaren; Gezichtsuitdrukking; Stemgebruik. Alleen de inhoud van de taal is verbaal, alles wat je verder met je stem en de rest van je lichaam doet, is non verbaal. In communicatie is non verbaal gedrag heel essentieel. Bij een eerste indruk, dus tijdens een eerste ontmoeting wordt slechts 7% van de gevoelens voor de ander bepaald door wat letterlijk gezegd wordt 38% door de manier waarop gesproken wordt en 55% door datgene wat we oppikken van de lichaamstaal Dus het is goed om je bewust te zijn van je lichaamstaal. 26 Zeg het voort

Bijlage 3: Voorbeeld van goed luisteren Voorbeeld van actief luisteren De ontvanger laat de zender weten wat hij ontvangt. Hij zegt in eigen woorden wat hij gehoord heeft. Zo kan de zender controleren of de boodschap juist is overgekomen en deze eventueel verbeteren. De ontvanger De zender Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 27

28 Zeg het voort

3 Open vragen stellen, doorvragen en samenvatten 3.1 Voorbereiding 1. Beginsituatie De cursist: Kan actief luisteren. Kan het verschil tussen verbaal en non -verbaal omschrijven. Kan dit zelf in inzetten in een gesprek. 2. Doel De cursist: Kan open en gesloten vragen stellen. Kan doorvragen. Kan het gesprek samenvatten. 3.2 Uitvoering 1. Leeractiviteiten De cursisten oefenen met het stellen van open en gesloten vragen. De cursisten oefenen in het doorvragen in een gesprek. De cursisten oefenen met het samenvatten van een gesprek. 2. Onderwijs- en leermiddelen Bijlage 1: Theorie open-, gesloten- en suggestieve vragen stellen Bijlage 2: Observatiekaartjes 3. Didactische werkvormen Terugblik vorige keer Haal het onderwerp van vorige keer terug en vraag aan de cursisten wat hen van deze bijeenkomst is bijgebleven? Huiswerkopdracht: Wat is de cursisten opgevallen bij de praatprogramma s en in hun omgeving? Introductie op het thema open vragen stellen. Open en gesloten vragen stellen. Vraag aan de groep of iemand het verschil weet tussen open- en gesloten vragen. Vraag of iemand een voorbeeld van een open- of een gesloten vraag weet. De docent, stuurt bij, vult aan en herhaalt of geeft de definitie van open- en gesloten vragen: Gesloten vragen: Hier kan de ander met ja of nee op antwoorden. Voorbeelden: Ben je met de auto gekomen? Was het druk op de weg? Opdracht: Kun je zelf een voorbeeld geven? Opdracht open vragen: Bij open vragen nodig je de ander uit tot een uitgebreider antwoord. De vragen beginnen met: met wie, waar, wanneer, hoe, welke en wat. Voorbeeld: Hoe ben je hier gekomen? Waar kom jij vandaan? Deel de theorie uit (bijlage 1) en neem deze theorie samen door. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 29

Opdracht: Mijn geheim De docent bedenkt iets (een fictief geheim). De cursisten in de groep moeten het geheim raden door open vragen te stellen. Ze mogen 20 vragen stellen. Ze hebben 10 minuten tijd Ze mogen niet meer dan 3 gesloten vragen stellen. Daarna wordt de groep in groepjes van 4 verdeeld en bedenkt een persoon uit de groep een geheim (bedacht of werkelijk, wel realistisch en niet te zwaar) en wordt het spel nog een keer gespeeld. Nabespreken: Hoe was het om open vragen te bedenken? Opdracht: Open vragen stellen Laat de cursisten een aantal open vragen bedenken die zij aan elkaar willen stellen om elkaar beter te leren kennen. De vragen worden opgeschreven. Zorg dat iedereen voldoende vragen heeft om een gesprek mee te kunnen voeren. Vorm groepjes van 3 en laat de cursisten een gesprek van 5 minuten voeren; A is vraagsteller, B antwoordt en C observeert. A voert het gesprek en laat zien dat hij luistert. Als iemand heel korte antwoorden geeft, probeert hij een vraag te stellen die de ander uitlokt om meer te vertellen. C observeert. Luistert A goed? Waar aan kan hij dat zien? Welke tips kan hij nog geven? Ter ondersteuning kan C gebruik maken van de observatiekaartjes met onderstaande vragen (bijlage 2): Stelt A vragen als hij het niet begrijpt? Laat A zien dat hij goed luistert? Stelt A open vragen? Wie, wat, waar, wanneer en waarom. Controleert A of hij het goed heeft begrepen? Stelt A gesloten vragen? Met ja of nee te beantwoorden. Wat doet A non verbaal? Wissel zodat ieder aan de beurt komt. Nabespreken: Hoe was dit om te doen? Opdracht: Gesprek samenvatten In nieuwe tweetallen gaan de cursisten met elkaar een gesprek aan. Zorg dat iedereen iemand uitzoekt die ze nog niet zo goed kennen. Ieder krijgt 3 minuten om vragen stellen om elkaar nog beter te leren kennen en probeert aan het eind kort samen te vatten wat de ander heeft verteld. Dus in eigen woorden vertellen wat de ander vertelt heeft. Vertel de belangrijkste dingen (hoofdzaken). Hierna van rol wisselen. Nabespreking: Hoe lukte het om het gesprek samen te vatten? Kon de cursist alleen de hoofdzaken vertellen? Kon de cursist het in chronologische volgorde vertellen? 30 Zeg het voort

Reflectie-opdracht Kijk naar de lijst met mentorvaardigheden. Welke vaardigheden horen bij de bijeenkomst van vandaag? De cursisten kunnen ieder voor zich bekijken of ze de vaardigheden (Open en gesloten vragen kunnen stellen, door kunnen vragen en kunnen samenvatten) hebben aangekruist als vaardigheid of als leerpunt. Afsluiting: Geef in één woord aan wat voor jou deze bijeenkomst heeft betekend. Huiswerk Let op gesprekken in jouw omgeving. Welke vragen worden er gesteld en hoe wordt er geluisterd? Schrijf op wat je opvalt. Oefen in een voor jouw veilige situatie met nieuw luistergedrag. Toon aandacht voor de ander door de tips en het geleerde toe te passen in je luisterhouding. Probeer het eens uit tijdens een informeel moment. Hoe voelt dit voor jou? Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 31

Bijlage 1: Theorie open-, gesloten- en suggestieve vragen stellen Open vragen Open vragen beginnen vaak met woorden als: hoe, wie, wanneer, wat, waar, welke. Open vragen zijn vragen waarop veel verschillende antwoorden mogelijk zijn. De zender krijgt de ruimte om alles te zeggen wat hij van belang vindt en kan bepalen welke kant het gesprek opgaat. Het stellen van open vragen geeft diepgang aan het gesprek. Voorbeelden van open vragen zijn: Hoe bedoel je dat? Wat vind je van deze ring? Valkuil bij het stellen van open vragen: Stel je teveel open vragen dan is er kans dat er nooit een einde aan het gesprek komt. De ander kan dan maar doorgaan. Gesloten vragen Op een gesloten vraag wordt meestal alleen met ja of nee geantwoord. Je krijgt dan beperkte informatie. Voorbeelden van gesloten vragen: Heb je het naar je zin in de cursus? Vind je dit een gezellig lokaal? Valkuil bij het stellen van gesloten vragen: Het gevaar bij het stellen van veel gesloten vragen is dat degene aan wie je de vragen stelt, het gevoel krijgt dat je hem wilt uithoren of dat je niet in zijn mening geïnteresseerd bent. Doorvragen Open vragen stimuleren tot het geven van veel informatie. Daarom is het belangrijk om soms door te vragen naar verheldering en verduidelijking van datgene wat hij bedoelt. Dit doe je door korte open of gesloten vragen te stellen. Voorbeelden: Kun je daar een voorbeeld van geven? Hoe bedoel je dat precies? Suggestieve vragen Iemand kan ook suggestieve vragen stellen. Deze vragen zijn eigenlijk meningen, vermomd als vraag. Voorbeelden van suggestieve vragen: Veel vrouwen hebben moeite met het omgaan met computers. Wat is jouw mening hierover? Vind jij dat schilderij ook zo lelijk? Valkuil bij het stellen van gesloten vragen: Suggestieve vragen roepen vaak een reactie van verwarring of ontkenning. Samenvatten Dit is de vaardigheid om het gesprek te ordenen. Samenvatten laat zien dat je de ander wilt volgen en dat je luistert. 32 Zeg het voort

Een samenvatting moet kort en helder geformuleerd en regelmatig gegeven worden: zo voorkom je misverstanden (voorkomen dat je iets zegt dat door de ander verkeerd wordt begrepen. Ook verschaf je helderheid (er wordt niet langs elkaar heen gepraat). Voorbeelden: U meent dus dat Heb ik goed begrepen dat Als ik het zo aan de collega s doorgeef, komt jouw bedoeling dan op de juiste manier over? Samenvatten en actief luisteren Actief luisteren is een activiteit van de ontvanger. Waarbij hij in zijn eigen woorden de boodschap van de zender terugkoppelt. De zender kan de boodschap van de ontvanger verbeteren. Dit kan de zender doen door verdere bijzonderheden te vertellen ten aanzien van zijn persoonlijke gevoelens of gedachten. Actief luisteren voorkomt misverstanden en bevordert het dragen van eigen verantwoordelijkheid. Twee belangrijke vormen van actief luisteren volgens Gordon (psycholoog) a Uitnodigende opmerkingen die de ander uitnodigen om echt te communiceren, zoals: aha, oh, hmm, inderdaad, werkelijk? Zeg eens Vertel me eens daarover Hoe zit dat nou met die Jouw standpunt interesseert me Wil je daar iets over vertellen? b Het weergeven van de boodschap van de ander in eigen woorden en doorvragen. Dus in plaats van dat iemand de informatie die hij heeft gekregen op de een of andere manier beoordeelt, vraagt hij door. Voorbeeld: Hij: Weer zo n verschrikkelijke dag vandaag! Zij: Jij bent ook altijd aan het mopperen (oordeel). Actief luisteren: Hij: Weer zo n verschrikkelijke dag vandaag! Zij: Je klinkt geïrriteerd. Hij: Ten eerste heb ik de trein gemist. Ten tweede pikte iemand de taxi voor mijn neus in en ten derde deed de lift het weer eens niet. Zij: Ik hoop voor je dat de rest van de dag beter gaat. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 33

Bijlage 2: Observatiekaartjes Stelt A vragen als hij het niet begrijpt? Laat A zien dat hij actief luistert? Stelt A open vragen? Wie, wat, waar, wanneer en waarom. Controleert A of hij het goed heeft begrepen? Stelt A gesloten vragen? Met ja of nee te beantwoorden. Wat doet A non-verbaal? 34 Zeg het voort

4 Complimenten geven en ontvangen 4.1 Voorbereiding 1. Beginsituatie De cursist: Kan open en gesloten vragen stellen. Kan doorvragen. Kan het gesprek samenvatten. 2. Doel De cursist: Kan complimenten geven en ontvangen. Kan vertellen op welke wijze je feedback aan een ander kunt geven. 4.2 De uitvoering 1. Leeractiviteiten De cursisten oefenen in het geven en ontvangen van complimenten. De cursisten oefenen op welke manier je feedback kunt geven. 2. Onderwijs- en leermiddelen Bijlage 1: Kwaliteiten Bijlage 2: Theorie geven en ontvangen van complimenten Bijlage 3: Huiswerkopdracht 3. Didactische werkvormen Terugblik Haal het onderwerp van vorige keer terug en vraag aan de cursisten wat hen van deze bijeenkomst is bijgebleven? Huiswerkopdracht bespreken Wat is de cursisten opgevallen naar aanleiding van de afgelopen bijeenkomst en bij de bekeken praatprogramma s? Is er iemand in de groep die heeft geoefend met nieuw luistergedrag? Introductie op het thema geven en ontvangen van complimenten Start plenair een gesprek over het geven en ontvangen van complimenten aan de hand van de volgende vragen: Wat is een compliment? Krijgen de cursisten wel eens complimenten? Waarvoor krijgen ze complimenten? Van wie krijgen ze complimenten? Hoe voelt het om een compliment te krijgen? Geven ze zelf wel eens een compliment? Waar zijn ze goed in? Vertel er eens iets over? Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 35

Doe-opdracht: Een compliment voor de eerste persoon die je tegenkomt De groep loopt willekeurig door het hele lokaal. Als cursisten elkaar tegenkomen stoppen zij en geven ze elkaar een compliment. Dit is een korte oefening, laat de oefening niet te lang duren. Nabespreking: Hoe voelde het om een compliment aan een medecursist te geven? Hoe reageerde de ander? Hoe voelde het voor jezelf? Opdracht: Complimenten geven en ontvangen Er liggen kaartjes met kwaliteiten (zie bijlage 1) op tafel 3. Neem de kaartjes gezamenlijk door, zodat iedereen begrijpt wat er op de kaartjes staat. Laat elke cursist één kaartje voor elke medecursist pakken 4. Bij het geven van het compliment aan de ander vertelt de cursist waarom hij het kaartje voor die persoon heeft gekozen. De cursisten moeten nadenken over wat ze echt waarderen of leuk vinden aan deze persoon. Door spanning of door de onwennigheid om complimenten te ontvangen, kunnen niet alle cursisten onthouden welke complimenten zij van de groep ontvangen. De docent (of misschien een cursist die gemakkelijk schrijft) kan de genoemde complimenten op een memobriefje schrijven. Op een zelfgekozen moment kan de cursist dan eens rustig terugkijken. Nabespreking: Hoe vind je het om complimenten te geven? Hoe vind je het om complimenten te ontvangen? Wat maakt complimenten ontvangen moeilijk? Theorie: Complimenten geven en ontvangen samen doornemen (zie bijlage 2). Opdracht: Leren ontvangen van complimenten Verdeel de groep in drietallen. De ene cursist geeft een compliment en de ander ontvangt het compliment. De derde cursist is een observator, die kijkt hoe degene die het compliment ontvangt reageert. Wijs de observator er op dat hij op de verbale en non-verbale communicatie moet letten. De cursist die observeert geeft terug wat hij gezien heeft door een top (wat er goed ging bij het ontvangen van het compliment) en een tip (waar kan degene opletten voor een volgende keer). Denkopdracht: Feedback geven en krijgen Start een groepsgesprek over feedback. Wat is feedback? Waarom is feedback belangrijk? Geven de cursisten wel eens feedback? Krijgen ze wel eens feedback op in een werk/vrijwilligerswerk situatie? Waar moet je opletten als je feedback geeft? Waar moet je opletten als je feedback ontvangt? Reflectie-opdracht: Kijk naar de lijst met mentorvaardigheden. Welke vaardigheden horen bij de bijeenkomst van vandaag? De cursisten kunnen ieder voor zich bekijken of ze de vaardigheden (complimenten kunnen geven en ontvangen) hebben aangekruist als vaardigheid of als leerpunt. 3 Het kwaliteitenspel leent zich ook prima voor deze oefening. 4 De docent kan er voor kiezen de kaartjes met kwaliteiten op tafel te leggen en daarnaast ieder een kwaliteiten-vel te geven. Hierop kunnen de cursisten de naam van hun medecursist bij het juiste compliment schrijven. Zo voorkom je dat kwaliteiten op zijn. 36 Zeg het voort

Afsluiting Wat neem je mee van deze les? Geef een top en een tip aan de docent over deze les. Deel het huiswerk uit (bijlage 3) en bespreek de huiswerkopdrachten. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 37

Bijlage 1: Kwaliteiten Je helpt een ander graag Je denkt altijd goed aan alles Je kunt goed overleggen Ik kan goed met je praten Je bent meestal vrolijk Je vindt altijd alles weer terug Je kunt goed samenwerken Je bent rustig Je kunt goed wachten op je beurt Je houdt je aan afspraken Je kunt goed een geheim bewaren Je houdt rekening met anderen Je bent vriendelijk Je neemt initiatief Je hebt geduld Je toont interesse Je kan goed luisteren Je hebt mensenkennis Je bent netjes Je kan iets overbrengen 38 Zeg het voort

Bijlage 2: Theorie Complimenten geven en ontvangen We willen allemaal erkenning en waardering voor dingen die we goed doen, voor onze kwaliteiten en ons harde werken. Zonder erkenning kunnen we ons ondergewaardeerd voelen. Ons tempo wordt lager en we voelen ons ongemotiveerd. Als we erkenning krijgen, voelen we ons gewaardeerd en gerespecteerd en waarderen we onszelf meer. Uit onderzoek blijkt dat mensen harder werken voor erkenning dan voor geld. Complimenten geven doe je zo: 1. Benoem wat de ander doet. Bijvoorbeeld: Ik vind het heel fijn dat je die cd zachter zet, als ik aan het bellen ben. 2. Geef een compliment meteen. Bijvoorbeeld: Wat leuk dat je de stoep voor me veegt. De ander voelt zich gezien en gehoord. Bovendien krijgt hij of zij meteen duidelijkheid. 3. Beschrijf helder wat de ander goed doet en welk effect dat op jou heeft. Waarom geven mensen geen complimenten? Sommige mensen prijzen bijna nooit; ze voelen zich misschien opgelaten, of hun eigen zelfrespect is te laag om hen in staat te stellen het zelfrespect van anderen te vergroten. Ze weten simpelweg niet hoe ze het moeten aanpakken. Hoe reageren mensen op complimenten? Veel mensen vinden het moeilijk om op een compliment te reageren. Ze voelen zich ongemakkelijk door het compliment of ze staan gewoon niet graag in de belangstelling. a op een agressieve manier Probeer niet zo te slijmen Doe niet zo raar Daar meen je niets van Wie probeer je voor de gek te houden Wat wil je van me b zichzelf kleinerend Ik vind dat niet Verlegen worden Piet verdient alle eer, ik heb hem geholpen Dat mag ook wel; ik heb er veel tijd in gestoken Vorige keer ging het beter c op een assertieve manier Dank je wel, ik ben blij dat je het zegt Bedankt, ik was er zelf ook tevreden over Bedankt, ik had niet zo in de gaten, dat het goed ging Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 39

Tips voor het uitspreken van waardering Zeg het als je vindt dat iemand iets goed gedaan heeft. Kies de juiste tijd en plaats. Maak oogcontact. Zeg duidelijk wat je goed vindt, overdrijf niet. Zeg niet: ik had niet gedacht dat ik dit nog mag meemaken. Tips voor het assertief reageren op complimenten Assertief reageren op complimenten kan op de volgende manier: Reageer niet te snel op complimenten. Denk na over de aard van het compliment. Reageer direct of indirect op complimenten via uw lichaamstaal, zoals glimlachen en oogcontact houden. Bij gebrek aan beter is een simpel dankjewel altijd afdoende. Zoals gezegd komt het compliment niet aan als je inkrimpingverschijnselen gaat vertonen. Zodra je merkt dat je lichaamshouding afwijkt van een open houding, duw dan je borst vooruit, houd je schouders laag, ontspan je gezichtsspieren, zit met een rechte rug met een lichte natuurlijke kromming en houd ondertussen de aandacht bij het ontvangen van de mooie woorden. Een open en ontspannen houding bevordert het ontvangen van complimenten. Voorbeelden van assertieve reacties Een chef zegt: Je hebt de winkel goed opgeruimd. Assertieve reacties: Dank je wel, ik had er echt zin in om de winkel op te ruimen. Bedankt, fijn dat je het opgemerkt hebt. Een collega zegt: Je levert echt goed werk. Gefeliciteerd dat je medewerker van de maand geworden bent. Assertieve reacties: Dank je wel, ik waardeer je compliment. Bedankt dat je dat zegt. Ik ben blij met jou als collega. Bedankt. Het betekent veel voor mij als iemand het echt belangrijk vindt. 40 Zeg het voort

Bijlage 3: Huiswerkopdracht Complimenten aan de kok Geef vanavond een compliment aan degene die het eten heeft klaargemaakt. Als je dat zelf bent, mag je een compliment aan jezelf geven. Voor zo n compliment moet je goed kijken naar het eten, ruiken en proeven. Het moet natuurlijk wel een echt compliment zijn en geen compliment omdat het moet. Een compliment over iemands woorden Opdracht: Geef vandaag een compliment over wat iemand vertelt. Zolang de ander aan het woord is, is het belangrijk dat je goed luistert. Laat ook merken dat je aandachtig luistert door af en toe te knikken en te hummen. Stel tussendoor vragen zodat de ander weet dat je aandacht hebt voor wat hij vertelt. Hiermee laat je al respect en waardering zien. Als de ander klaar is met praten, kun je hem een compliment geven voor zijn mening of idee. Gebruik dan woorden als: Dat heb je mooi gezegd Ik ben het helemaal met je eens Dat heb je goed samengevat enzovoort Reageer op wat de ander heeft gezegd. Zelfs als je het niet helemaal met de ander eens bent, kun je hem waarderen voor zijn woorden. Als je waardering laat blijken voor hoe iemand iets zegt, blijft het contact prettig. Jezelf complimenten geven Geef jezelf minimaal vier keer per dag een compliment. Je kunt er nu direct mee beginnen. Kijk eens in de spiegel, kijk jezelf recht in de ogen, glimlach naar jezelf en geef een compliment (terwijl je jezelf blijft aankijken) over iets dat je mooi vind aan jezelf, een goede eigenschap van jezelf, iets wat je voor anderen doet of iets wat je geleerd hebt of wat steeds beter gaat. Spreek je compliment hardop uit en geef jezelf een schouderklopje. Als je het niet gewend bent jezelf te complimenteren, dan zal dat in het begin wat raar voelen. Ga toch door! Het geeft je zelfvertrouwen en zelfwaardering. Complimenten ontvangen Vind je het moeilijk om een complimentje te ontvangen? Misschien ben je te bescheiden of te verlegen of ben je te streng voor jezelf. Doe de volgende oefening. Schrijf een week lang elke dag complimenten op die je krijgt en schrijf achter elke zin: dit verdien ik. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 41

42 Zeg het voort

5 Grenzen aangeven 5.1 Voorbereiding 1. Beginsituatie De cursist: Kan complimenten geven en ontvangen. Kan vertellen op welke wijze je feedback aan een ander kunt geven. 2. Doel De cursist: Kan eigen grenzen stellen. Kan zijn grenzen aangeven door middel van een ik-boodschap. Kan de grenzen van een ander respecteren. 5.2 Uitvoering 1. Leeractiviteiten De cursisten oefenen met het aangeven van grenzen. De cursisten oefenen met de ik-boodschap. 2. Onderwijs- en leermiddelen Bijlage 1: Reageren vanuit een ik-boodschap Bijlage 2: Theorie grenzen aangeven 3. Didactische werkvormen Terugblik op de vorige keer Heeft iedereen kunnen werken aan zijn huiswerkopdracht? Welke complimenten heb je gegeven en ontvangen? Wat is je opgevallen? Kijk terug aan de hand van de huiswerkopdrachten. Introductie grenzen aangeven Bespreek gezamenlijk wat grenzen aangeven voor iedereen betekent. Kunnen cursisten hun grenzen aan geven? Op welke manier doen ze dat? Hoe voelen ze zich daar bij? Beschrijf als docent het verschil aan tussen verbale en non-verbale grenzen. Oefening: Eigen grenzen stellen en de grenzen van een ander respecteren Hoe dichtbij mag je komen? Wat is prettig en wat is te dichtbij? Dat is voor iedereen verschillend. 1 Ga in tweetallen tegenover elkaar staan op ongeveer 5 meter afstand. Kijk elkaar aan; Wat zie je bij de ander? De een loopt rustig naar de ander toe, tot ze dicht bij elkaar staan. Kijk elkaar aan: kijk goed of er iets in het gedrag van de ander verandert. Wat voel je? Bespreek dit even met z n tweeën en draai dan de rollen om. 2 Dezelfde opstelling: de cursist die stil blijft staan mag nu zelf aangeven hoe ver de ander mag lopen. Wat is een veilige vertrouwde afstand? Hoe zeg je dat als iemand te dicht bij komt, of wat doe je? Even nabespreken; het gaat om je eigen grens, er is geen goed of fout. Draai daarna de rollen weer om. 3 De ene cursist zit op de grond, de ander loopt er naar toe en blijft er vlak voor staan. Kijk elkaar aan. Wat ervaar je in deze situatie? Kort nabespreken en de rollen omdraaien. Handleiding mentortraining voor docenten en trainers 43

Nabespreken: Heeft iedereen zijn grenzen goed kunnen aangeven? Hoe was het om dat te zeggen? Hoe was het om te ervaren waar je eigen grenzen liggen? Bovenstaande oefeningen is gericht op het aangeven van fysieke (non-verbale) grenzen. De volgende oefening is gericht op het aangeven van grenzen door middel van verbale communicatie. Oefening: Hoe reageer jij? Schets de onderstaande situatie en laat ieder voor zich antwoord geven op de onderstaande vragen: Situatieschets: Stel je voor: Je baas vraagt of je morgen over wilt werken, terwijl je net met je man/vrouw hebt afgesproken om een avondje uit te gaan. Bovendien heb je deze week al twee keer overgewerkt. Welk antwoord zou jij geven? A Dat moet dan maar (en je voelt meteen al een knoop in je maag, omdat je dit ook weer tegen je partner moet gaan zeggen) B Bekijk het maar, het is al de derde keer deze week. Je zoekt het maar uit! C Nee, helaas, morgenavond lukt het me niet. Ik heb al een andere afspraak staan die ik niet af wil zeggen. Schrijf de antwoorden A, B en C eventueel op het bord. Vragen: 1. Hoe zou jij reageren? 2. Hoe zou je eigenlijk willen reageren? 3. Wat vind je de beste manier van reageren en waarom? De cursisten noteren hun antwoorden. Maak vervolgens koppels van twee en laat hen de antwoorden met elkaar uitwisselen. Bespreek gezamenlijk wat de beste manier van reageren is. Waarom is dat de beste manier van reageren? Deel bijlage 1 (reageren vanuit de ik-boodschap) uit en neem deze gezamenlijk door. Deel de theorie grenzen aangeven (bijlage 2) uit en neem deze met de groep door. Oefenen van de ik-boodschap Maak nieuwe tweetallen en schets de volgende situatie: Je bent mentor van een cursist, maar ze vraagt zoveel aandacht dat je niet meer aan je eigen werk/leerproces toe komt. Dit vind je lastig, je hebt besloten er wat van te zeggen. Je bent mentor van een cursist. Er is afgesproken dat ze aan de computer moet gaan werken maar een andere cursist is jullie altijd net voor. Dit is niet de eerste keer, dit is al een aantal weken zo. Je besluit er nu wat van te zeggen. Alternatief: De docent kan er ook voor kiezen om te starten met een alledaagse situatie, of om een alledaagse situatie plenair te oefenen waarna de cursisten twee aan twee de situaties gaan oefenen. De cursisten mogen de theorie (bijlage 2 over het samenstellen van een ik-boodschap) erbij houden. Nabespreken: Hoe ging deze opdracht? Is het gelukt om een goede ik-boodschap te maken? Hoe voelde het om het op deze manier te doen? 44 Zeg het voort