NADERE INVULLING WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKEERSONGEVALLEN VAN WERKNEMERS



Vergelijkbare documenten
LWV Voorprogramma. Het nieuwe werken. Rob Brouwer, 8 mei Voor de inhoud van deze presentatie, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard

Datum 8 juni 2011 Onderwerp De op het goed werkgeverschap gebaseerde verzekeringsplicht

Werkgeversaansprakelijkheid op grond van artikel 7:685 en 7:611 BW: een overzicht van de stand van zaken (deel 2) P.W.H.M. Willems en K.

Het effect van de Wnra op de schaderegeling. 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom

De verzekerings(on)mogelijkheden van werkgeversaansprakelijkheid

INVULLING GOED WERKGEVERSCHAP EX ART. 7:611 BW

Welkom

De Bont sprak daarop zijn werkgever aan. De rechtbank wees de vordering af omdat het vervoer als woon-werkverkeer gezien werd.

Amerikaanse toestanden? mr. Mirjam Snel-de Kroon Deventer, 25 april 2012

NIS-bijeenkomst 17 januari Herstelcoach Actualiteiten. Arlette Schijns

Zorgplicht over de landsgrenzen voor uw internationaal opererende werknemers: een juridisch perspectief

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen?

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

WERKGEVERSAANSPRAKLIJKHEID ARBEIDSONGEVALLEN. Bronneberg Advocaten heet u welkom. Mr. H.F.A. Bronneberg

Hoge Raad, 12 januari 2001

De ZZP er in het verkeer. VNAB beursdag Dinsdag 20 maart 2018 Chris Banis

DE ZORGPLICHT VAN DE VERZEKERAAR

Delta Lloyd Schadeverzekering N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Zorgplicht over de landsgrenzen voor uw internationaal opererende werknemers: een juridisch perspectief

Monuta Verzekeringen N.V, gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen: Aangeslotene,

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Uitspraak week 23, auteur: A.J.J.S. Schutte 1

AGA International SA, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Verzekeraar.

Arbeidsomstandigheden. Congres Transport van Afval 5 februari 2015 Marjolein Gobes

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H.

Werkgeversaansprakelijkheid FiDiZ

Werkgerelateerde verkeersongevallen. Lisette de Haan, 11 mei 2017, NIS bijeenkomst

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183. Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

De goede werkgever. G.J.J. Heerma van Voss Leiden Vereniging voor arbeidsrecht - 26 mei Leiden University. The university to discover.

Bulletin 1. Verhaal van re-integratiekosten. Inhoud

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

, de Hoge Raad en 7:611

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris)

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

De werkgeveraansprakelijkheid ex artikel 7:611 BW

ECLI:NL:RBUTR:2010:BM9357

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

HOOFDARTIKEL. VERZEKERINGS^EN AANSPRAKEHJKHEIDSRECHT IVlr. H. Lebbing, Houthoff Buruma, Rotterdam. Nummer december 2012.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.LA. van Emden, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris)

2. [NAAM BEDRIJF/ ORGANISATIE] gevestigd te [PLAATSNAAM], hierna te. noemen: de uitlener, vertegenwoordigd door de heer/mevrouw [NAAM

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Vereniging voor Arbeidsrecht

Samenvatting. 1. Procedure

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid

I n z a k e: T e g e n:

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

1 Het geding in feitelijke instanties

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris)

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAF B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

Allianz Benelux N.V., gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen Verzekeraar.

Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. S.J.A. Koster, secretaris)

News Update Labour & Employment

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 16 april 2012.

a.s.r. Verkeersschadeverzekering voor werknemers

WERKGEVERS- AANSPRAKELIJKHEID

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. R.A. Blom als secretaris)

de naamloze vennootschap Interbank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Hof van Cassatie van België

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.A.

Maandag 18 mei 2015 Supernova Jaarbeurs Utrecht. Herengracht 584 Telefoon: +31 (0)

Schadeverzekering voor Werknemers.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)

JAR 2012/ , /01, LJN BU9564

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, hierna te noemen Aangeslotene.

het door Consument digitaal ingediende klachtformulier; het verweerschrift van Verzekeraar; de repliek van Consument; de dupliek van Verzekeraar.

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mw. mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris)

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr

Instantie. Onderwerp. Datum

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. van Pelt, secretaris)

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.N. Dupain, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. C.A. Koopman, secretaris)

Juridische aspecten van de behandeling van beroepsziektezaken. mr Veneta Oskam en Derk-Jan van der Kolk NIS, 16 mei 2013

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intermediaire Voorschotbank B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Hof van Cassatie van België

Toelichting Bedrijfsregeling 7: Schaderegeling schuldloze derde

Transcriptie:

NADERE INVULLING WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKEERSONGEVALLEN VAN WERKNEMERS De heeft in december 2008 wederom drie interessante arresten gewezen inzake werkgeversaansprakelijkheid voor verkeersletsel van werknemers. Deze arresten geven antwoord op een aantal vragen die nog openstonden na de 1 februari 2008-arresten van de over dit onderwerp. Al met al kan dan ook vastgesteld worden dat 2008 voor wat betreft de rechtsontwikkeling op dit terrein een vruchtbaar jaar is geweest. Na de arresten van 1 februari 2008 (LJN BB4767 en LJN BB6175) was in ieder geval duidelijk dat een goed werkgever op grond van art. 7:611 BW in ieder geval gehouden is zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van werknemers wier werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij als bestuurder van een motorvoertuig betrokken raken bij een verkeersongeval. De werkgever kan er echter ook voor kiezen om zijn werknemers een financiële vergoeding te bieden voor het zelfstandig afsluiten van een dergelijke verzekering, mits hierover voldoende duidelijkheid bestaat tussen de werkgever en werknemer. Indien de werkgever in deze verplichting tekortschiet, is hij jegens de werknemer aansprakelijk voor zover deze door die tekortkoming schade heeft geleden. In zijn arresten van 12 en 19 december 2008, gaat de nader in op een aantal onduidelijkheden en nog onbesliste vragen. Ten aanzien van de grondslag van werkgeversaansprakelijkheid voor verkeersongevallen van werknemers, is opmerkelijk dat de in zijn arrest van 12 december niet meegaat met het oordeel van het hof dat de onderhavige situatie niet beheerst wordt door art. 7:658 BW omdat het fietsen op de openbare weg niet binnen het gezagsgebied van de werkgever viel. De Hoge Raad acht dit oordeel in zijn algemeenheid onjuist. Wel zal de omvang van de zorgplicht van de werkgever voortvloeiende uit 7:658 BW in een dergelijk geval slechts beperkt kunnen zijn. Verder beslist de dat de uit 7:611 BW voortvloeiende verzekeringsplicht van de werkgever niet alleen geldt voor gemotoriseerd verkeer, maar ook ten opzichte van werknemers die op de fiets of als voetganger aan het verkeer deelnemen en dat het hierbij niet uitmaakt of de werknemer structureel of slechts incidenteel aan het wegverkeer deelneemt. En hetzelfde geldt, aldus de, ten aanzien van verkeersongevallen die niet plaatsvinden op de openbare weg maar op het terrein waarover de werkgever zeggenschap heeft. De geeft verder aan dat de verplichting tot behoorlijke verzekering niet geldt voor (zuiver) woon-werkverkeer, tenzij onder bijzondere omstandigheden sprake is van vervoer dat op één lijn te stellen is met vervoer dat plaatsvindt krachtens de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en in het kader van de voor de werkgever uit te voeren werkzaamheden. Hiervan is volgens de Hoge Raad bijvoorbeeld sprake bij vervoer van de werknemer tussen verschillende vestigingen van de werkgever. HR 12 december 2008, LJN BD3129 De werkneemster in deze zaak is werkzaam als verzorgingshulp. Zij verricht in dat kader werkzaamheden bij hulpbehoevenden thuis en gebruikt voor het vervoer van het ene huis naar het andere haar fiets. De tijd die zij met het vervoer bezig is, wordt door haar werkgever, Maatzorg, beschouwd als werktijd en wordt als zodanig ook uitbetaald. Op enig moment valt werkneemster tijdens werktijd met haar fiets en loopt hierbij ernstig letsel op. Zij is voor deze schade niet verzekerd en stelt Maatzorg aansprakelijk. Zij baseert haar vordering primair op art. 7:658 BW (schending zorgplicht werkgever) en subsidiair op art. 7:611 BW (goed werkgeverschap) of art. 6:248 BW (redelijkheid en billijkheid).

De kantonrechter acht Maatzorg niet aansprakelijk op grond van art. 7:658 BW omdat zij voldaan heeft aan haar hieruit voortvloeiende zorgplicht, maar wèl op grond van art. 7:611 BW omdat zij de werkneemster niet effectief heeft gewaarschuwd voor de bijzondere risico s van het vervoer over de weg en omdat Maatzorg niet heeft zorg gedragen voor het afsluiten van een adequate verzekering. Het hof komt via een andere redenering tot dezelfde uitkomst. Het hof oordeelt dat de onderhavige situatie niet beheerst wordt door art. 7:658 BW omdat het fietsen hoewel het plaatsvond in de uitoefening van de werkzaamheden niet binnen het gezagsgebied van Maatzorg viel. Ten aanzien van de subsidiaire grondslag oordeelt het hof dat het fietsen op de openbare weg in het kader van de werkzaamheden geen bijzonder risico met zich meebracht waarvoor Maatzorg had moeten waarschuwen. Van Maatzorg kon echter wel verlangd worden dat zij een adequate verzekeringsvoorziening had getroffen voor ongevallen van haar werknemers in het verkeer of dat zij de werknemers uitdrukkelijk had gewaarschuwd dat er geen voorziening was getroffen. De benadrukt enerzijds dat de zorgplicht van de werkgever voortvloeiende uit art. 7:658 BW een ruime strekking heeft en anderzijds dat deze nauw verband houdt met zijn zeggenschap over de werkplek en zijn bevoegdheid zijn werknemer aanwijzingen te geven. Maar ook indien de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden op plaatsen komt die niet als arbeidsplaats kunnen worden aangemerkt, zoals de openbare weg in het geval van deelneming aan het verkeer, kan de zorgplicht van art. 7:658 BW aan de werkgever bepaalde verplichtingen opleggen. Deze zorgplicht kan dan meebrengen dat de werkgever ten aanzien van de uitoefening aldaar van de werkzaamheden, maatregelen treft en aanwijzingen geeft om zoveel mogelijk te voorkomen dat de werknemer schade lijdt. De verwijst hierbij naar het arrest PTT Post/Baas (HR 19 oktober 2001, NJ 2001, 663), waarbij een postbesteller bij het rondbrengen van de post aangereden werd. Wanneer een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden deelneemt aan het wegverkeer, zal de omvang van de zorgplicht van de werkgever echter slechts beperkt kunnen zijn, wegens het ontbreken van zeggenschap over de inrichting en daarmee samenhangende verkeersveiligheid van de openbare weg. Bovendien kan een groot aantal andere factoren bijdragen aan het ontstaan van verkeersongevallen, zonder dat de werkgever daarop effectief invloed kan uitoefenen. Vervolgens gaat de in op de aanvullende zorgplicht van de werkgever op grond van art. 7:611 BW ten aanzien van schade door verkeersongevallen waarvoor de werkgever niet aansprakelijk is op grond van art. 7:658 lid 2 BW. De verwijst naar eerdere rechtspraak, onder andere zijn twee recente arresten van 1 februari 2008 (RvdW 2008, 176 en 178) en zet nog eens op een rijtje hetgeen in deze arresten is overwogen omtrent de verzekeringsplicht van de werkgever op grond van goed werkgeverschap. De voegt hier nu aan toe dat deze aanvullende zorgplicht op grond van goed werkgeverschap niet alleen geldt voor werknemers die met een motorvoertuig aan het verkeer deelnemen, maar óók ten aanzien van werknemers die in de uitoefening van de werkzaamheden als fietser of voetganger aan het verkeer deelnemen. In al die gevallen gaat het om risico s die zijn verbonden aan de deelneming aan het verkeer op de weg, waarvan algemeen bekend is, dat zij voor met name fietsers en voetgangers een bijzondere kwetsbaarheid meebrengt ten opzichte van aan het verkeer deelnemende (andere) voertuigen. Ten overvloede overweegt de voorts dat één en ander eveneens geldt indien een dergelijk verkeersongeval niet plaatsvindt op de openbare weg, maar op het terrein waarover de werkgever zeggenschap heeft, voor zover de werkgever voor die schade niet reeds aansprakelijk is op grond van art. 7:658 BW. Het bijzondere risico dat is verbonden aan de

deelneming aan het wegverkeer verandert immers in principe niet doordat het wegverkeer plaatsvindt op de arbeidsplaats. De concludeert dat het oordeel van het hof dat de onderhavige situatie niet wordt beheerst door art. 7:658 BW omdat het fietsen op de openbare weg niet binnen het gezagsgebied van Maatzorg viel in zijn algemeenheid onjuist is. De kan zich echter wèl vinden in het (eind)oordeel van het hof dat op Maatzorg op grond van goed werkgeverschap de verplichting rustte zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van de schade die werkneemster zou kunnen leiden doordat zij als bestuurster van een fiets betrokken zou kunnen raken bij een ongeval als het onderhavige. Nu Maatzorg hierin is tekortgeschoten, is zij aansprakelijk voor de door werkneemster geleden schade ten gevolge van dit tekortschieten. HR 19 december 2008, LJN BD7480 Werkneemster is werkzaam als verkoopmedewerkster bij Febo te Gorinchem. Op initiatief van haar werkgever gaat werkneemster op zekere dag werken in het filiaal in Tiel. Hiertoe gaat zij vanuit huis eerst langs haar eigen filiaal om vervolgens in een ter beschikking gestelde auto naar Tiel te vertrekken. Onderweg overkomt haar een eenzijdig verkeersongeval. Werkneemster lijdt schade en stelt Febo aansprakelijk op grond van goed werkgeverschap en de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter oordeelt dat sprake was van normaal woon-werkverkeer en wijst de vorderingen van de werkneemster af. Het hof wijst de vorderingen, op andere gronden, eveneens af. Het hof oordeelt dat het vervoer naar Tiel en het ongeval wel degelijk plaatsvonden in de uitoefening van de werkzaamheden, maar dat Febo desalniettemin niet aansprakelijk is op grond van goed werkgeverschap of de redelijkheid en billijkheid. Het hof acht hierbij doorslaggevend dat Febo zorg heeft gedragen voor een ongevalleninzittendenverzekering en dat eiseres slechts incidenteel deelnam aan het verkeer. De gaat allereerst in op de vraag of het vervoer van eiseres in de auto naar Tiel en het ongeval plaatsvonden in de uitoefening van haar werkzaamheden. De geeft aan dat de aard van het ongeval in casu een eenzijdig ongeval in ieder geval niet beslissend is voor het antwoord op deze vraag. Vervolgens gaat de in op de stelling van Febo dat sprake was van gewoon woonwerkverkeer en derhalve niet van schade geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. De stelt voorop dat in geval van zuiver woon-werkverkeer deze tijd behoort tot de privé-sfeer van de werknemer, zodat eventuele schade die de werknemer dan lijdt, niet wordt geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Dit is echter anders indien op grond van bijzondere omstandigheden het woon-werkverkeer op één lijn te stellen is met vervoer dat plaatsvindt krachtens de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en in het kader van de voor de werkgever uit te voeren werkzaamheden. Hierbij geeft de Hoge Raad nog als vuistregel mee dat in beginsel alle vervoer van de werknemer dat met het oog op het verrichten van de opgedragen werkzaamheden plaatsvindt tussen verschillende vestigingen van de werkgever, als zodanig vervoer heeft te gelden. In casu heeft het hof kennelijk het vervoer van de werkneemster naar Tiel eveneens als zodanig gekwalificeerd en de acht dit oordeel niet onjuist of onvoldoende gemotiveerd. Vervolgens gaat de in op het oordeel van het hof dat werkneemster ten tijde van het ongeval verzekerd was onder een door de Febo afgesloten ongevalleninzittendenverzekering. Mede op grond van dit oordeel achtte het hof Febo niet aansprakelijk voor de door werkneemster geleden schade. De bevestigt het oordeel van het hof dat de werkgever op grond van goed werkgeverschap verplicht is zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van

haar werknemers, maar stelt vast dat het hof heeft nagelaten om na te gaan of de bestaande verzekering daadwerkelijk kon worden aangemerkt als een behoorlijke verzekering. In dit kader had het hof, nadat het had vastgesteld dat wel degelijk een ongevalleninzittendenverzekering was afgesloten, dienen te onderzoeken waarom werkneemster geen uitkering op grond van deze verzekering had ontvangen. Tenslotte maakt de korte metten met het oordeel van het hof dat van belang zou zijn dat werkneemster slechts incidenteel voor Febo aan het verkeer deelnam. De verplichting van de werkgever om zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering geldt ongeacht of de werknemer structureel dan wel incidenteel in de uitoefening van de werkzaamheden aan het wegverkeer deelneemt, aldus de. HR 19 december 2008, LJN BG7775 Een werknemer van Autoster is een verkeersongeval overkomen en daarbij ernstig gewond geraakt toen hij een aan zijn werkgever toebehorende auto-ambulance bestuurde. Hij fungeerde op dat moment als nooddienstmedewerker en diende dag en nacht bereikbaar te zijn om zo snel mogelijk service te kunnen verlenen. Hiertoe had hij de ambulance mee naar huis genomen. Ten tijde van het ongeval was hij onderweg van huis naar het bedrijf van zijn werkgever om aldaar met zijn werkzaamheden als magazijnchef te beginnen. De werknemer heeft Autoster aansprakelijk gesteld voor zijn schade en zijn vorderingen primair gebaseerd op art. 7:658 BW en subsidiair op art. 7:611 BW. uitoefening van de hem opgedragen werkzaamheden. Hierbij neemt het hof mede in aanmerking dat werknemers die nooddienst hadden, over een mobiele noodtelefoon beschikten die zij altijd bij zich moesten hebben om permanent bereikbaar te zijn. Hieraan doet bovendien niet af, aldus het hof, dat de werknemer niet door Autoster verplicht werd om de autoambulance ook voor woon-werkverkeer te gebruiken. Volgens het hof moet aldus geen onderscheid worden gemaakt tussen een rit naar of van een gestrande auto en de rit die de werknemer die ochtend maakte naar zijn normale werkzaamheden, waarbij bovendien een kans bestond op een oproep tijdens die rit. De overweegt opnieuw dat de werkgever in beginsel niet aansprakelijk is tegenover de werknemer ter zake van schade die deze ten gevolge van een verkeersongeval lijdt tijdens woon-werkverkeer, ook niet op de voet van art. 7:611 BW. Onder bijzondere omstandigheden kan hierop een uitzondering worden gemaakt, namelijk indien het vervoer op één lijn moet worden gesteld met vervoer dat plaatsvindt krachtens de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en in het kader van de voor de werkgever uit te voeren werkzaamheden. In zo n geval moet de werkgever op grond van art. 7:611 BW alsnog zorg dragen voor een behoorlijke verzekering van de werknemer die als bestuurder van een motorvoertuig betrokken kan raken bij een verkeersongeval. Het oordeel van het hof dat in casu dergelijke bijzondere omstandigheden aanwezig waren en aldus sprake was van de hiervoor genoemde uitzonderingssituatie, wordt door de gehonoreerd. De kantonrechter wijst de vordering af maar het hof wijst deze alsnog, op de subsidiaire grondslag, toe. Het hof acht onder meer van belang dat de werknemer rechtmatig gebruik maakte van de ambulance (er waren meer medewerkers die de ambulance mee naar huis namen als ze nooddienst hadden) en oordeelt dat het gebruik dat de werknemer maakte van de ambulance op één lijn te stellen is met de

Contact: Derk-Jan van der Kolk Advocaat-partner Houthoff Buruma N.V. E. d.j.van.der.kolk@houthoff.com T. +31 (0)10 217 2628 Huib Lebbing Advocaat-partner Houthoff Buruma N.V. E. h.lebbing@houthoff.com T. +31 (0)20 605 6319 Kijk op www.rechtspraak.nl (LJN BD3129, LJN BD7480 en LJN BG7775) voor de volledige uitspraken. Deze nieuwsbrief wordt u ter informatie toegestuurd. De inhoud geldt niet als juridisch advies. Houthoff Buruma is de handelsnaam van Houthoff Buruma N.V., statutair gevestigd te Amsterdam (KvK Amsterdam nr.34216182). De algemene voorwaarden van Houthoff Buruma, waarin een beperking van aansprakelijkheid, de toepasselijkheid van Nederlands recht en de exclusieve bevoegdheid van de rechtbank te 's-gravenhage zijn bedongen, zijn op alle opdrachten van toepassing. De algemene voorwaarden worden op verzoek toegezonden, maar zijn eveneens te vinden op www.houthoff.com