Einstein Ebooks bv is een imprint van Dutch Media Uitgevers bv



Vergelijkbare documenten
Praktische opdracht Economie Euro

Deel 3. Wat doet de Europese Unie? 75

Ik ga het in mijn werkstuk over de euro en de Europese Unie hebben. De volgende punten zal ik in mijn werkstuk verwerken;

Europa in crisis. George Gelauff. Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering

AEG deel 3 Naam:. Klas:.

1. Inleiding Ik ga het in mijn werkstuk over de euro en de Europese Unie hebben. De volgende punten zal ik in mijn werkstuk verwerken;

Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015

Valutamarkt. De euro op koers. Havo Economie VERS

Hoe is de EU tot stand gekomen?

Michiel Verbeek, januari 2013

Economische vooruitgang

Naslagwerk Economie van Duitsland. Hoofdstuk 9: Duitsland en de euro. 9.1 Overzicht

Verdieping: Kan een land failliet gaan?

Praktische opdracht Economie Economische Monetaire Unie

Beknopte gids over de euro

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG!

Twaalf grafieken over de ernst van de crisis

Onderzoek gunstige prijsligging.

Hoofdstuk 24 Valutamarkt

Centraal Planbureau 1 Europa in crisis

Beknopte gids over de euro

De economische omgeving. Een cruciaal jaar voor Nederland en Europa

6, Het verband tussen de euro en de ecu De ecu. Werkstuk door een scholier 1684 woorden 7 december keer beoordeeld

5,4. Betoog door een scholier 2858 woorden 6 december keer beoordeeld. Nederlands. Een opstel over de euro. Een nog hechter Europa

Ontstaan van de EU Opdrachtenblad Schooltv-beeldbank

Internationale Economie. Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

omslag FORUM #06/

10889/10 VP/mg DG G I

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

Examen HAVO. Economie 1

Opbouw van de Europese Monetaire Unie

, Jaargang 2, Editie 4. Mario Draghi slaagt voor zijn eerste examen

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU?

Terugblik. Maandbericht mei 2018

Toetsopgaven VWO bij de euro-editie van het Onderdeel Geld van Percent Economie voor de tweede fase

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

ECONOMIE. Begrippenlijst H7 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

Wie bestuurt de Europese Unie?

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I

Internationale varkensvleesmarkt

Verhoging fiscale inkomsten op tabak kan staatskas 200 à 300 miljoen opbrengen.

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

KIJK VOOR MEER INFORMATIE EN LESTIPS OP HET STARTPUNT VOOR EUROPA IN HET ONDERWIJS. werkvel - 1. Tweede Fase Havo/vwo

Eindexamen vwo economie II

Standaard Eurobarometer najaar 2018: Positief beeld van de EU overheerst in de aanloop naar de Europese verkiezingen

Praktische opdracht Maatschappijleer De crisis in Griekenland

Wie bestuurt de Europese Unie?

Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz)

2018D19763 LIJST VAN VRAGEN

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

1. Lees de tekst met het stappenplan. Kom je nog moeilijke woorden tegen in de tekst? Gebruik dan de woordhulp.

Toespraak Drs. A.G. Romero, Financieel-economisch Directeur Bank van de Nederlandse Antillen gehouden voor de Lions Club Curaçao 28 mei 2009

Hoofdstuk 7 Samenwerking in Europa

Het verhaal van Europa

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België

Wie bestuurt de Europese Unie?

Naslagwerk Economie van Duitsland. Hoofdstuk 8: Financiële stelsel. 8.1 Overzicht

Samenvatting Economie Internationale handel

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.

Beleggingsthema s What a difference a day makes (1975), Dinah Washington

Werkloosheid in de Europese Unie

E F F E C T U E E L. augustus Slachtoffer van eigen succes? Hilaire van den Bergh

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

5,2. 1.Het ontstaan van de Europese Unie. 2.Geschiedenis van de EU: Werkstuk door een scholier 1839 woorden 10 oktober keer beoordeeld

Belangen: Nederland en de Europese Unie

18 juli Onderzoek: Toekomst van Europa

Gemiddelde hypotheekrentes in 2012 met NHG

Centraal Bureau voor de Statistiek Factsheet Macro-economische onevenwichtigheden

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I

5,6. Praktische-opdracht door een scholier 2583 woorden 20 december keer beoordeeld

Profielwerkstuk Economie De euro en de gevolgen voor de werkgelegenheid

De Duurzaamheid van de Euro

Toerisme in perspectief. NBTC Holland Marketing Afdeling Research

De euro en de onderlinge handel in Europa

Toerisme in perspectief. NBTC Holland Marketing Afdeling Onderzoek

Miljoenennota Helmer Vossers

Profielwerkstuk Maatschappijleer Uitbreiding van de Europese Unie

Economische prognose IMF voor het GOS

Is de Nederlandse economie klaar voor de volgende generatie? Jaap van Duijn Grip op je Vermogen 5 oktober 2018

Standaard Eurobarometer 90. De publieke opinie in de Europese Unie

ONTSTAAN VAN DE EUROPESE UNIE

DE EURO: EEN AANWINST VOOR DE TOEKOMST VAN EUROPA

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen

Scorebord van de interne markt

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

mputeer Griekenland om de eurozone te redden FTM

Eindexamen economie vwo II

Stabiele wisselkoersen

Wijnimport Nederland naar regio

MODULE III BESLISSINGEN NEMEN IN EUROPA? BEST LASTIG!!!

De buitenlandse handel van België

Hoe (slecht) gaat het met de conjunctuur? Edwin De Boeck Fedustria 13 oktober 2011

Van Lieshout & Partners Nieuwsbrief 3 e kwartaal Bron: Reuters

Transcriptie:

Willem Vermeend en Ronald van Gessel, 2012 Einstein Books, Den Haag 2012 Coverontwerp: Robert Adriaansen, Utrecht Coverbeeld: Getty Images Verzorging ebook: Perfect Service, Schoonhoven ISBN 978 90 488 1468 8 / NUR 793 Einstein Ebooks bv is een imprint van Dutch Media Uitgevers bv www.einsteinbooks.nl

Voorwoord Inmiddels weten de meeste burgers van de Europese Unie (EU) dat de zogenoemde eurolanden de zeventien lidstaten van de EU die de euro als munt hebben met een schuldenprobleem kampen. Vooral de vijf eurolanden Griekenland, Ierland, Portugal, Spanje en Italië worden geconfronteerd met hoge begrotingstekorten en hoge staatsschulden. In de nationale en internationale media krijgt dit probleem, veelal aangeduid als de Europese schuldencrisis of de Eurocrisis, volop aandacht. In de media verschijnen steeds vaker politici en economisch deskundigen die het einde van de euro en de eurozone aankondigen. Verschillende van deze doemdenkers menen met de wijsheid van nu dat de euro nooit had mogen worden ingevoerd. Anderen achten het verstandig de eurozone in twee gebieden op te splitsen: een gebied met sterke eurolanden en een gebied met zwakkere eurolanden. Deze worden ook wel aangeduid als de neurozone (noordelijke eurolanden) en de zeurozone (zuidelijke eurolanden). Daarnaast zien we een sterke toename van het aantal publicaties waarin de ontmanteling van de eurozone wordt aangekondigd. Over de voordelen van de euromunt en de gezamenlijke internationale economische kracht van de eurolanden wordt weinig meer geschreven. Bij een toenemend aantal Europese burgers is het vertrouwen in de euro dan ook afgenomen. Zonder twijfel heeft de bijna dagelijkse negatieve beeldvorming over de euro en de eurozone invloed gehad op de Europese publieke opinie. Kijken we naar de Europese opiniepeilingen van 2010 en de jaren daarvoor dan zien we dat in de meeste eurolanden een ruime meerderheid van de burgers een positief oordeel over de euro had. In 2011 zien we een kentering. In verschillende landen, vooral in Duitsland, Nederland, Spanje, Ierland en Griekenland, neemt de steun voor de euro af en neemt het verlangen naar de oude munten toe. Het valt op dat daarbij sentimenten over vroeger, toen het zonder de euro allemaal beter zou zijn geweest, een belangrijke rol spelen. Met deze tegenstanders van de euro is het dan ook moeilijk debatteren over de nadelen van de oude valuta uit het verleden en de voordelen van de euro; argumenten en feiten maken geen indruk, men voert vooral vanuit sentiment strijd tegen de euro. In dit boek proberen wij in de eerste plaats lezers zoveel mogelijk feitelijke informatie te verschaffen over de euro, de eurolanden en de ontwikkelingen die tot de schuldencrisis hebben geleid. Daarnaast doen we ook een poging mogelijke oplossingen

in beeld te brengen. Op basis daarvan hopen wij ook duidelijk te kunnen maken dat er in het debat over de euro sprake is van veel onzin en ondeskundigheid. Maar het is uiteindelijk de lezer zelf die een eigen oordeel velt. We beginnen met een schets van het (economische) beeld van de situatie begin 2012 en een prognose voor de toekomst. In de hoofdstukken daarna gaan we met de lezer op pad in de geschiedenis die tot de huidige situatie heeft geleid. Den Haag, februari 2012 Willem Vermeend Ronald van Gessel

1 Een economische schets van de eurozone De eurozone Anno 2012 telt de Europese Unie (EU) zevenentwintig lidstaten. Van deze lidstaten doen er zeventien mee aan de euro; ze vormen de zogenoemde eurozone. De Europese Centrale Bank (ECB) bepaalt het monetaire beleid in de eurozone. De hoofddoelstelling van de ECB is het handhaven van de koopkracht van de euro en het voorkomen van prijsstijgingen (inflatie). De eurolanden zijn: België, Cyprus, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje en Letland. Zie bijlage 1 voor een kort profiel. Uiteindelijk zijn volgens de EU-regelgeving alle zevenentwintig EU-lidstaten die voldoen aan de zogenoemde eurocriteria verplicht om de euro in te voeren, met uitzondering van Denemarken en Groot-Brittannië. In Denemarken ging de invoering van de euro niet door als gevolg van een afwijzend referendum. Sinds 2002 is de Deense kroon wel aan de euro gekoppeld en volgt de Deense Centrale Bank het beleid van de Europese Centrale Bank. Groot-Brittannië heeft zich de optie voorbehouden buiten de eurozone te blijven. Zweden is juridisch verplicht om de euro in te voeren, maar tijdens een referendum is de euro afgewezen. Zweden denkt de verplichte invoering van de euro te kunnen omzeilen door niet te voldoen aan één van de criteria om toegelaten te worden tot de eurozone. In het Verdrag van Maastricht (1992) zijn vier financieel-economische criteria vastgelegd waaraan een land moet voldoen voordat het de euro mag invoeren: lage inflatie, een lage rente op langlopende staatsobligaties, degelijke overheidsfinanciën en een stabiele wisselkoers. Deze worden aangeduid als de convergentiecriteria. EU-landen die daaraan voldoen worden verplicht lid van de eurozone. Een korte geschiedenis van de eurozone Als de regering van de Verenigde Staten in de jaren zeventig zaken wilde doen met Europa was er een probleem. De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken van de VS, Henry Kissinger (1973-1977), vroeg zich publiekelijk af: Wie moet ik bellen in Europa? Binnen de Europese politiek leefde toen al de gedachte dat één gezamenlijke Europese munt Europa een internationaal gezicht en een vast telefoonnummer zou kunnen geven.

De euro dankt zijn bestaan min of meer aan het loslaten van de gouden standaard van de dollar. In 1944 kwamen afgevaardigden van vijfenveertig landen bijeen in het Amerikaanse plaatsje Bretton Woods om te praten over het internationale financiële systeem na de oorlog. De bijeenkomst leidde tot de oprichting van het Internationale Monetaire Fonds en de Wereldbank. De Amerikaanse dollar werd tegen een vaste prijs van 35 dollar per troy ounce (31,1 gram) gekoppeld aan de goudprijs. Een aantal andere landen koppelden op hun beurt, vaak met een bandbreedte, hun munt weer aan de dollar. Dat maakte de dollar tot de absolute sleutelvaluta van de wereld, en het systeem leek enkele decennia goed te functioneren. De komst van de voor de Amerikanen dure Vietnam-oorlog (1964-1973) leidde echter tot problemen. Om de oorlog te kunnen financieren werden de geldpersen aangezet en de koppeling tussen de dollar en de goudprijs ging in 1971 ter ziele. De dollar was niet langer een vast ankerpunt en er moest naar een nieuw systeem worden gezocht. De wereld ging over op een systeem van vrij zwevende wisselkoersen. Dit had tot gevolg dat de kracht van een nationale munt voortaan werd bepaald door de toestand van de economie van dat land. Ging het slecht, dan zakte de wisselkoers van de nationale valuta, waardoor de import duurder werden, maar de export makkelijker. Zakendoen over de grens werd zodoende een stuk riskanter: je moest opeens een wisselkoersrisico incalculeren of je daar tegen indekken. Uiteindelijk had Europa toch behoefte aan meer vastigheid. Op 13 maart 1979 besloot de toenmalige Europese Economische Gemeenschap (EEG) op basis van een Frans-Duits initiatief het Europees Monetaire Stelsel (EMS) op te richten, waarbinnen de nationale munten binnen een bandbreedte van 2,25 procent ten opzichte van elkaar mochten fluctueren. Alleen de Italiaanse lire en het Britse pond trokken dat niet; ze kregen een speelruimte van 6 procent. Internationale valutaspeculanten op zoek naar winstgevende transacties richtten even later hun pijlen op de Franse frank en de Spaanse peseta en Europa was genoodzaakt de bandbreedte naar 15 procent te verruimen. Alleen Nederland en Duitsland bleven hun munten binnen 2,25 procent van de spilkoers voeren. In 1999 erkende Nout Wellink, de toenmalige president van De Nederlandsche Bank, dat die crisis bijna het einde was geweest van Europa s aspiraties voor een echte monetaire unie. De deviezenreserves van sommige Europese landen waren dusdanig uitgeput dat ze hun munt niet meer tegen speculanten konden verdedigen.

Een goed overzicht van de geschiedenis van de Europese monetaire integratie is te vinden op www.europarl.europa.eu. Kleine economieën zijn een speelbal De economische geschiedenis leert dat vooral kleinere economieën met een eigen valuta het risico lopen een speelbal te worden van financiële markten en speculanten. Tegenstanders van de euro die weer terug willen keren naar de oude valuta zouden hier lering uit moeten trekken. Een waarschuwend voorbeeld uit 2011 is Zwitserland. Tegenstanders van de euro voorspelden dat dit land met zijn eigen nationale munt, de Zwitserse frank, de financiële markten zou trotseren. Nee dus! De frank, die bij internationale beleggers als een veilige vluchthaven wordt gezien, stijgt in de loop van de zomer van 2011 explosief in waarde. Door de dure munt wordt de groei van de Zwitserse economie aangetast en gaan er vele duizenden banen verloren. De Zwitserse centrale bank doet er vervolgens alles aan om een verdere overwaardering te voorkomen door onder meer extra geld in omloop te brengen. Daarnaast besluit de bank om de minimale wisselkoers tussen de Zwitserse frank en de euro te bevriezen: 1,20 Zwitserse frank voor 1 euro. Met deze koppeling wil de bank voorkomen dat de frank de mondiale toevluchtshaven wordt van beleggers en speculanten en dat de Zwitserse economie, die sterk afhankelijk is van export, wordt aangetast door een te sterke en oncontroleerbare munt. Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is de Zwitserse frank overigens de meest overgewaardeerde munt ter wereld. Alleen met een wereldmunt als de euro, die stoelt op een gezamenlijk sterk economisch blok en met als fundament het Bruto Binnenlands Product (BBP) van de eurozone, kan de macht van financiële markten en speculanten aan banden worden gelegd en kan Europa een belangrijke rol spelen in de wereldeconomie. Wat veel lezers en voorstanders van een eigen nationale munt waarschijnlijk niet weten is dat de meeste nog bestaande nationale munten in Europam, zoals bijvoorbeeld de Deense kroon en de Zwitserse frank, op enigerlei wijze aan de euro gekoppeld zijn en zo min of meer afhankelijk zijn van het wel en wee van de Europese munt. Het is dus een illusie dat kleinere landen met een eigen nationale munt een onafhankelijk monetair beleid zouden kunnen voeren.

Verdrag van Maastricht: de komst van de euro is een feit In 1992 werd met de ondertekening van het Verdrag van Maastricht de komst van de euro een feit. Tijdens de EU-top in Amsterdam in juni 1997 werd het zogenoemde Stabiliteits- en groeipact ( het Pact ) officieel ondertekend. Met het Pact moest onder andere een sterke euro worden gewaarborgd. Op 1 januari 1999 was het zo ver en schakelen elf landen over op de euro. Het ging hier op een girale overschakeling. De euromunten en eurobankbiljetten werden pas op 1 januari 2002 in omloop gebracht. Box 1 Voordelen van de euro Bij de invoering van de euro circuleerde onder de landen die tot de eurozone toe wilden treden een lijstje met de acht belangrijkste voordelen van een gezamenlijke munt. We geven hier een korte opsomming: - De euro leidt tot aanzienlijke besparing op de transactiekosten bij het omwisselen van valuta s. Dit heeft voordelen voor de handel met de eurozone en bijvoorbeeld voor het toerisme. Vooral voor de financiële sector, zoals banken, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen, biedt één munt aanzienlijke administratieve kostenvoordelen. - Met één algemene munt kunnen prijzen en kosten in de verschillende Europese landen niet alleen beter worden vergeleken, maar zullen de verschillen tussen landen ook kleiner worden; dit leidt tot goedkopere goederen en diensten. - De euro vermindert de onzekerheid over het verloop van wisselkoersen. Onzekerheid leidt tot risico en extra kosten voor internationale bedrijven die hun wisselkoersrisico s moeten afdekken. Door de euro wordt zo de handel en economie van de eurozone bevorderd. - Door de euro kan er een effectiever inflatiebeleid worden gevoerd. De Europese Centrale bank heeft als belangrijkste opdracht de inflatie in de eurozone laag te houden. Dit voordeel geldt met name voor de zuidelijke Europese landen waar de inflatie traditioneel hoog was. - De euro maakt de eurozone, onder meer vanwege lagere transactiekosten, aantrekkelijker voor buitenlandse investeerders. De euro trekt dus investeringen vanuit gebieden buiten de eurozone aan. - Door de euro hoeven landen veel minder verschillende valutareserves aan te houden.

- Door de grote internationale economische concurrentiekracht van de eurozone kan de euro uitgroeien tot een van de belangrijkste wereldvaluta. De internationale economische kracht van de eurozone Wie de moeite neemt kennis te nemen van de internationale economische betekenis van de euro en de eurozone kan zich nauwelijks voorstellen dat de Europese regeringsleiders deze positie zullen opgeven. Alleen mensen die de cijfers niet kennen, doemdenkers en studeerkamergeleerden kunnen op die gedachte komen. De totale economische waarde van de wereldeconomie, het wereld BBP, bedroeg in 2011 ongeveer 70.000 miljard dollar (70 biljoen dollar). Als we naar de valuta s kijken is het eurogebied de tweede economie van de wereld. Het gezamenlijke BBP van de zeventien eurolanden was in 2011 in totaal 13.400 miljard dollar (rond de 10.000 miljard euro): dat is een aandeel van ruim 19 procent in de wereldeconomie. Met een BBP van ruim 15.000 miljard dollar had de VS als land het hoogste BBP en daarmee een aandeel van bijna 22 procent in het wereld BBP. Op grote achterstand staan op de tweede plaats China met 7.000 miljard dollar (10 procent van de wereldeconomie) en op drie Japan met 5.900 miljard dollar. De Nederlandse economie staat met circa 900 miljard dollar op plaats 16. Vergelijken we de VS met de Europese Unie (EU-27) dan had de EU in 2011 met ruim 18.000 miljard dollar het hoogste BBP; een aandeel van bijna 26 procent in de wereldeconomie. Box 2 Wereld top 30 van landen met de hoogste BBP s in biljoenen dollars Bron: www.imf.org/2011

Kijken we naar box 2 dan moeten we er rekening mee houden dat de komende decennia de economische machtsverhoudingen in de wereld, vooral ten koste van de VS, drastisch gaan veranderen. Verwacht wordt dat vooral opkomende economieën als China, India, Brazilië en Rusland groeicijfers zullen laten zien die veel hoger liggen dan de groeicijfers van de VS, Europa en Japan. Deze opkomende landen groeien drie tot vier keer zo snel als de westerse economieën. Zo is de Braziliaanse economie, die in 2010 nog achtste stond op de wereldranglijst, in 2011 opgestoomd naar de zesde plaats van de ranglijst van grootste economieën in de wereld. Daardoor is Engeland, geen euroland, in 2011 gezakt naar plaats zeven; in 2010 was dat zes. Sommige internationale economische denktanks verwachten dat de Chinese economie in de periode 2030-2040 zal uitgroeien tot de grootste van de wereld en dat de economie van de VS naar de tweede plaats zakt. Ze gaan er ook vanuit dat de economieën van landen als Brazilië, Rusland, India, maar ook Indonesië, Mexico en Zuid-Korea de economieën van de Europese landen zullen overtreffen. Daarnaast is het waarschijnlijk dat de Turkse economie zal uitgroeien tot één van de sterkste van Europa. Bovendien moeten alle landen er rekening mee houden dat vooral bedrijven die internationaal zaken doen steeds minder honkvast worden. Door de snelle opmars van het internet lopen er steeds meer zaken via het web. Daardoor is het minder belangrijk in welk land een bedrijf zijn vestiging heeft. Internationaal georiënteerde landen zoals Nederland, met relatief veel buitenlandse bedrijven, moeten dan ook op hun tellen passen. Bij een verslechtering van het Nederlandse ondernemingsklimaat is de kans groot dat een aantal van deze bedrijven ons land zal verlaten. Een voorbeeld van een diep ingrijpende verslechtering zou het verdwijnen van de euro zijn en de terugkeer van de gulden. De meerwaarde van de euro De internationale economische positie en betekenis van de huidige grote Europese landen, zoals Frankrijk, Engeland en Italië, zal door de opmars van de opkomende economieën sterk afnemen. Dat geldt in mindere mate ook voor Duitsland. Deze landen, maar ook de andere eurolanden, hebben er dan ook alle belang bij om de eurozone en de euro overeind te houden. De daarbij behorende kosten zijn een schijntje als je ze vergelijkt met de gigantische kosten die het gevolg zouden zijn van het uiteenvallen van het eurogebied en de terugkeer naar oude valuta.

De grootste structurele kostenpost van het opgeven van de euro is het verlies aan voordelen die de eurozone voor de lidstaten met zich meebrengt. Door gezamenlijk als euroblok op de wereldmarkt te opereren kunnen de eurolanden een belangrijke rol blijven spelen in de wereldeconomie en daarvan de vruchten plukken. Dit economische machtsblok kan voor de eurolanden financiële en economische voordelen behalen die afzonderlijke landen met een eigen valuta niet kunnen realiseren. De belangrijkste voordelen voor de lidstaten van dit blok zijn de uitschakeling van wisselkoersrisico s en valutakosten, lagere rentes, extra handel en internationale bedrijven die zich vanwege de voordelen binnen dit blok willen vestigen. Deze voordelen zorgen voor extra economische groei en extra werkgelegenheid. In een studie van het consultancybureau McKinsey werd de meerwaarde van de euro voor de zeventien eurolanden in 2010 becijferd op 332 miljard euro, dat was toen meer dan 3,6 procent van het BBP van de gezamenlijke eurolanden. De berekeningen van McKinsey maken ook duidelijk dat alle eurolanden er belang bij hebben om de eurozone te verdedigen en te behouden; zonder euro minder economische groei en minder werkgelegenheid. Vanwege de meerwaarde van de euro is het ook in het licht van de toekomstige ontwikkelingen op het terrein van de wereldeconomie niet uitgesloten dat zelfs de Britten op termijn (noodgedwongen) naar Brussel afreizen om hun Engelse pond in te ruilen voor een wereldmunt: de euro. Nu al is het Engelse pond wereldwijd bezien een relatief kleine valuta en door de hierboven geschetste toekomstige internationale ontwikkelingen zullen de Engelse economie en het pond nog verder in betekenis afnemen. In 2011 had Groot-Brittannië van alle EU-landen het grootste begrotings- en handelstekort, waren de werkloosheid en inflatie hoger dan in de meeste eurolanden en lag het Engelse welvaartspeil onder het gemiddelde van de eurozone; Engeland wordt wel de oude zieke man van Europa genoemd. Deze harde feiten moeten de Engelse regering worden voorgehouden op al die momenten dat ze felle kritiek uit op de euro en de eurozone. Een sterke euro vraagt om gezonde overheidsfinanciën Volgens de gezamenlijke afspraken in het Europese Pact moeten landen zorgen voor gezonde overheidsfinanciën. Dit houdt in ieder geval in dat hun begrotingstekort niet groter mag zijn dan maximaal 3 procent van hun bruto binnenlands product (BBP). Daarnaast mag de staatsschuld niet meer zijn dan 60 procent van het hun nationale BBP.

Met deze criteria, bedoeld om bij te dragen aan een stabiele koerswaarde van de euro, werd al snel de vloer aangeveegd. Het woord groei was in het Europese Pact opgenomen door de Fransen, die ruimte wilden houden voor stimulerende uitgaven in eigen land. Nederland en Duitsland wilden een streng Pact, waarmee binnen de eurozone gezonde overheidsfinanciën en een internationaal sterke euro gerealiseerd zouden kunnen worden, maar zij kregen hun zin niet. Uiteindelijk konden verschillende landen, zoals Italië en later Griekenland, zich met creatief boekhouden en het manipuleren van cijfers plaatsen in het selecte euroklasje. Italië kwam binnen met een speciale tijdelijke eurobelasting om de eindjes voorlopig aan elkaar te knopen en zo te voldoen aan de criteria van het Stabiliteitspact. In 2004 kwam uit dat de Grieken zich met valse gegevens en cijfers toegang tot de eurozone hadden verschaft; op grond van de werkelijke cijfers zouden ze nooit tot de euro zijn toegelaten. De criteria voor gezonde overheidsfinanciën worden overtreden Vanaf de ondertekening van het Pact in 1997 hebben veel eurolanden de criteria voor gezonde overheidsfinanciën aan hun laars gelapt. De Europese Commissie sleepte de lidstaten die zich niet aan de criteria van het Europese Pact hielden voor de Europese rechter, maar machtige eurolanden als Duitsland en Frankrijk die de Europese schuldenlanden als Griekenland, Spanje en Italië aansporen om de tering naar de nering te zetten trokken zich daar weinig van aan. Dit leidde er toe dat het Pact werd afgezwakt; van de boetes en sancties bleef niets over. Als pleister op de wond spraken de Europese ministers van Financiën in 2003 af om het Pact op een nieuwe leest te schoeien. Zo mochten overheidstekorten voortaan hoger zijn dan 3 procent als dat tekort werd veroorzaakt door een schok of invloed van buitenaf, waarop regeringen geen grip hebben. De formuleringen van wat dergelijke schokken van buitenaf dan wel niet zijn, waren dermate vaag, dat landen makkelijk een uitvlucht konden verzinnen om te zondigen tegen de strenge begrotingsafspraken. Er is sprake van een politieke crisis In de gedrukte media zien we vooral koppen verschijnen met termen als De eurocrisis en De Europese schuldencrisis. Daarmee doelt de pers op de financiële en economische problemen die samenhangen met de hoge begrotingstekorten en hoge staatsschulden in de volgende Eurolanden: Griekenland, Spanje, Portugal, Ierland en Italië. Door sommige

politici en economen worden vooral de zuidelijke landen nu al afgeschreven; ze zouden een eigen muntunie, de zeurozone, moeten vormen. Dit idee getuigt niet alleen van weinig kennis van zaken, maar ook van een gebrek aan inzicht in de economieën van deze landen. Vóór het uitbreken van de kredietcrisis van 2007-2009 liepen deze landen met uitzondering van Griekenland in vergelijking met de andere eurolanden op het terrein van de overheidsfinanciën niet uit de pas. Daar komt bij dat de Spaanse economie het vóór de kredietcrisis goed deed; in 2006 had Spanje een economische groei van 3,9 procent en in 2007 van 3,7 procent. In 2007 had het land bovendien een begrotingsoverschot van 1,9 procent BBP en een staatsschuld van slechts 36,1 procent BBP; Spanje behoorde tot de sterkere eurolanden. Ook de Ieren deden het goed: een groei van meer dan 4 procent en een klein overschot op de nationale begroting. Ierland, dat toen werd aangeduid als de Keltische tijger, is vooral in de problemen geraakt doordat bij het begin van de kredietcrisis de overhitte bouw- en woningmarkt, die met geleend geld was gefinancierd, in elkaar klapte. Daarnaast moesten de Ieren tijdens de kredietcrisis hun banken overeind houden; dat kostte de Ierse overheid ruim 70 miljard euro, circa 45 procent van het Ierse BBP. Ook Spanje is getroffen door de ineenstorting van een overgefinancierde de bouw- en woningmarkt en kampt met te fors gestegen loonkosten. Box 3 Financiële positie van de zwakkere Eurolanden (in % BBP) 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Griekenland Begrotingstekort -5.3-6.1-6.7-9.8-15.5-10.4-8.0-6.9 Griekenland Staatsschuld 100.3 106.1 105.4 110.7 127.1 142.8 165.6 198.1 Ierland Begrotingstekort 1.7 2.9 0.1-7.3-14.2-32.0-10.3-8.6 Ierland Staatsschuld 27.1 24.7 24.9 44.4 65.2 94.9 109.3 118,0 Italië Begrotingstekort -4.4-3.3-1.5-2.7-5.3-4.5-4.0-2.4 Italië Staatsschuld 105.9 106.6 103.6 106.3 116.1 119.0 121.1 121.4 Portugal Begrotingstekort -2.5-0.4-3.2-3.5-10.1-9.1-5.9-4.5 Portugal Staatsschuld 62.8 63.9 68.3 71.6 83.0 92.9 106.0 111.8 Spanje Begrotingstekort 1.0 2.0 1.9-4.1-11.1-9.2-6.1-5.2 Spanje Staatsschuld 43.0 39.6 36.1 39.8 53.3 60.1 67.4 74,0

Voor veel lezers zal het een verrassing zijn dat de huidige sterke eurolanden vóór de kredietcrisis hogere staatsschulden hadden dan op dat moment bijvoorbeeld Spanje, Portugal en Ierland: Nederland 69 procent BBP, Duitsland 66 procent BBP, Frankrijk 67 procent BBP en België 77 procent. Dat was toen geen voorpaginanieuws. Ook zag je geen politici, economen en andere deskundigen in de media verschijnen die het einde van de euro en de eurozone aankondigden. Nu zijn ze niet van de buis te slaan. Neem ze niet al te serieus, zo vragen wij onze lezers. Veel kritiek van de kant van economen is gebaseerd op studeerkamergeleerdheid. Deze critici houden geen rekening met de politieke realiteit. Het verdwijnen van de euro zou tot een ineenstorting leiden van het na de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) moeizaam opgebouwde Europese bouwwerk, de Europese Unie (EU). Geen enkel euroland kan zich dit veroorloven; uit eigenbelang zullen ze de extra welvaart die de EU heeft gebracht koste wat het kost blijven verdedigen. Onze minister van Financiën, Jan Kees de Jager, is ook niet onder de indruk van de wetenschappelijke kritiek: Je hebt studeerkamerwetenschappers en financiële markten. Om geld op te halen om je schulden af te lossen, heb je niet zoveel aan die studeerkamerwetenschappers. Die wetenschappers zeggen wel dat ze alles kunnen voorspellen, maar ze hebben er in ieder geval nog niet veel mee verdiend Zelfbenoemde deskundigen en onheilsprofeten In de periode 2007-2009 werd de wereld geconfronteerd met de kredietcrisis, die ook Europa hard raakte en een belangrijke rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de Europese schuldencrisis. Uit internationale onderzoeken blijkt dat banken, ratingbureaus (kredietbeoordelaars) en andere financiële instellingen een kwalijke rol hebben gespeeld bij het uitbreken van de kredietcrisis. Zowel banken als ratingbureaus spelen nu ook weer een dubieuze rol bij de schuldencrisis in Europa. Deze crisis is inmiddels bijna dagelijks nieuws en heeft ook geleid tot een groeiende stoet aan politici, economisch deskundigen of zelfbenoemde deskundigen die er met terugwerkende kracht op wijzen dat we nooit aan de euro hadden moeten beginnen. Sommige spreken zelf van een misgeboorte. Ook zien we in de media een optocht van onheilsprofeten en doemdenkers die het einde van de euro aankondigen. Dit bombardement aan slecht nieuws mist zijn uitwerking niet. In peilingen zien we dat in veel eurolanden een toenemend aantal burgers terugverlangt naar de eigen oude vertrouwde munten. Die burgers, veelal ouderen, zijn allang weer vergeten dat er

aan die oude munten veel nadelen kleefden, zoals wisselkosten, een hogere inflatie en problemen in het handelsverkeer tussen landen. Ze beseffen niet dat er met de euro zelf niets aan de hand is. Ook de deskundige doemdenkers die het over een eurocrisis hebben slaan de plank flink mis. De euro is internationaal gezien een ongekend succes: in slechts tien jaar tijd is de euro uitgegroeid tot een wereldmunt. Er is sprake van een politieke crisis De huidige crisis is geen eurocrisis, maar vooral een politieke crisis. Europa kampt met aarzelende en talmende regeringsleiders, die niet in staat blijken te zijn de schuldencrisis snel en daadkrachtig aan te pakken. Dit gebrek aan daadkracht wekt geen vertrouwen bij de internationale financiële markten. Daardoor is de bizarre situatie ontstaan dat in verschillende eurolanden regeringen aan de leiband van deze markten lopen; daar dicteren de internationale financiële sector en speculanten wat de politici moeten uitvoeren. Het grote succes van de euro Sinds zijn introductie is de euro de tweede meest gehouden internationale reservevaluta na de dollar. Het aandeel van de euro als reservevaluta is toegenomen van ruim 17 procent in 1999 tot rond de 30 procent in 2012. Dit is ten koste gegaan van de dollar (het aandeel daalde van circa 71 procent tot 60 procent) en de Japanse yen (het aandeel daalde van 6,4 procent naar 3 procent). Buiten de eurozone hebben meer dan twintig landen, vooral op het vasteland van Afrika, hun valuta rechtstreeks gekoppeld aan de euro. In Afrika gebruiken bijvoorbeeld meer dan 150 miljoen mensen een valuta die gekoppeld is aan de euro, en in Europa zijn dat (buiten de eurozone) 25 miljoen mensen. De euro is in slechts tien jaar tijd wereldwijd uitgegroeid tot een zeer bekende en solide valuta. Ook bij de Chinese overheid is de munt populair; bijna een kwart van de Chinese deviezenreserve wordt aangehouden in euro s. Sinds 2006 zijn er meer euro s in omloop dan dollars en centrale banken overal in de wereld houden inmiddels euroreserves aan. Hoewel grondstoffen als olie op de wereldmarkt genoteerd worden in dollars, wordt bijna de helft van alle obligaties in de wereld in euro s uitgegeven. Op Google levert de zoekterm euro drie keer zo veel hits op als dollar. De kracht van de euro

De kracht van de euro bleek ook tijdens de internationale kredietcrisis van 2007-2009. De crisis kwam wereldwijd hard aan, maar de jonge munt bleef overeind. Sterker nog, de euro werd zelfs door internationale beleggers als de nieuwe veilige haven gezien. De munt schoot omhoog en bereikte op 15 juli 2008 de hoogste koers ooit, van bijna 1,60 dollar. Toen begon vooral het Duitse bedrijfsleven te klagen. Immers, de Duitse (maar ook de Nederlandse) exporten buiten de eurozone werden fors duurder, wat leidde tot een daling van de export van goederen en diensten naar andere landen. De Amerikanen (en de Chinezen die hun yuan aan de dollar hebben gekoppeld) waren blij met de dure euro; met hun zwakkere munten (dollar en yuan) werd hun export goedkoper en konden ze hun aandeel op de wereldmarkt vergroten. Doordat de Amerikaanse economie na de crisis harder groeide dan de Europese, en het vertrouwen van internationale beleggers in de Europese economie daalde, zagen we dat de dollar ten opzichte van de euro in waarde toenam. Maar uit box 4 blijkt dat de koersontwikkelingen van de euro en de dollar net zo onvoorspelbaar en grillig zijn als de internationale (aandelen)beurzen. Naarmate het vertrouwen van beleggers en investeerders in de eurozone toeneemt, zien we dat koers ten opzicht van de dollar oploopt. Neemt het vertrouwen in de euro af en het vertrouwen in de VS toe, dan zien we een sterkere dollar. Veel internationale beleggers begrijpen niet waarom de regeringsleiders van de eurozone, een van de rijkste economische machtsblokken in de wereld, er niet in slagen de piepkleine economie van euroland Giekenland (slechts 2 procent van het eurozone-bbp) weer op de rails te zetten. Ze vrezen dan ook dat Europa zeker niet in staat zal zijn met oplossingen te komen als bijvoorbeeld Portugal of Spanje in de problemen komen. Daarom verkopen ze de staatsobligaties van zwakkere eurolanden en stappen over op dollarbeleggingen.

Box 4 Koersontwikkeling dollar-euro De laagste eurokoers 0,8225 dollar werd genoteerd op 26 oktober 2000. De hoogste 1,5990 dollar op 15 juli 2008. Uit internationale analyses blijkt dat de waarde van de euro ten opzichte van de dollar vooral wordt bepaald door het beeld en de verwachtingen van internationale beleggers, analisten en investeerders over de financieel-economische ontwikkelingen en over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in zowel de eurozone als de VS. Zo hadden de stijging van de euro en de val van de dollar in 2009 veel te maken met het overdreven pessimisme van beleggers en analisten over de oplopende Amerikaanse staatschuld en de sombere kijk op de Amerikaanse economische ontwikkeling. Niet zozeer de matige economische prestaties van de eurozone, maar vooral het negatieve sentiment over de VS heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de toenmalige opmars van de euro ten opzichte van de dollar. De val van de euro van 1,45 tot 1,19 dollar in de periode tussen januari en juni 2010 had enerzijds te maken met een euro die ten opzichte van de dollar overgewaardeerd was, en anderzijds met het sombere beeld dat internationale beleggers hadden van de economie van de eurozone en hun twijfels over de daadkracht van Europese regeringsleiders om de schuldenproblematiek op te lossen en de economie op te peppen. Wat is een normale koerswaarde van de euro ten opzichte van de dollar? Volgens verschillende internationale analyses ligt die waarde tussen 1,20 en 1,30 dollar.

Voor de economische positie van de eurozone is een koers rond de 1,20 dollar de meest ideale koers. Bij een hogere koers wordt het voor Europese bedrijven moeilijker om op de wereldmarkt hun producten te exporteren. Bij een lagere koers zal de export veelal toenemen en dat bevordert ook de economische groei in de eurozone. Een zwakkere euro bevordert de groei in de eurozone Op zich heeft een sterke euro een aantal voordelen, zoals de mogelijkheid van goedkopere import (van bijvoorbeeld energie) en goedkopere vakanties in bijvoorbeeld de VS. Maar een te sterke euro heeft vooral nadelen voor eurolanden die exporteren naar landen buiten de eurozone. Met een zwakkere euro kunnen ze in het algemeen hun export vergroten. Uit recent onderzoek van de Europese Centrale Bank (ECB) blijkt dat een depreciatie (waardedaling) van de euro met 10 procent de economie van de eurozone een impuls geeft van 0,7 procentpunt. Het jaar daarop komt daar nog een extra 1,2 procentpunt bij. Die extra groei wordt in hoofdzaak veroorzaakt door de toenemende export. Een voorbeeld van de voordelen van een zwakke euro zagen we in 2010; niet alleen de export vanuit de eurozone nam toe, maar ook de werkgelegenheid. Valuta-experts menen dat een euro met een waarde van 1,20 dollar de beste koers is. Ondanks de schuldencrisis is nog steeds een meerderheid voor de euro Wie afgaat op de stroom aan negatieve berichtgeving in de media zou wellicht kunnen denken dat het einde van de Europese samenwerking in zicht is. Maar volgens de Eurobarometer (Europese opiniepeilingen) is een meerderheid van de inwoners van de EU-lidstaten nog steeds positief gestemd over de Europese Unie. De steun van de Nederlandse bevolking is met ongeveer 70 procent één van de hoogste in Europa. Niettemin wordt er in ons land zowel binnen als buiten de politiek geklaagd over het feit dat wij binnen de EU één van de landen zijn die voor het EU-lidmaatschap per inwoner netto het hoogste bedrag aan de EU afdragen. Op zich is het juist dat Nederland met een jaarlijkse bijdrage van ongeveer 3,5 miljard euro, netto ruim 200 euro per inwoner, tot de grootste netto betalers behoort, maar daar staat wel tegenover dat Nederland ook tot de landen behoort die financieel het meest van het lidmaatschap profiteren. Zo is becijferd dat alleen al de interne EU-markt de gemiddelde Nederlandse burger een voordeel oplevert van ongeveer 2.000 euro per jaar. Tellen we daar ook de economische voordelen van de euro bij op, dan levert het Nederlandse EU-lidmaatschap de gemiddelde burger een voordeel op van rond de 4.000 euro. Dit voordeel is vooral het

gevolg van het feit dat Nederland een handelsland is dat veel zaken doet (export) met Europese landen, en een relatief groot aantal internationale bedrijven telt die via een vestiging in Nederland actief zijn op de Europese markt. Meer dan de helft van de burgers van de zeventwintig EU -lidstaten geeft aan dat hun land voordelen heeft van het EU - lidmaatschap. Van de Nederlanders is zelfs bijna driekwart deze opvatting toegedaan. Daarbij gaat het niet alleen om economische voordelen, maar ook andere: vrede, veiligheid, het gezamenlijk ontwikkelen van een Europese kenniseconomie, vrij kunnen reizen, wonen, werken en studeren in Europa. Ondanks de schuldencrisis is een meerderheid van de burgers in de eurozone ook nog steeds voorstander van de euro. Dit geldt zelfs voor de Grieken. Ondanks de pijn van de zware saneringsoperatie in hun land wil circa 60 procent van de Griekse kiezers de euro behouden. Ook in de andere eurolanden zien we geen meerderheid voor een terugkeer naar de oude valuta. Bij de jeugd, die met het internet is opgegroeid, al helemaal niet. Ze vinden het een groot voordeel dat je met de euro overal ter wereld terecht kan en vinden het raar dat er burgers zijn die terug naar het verleden willen. De meerderheid van de bevolking van de EU is voorstander van besluitvorming op Europees niveau als het gaat om zaken als (internationale) concurrentie (59 procent), aanpak van inflatie (59 procent), economische zaken (57 procent) en vervoer (53 procent). De gemiddelde Europeaan is ook van mening dat de EU beter is toegerust dan de eigen regering om de effecten van de crisis te bestrijden. Uit de Europese barometer blijkt dat de gemiddelde Europeaan slecht op de hoogste is van (actuele) Europese zaken. Ook de kennis over de EU-27 en de eurozone laat te wensen over. De Europese Commissie en de regeringen van de lidstaten zouden hier veel meer werk van moeten maken. Daarmee kan het draagvlak voor Europa worden vergroot. Top tien eurolanden met de hoogste staatsschuld Volgens de afspraken in het Europese Stabiliteits- en groeipact (SGP) van 1997 mogen de eurolanden een maximaal begrotingstekort hebben van 3 procent van hun BBP, en een maximale overheidsschuld van 60 procent van hun BBP. Begin 2012 zijn er maar weinig landen die aan deze afspraken voldoen. In twaalf van de zeventien eurolanden ligt de staatschuld boven de 60 procent-grens en in veertien landen is het begrotingstekort te hoog. De gemiddelde overheidsschuld in de landen van de eurozone ligt rond de 95 procent BBP. In 2005 was dit nog 78 procent BBP. Deze stijging is vooral het gevolg van de

hoog opgelopen staatsschulden, die op hun beurt mede veroorzaakt zijn door de kredietcrisis van 2007-2009. Volgens een schatting van de Europese Commissie voor 2012 betstaat de top tien van de euroschuldenlanden uit: Griekenland (198 procent BBP), Italië (121 procent BBP), Ierland (118 procent BBP), Portugal (111 procent BBP), België (99 procent BBP), Frankrijk (89 procent BBP), Duitsland (81 procent BBP), Spanje (74 procent BBP), Oostenrijk (73 procent BBP) en Cyprus (68 procent BBP). Nederland valt met een staatsschuld van 65 procent BBP net buiten de top tien. Hoog opgelopen staatsschulden zien we niet alleen in Europa. De VS had in 2005 nog een staatsschuld van 61 procent, maar deze is inmiddels opgelopen tot boven de 100 procent. Japan heeft momenteel nog een nog veel hogere staatschuld: 212 procent BBP (in 2005 was dat 175 procent). Een belangrijk verschil bij deze schuld in vergelijking met de staatsschulden van andere landen is dat de Japanse schuld in veel grotere mate binnenlands gefinancierd is. De Japanse staatsobligaties zijn in hoofdzaak in het bezit van Japanse burgers en Japanse instellingen. Het land heeft daardoor relatief weinig last van internationale financiële markten en speculanten. De schuldencrisis is niet alleen veroorzaakt door de zwakkere eurolanden De bewering dat de Europese schuldencrisis uitsluitend is veroorzaakt door financieel wanbeleid van de regeringen van Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland is onjuist. Bovendien gaat het bij deze crisis niet alleen om overheidsschulden die te hoog zijn opgelopen, maar evenzeer om een crisis bij banken die op een onverantwoorde wijze veel te grote bedragen hebben uitgeleend aan zwakke Eurolanden, bijvoorbeeld aan Griekenland, dat al enige tijd op de rand van een faillissement balanceert. De kans is groot dat deze banken grote verliezen lijden doordat een deel van deze leningen niet meer terugbetaald worden; alleen al op Griekse schulden zullen banken ten minste 70 procent moeten afschrijven. Dit verlies kan er toe leiden dat sommige banken, net als bij de kredietcrisis van 2007-2009, met financiële steun van hun regeringen overeind gehouden moeten worden; feitelijk wordt deze steun, net als bij de kredietcrisis, weer betaald door de belastingbetalers van landen die hun banken moeten redden. Begin 2012 is vastgesteld dat verreweg de meeste Europese banken voldoende solide zijn om zonder overheidsteun dit verlies te kunnen opvangen.

Schuldenlanden kampen met verschillende problemen De problemen waarmee de Europese schuldenlanden kampen verschillen van land tot land, net als de directe aanleidingen tot hun schuldencrises. Wel is het bij al deze landen zo dat de overheden een onvoldoende scoren op het terrein van begrotings-en financiële discipline; ze hebben verzuimd de tering naar de nering te zetten. Na de invoering van de euro konden landen als Griekenland, Spanje en Portugal tegen relatief lage rentepercentages geld lenen op de kapitaalmarkt; toen ze nog hun eigen valuta hadden betaalden ze hogere percentages. Door dit goedkope geld gingen deze landen boven hun stand leven en liepen de schulden op. Wie met het beschuldigende vingertje naar de schuldenlanden wijst, moet wel bedenken dat de goedkope leningen vooral werden verstrekt door banken en ander financiële instellingen uit eurolanden zoals Duitsland, Frankrijk en Nederland; die hebben daar toen goed aan verdiend. In de berichtgeving over de schuldencrisis wordt dit gegeven nauwelijks belicht. We zijn het al weer vergeten. De zuidelijke eurolanden Griekenland, Spanje en Portugal hebben hun goedkoop geleende geld voor een belangrijk deel besteed aan producten die werden gekocht in landen als Duitsland, Frankrijk en Nederland. Het bedrijfsleven en de schatkist van deze landen hebben daar flink van geprofiteerd; ook dat zijn we al weer vergeten. De keerzijde was dat er in Spanje, Griekenland en Portugal tekorten op hun handelsbalans ontstonden. Aan de ontvangstenkant op deze balans staat de geldwaarde van de export van goederen en diensten over een bepaalde periode en aan de uitgavenkant de geldwaarde van de import. Een handelstekort houdt in dat deze landen meer uitgeven aan import dan ze ontvangen voor de goederen en diensten die ze aan andere landen leveren. Landen met een langdurig handelstekort lopen het risico dat ze minder gemakkelijk geld op de kapitaalmarkt kunnen lenen en bovendien veelal een hogere rente voor zo n lening moeten betalen. Engeland, dat zich onder leiding van premier David Cameron (Conservative Party) steeds meer van Europa afwendt, heeft in Europa het hoogste handelstekort. Tegenover landen met tekorten op hun handelsbalans staan landen met overschotten. Duitsland heeft in Europa verreweg het grootste handelsoverschot. Op de tweede plaats staat Nederland. In de discussies over de schuldencrisis worden de overschotlanden door sommige politici en economen bekritiseerd. Volgens deze criticasters is het belangrijk dat er meer evenwicht tussen de economieën van de verschillende eurolanden ontstaat. Daarom zouden landen als Duitsland en Nederland

hun overschot moeten wegwerken, bijvoorbeeld door extra geld uit te trekken om hun economieën aan te jagen of de lonen te verhogen. Zwakkere landen zouden daarvan kunnen profiteren door meer producten en diensten naar Duitsland en Nederland te exporteren. Dit is een raar en ondoordacht voorstel, dat leidt tot een verzwakking van de economie van de eurozone. Vooral Duitsland heeft sedert de invoering van de euro een actief beleid gevoerd waarbij de internationale kracht van de Duitse economie sterk is toegenomen; zo is de Duitse productiviteit aanzienlijk gestegen en is er sprake geweest van een gematigde loonkostenontwikkeling. Daardoor is de Duitse exportsector de economische locomotief van Europa geworden. Bij de Europese schuldenlanden als Griekenland, Spanje en Portugal zagen we een tegengestelde ontwikkeling. In deze landen is er in de periode tussen 2000-2010 sprake geweest van een forse stijging van de loonkosten en een relatief lage productiviteit; de Griekse lonen zijn in deze periode met 40 procent gestegen, in Duitsland was dit slechts 7 procent. Meer gelijkheid van de economieën binnen de eurozone en betere economische prestaties moeten niet worden gerealiseerd door de sterkere eurolanden met loonsverhogingen minder concurrerend te maken, maar vooral door er op toe te zien dat de zwakkere eurolanden de broekriem aanhalen en tegelijkertijd ook hun internationale concurrentiepositie versterken; dat kan door een hoger productiviteit en lagere loonkosten. Zo kunnen deze landen ook buiten Europa beter concurreren. Weeffout in de opzet van de Eurozone? De Economische en Monetaire Unie (EMU), die tot de eurozone heeft geleid, was bij de oprichting meer een politiek dan een economisch project. Niet alleen de economieën van de deelnemende landen verschillen sterk, maar ook de wijze waarop overheden van deze landen hun schatkist beheren. Vooral achteraf is gebleken dat bij de opzet van de eurozone onvoldoende rekening is gehouden met deze verschillen. De politieke leiders die eind jaren negentig van de vorige eeuw bij de oprichting van de eurozone waren betrokken, hadden vooral tot doel zoveel mogelijk politieke en economische samenwerking binnen de EU te realiseren. Ze meenden dat een gezamenlijke munt, de euro, daaraan een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren. Aan de waarschuwingen van economen dat voor een solide gezamenlijke munt aan een aantal voorwaarden voldaan moet worden, werd nauwelijks aandacht besteed. Voor een solide muntunie, de eurozone, is het essentieel dat de economische

verschillen tussen de deelnemende landen niet te groot zijn. Van belang is ook dat er binnen de eurozone een centrale instelling is, bijvoorbeeld de Europese Commissie, die de bevoegdheid heeft om maatregelen te treffen waarmee lidstaten gedwongen kunnen worden om hun overheidsfinanciën gezond te houden. Daarnaast moet deze instelling voldoende instrumenten hebben om, in het belang van de eurozone, economische en financiële samenwerking tussen de eurolanden af te dwingen en in de wereldeconomie als één handelsblok met de euro op te treden. Bij de oprichting van de eurozone hebben de toenmalige regeringsleiders van de deelnemende lidstaten vooral gestreefd naar politieke overeenstemming over de invoering van de euro en de opzet van de eurozone. Zouden daarbij ook de hierboven genoemde voorwaarden voor een solide muntunie aan de orde zijn gesteld, dan zou de euro niet zijn ingevoerd. Een ruime meerderheid van de landen die aan de onderhandelingstafel zat, voelde er niets voor om nationale bevoegdheden aan Brussel over te dragen. Ze waren er dan ook op tegen om binnen de eurozone een centrale instelling instrumenten te geven om in te grijpen in het financiële en economische beleid van de lidstaten. Het ontbreken van dit instrumentarium wordt vrij breed beschouwd als een weeffout in de opzet van de eurozone. Maar de aanduiding weeffout is eigenlijk niet juist; de invoering van de euro was politiek alleen maar mogelijk zonder dit instrumentarium. Anders gezegd: zonder weeffout was er geen euro geweest. Door de schuldencrisis meer macht naar Europa Onder druk van de schuldencrisis zien we dat de eurolanden Brussel meer macht gaan geven. Wat in de afgelopen twintig jaar niet mogelijk was, is als gevolg van de crisis binnen twee jaar gerealiseerd Zo heeft het Europese Parlement begin oktober 2011 de zogenoemde sixpackregeling aangenomen. Het gaat om zes wettelijke maatregelen die de Europese Commissie vergaande bevoegdheden geeft om in te grijpen in het nationale financiële en economische beleid van eurolanden; zo kan de Commissie zware sancties (boetes) opleggen aan lidstaten die zich niet houden aan de Europese begrotings- en schuldennorm. Gezien de nationale opstelling van de meeste eurolanden en het koesteren van eigen nationale bevoegdheden zou er zonder de Europese schuldencrisis binnen de eurozone geen meerderheid zijn geweest voor de sixpackregeling. Daarnaast hebben vijfentwintig landen van de Europese Unie eind januari 2012 een nieuw, ingrijpend begrotingspact ondertekend. Twee EU-lidstaten, Tsjechië en Groot-Brittannië, doen niet mee. Nieuw aan dit pact is dat de deelnemende landen in de

grondwet of een andere wet moeten vastleggen dat het streeft naar begrotingsevenwicht. Ook komen er een sterkere controle op de begroting en sancties tegen overtreders. Wanneer een land de begrotingsregels overtreedt, wordt het door Brussel voor het voor het Europese Hof van Justitie gedaagd. Naast de nieuwe begrotingsregels wordt ook de Europese interne markt verder opengegooid. Om de Europese groei te bevorderen, zullen gelden uit EU-subsidiepotten sneller beschikbaar worden gesteld. Ook zijn zesentwintig EU-landen het eens geworden over de aanpak van de werkloosheid en het scheppen van banen. Hier haakte Zweden af, omdat deze aanpak bij hen onder de sociale partners valt. Europese schuldenlanden worden geregeerd door de financiële markten Vooral de afgelopen jaren zien we dat regeringen in de Europese schuldenlanden aan de leiband lopen van de internationale financiële markten en Amerikaanse ratingbureaus. Deze particuliere instellingen publiceren regelmatig hun oordeel over de kredietwaardigheid van landen. Een land dat van ratingbureaus de hoogste kredietstatus krijgt, een zogenoemde AAA-rating, kan in het algemeen op financiële markten tegen een lagere rente lenen dan een land met een veel lagere rating. Maar de invloed en het gezag van ratingbureaus is de laatste jaren afgenomen, vooral omdat ze tijdens de kredietcrisis van 2007-2009 ernstige waarderingsfouten hebben gemaakt en beschuldigd werden van belangenverstrengeling. Vooral in 2011 zagen we dat het primaat van de politiek in sommige Europese schuldenlanden werd vervangen door het dictaat van de internationale financiële sector. Het komt er feitelijk op neer dat regeringen uitvoerden wat deze sector dicteerde. Hoe is deze bizarre situatie ontstaan? Vanwege de hoge begrotingstekorten en hoge staatschulden moeten de regeringen van schuldenlanden jaarlijks grote bedragen uitgeven aan schuldaflossingen en rentebetalingen over hun schulden. Omdat in de schatkist van deze landen onvoldoende middelen zitten moeten ze dit geld lenen bij internationale financiers, zoals banken en andere financiële instellingen. Deze financiers zijn alleen bereid dit geld te lenen als de regering van zo n land een geloofwaardig bezuinigings- en saneringsplan heeft om tot gezonde overheidsfinanciën te komen. Als de financiële markten van oordeel zijn dat een dergelijk plan ontbreekt of niet adequaat genoeg is dan willen ze dat geld alleen uitlenen als ze daarvoor een hoge rente ontvangen; deze hoge rente is bedoeld als een compensatie voor het risico dat ze lopen dat de lening niet of niet