Pragmatiek bij kinderen



Vergelijkbare documenten
Verhalen oefenboek. Het prentenboek voor logopedie. loes van den berk-daemen. laura langens. joost de beer. sanne diepeveen

Van waar we komen. Eric Manders 24/09/2014. Pragmatisch onderzoek. Procedures voor pragmatisch onderzoek

Werkboek Pragmatische vaardigheden

Logopedie in het cluster 4 onderwijs

11/15/2010 NVLF Inhoud workshop. Wat is autisme? (3) Taal in de diagnostiek en behandeling van kinderen en jongeren met autisme

Logopedie in het cluster 2 onderwijs

Siméa Nienke Lam de Waal, MA Dr. Annette Scheper

Definiëring. Klinische profielen in de RTNA: PLI en ASS. Enkele voorbeelden. Pragmatische taalproblemen in de DSM. Pragmatische competentie:

Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr Ellen Gerrits, logopedist Congres TaalStaal 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep

Deel 1 Gebruik van het computerprogramma Behandeldoelen tos. 2 Stappen bij het opstellen van een behandelplan 29

Taaltests. Limitatieve lijst RIZIV Preverb Fonologie Lexicon Semantiek Morfologie Syntaxis Prag Leeftijd Normen uitgave

Beginnende communicatie

Taalontwikkelingsstoornissen

Taal en gedrag. Afke Posthuma, logopedist. NVLF congres Tine Mersmann

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

De Klinisch Linguïst. Specialist in. Taalontwikkelingsstoornissen Verworven taalstoornissen

Stoornis of breder? De stoornis beschrijven De 5 aspecten in een handzaam schema! Casuïstiek Conclusie

Doe mee met Schildpad en Aap


Achtergrond project. Deelonderzoeken. Pragmatische taalproblemen? Onderzoeksgroep

EPVs: het ontbrekende puzzelstukje?

Luisteren: Elke taaluiting is relevant

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Nijmeegse Pragmatiek Test (NPT) 1 Algemene gegevens

Observationeel onderzoek Patiënt-controleonderzoek Cohortonderzoek Cross-sectioneel Systematisch review

Pragmatische taalproblemen bij kinderen met ernstige spraak- en taalmoeilijkheden

Late fouten in het taalbegrip van kinderen

Logopedie in het cluster 3 onderwijs

Comparison: Kinderen zonder deze risicofactor.

Patient Reported Outcome Measures bij het evalueren van taaltherapie

ONDERZOEK OVER EN MET STAP

TAALSTOORNIS KINDEREN: PROBLEMEN MET DE PRODUCTIE VAN SPRAAKKLANKEN

Nationaal congres Taal en Lezen. 15 oktober 2015 Mondelinge taalvaardigheid: Van pingpongen naar tafelvoetballen

Diagnostiek en behandeling

Observatieformulier Leerlijn Engelse taal (tpo) FASE 5

Alledaagse Communicatievaardigheden van heel jonge kinderen

Pragmatische Vaardigheden Van Jongeren Met SLI En Jongeren Met SLI En ASS

Comprehensive Aphasia Test (CAT) CAT workshop juni Evy Visch-Brink

Een analyse van drie narratieve componenten tijdens het navertellen van Het Busverhaal: een vergelijking tussen kinderen met ADHD, kinderen met ASS

Evidence based handelen binnen de logopedie. Consequenties voor de logopedische begeleiding gekoppeld aan de onderwijszorgprofielen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Minor Taal en Gehoor - track voor logopediestudenten

1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington

Ik heb vragen rond 'expressieve taalstoornis' of 'taalstoornis' alleen en begon nu wat te twijfelen of dat synoniemen zijn voor dysfasie of niet.

Registreren aan stem, spraak en taal

PACT Partner interview

Nederlands ( 3F havo vwo )

Executieve functies binnen de vroegbehandeling. Evelien Dirks NSDSK

Van Hé, hier ben ik tot Ha, daar ben jij

Emotionele ontwikkeling van jonge dove kinderen met een Cochleair Implantaat (CI)

Ontwikkelingsdysfasie en ASS 07/02/2013

xxxxxxxxxxxxxxx 11/19/2010

Spraak & Taal Ambulatorium

Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen

Als schoolarts Speciaal Onderwijs cluster 2

1 Leren op de werkplek

Theoretische achtergrond: de doolhof in kaart gebracht. Mira (10 jaar) Angelo (5;09 jaar) doolhof? verhaal het avontuurent paard.

Communiceren kun je leren?!

Protocol Project Uniforme signalering spraaktaalproblemen. kinderen INHOUD

De Afname, Indexen en Subtests

3. Handleiding bij de peuter-estafette

DE KLINISCH LINGUΪST BEROEPSPROFIEL. Taalontwikkelingsstoornissen Verworven taalstoornissen

Vroegtijdige herkenning van taalontwikkelingsstoornissen (TOS)

The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme?

Aspecten van de non verbale communicatie in Spraak taalproblemen bij een dysfatische ontwikkeling (S TOS / SLI):

Diagnostiek van spraaken taalstoornissen op het AC

Audiologisch centrum, spraaktaalteam

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA

Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden. Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen

Observatieformulier Leerlijn Engelse taal (tpo) FASE 6

Over de grenzen van taal en rekenen. Ontwikkeling van rekenvaardigheid bij baby s en peuters

DSM IV interview. Semi-gestructureerd anamnestisch interview ter beoordeling of er sprake is van een autismespectrumstoornis.

Meertalige ontwikkeling Adviezen voor ouders van kinderen met een auditieve / communicatieve beperking die in een meertalige omgeving wonen

WAT DOET DE LOGOPEDIST?

Diagnostiek en indicatiestelling met het testinstrumentarium ESM. Ludo Verhoeven Expertisecentrum Nederlands Radboud Universiteit Nijmegen

Logopedie bij oudere kinderen

Samenvatting. Samenvatting

Communicatieve vaardigheden bij jongens met Klinefelter. Dorothy De Maesschalck Logopediste COS Brussel

Taalstimulering voor kinderen en volwassenen. Taal en taalbeleid 3 februari 2014

Autisme, zonder verstandelijke beperking Dr. Martine F. Delfos Cursus voor professionals

Autisme begeleiding of aansturing? Workshop Platformdag gehandicapten 9 april 2015 Chul Joo Ro

Problemen in de spraak- en taalontwikkeling consensus, signalering & follow-up

Sociaal onhandig: aangeboren of (niet) geleerd

Hoe kinderen referentiële uitdrukkingen in verhalen met een topic shift produceren en interpreteren.

Wat je zegt ben je zelf De verhaalvlecht in de klas. Annette Scheper Katja Daamen Martina de Groot Margot Willemsen

Autisme als contextblindheid

Vroegsignalering taalontwikkelingsstoornissen Symposium Het jonge kind

Laat kinderen met TOS niet in de kou staan: het belang van vroege signalering van taalontwikkelingsstoornissen

Training in het gebruik, de scoring en interpretatie van de ADOS

Kinderen met specifieke taalstoornissen Trends en topics

Registratieblad aanbod doelen SLO groep 1 en 2

Autisme (ASS) begeleiding of aansturing? Platformdag Passend Onderwijs 3 december 2015 Chul Joo Ro

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme

Zorgpad Autisme Spectrum Stoornissen

DIFFERENTIAALDIAGNOSTIEK TOS BIJ HET JONGE KIND

Rosalien Wilting Klinisch psycholoog en psychotherapeut bij GGZ Eindhoven. NVA Congres 2013

1. Wat is taalontwikkeling?

HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN

1 Inleiding. 1.1 Inleiding

Transcriptie:

Pragmatiek bij kinderen Inventarisatie van kenmerken en diagnostische mogelijkheden Mariëtte Embrechts Pragmatiek komt steeds meer in de kijker te staan. Welke theorieën bestaan erover en welke testen zijn er of zijn in ontwikkeling? Over de ontwikkeling van taalgebruik (pragmatiek) bij kinderen wordt gaandeweg steeds meer kennis verworven. Hierdoor nemen de mogelijkheden voor onderzoek en behandeling van afwijkend taalgebruik toe. Doel van dit artikel is het op een rijtje zetten van de huidige feiten en ontwikkelingen op dit vlak. Eerst wordt een inventarisatie gemaakt van parameters die onder pragmatiek vallen, waarbij de ontwikkeling van deze parameters in mijlpalen geschetst wordt. Vervolgens worden bestaande instrumenten voor diagnostiek van taalpragmatiek besproken, gevolgd door de testen die op dit moment in ontwikkeling zijn. Definities van pragmatiek Sinds de jaren 80 is er een toenemende aandacht voor pragmatiek in de algemene taalkunde en in de studie naar de ontwikkeling van kindertaal. Gaandeweg lette men niet alleen op de inhoud en de vorm van de uiting, maar ook op hoe de conversatie verliep. Er is geen eenduidige theorie met een duidelijke terminologie voor pragmatiek. Voor de term (taal)pragmatiek zijn verschillende definities en omschrijvingen gegeven. Zoals semantiek de leer van de betekenis is, zou volgens Levinson (1983) pragmatiek de leer van het taalgebruik genoemd kunnen worden. Er zijn definities die pragmatiek gelijkstellen aan taalgebruik (Lahey, 1988), maar er zijn ook definities die taalgebruik als een onderdeel van pragmatiek beschouwen (Schaerlaekens en Gillis, 1987). Bij definities die pragmatiek gelijkstellen aan taalgebruik is de context steeds van groot belang; de plaats en de personen bepalen de gekozen taalproductie (Roth en Spekman, 1984; Heevel en Groenhuis, 1987; Wegener-Sleeswijk en van den Dungen, 1994). Een heldere definitie van Wegener-Sleeswijk en van den Dungen (1994) luidt als volgt: Pragmatiek is het vermogen om taalstructuur aan te passen aan de gesprekspartner, de context en de situatie. Zij richten zich bij hun bespreking van pragmatiek op communicatieve functies, conversatievaardigheden en verhaalopbouw. Baker, Blankenstijn en Roelofs (1999) benadrukken dat de pragmatische ontwikkeling zich niet in isolatie voltrekt, maar dat dit leerproces plaatsvindt in interactie met de omgeving en nauw verbonden is met de sociaal-emotionele ontwikkeling en de cognitieve ontwikkeling. Tenslotte is ook de ontwikkeling van een theory-of-mind (TOM) verweven met de pragmatische ontwikkeling. TOM heeft betrekking op de cognitieve vaardigheid aan jezelf en aan anderen, gedachten, gevoelens, ideeën en intenties toe te schrijven en op basis daarvan te anticiperen 562 Logopedie en foniatrie nummer 5 2004

op het gedrag van anderen (Steerneman et al, 2003). Volgens Baker et al. (1999) is het directe effect hiervan op de pragmatische ontwikkeling dat het kind leert een mening of wens op te maken uit een verbale boodschap, het leert om anderen niet te veel, maar ook niet te weinig informatie te geven en het leert in verbale interactie rekening te houden met het perspectief van de gesprekspartner. Omdat het model van Roth en Spekman (1984) een theoretisch en praktisch goed werkbaar model blijkt te zijn voor het onderzoek van pragmatiek, wordt dit verder uitgewerkt, als kapstok voor dit artikel. communicatieve intenties context 5 jaar de ontwikkeling van de verschillende communicatieve functies en onderscheidde 5 hoofdcategorieën: 1. Representatiefuncties worden gebruikt om de kennis van de wereld op te doen. 2. Controlefuncties dienen om te regelen wie bepaalt wat er gebeurt. 3. Expressiefuncties geven uiting aan gevoelens van zichzelf of van anderen. 4. Regulatiefuncties zijn bedoeld om de communicatie op gang te brengen en te houden. 5. Sociale functies hebben als doel het leggen en onderhouden van sociale contacten. Mijlpalen in communicatieve functies: Vanaf 1-2 jaar kan een kind een wens uiten, om informatie vragen en verbaal protesteren. Daarbij kan het commentaar geven op wat anderen doen. Rond het 3e-4e jaar kan het kind vragen naar de toestand van een ander, gevoelens uiten en een suggestie geven bij wijze van voorstel om iets te doen. 4-5 jaar: een kind kan tactisch taalgebruik hanteren om wensen te vervullen, kan onderhandelen en toestemming geven. 5-6 jaar: het kind kan, naast een psychologische verklaring, ook een morele verklaring geven. Het kan dan meer zakelijke informatie geven. Vanaf het 7e jaar kan een kind hypothesen stellen, gaan plannen en voorspellen. organisatie van een gesprek presuppositie Figuur 1 Model voor het onderzoek van pragmatische vaardigheden (Roth & Spekman, 1984). Parameter 2: presuppositie Presuppositie omvat informatie die niet expliciet naar voren komt, maar bij de spreker bekend is. Het gaat hierbij om de luistercontext (rekening houden met de kennis en het perspectief van de luisteraar) en de talige context (rekening houden met de stijl en de betekenis van voorafgaande zinnen). Het model van Roth en Spekman Roth en Spekman (1984) stellen pragmatiek gelijk aan taalgebruik, waarbij de sociale context van een gesprek van belang is bij het geven van betekenis aan een uiting. In hun model voor het onderzoek naar pragmatische vaardigheden onderscheiden zij drie parameters die met elkaar verbonden zijn door de context. Dit model wordt weergegeven in figuur 1, gevolgd door uitleg over de parameters. De bijbehorende ontwikkelingsschema s zijn ontleend aan de timetables van Wells (in: van de Heuvel en van Waardenburg, 1996) en Gard, Gillman en Gorman (1993). Parameter 1: communicatieve functies Deze parameter betreft de bedoelingen die een spreker wil overdragen. Naast de inhoud van de communicatieve functie is de vorm die hiervoor gekozen wordt van belang (non-verbaal, verbaal en supra-segmenteel). Door toename van de verbale mogelijkheden zullen de non-verbale uitingen afnemen. Fonologische, syntactische en semantische mogelijkheden vergroten de mogelijkheden van het uiten van de communicatieve bedoelingen en spelen dus een belangrijke rol in deze ontwikkeling (Ninio en Snow, 1996). Wells (1985) bestudeerde bij kinderen tussen de 15 maanden en Mijlpalen in presuppositie: Vanaf het 2e jaar kan het kind (beperkt) rekening houden met al dan niet gedeelde voorkennis van de luisteraar. Daarbij gaat het kind ook het perspectief van anderen inschatten en kan het kind termen als ik en jij adequaat gebruiken. Tussen het 4e en 5e jaar ontwikkelt zich de vaardigheid een verzoek aan te passen aan de relatie door vriendelijkheid te tonen. Taalgebruik kan nu ook enigszins aangepast worden aan verschillende leeftijden, bijvoorbeeld aan jongere kinderen. 6-7 jaar: het kind heeft meer begrip voor ongelijke perspectieven. Parameter 3: organisatie van het gesprek Hierbij gaat het om de vaardigheid van het behouden van de Logopedie en foniatrie nummer 5 2004 563

dialoog tussen gesprekspartners over meerdere conversatiebeurten, ook wel conversatievaardigheden genoemd. Hiervoor moet een kind zowel de rol van luisteraar als die van spreker kunnen aannemen. Bij onderzoek naar conversatievaardigheden wordt volgens Manders (1996) gekeken naar beurt nemen, het initiëren van een gesprek, het in stand houden en afronden van een onderwerp of gesprek en het herstellen van communicatie wanneer deze verstoord loopt. Mijlpalen in conversatievaardigheden: Vanaf 1-2 jaar kan het kind initiatief nemen en beurt nemen. Een 2-3-jarig kind initieert gesprekken met vreemden. Vanaf 4-5 jaar heeft het controle over de beurtwisseling. Op 4-5 jarige leeftijd kan een kind een contact beëindigen, zowel non-verbaal als verbaal. Ook kan het een nieuw onderwerp markeren. Er is nog wel een snelle topic verandering in de conversatie. Op de leeftijd van 4-5 jaar kan een kind een herhaling geven als iets niet duidelijk is. Het kind kan ook informatie toevoegen om onduidelijkheid op te helderen. Vanaf het 5e en 6e jaar kan een kind een gespreksonderwerp onderhouden. Vanaf 6-7 jarige leeftijd kan hij dit handhaven. Het kind kan dan bij verandering van het onderwerp gebruik maken van reïntroductie. De context Volgens Manders (1996) vormt het rekening houden met, het zich aanpassen aan en het trachten te beïnvloeden van de context het eigene van taalpragmatiek. Ook Roth en Spekman (1984) geven de context een centrale rol in hun model. De context beïnvloedt het type en de vorm van de getoonde communicatieve intenties, de informatie die gegeven moet worden en de wijze waarop de conversaties georganiseerd zijn. Dit wordt onder andere bepaald door: De kanalen die beschikbaar zijn voor wederzijdse communicatie (is de communicatie verbaal of non-verbaal, vindt deze plaats door de telefoon of is er sprake van één op één contact?). Omgevingsfactoren (spreekafstand, lawaai, sfeer, spel). De kenmerken van de gesprekspartners (bekenden, vreemden, leeftijd). Bij het onderzoeken van pragmatiek moeten we er dus altijd rekening mee houden dat de context het taalgebruik mede bepaalt. Overige parameters van pragmatiek Naast de variabelen in het model van Roth en Spekman, worden de volgende twee parameters soms ook tot pragmatiek gerekend: intra-persoonlijke functies en verhaalopbouw. Intra-persoonlijke functies/niet-gesocialiseerde spraak Naast de communicatieve functies die interpersoonlijk zijn, worden intra-persoonlijke functies of niet-gesocialiseerde spraak soms ook onder pragmatiek geschaard (Lahey 1988, Schaerlaekens en Gillis, 1987). Belangrijke intra-persoonlijke functies zijn volgens hen: taalspel (bedmonologen, rijmpjes, woordspelletjes), taalgebruik ten behoeve van het denken en taalgebruik ten behoeve van het reguleren van het eigen gedrag. Verhaalopbouw Het kunnen (na)vertellen van gebeurtenissen met behulp van verhaalopbouw wordt ook gezien als een pragmatische vaardigheid, waarbij uiteraard eveneens een beroep gedaan wordt op de semantiek en de syntaxis. De ontwikkeling in narratieve vaardigheden weerspiegelt eveneens de mogelijkheid om complex relationele vaardigheden en figuurlijk taalgebruik toe te kunnen passen. Wegener-Sleeswijk en van den Dungen (1994) definiëren verhaalopbouw als: De vaardigheid van een kind om meerdere zinnen na elkaar te gebruiken in een samenhangend geheel. Bij het vertellen van een verhaal zijn verschillende aspecten belangrijk. Zo moet de verteller weten welke elementen noodzakelijk zijn voor een goed verhaal en deze ook gebruiken. Tonnaer (1999) stelt dat kinderen de structuur van verhaalopbouw slechts kunnen leren door naar andere verhalen te luisteren. Wat bij het vertellen van een verhaal volgens haar steeds een rol speelt, is de manier waarop een kind zijn informatie aan de luisteraar brengt. Hierbij moet het kind de volgende pragmatische vaardigheden gaan beheersen: het kind moet een tijd lang aan het woord blijven, het moet de luisteraar geboeid houden, het moet de gebeurtenissen in de juiste volgorde vertellen, het moet voldoende informatie geven, het moet rekening houden met de luisteraar en met de linguïstische context en samenhang in het verhaal scheppen. In de logopedische praktijk komen we vaker tegen dat de pragmatische ontwikkeling van een kind niet normaal verloopt, bijvoorbeeld bij een kind met een specifieke taalstoornis (SLI) of een kind met een stoornis in het autistische spectrum (ASS). In het werk van Bishop (2000) wordt duidelijk dat de relatie tussen pragmatiek en de onderliggende stoornis van deze kinderen nog niet duidelijk is. Ook bij psychiatrisch gestoorde kinderen blijken vaak taalstoornissen voor te komen, onder andere stoornissen in verhaalopbouw (Blankenstijn en Scheper, 2003). Hoe kunnen we de pragmatiek van een kind nu observeren of onderzoeken? In de volgende twee paragrafen wordt ingegaan op bestaande en in ontwikkeling zijnde instrumenten voor dit doel. Diagnostiek van pragmatiek Bij het taalonderzoek van taalgestoorde kinderen werd het aspect taalgebruik tot op heden erg stiefmoederlijk behandeld (Manders, 1996). Hoewel de aandacht voor pragmatiek bij kinderen in de taalkunde toeneemt, zijn er op dit moment nog geen Nederlandstalige, gestandaardiseerde onderzoeksinstrumenten beschikbaar om pragmatiek te onderzoeken. Er zijn wel obser- 564 Logopedie en foniatrie nummer 5 2004

vatielijsten die het mogelijk maken om gerichter naar pragmatische vaardigheden te kijken. Deze zijn echter niet gestandaardiseerd of genormeerd. Zo ontwikkelden Van den Dungen en Verboog (1991) een drietal observatielijsten: één voor ouders van 1- tot 4-jarigen, één voor leerkrachten van 4- tot 8-jarigen en een observatielijst voor verhaalopbouw van kinderen vanaf 6 jaar. Ook het meer recente therapieprogramma Beginnende Communicatie (van den Dungen en den Boon, 2001), bedoeld voor kinderen met een taalniveau van 9-24 maanden, bevat twee observatielijsten waarin de ouders en de therapeut aangeven op welke wijze een kind een communicatieve functie uitdrukt. Daarnaast is er een screeningsformulier narratieve vaardigheden van Tonaer (1999). Dit is gebaseerd op het Narrative Assessment Worksheet van Lahey (1988). Met behulp van dit (nietgestandaardiseerde) formulier kan een verhaal op micro- en macroniveau geanalyseerd worden. Aan de hand van de resultaten kunnen interventiedoelen worden opgesteld. In bestaande taaltesten of spontane taalanalyses wordt pragmatiek soms meegenomen. Zo worden afwijkende uitingen in de kwalitatieve analyse van de STAP (van Ierland, 1980) opgespoord en verdeeld in ongrammaticaal, semantisch en pragmatisch afwijkend. Verder gaat de beoordeling op pragmatisch vlak echter niet. Het STAP-gesprek is, naast het vertellen van de Frog-story, ook gebruikt voor het beschrijven van de pragmatische ontwikkeling bij kinderen van 4-8 jaar (Roelofs, 1998). De hier gebruikte gedetailleerde methode hanteert een foutenanalyse waarbij uitingen worden geparafraseerd. Deze parafrases geven inzicht in conversatie vaardigheden en narratieve vaardigheden. De Interactie Analyse van Communicatieve Vaardigheden (IACV) van Van Balkom (1991) bevat naast een grammaticale analyse ook een pragmatiek analyse van de verbale en non-verbale handelingen van zowel ouder als kind. Op basis van een transcriptie van spontane spraak worden handelingen geclassificeerd en in thema s gegroepeerd. Het geheel van de bovengenoemde instrumenten overziend lijken deze met name geschikt voor drie doelen: ten eerste registratie voor, tijdens en na een behandeling, ten tweede om de beoordeling van pragmatiek tussen ouders, leerkracht of behandelaar van een kind te vergelijken en tot slot om behandeldoelen ter bevordering van taalgebruik op te kunnen stellen. Ze zijn nauwelijks geschikt om aan te tonen of een pragmatisch aspect afwijkend is, omdat ze niet genormeerd zijn. Pragmatiek-testen in ontwikkeling Nu de aandacht voor pragmatiek toeneemt worden er meerdere initiatieven genomen tot het ontwikkelen van gestandaardiseerde testen. Met behulp van informatie van de diverse betrokken auteurs wordt een aantal onderzoeksinstrumenten kort beschreven. 1. Alledaagse communicatievaardigheden van heel jonge kinderen (M. Cocquyt, I. Zink en H. Roeyers; Universiteit van Leuven / Hogeschool Gent.) In Vlaanderen is een screeningsinstrument in ontwikkeling, bestaande uit 3 vragenlijsten voor ouders met kinderen in de leeftijd van 6 tot 16 maanden; 16 tot 30 maanden en 30 maanden tot 5 jaar. Het instrument is gebaseerd op de Pragmatic Profile of Everyday Communication Skills in Children. Het gaat om een kwantitatieve en kwalitatieve analyse. Bij elke vraag die wordt gesteld, kunnen de ouders antwoorden met ja of nee. In de screening wordt gevraagd naar de volgende aspecten: communicatieve intenties, beantwoorden van communicatie, interactie en conversatievaardigheden en contextuele variaties. De onderzoeken naar validiteit, betrouwbaarheid en normering zijn volop aan de gang. In 2004 worden de normen verwacht. De lijsten worden op dit moment ook gebruikt voor onderzoek naar autisme, prematuriteit en schisis. 2. Het Communicatieve Intentie Onderzoek (CIO) (Sj. Van der Meulen, C. Slofstra-Bremer en H. Lutje-Spelberg) Dit instrument is bedoeld voor kinderen in de pre- en vroegverbale ontwikkelingsfase; normaal gesproken de periode van 1;0 tot 2;6 jaar. Bij kinderen met ontwikkelingsstoornissen kan het instrument ook bij (veel) oudere kinderen nog informatie geven over de ontwikkelingsaspecten. Het CIO bestaat uit twee speelgoedsets waarmee telkens vier verschillende speelsituaties gecreëerd kunnen worden, een observatieformulier, een handleiding en een theoretische verantwoording waarin de achtergrond van het instrument en de constructie worden beschreven. Het principe van het CIO is het kind uitlokken tot communicatie door middel van enerzijds uitlokkend materiaal (voor een situatie met de ouder) en anderzijds speelgoed dat niet goed functioneert of anderszins vragen oproept (voor de situatie met de testleider). In de afgelopen jaren zijn de betrouwbaarheid en de validiteit van het instrument onderzocht en deze zijn als goed te beoordelen. Het instrument slaagt er in kinderen te onderscheiden die een afwijkend verlopende communicatieontwikkeling doormaken. De huidige resultaten worden nu aangevuld zodat een genormeerd onderzoeksinstrument gevormd kan worden. 3. Renfrew Taalschalen; het Busverhaal (K. Jansonius en M. Roelofs) De Renfrew Language Scales (1969) zijn genormeerd voor Engelse kinderen uit lagere milieus (SES II en III) van 3;6 tot 8;6 jaar. Doel van de test is de kwaliteit van de informatie overdracht te onderzoeken, die door grammaticale problemen en door problemen in verhaalopbouw gedempt wordt. Naast de onderdelen Benoemen (Word Finding Vocabulary) en Actieplaten (Action Picture Test) is er een onderdeel dat de Verhaalopbouw test, namelijk de Busstory. Aan het kind wordt gevraagd een verhaal terug te vertellen. De Nederlandse aanpassing van het Busverhaal betreft onder andere een analyse van de plotstructuur, re- Logopedie en foniatrie nummer 5 2004 565

ferentie en argumentstructuur en is nog in ontwikkeling. Op dit moment wordt het Nederlandse Busverhaal in meerdere onderzoeken gebruikt en er zijn plannen om de Renfrew Taal Schalen te valideren en te normeren voor Nederlandstalige kinderen. 4. Nijmeegse Pragmatiektest voor kinderen van 4-7 jaar (M. Embrechts, A. Mugge en W. van Bon) Deze test is gebaseerd op het hierboven beschreven model van Roth en Spekman (1984) en bestaat uit 3 categorieën: Communicatieve Functies, Conversatievaardigheden (inclusief Presuppositie) en Verhaalopbouw. De test bestaat uit een schaalmodel van een huis met corresponderende situatieplaten, driedimensionaal materiaal, een logische reeks en plaatjes. Verder zijn er een handleiding en een scoringsinstructie (zie voor meer informatie: Embrechts, Mugge en van Lieshout, 1999). Door middel van uitloktaken wordt aan de hand van een verhaaltje bij een situatieplaat aan een kind gevraagd hoe te reageren in die situatie. Om naast de onderzoekssituatie informatie te krijgen over verbale pragmatische vaardigheden in alledaagse situaties, bevat de test twee aanvullende vragenlijsten, één voor ouders en één voor leerkrachten. Uit onderzoek met de test bij zich normaal ontwikkelende kinderen, kinderen met SLI (Specific Language Impairment) en kinderen met een stoornis in het autistisch spectrum komt naar voren dat de test iets anders meet dan andere taaltesten, dus voldoende valide lijkt te zijn. Daarbij blijkt dat de test discrimineert tussen kinderen met pathologie en zich normaal ontwikkelende kinderen, dat hij leeftijdseffecten laat zien en voldoende stabiliteit vertoont bij test-hertestonderzoek. Ook is de samenhang tussen de bijbehorende vragenlijsten en de test gering, deze vullen elkaar dus aan en vervangen elkaar niet. Op dit moment loopt het normeringsonderzoek van deze test bij 600 Nederlandse kinderen en een pilotstudie bij 90 Vlaamse kinderen. Verwacht wordt dat de test in 2005 op de markt komt. Opmerkingen Dit artikel is een bewerking van een voordracht die gehouden is op het symposium Taalontwikkelingsstoornissen op 9 mei 2003 en 6 februari 2004, georganiseerd door het PAOG-Heyendael in samenwerking met de afdelingen KNO, Neurologie en Medische Psychologie van het UMC St.Radboud te Nijmegen. Voor dit artikel is dankbaar gebruik gemaakt van de scriptie van T. de Koning (2002) en de literatuurverdieping van F.E. Zevenbergen (2003), beide geschreven in het kader van de opleiding Spraak- en Taalpathologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Samenvatting In dit artikel worden verschillende aspecten van pragmatiek bij kinderen beschreven. Allereerst komen de theoretische en klinische aspecten van pragmatiek aan bod. Hierbij wordt de normale ontwikkeling van pragmatiek bij kinderen in mijlpalen beschreven. En ten slotte worden verscheidene Nederlandstalige methodes voor diagnostiek en observatie van pragmatische vaardigheden van kinderen toegelicht, zowel bestaande als in ontwikkeling zijnde testen. Summary This article describes several aspects of pragmatics in children. First, the theoretical and clinical aspects of pragmatics and its normal development are presented. Next, several Dutch methods for diagnosing and observing pragmatic skills in children are presented, some existing and some in development. Keywords Pragmatiek Auteur Mevr. drs. M. Embrechts, spraak- en taalpathologe en logopedist, werkzaam op het Kinder Audiologisch Centrum van het UMC St.Radboud Nijmegen. Correspondentie m.embrechts@kno.umcn.nl Literatuur - Baker, A.E., C.J.K. Blankenstijn en M. Roelofs (1999). Taalontwikkeling: de pragmatische ontwikkeling. In: Handboek Stem-Spraak-Taalpathologie, afl 8, A7.4.1, 1-21 - Balkom, L.J.M. van. (1991). The communication of language impaired children. Lisse: Swets & Zeitlinger. - Bishop, D.V.M. (2000). Pragmatic language impairment: a correlate of SLI, a distinct subgroup, or part of the autistic continuum? In: Bishop D.V.M., L.B. Leonard (eds), Speech and Language impairments in children. UK: Psychology Press. - Blankenstijn, C en A. Scheper (2003). Language development in children with psychiatric impairment. Proefschrift UvA. Utrecht: LOT. - Dungen, L. van den, M. Verboog (1991). Kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Muiderberg: Coutinho. - Dungen, L. van den, N. den Boon (2001). Beginnende communicatie; therapieprogramma voor communicatieve functies in de preverbale en vroegverbale fase. Lisse: Swets en Zeitlinger. - Embrechts, M., A. Mugge, P. van Lieshout (1999). De ontwikkeling van een pragmatiektest. Logopedie en Foniatrie; 6; 148-153. - Gard, A., L.Gilman, J. Goreman. (1983). Speech and Language Development Chart 2nd edition. Pro-ed Inc. - Heevel, A.J., M.Groenhuis. (1987). Pragmatiek; iets nieuws? Logopedie en Foniatrie. 59; 2-9. 566 Logopedie en foniatrie nummer 5 2004

- Heuvel E. van den, H. van Waardenberg. (1996). Test van pragmatische vaardigheden; bij kinderen van vier tot zeven jaar. Scriptie Logopedie, Hogeschool Eindhoven. - Ierland, M. van. (1980). Tussen vier en acht: ontwikkelingen in taalgebruik, J.F. Matter (red). Toegepaste taalwetenschap in artikelen 7, Amsterdam, 85-101. - Koning, T. de. (2002). De Pragmatiektest; betrouwbaarheid en discriminatievermogen. Doctoraalscriptie Spraak- en Taalpathologie, KUN. - Lahey, M. (1988). Language disorders and language development. Macmillan Publishing Company, New York. - Levinson, S.C. (1983). Pragmatics. Cambridge University Press. - McTear, M.F., G. Conti-Ramsden. (1992). Pragmatic disability in children. Whurr, Londen. - Manders, E. (1996). Al doende spreekt men. Normale en afwijkende taalpragmatiek bij kinderen en volwassenen. Acco: Leuven/Amersfoort. - Ninio, A, C.E. Snow. (1996). Pragmatic development. Essays in developmental science. Westview Press, Boulder. - Renfrew, C. (1969; 4e editie 1997). The Renfrew Language Scales. Action Picture Test. Bus Story Test & Word Finding Vocabulary Test. Winslow. Bicester: Winslow. - Roelofs, M. (1998). Hoe bedoel je? De verwerving van pragmatische vaardigheden. Proefschrift UvA. Holland Academic Graphics, Den Haag. - Roeyers, H. (1992). Verhaalopbouw bij kinderen. Tijdschrift voor Logopedie en Audiologie 22; 60-67. - Roth, F.P., N.J. Spekman. (1984). Assessing the pragmatic abilities of children: Organizational framework and assessment parameters. Journal of Speech and Hearing Disorders, 49; 2-11. - Schaerlaekens, A.M., S. Gillis. (1987). De taalverwerving van het kind. 1987. Groningen: Wolters-Noordhoff. - Steerneman, P., C. Meesters, P. Muris. (2003). TOM-test. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. - Tonnaer, L.T.A. (1999). Narratieve vaardigheden bij kinderen. Logopedie en Foniatrie 7/8. 162-168. - Wegener-Sleeswijk B, L. van den Dungen. (1994). Pragmatiek: onderzoek en behandeling. VeBOSS conferentie, werkgroep Logopedie, 35/4; 76-84. - Wells, G. (1985). Language Development in the Preschool Years. Language at home and at school 2. Cambridge: Cambridge University Press. - Zevenbergen, F.E. (2003). De ontwikkeling van taalpragmatiek bij allochtone kinderen van vier tot zeven jaar. Verdieping Spraakstoornissen, doctoraalstudie Spraak- en Taalpathologie.