TRENDS IN HET VLAAMS TOPSPORTKLIMAAT EVALUATIE VOLGENS TOPSPORTERS, TRAINERS EN TOPSPORTCOÖRDINATOREN: 2-METING (2003-2007-2011)



Vergelijkbare documenten
Onderzoek naar het topsportklimaat in Vlaanderen

5/18/2011. Inhoud. Nationale sportfederaties. Bepalen van prestatiebepalende beleidsfactoren op sporttakspecifiek niveau, met atletiek als case study

4-meting Topsportklimaat Factsheet Investeringen, prestaties & waardering

Topsporttakkenlijst

1. Analyse van snelheid en paskarakteristieken bij Vlaamse elitesprinters in verschillende leeftijdscategorieën 21

Waarom is Nederland succesvol in topsport en Vlaanderen niet?

RAPPORTERING TOPSPORTFEDERATIES

Informatie aan de pers

Topsporter bij Defensie

Topsportactieplan Vlaanderen III ( ) Positief advies door de Stuurgroep Topsport op 23 november 2012

vergadering C18 zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media

Veerle De Bosscher, Maarten van Bottenburg. Wat maakt landen succesvol in topsportbeleid? Een internationale vergelijking in 15 landen

4-meting Topsportklimaat Factsheet Topsportfase

Evaluatie van de. De perceptie van de topsporters. in Vlaanderen

Continu beleidsondersteunend onderzoek

Opleidingen Reanimeren en defibrilleren voor sportclubs. Vragenlijst

VVG. GolfVlaanderen.be. slagkrachtig & doelgericht. VVG Junior Golf. Topsportschool

Ontwikkelingen in het topsportklimaat in Vlaanderen

TOPSPORTACTIEPLAN VLAANDEREN IV ( )

Topsportactieplan Vlaanderen IV ( )

Kwalificatielijst Topsporters HG en RUG, studiejaar 2016/2017 (versie maart 2016)

Meting september 2013

De rol van het Topsportplatform = klankbord voor KU Leuven en Stad Leuven op vlak van topsport:

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Sportdeelname volwassenen 2012

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en 87;

VR DOC.1276/1

Coach Profession Profile

Een exploratieve studie naar de prestatiebepalende factoren in het paardrijden: een benchmarkstudie tussen Vlaanderen en Nederland

Dag van de VTS-medewerker - Workshop 3 12 december 2009

Beleid Talentontwikkeling

Subsidiereglement voor ondersteuning van. internationale topsportevenementen

Topsportactieplan 2016 Hfdst. 8 Begeleiding en ondersteuning van de topsportfederaties

EEN VERGELIJKING VAN VLAAMS EN WAALS TOPSPORTBELEID MET 15 LANDEN (SPLISS)

Sportparticipatie en fysieke (in)activiteit van de Vlaamse bevolking: huidige situatie en seculaire trend ( )

EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING. Deel 1: politie. Management samenvatting

SIRE. Rapport. "Geef kinderen hun spel terug" Jonneke Heins. C0521b 29 oktober 2007

Rapportage. Trendonderzoek Interne Communicatie 2013 Resultaten online enquête

Evaluatie van Open Bedrijvendag

Klanttevredenheidsonderzoek dienstverlening gemeente Groningen op het gebied van sport

Subsidiereglement voor ondersteuning van. Wereldkampioenschappen, Europese kampioenschappen en kwalificatietornooien voor EK, WK of Olympische Spelen

kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013

1. Kan de minister een overzicht bezorgen van het aantal uitgereikte diploma s door de Vlaamse Trainersschool, per jaar sinds 2003 tot op heden?

Succes in Rio 2016 Resultaat van een succesvol topsportbeleid?

bloed, zweet en tranen

CRITERIALIJST VOOR SUBSIDIEAANVRAGEN VAN TOPSPORTEVENEMENTEN

VVG. GolfVlaanderen.be. slagkrachtig & doelgericht. VVG Junior Golf. Carrièrebegeleiding

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering. van het ontwerp van decreet

DOPINGBESTRIJDING IN VLAANDEREN: de plichten van de elitesporters binnen het nieuwe antidopingdecreet van 25 mei Brussel 30 november 2012

Integrale Kwaliteitszorg (IKZ) Inhoud Lijst met tabellen Deel 1: Syntheserapport... 7

Jaarplan Bobslee

Chief Executive Officer (CEO) - Belgian Deaf Sport Committee

Excerpt Gemeenteraad Rotterdam VITALE VERENIGINGEN 2017

Rapport klanttevredenheid 2013

De gegevens die worden gebruikt door de benchmark worden door de gemeente zelf aangeleverd. De burgerpeiling levert een deel van deze gegevens aan.

Selectiecriteria Tafeltennis. augustus 2017

De sportverenigingen die aan de volgende criteria voldoen hebben recht op een subsidie:

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

TOFSPORT LEUVEN TOELAGEN TOPSPORT VOOR TOPSPORTERS EN SPORTVERENIGINGEN. Gelet op het decreet van 28 januari 1974 betreffende het Cultuurpact;

PROVINCIAAL BLAD. Nr Nadere subsidieregels sport Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Samenvatting van de belangrijkste resultaten. Barometer Golf 1 Najaar 2018

Coach-scan: een feedback tool voor (beginnende) coaches. Tamara GoudenKansen.eu

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere

0-meting. Onderzoek in opdracht van het Vlaams Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media

Floriade Almere 2022 juli 2018

Een steekproef van personen is in januari 2006 door het Nederlandse Donateurspanel benaderd om mee te doen aan delweemaandelijkse monitor van

Subsidiereglement voor sportverenigingen van fysiek actieve sporten en sportieve vrijetijdsbesteding

Dossier regionale luchthavens. 0. Aanleiding:

Voorontwerp van decreet houdende de ondersteuning van bovenlokale sportinfrastructuur en topsportinfrastructuur

G-sp rt. Sport voor personen met een handicap: gewoon doen!

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Wat is Topsport Golf?

HOOFDSTUK 5 : IMPULSSUBSUDIE

Tabel 25.1b Percentage Leidenaren dat meer dan 12 x per jaar aan sport doet, in % van alle Leidenaren

STATUS QUESTIONIS VLAAMS SPORTBELEID ANNO 2010 :

Reglement verkiezing Sportman, Sportvrouw, Sportploeg, Paralympische Sporter en Coach van het jaar

Topsport & studeren....aan de UGent te combineren. Jolien D Hoore

Stagebegeleiders. Mensaert Charlotte Ugent, 3 de bachelor L.O. en bsw

Coach Information Supply

Van Rio tot Tokyo. Gent 17/12/16

Voorontwerp van decreet houdende de ondersteuning van bovenlokale sportinfrastructuur en topsportinfrastructuur

Topsportactieplan Vlaanderen II ( )

WKK-barometer december. Zwartzustersstraat 16, bus Leuven

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

WKK-barometer 2016 juni Zwartzustersstraat 16, bus Leuven

REGLEMENT Dd 7/3/2018

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Evaluatie Bewijs van Goede Dienst

Erkenningsrapport Maatwerken ANBO. 13 september 2012

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

Vlaamse Taekwondo Bond v.z.w. H. Van Veldekesingel 150/73 B-3500 Hasselt [M] +32 (0) [F] +32 (0)

7,2 JEUGDTHERMOMETER GGZ CENTRUM KINDEREN EN JEUGD. Jongeren vanaf 12 jaar Ouders / verzorgers Ouderbegeleiding

DE GROTE PESIOENENQUETE

KLANTENTEVREDENHEIDSONDERZOEK FACULTATIEVE OPDRACHT PRIORITEITENBELEID. Resultaten

IWT Klantentevredenheid 2011 Executive summary

Wie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013

SYMPOSIUM VVG TOPSPORTWERKING. Winge G&C.C. 11 maart 2017

WERKINGSVERSLAG INDIVIDUELE SPORTEN

Transcriptie:

TRENDS IN HET VLAAMS TOPSPORTKLIMAAT EVALUATIE VOLGENS TOPSPORTERS, TRAINERS EN TOPSPORTCOÖRDINATOREN: 2-METING (2003-2007-2011) Veerle De Bosscher en Stephanie De Croock

Colofon Trends in het Vlaams topsportklimaat Evaluatie volgens topsporters, trainers en topsportcoördinatoren: 2-meting (2003-2007-2011) Prof. Dr. Veerle De Bosscher & Drs. Stephanie De Croock Topsport draait rond de atleten. Zij dienen, samen met hun coaches en de federaties betrokken te worden bij de evaluatie van topsportbeleid De Vrije Universiteit Brussel dankt iedereen die heeft bijgedragen tot dit onderzoek: in de eerste plaats de topsporters, de toptrainers en de topsportcoördinatoren voor hun tijdsinvestering om deze uitgebreide vragenlijsten in te vullen! Ook dank aan het Bloso en de Nationale Loterij voor hun welwillende medewerking bij de dataverzameling. Tot slot, dank aan de minister van sport, dhr. Philippe Muyters en het departement cultuur, jeugd, sport en media voor de financiële steun en het geloof in de noodzaak van een continue evaluatie van het topsportklimaat. Copyright 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs. 2

Ter geleide Bedankt! Goed, beter, best! Is het motto dat schuilt achter de tweemeting van het Vlaams topsportklimaat. Na vier jaar in de voorbereiding voor Londen 2012, wordt in deze bijdrage het topsportbeleid geëvalueerd door topsporters, trainers en topsportcoördinatoren. Dit onderzoek beoogt kenbaar te maken wat er leeft bij de belangrijkste betrokkenen. We zijn ervan overtuigd dat hiermee de basis gelegd wordt voor een vernieuwd en beter topsportklimaat. Hun bijdrage is van primordiaal belang om de omstandigheden waarin topsport in Vlaanderen wordt beoefend, te kunnen verbeteren. Dank aan Bedankt topsporters, toptrainers en federaties! allen, die ondanks de drukke agenda s, gemiddeld 40 minuten de tijd hebben genomen om de lange vragenlijsten in te vullen! We hopen, samen met jullie, dat deze inspanning mag bijdragen tot een sterker beleid, betere ondersteuning en vooral want daar draait het om- tot betere prestaties! 2-meting van het topsportklimaat Deze weergave is een twee-meting van het topsportklimaat. Na de nulmeting in 2003 en de één-meting in 2007, laat deze studie toe de evoluties waar te nemen en te evalueren. Deze evaluatie zal elke vier jaar worden herhaald. Want stilstaan is achteruitgaan in topsport. Dat komt doordat de internationale concurrentie is toegenomen. Wereldwijd hebben landen steeds meer middelen geïnvesteerd in een strategie om topsportsucces te kunnen beïnvloeden. Desondanks blijft het succes in veel landen dalen. Ook België ging er niet op vooruit, ondanks toegenomen investeringen zowel in Vlaanderen als Wallonië. Topsport is een Topsportsucces wordt vooral bepaald door wat andere landen doen, en niet door een evaluatie van het beleid ten opzichte van het verleden markt die geregeerd wordt volgens de economische principes van vraag en aanbod: de prijs van het succes stijgt omdat de vraag groter is dan het aanbod. Topsportsucces hangt meer dan ooit, niet alleen af van wat we zelf beter doen ten opzichte van het verleden, maar nog meer, van wat andere landen doen. Dat maakt de rivaliteit nog groter! SPLISS: Vlaams topsportklimaat internationaal vergeleken in 15 laanden Tegelijk hebben vergelijkbare landen als Nieuw-Zeeland en Denemarken allen met een populatie kleiner dan België- zich weten handhaven in de top 30 van deze mondiale medaillewedloop. Zoals het in de economie frequent gebeurt, zullen ook Vlaanderen en Wallonië hier meedraaien in een benchmarkstudie van het topsportbeleid: beter worden door te leren van de concurrentie. Vlaanderen neemt, met de Vrije Universiteit Brussel aan het roer, de leiding in de coördinatie van wat de grootste internationale vergelijking in topsport ooit mag genoemd worden: Een benchmark van Vlaanderen ten SPLISS-II. Sports Policy factors Leading to International Sporting Success (SPLISS) opzichte van 15 andere landen: SPLISS is de titel van een internationale onderzoeksgroep topsport. 15 landen hebben meegewerkt aan dit zelfde onderzoek naar het topsportklimaat. Daarnaast werden met (2012-2013) gerichte vragen 126 kritieke succesfactoren geëvalueerd. De resultaten hiervan zullen begin 2013 beschikbaar zijn. Dankjewel partners! Dit onderzoek is mogelijk gemaakt dankzij de ondersteuning van het departement cultuur, jeugd, sport en media. Een bijzondere dank geven we graag aan de Vlaamse Minister van Sport, Philippe Muyters, die het mogelijk maakt om dankzij de toezegging van de middelen, gehoor te geven aan de mening van de belangrijkste stakeholders in topsport: topsporters, toptrainers en federaties, jullie hebben het voor het zeggen! Ook dank aan het Bloso en de Nationale Loterij, die op elk moment klaar stonden om de uitgebreide en noodzakelijke informatie aan te leveren. Dank voor het geloof in de noodzaak van een continue evaluatie van het topsportklimaat. Dankjewel 3

Inhoud Ter geleide...3 1. Samenvatting...6 2. Theoretisch kader...10 3. Methodologie...12 3.1. Respons...13 3.2. Profiel...14 3.2.1. Topsporters...14 3.2.2. Toptrainers...15 3.2.3. Topsportcoördinatoren (federaties)...15 4. Een vergelijking met 2003 en 2007: Is het topsportklimaat verbeterd?...16 5. Evaluatie van de negen pijlers...18 5.1. Objectieve evaluatie...18 5.2. Subjectieve evaluatie...19 6. Prioriteiten in het beleid: belangrijkste succesfactoren en maatregelen ter verbetering in het beleid...20 6.1. Belangrijkste succesbepalende factoren...20 6.2. Belangrijkste factoren ter verbetering in Vlaanderen...21 7. Prestaties (outputs)...23 8. De prijs van succes...25 9. Financiële ondersteuning van topsport (pijler 1)...27 9.1. Topsportinvesteringen...27 9.2. Verdeling van de middelen per categorie van de topsporttakkenlijst...28 10. Bestuur, organisatie en structuur van het topsportbeleid (pijler 2)...29 10.1. Informatieverstrekking en communicatie...29 10.2. Inspraak in het beleid...29 10.3. De federaties en hun raad van bestuur...30 10.3.1. Prioriteit in het topsportbeleid...30 10.3.2. Raad van bestuur...31 11. Sportparticipatie (pijler 3)...32 11.1. Leeftijd van initiatie...32 11.2. Duur van de topsportcarrière...33 12. Talentidentificatie en ontwikkeling (Pijler 4)...34 12.1. Talentidentificatie...34 12.2. De talentontwikkeling...34 12.2.1. Ondersteuning en begeleiding als aankomend talent...35 12.2.2. Topsport en studie...35 13. De topsportcarrière en na-carrière...36 13.1. Trainingsuren...36 13.2. Trainingsondersteuning...37 13.3. Individuele leefsituatie van de topsporter...37 4

13.3.1. Inkomsten uit topsport...37 13.3.2. Topsportuitgaven...38 13.4. Na de sportloopbaan...39 14. Trainingsfaciliteiten en infrastructuur (Pijler 6)...40 15. Opleidingen en voorzieningen voor toptrainers (Pijler 7)...42 15.1. Opleiding van trainers...42 15.2. De trainersopleiding en bijscholingen...42 15.3. Deskundigheid van de trainer...43 15.4. Individuele leefsituatie van een trainer...43 15.5. Trainingsuren van trainers...44 16. Nationale en internationale competitie (Pijler 8)...46 16.1. Nationale competities...46 16.2. Deelname aan internationale wedstrijden...46 16.3. De organisatie van internationale evenementen...47 17. Wetenschappelijk onderzoek (Pijler 9)...48 17.1. Onderzoek en verspreiding...48 18. Media-aandacht...50 19. Topsporter als rolmodel...51 20. Besluit...53 Referenties...56 Bijlage: Kritieke succesfactoren...57 De uitgebreide versie van deze studie is beschikbaar op www.vub.ac.be/sbma 5

1. Samenvatting Succes: Output 1. De internationale concurrentie neemt toe, in die mate dat topsportsucces afhangt van wat andere landen doen, meer nog dan van wat we zelf beter doen ten opzichte van het verleden 2. Topsport is een markt die geregeerd wordt volgens de economische principes van vraag en aanbod: de prijs van het succes stijgt omdat de vraag groter is dan het aanbod. Topsportklimaat 3. 209 topsporters, 144 trainers en 24 topsportcoördinatoren va federaties hebben meegewerkt aan een onderzoek naar het topsportklimaat; dit onderzoek is de twee-meting dat de trends meet ten opzichte van 2007 (1-meting) en 2003 (0-meting) 4. De pijlers die volgens de respondenten grootste invloed hebben op topsportsucces ook de pijlers zijn die in Vlaanderen het meest voor verbetering in aanmerking komen: de financiële steun, trainersvoorzieningen en -ontwikkelingen en de trainingsfaciliteiten 5. Het topsportklimaat in Vlaanderen is in 2001 verbeterd ten opzichte van 2007 en 2003; dat bevestigt 32% van de trainers en 71% van de topsportcoördinatoren (TSC) in de federaties; echter, 50% van de topsporters, 56% van de trainers en 38% van de TSC in de federaties vindt dit nog onvoldoende om te presteren op het hoogste internationale niveau Middelen: Inputs 6. PIJLER 1: FINANCIËLE ONDERSTEUNING VOOR TOPSPORT - ondanks de toegenomen investeringen blijven de middelen relatief laag in vergelijking met andere landen - de stijging is enkel afkomstig van de overheid - gerichte investeringen in een nationale topsportstrategie, vanuit private middelen, alsook vanuit de nationale loterij zijn minimaal in Vlaanderen Processen: throughputs 7. PIJLER 2: BESTUUR, ORGANISATIE EN STRUCTUUR VAN HET TOPSPORTBELEID - Communicatie: de federaties (op twee na), vinden dat zowel de informatie als de ondersteunende diensten vanuit het Bloso goed tot uitstekend verlopen; Topsporters en trainers zijn algemeen tevreden over de communicatie vanuit de club en federatie alsook vanuit het BOIC - Inspraak: meer dan 50% van de Topsporters en trainers vinden dat ze te weinig inspraak hebben in het beleid - De Raad van Bestuur: vormt voor veel topsportfederaties een probleem: Slechts 23,5% van de federaties geeft aan dat hun bestuur is samengesteld uit experten met een goede kennis inzake topsportbeleid en ontwikkeling 59% is het oneens dat in de raad van bestuur professionals zetelen met stemrecht; 52% is van mening dat de topsportwerking binnen hun federatie wel professioneel werkt maar de raad van bestuur niet 8. PIJLER 3: BREEDTESPORT - Een knelpunt: 65% van de topsportcoördinatoren is van mening dat de omvang van sportdeelname in hun sport een belangrijk knelpunt is; 9. PIJLER 4: TALENTIDENTIFICATIE EN ONTWIKKELING: TALENT CENTRAAL - Een topsportcarrière duurt steeds langer: de gemiddelde aanvangsleeftijd van topsporters is gedaald van 10,7 jaar in 2003 tot 9,0 jaar in 2011 - De rol van sportclubs: 40% van de topsporters kreeg pas op/na de leeftijd van 16 jaar als aankomend talent voor het eerst extra aandacht vanuit de federatie; dat betekent dat voordien de sportclubs een belangrijke rol spelen voor talentontwikkeling 6

7

- Voor 23% van de trainers en 30% van de topsporters kwam de federatie-ondersteuning als aankomend talent te laat - Diverse vormen van ondersteuning als talent worden goed beoordeeld (68% van de topsporters); begeleiding kan beter op vlak van loopbaanadvies en planning en carrièrebegeleiding - 83% van de topsporters uit de topsportschool oordeelt dat de ondersteuning voor topsport en studie goed is; bij topsporters die niet naar deze gespecialiseerde scholen gingen, vond slechts 47% dit voldoende - Knelpunten in talentontwikkeling: drie vierde is van oordeel dat er te weinig gespecialiseerde talentcoaches zijn aangesteld; en 57% (n= 13) vindt dat de doorstroom van talent naar topsporter beter moet verlopen. 10. PIJLER 5: DE CARRIERE EN NA-CARRIERE - Trainingsuren: de topsporter traint gemiddeld 20 uur/week; dit ligt hoger in Olympische disciplines, bij voltijdse topsporters en individuele-/duosporten, topsporters met een hoger niveau, top 8 EK/top 16 WK - De topsporters en trainers zijn globaal gezien tevreden over de ondersteunende diensten die ze genieten, op uitzondering van juridisch/financieel advies en mediatraining - 68% van de topsporters vindt het maandloon voldoende om op voltijdse basis te kunnen trainen - Na de loopbaan: 55% geeft aan niet goed geïnformeerd te zijn over ondersteuning na de sportloopbaan 11. PIJLER 6: TRAININGS- EN WEDSTRIJDFACILITEITEN - De evaluatie van kwaliteit en beschikbaarheid van trainingsfaciliteiten is zwak en kent een negatieve evolutie ten opzichte van 2003 en 2007. - 55% (n=105) van de topsporters heeft voltijds toegang tot een topsporttrainingscentrum. Bij topsporters met een (arbeids)contract en individuele topsporters ligt dit significant hoger (69%). - Slechts 43% van de topsportcoördinatoren geeft aan dat er voor zijn/haar sporttak een hoogwaardig topsporttrainingscentrum in Vlaanderen aanwezig is 12. PIJLER 7: NOOD AAN OPLEIDINGEN EN BIJSCHOLINGEN VOOR TOPTRAINERS - Volgens de helft van de trainers (50%) is zijn er onvoldoende opleidingsmogelijkheden voor toptrainers in Vlaanderen (op internationaal niveau) - 32% is van mening dat er te weinig mogelijkheden zijn om zich te ontwikkelen tot trainersexpert op het hoogste internationaal niveau Eén derde van de trainers geeft aan het afgelopen jaar geen bijscholing te hebben gevolgd Vijf topsportfederaties hebben de afgelopen 12 maand geen bijscholingen georganiseerd Slechts zeven federaties geven aan een systeem te hebben om kennis onder trainers door te geven - 55,9% van de trainers en 73,3% van de TSC vindt de job als toptrainer in Vlaanderen nog onvoldoende erkend 13. PIJLER 8: NATIONALE EN INTERNATIONALE COMPETITIE - Het niveau van nationale wedstrijden is te laag; de frequentie wordt goed bevonden. - 70% van de topsporters en 59% van de trainers vindt dat topsporters voldoende aan internationale competities kunnen deelnemen - drie vierden van de topsporters en trainers van mening dat er in België onvoldoende internationale evenementen worden georganiseerd 14. PIJLER 9: WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK - 56% van de trainers (n=54) doet regelmatig, minstens één keer per maand, beroep op wetenschappelijke kennis met betrekking tot zijn of haar trainingsactiviteiten - 12% van het Vlaams topsportbudget gaat naar wetenschappelijke ondersteuning - Minder dan één derde van de trainers (32%, n=29) is van mening dat er in België voldoende wetenschappelijk wordt gevoerd met betrekking tot hun sporttak. 8

9

2. Theoretisch kader Topsport wordt gekenmerkt door een intrinsiek streven naar steeds betere prestaties in vergelijking met vroegere en huidige concurrenten. Die ontwikkeling heeft de intrinsieke trend naar citius, altius, fortius krachtig versterkt (van Bottenburg, 2009). Ook wetenschappers dragen hiertoe bij, door te achterhalen wat de succesbepalende factoren in topsport zijn en hoe die beleidsmatig te beïnvloeden zijn. Dat gebeurt door theorieën vanuit de economische competitiviteit, performance management, benchmarking en beleidsconcurrentie toe te passen op de topsport. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van diverse theoretische perspectieven uit deze domeinen. In deze optiek werd Het SPLISS model (Sports Policy factors Leading to International Sporting Success) als vertrekbasis genomen voor de 2-meting van het topsportklimaat in Vlaanderen. In grote lijnen gaat dit model ervan uit dat het succes van een land in een sport wordt bepaald door een complex geheel van factoren op macro, meso- en microniveau. Daar kan het beleid tevens toe bijdragen. In het SPLISS model worden alle prestatiebepalende factoren uit het topsportbeleid gegroepeerd tot negen (later tien) prestatiebepalende dimensies, pijlers genoemd (De Bosscher et al., 2006). Figuur 1 toont een grafische weergave. Figuur 1: SPLISS-model: de prestatiebepalende pijlers van het topsportbeleid (aangepast uit De Bosscher, et al., 2006) Pijler 10: Omgeving van topsport: media & sponsoring Pijler 5: perfectie Na-carrière beter topsportklimaat Nationale sportfederaties Pijler 9: sportwetenschappelijke ondersteuning en innovatie Pijler 8 : (Inter)nationale competitie Pijler 7: voorzieningen en opleiding van coaches Pijler 6: trainingsfaciliteiten Atletische carrière Pijler 4: prestatie Talentontwikkeling Talent identificatie systeem Georganiseerde sport (clubs) Niet georganiseerde sportbeoefening en lichamelijke opvoeding op school Pijler 3: initiatie Participatie INPUT Het SPLISS model biedt een kader om de effectiviteit van topsport te evalueren, op drie niveaus: inputs, throughputs en outputs (Chelladurai, 2001). A. De outputs zijn de prestaties en doelen: werden de beoogde doelstellingen bereikt? In topsport gaat het om de actuele prestaties, uitgedrukt in bijvoorbeeld medailles, top acht plaatsen of andere prestaties tijdens internationale evenementen; B. De inputs zijn de middelen: welke middelen werden geïnvesteerd? (weergegeven in pijler 1) C. De throughputs zijn de processen: op welke wijze werden de middelen geïnvesteerd? (pijlers 2-10) 10

Door al deze niveaus te evalueren, krijgen we een multidimensionele benadering van de effectiviteit van topsport. De kracht van dit model is dat het klimaat wordt geëvalueerd door de belangrijkste stakeholders: de topsporters, toptrainers en de federaties. Dit is het doel van deze bijdrage. Om, met 10 pijlers en 126 kritieke succesfactoren andere woorden, na te gaan of het Vlaams topsportbeleid van de voorbije jaren voldoende effectief was, zullen we een kritische blik werpen op de inputs (middelen), de evalueren om de effectiviteit van topsport te processen (throughputs) en de prestaties (outputs) en bekijken we hoe de voornaamste stakeholders in topsport, in het bijzonder topsporters en trainers, dit beleid beoordelen voor elk van de negen prestatiebepalende pijlers. Figuur 2: de effectiviteit van topsportbeleid: volgens een multidimensionele benadering INPUT (middelen) Pijller 1: financiële middelen voor topsport THROUGHPUT (processen) Pijlers 2-10 Verbeterd topsportklimaat Feedback van stakeholders: onderzoek naar het topsportklimaat OUTPUT (doelen) Prestaties - absoluut - relatief effecten (outcomes) Nationale trots; internationaal prestige; goed gevoel; publieke interesse in sport; populariteit van de sporttak, Voor elke pijler zijn kritieke succesfactoren ontwikkeld: factoren die kritiek zijn in de evaluatie van het topsportbeleid. Deze 126 gemeten kritieke succesfactoren bevinden zich in de bijlage. In 2011 hebben, naast Vlaanderen en Wallonië, 14 andere landen eveneens dezelfde informatie verzameld. Dit is de grootste internationale vergelijking in topsport ooit. Eind 2013 worden de resultaten verwacht. Tot slot geeft dit model ook aan dat het niet eindigt bij resultaten maar dat topsportbeleid moet bekeken worden vanuit de effecten die een topsportklimaat en resultaten op lange termijn teweegbrengen. Dit zijn de outcomes. Hieraan werd in de literatuur nog maar weinig aandacht gegeven. Er zijn geen wetenschappelijke studies Is het belangrijk dat Vlaamse topsporters goed presteren? In een Nederlands bevolkingsonderzoek bleek dat meer dan 80% van de Nederlanders trots is op hun land belangrijk? Waarom investeren over de vraag: waarom is topsport vanwege de sportprestaties (Van Bottenburg, 2008). Dit is hoger dan andere redenen overheden in topsport? van nationale trots. Topsport trekt media aan, brengt hierdoor een sporttak onder de aandacht van de bevolking en van sponsors, leidt mogelijk tot een hogere vereenzelviging van de jeugd met topsport; dit komt onrechtstreeks de breedtesport ten goede. Echter, de vraag tot welke effecten topsportprestaties leiden misschien wel de meest essentiële vraag-, is vanuit wetenschappelijk onderzoek op dit moment nog niet te beantwoorden. Klaarblijkelijk wordt topsport gezien als intrinsiek belangrijk, waardoor het belang niet eens in vraag wordt gesteld (Coalter, 2007). Dit belang wordt door overheden wereldwijd geclaimd als een rechtvaardiging voor de veelal hoge investeringen zonder een antwoord te kunnen vormen op de vraag: (waarom) is topsport belangrijk? 11

3. Methodologie Topsportklimaat Een evaluatie van de sportorganisatorische omgeving en de omstandigheden waarin coaches en atleten kunnen ontwikkelen en prestaties kunnen leveren (Maarten van Bottenburg, 2000). In dit onderzoek werden topsporters, trainers en topsportcoördinatoren/ sporttechnische coördinatoren van de erkende topsportfederaties aangeschreven overeenkomstig het decreet op de sportfederaties van 13 juli 2001 (met uitzondering van gehandicaptensport). Dit gaat om 26 sporttakken. A. Topsporter De topsporters werden geselecteerd aan de hand van volgende criteria: - Alle topsporters die in de laatste twee jaar top 8 op Europees niveau of top 16 op wereldniveau hebben gepresteerd in een seniorcompetitie en in een sporttak uit de Vlaamse topsporttakkenlijst 2011 (categorieën I,II,III,IV); - Topsporters in een sporttak uit de Vlaamse topsporttakkenlijst 2011 (categorieën I,II,III,IV) die via een arbeidscontract ondersteund worden door het Vlaamse beleid, Bloso en Defensie Topsport en die uitkomen in seniorcompetities; Aanvullende criteria in opdracht van het Vlaamse beleid, die eveneens werden opgenomen: - Elitesporters in een sporttak uit de Vlaamse topsporttakkenlijst 2011 (cat. I,II,III,IV) die door Bloso erkend worden; - Voor teamsporten, topsporters van de nationale ploegen met Vlaamse nationaliteit en dit uit sporttakken uit de Vlaamse topsporttakkenlijst 2011 (cat. I,II,III,IV).Deze topsporters dienen bovendien in Vlaanderen te trainen, om een oordeel over het Vlaams klimaat te kunnen geven. Overeenkomstig deze criteria werden de vragenlijsten verspreid onder 397 topsporters. Hiervan komen er 296 uit Olympische disciplines en 101 uit niet-olympische disciplines. Deze laatste worden niet in de internationale vergelijking (SPLISS-II) opgenomen. 102 topsporters komen uit ploegsporten. B. Trainer/coach Onder trainers wordt in dit onderzoek verstaan: de persoonlijke trainer/coach van de topsporters die voldoen aan bovenvermelde criteria. Deze trainer/coach moet wel werkzaam zijn in Vlaanderen of bekend zijn met het Vlaamse topsportbeleid. Verder werden ook de trainers uit de Pool van Toptrainers als de trainers werkzaam in een topsportschool opgenomen. 171 trainers kregen de vragenlijst toegestuurd. C. Topsportcoördinator of sporttechnisch coördinator van de federatie De topsportcoördinator of sporttechnisch coördinator is de persoon binnen de federatie die verantwoordelijk is voor topsport. Voor elke sporttak werd één vragenlijst verspreid, die mogelijks door meerdere personen wordt ingevuld. 24 federaties (van de 26) stuurden de vragenlijst terug. 12

Respons: 209 topsporters, 144 toptrainers, en 24 topsportcoördinatoren 3.1. Respons In totaal werden 594 vragenlijsten verstuurd en 353 ontvangen. Daarvan zijn 209 van topsporters (52%), 144 van trainers (84%) en 24 (92%) van topsportcoördinatoren. Bij de trainers zijn deze uit de topsportscholen, in het kader van talentontwikkeling, mee opgenomen. De responsgroep vormt in diverse opzichten (geslacht, Olympische, niet-olympische, individuele- en ploegsporten, sporttakken) een goede afspiegeling van de totale groep. Wanneer we deze cijfers met de responsgraad van 2003 en 2007 vergelijken zien we dat de respons van 2011 beduidend hoger ligt dan deze van de enquête in 2003 en 2007 (zie onderstaande tabel). Dat heeft enerzijds te maken met een verhoogd bewustzijn in Vlaanderen van het belang van deze evaluatie en anderzijds met de veelvuldige telefonische contacten. Tabel 1: vergelijking responsgraad 2003-2007-2011 2003 2007 2011 Verstuurd Ontvangen Verstuurd Ontvangen Verstuurd Ontvangen Totaal trainers n=235 n=119 (51%) n=212 n=78 (37%) n=171 n=144 (84%) Totaal topsporters n=325 n=140 (43%) n=423 n=167 (39%) n=397 n=209 (52%) totaal topsportcoördinatoren n=26 n=26 (100%) Niet bevraagd n=26 n=24 (92%) 13

3.2. Profiel 3.2.1. Topsporters De populatie topsporters bestaat voor 56% uit mannen. 46% is tussen de 21 en 25 jaar oud. 33% is ouder. Tevens komt iets meer dan een derde uit ploegsporten en is 25% van de bevraagde topsporters niet Olympisch. 32% van de topsporters geeft aan voltijds topsporter te zijn terwijl 41% dit combineert met studie en 20% met werk. In vergelijking met 2003 en 2007 is het aantal voltijdse topsporters gedaald terwijl het aantal studenten is gestegen. Binnen de populatie wordt in dit onderzoek een onderscheid gemaakt tussen topsporters die al dan 32% is voltijds topsporter; 62% heeft een arbeidscontract; 61% combineert topsport met studie of werk niet via een (arbeids)contract door een programma ondersteund worden. Het gaat om topsporters met een tewerkstellingscontract via Bloso, Topsport Vlaanderen of Topsport Defensie alsook topsporters met een Topsportstudentencontract bij Bloso. In de populatie onderscheiden we 62 topsporters (30%) met een dergelijk (arbeids)contract. Wat het niveau betreft, geeft 42% (n=68) uit een Olympische discipline aan als senior topsporter ooit tot de top 8 van Europa behoord te hebben of top 16 van de wereld. 40% (n=65) behaalde geen internationaal topniveau (genoteerd als nationaal ). Bij de niet Olympische disciplines ligt het niveau hoger waarbij 75% (n=36) ooit als senior tot de top 8 van Europa behoorde (zie figuur 3). 60,0% 50,0% 52,1% Figuur 3: hoogste niveau dat een de topsporter ooit heeft behaald als senior atleet (n=162 OS/n=48 niet OS) 40,0% 40,1% 30,0% 20,0% 16,7% 17,9% 17,9% 10,0% 5,6% 7,4% 11,1% 6,3% 10,4% 0,0% 1,5% 0,0% top 3 in de wereld top 8 in de wereld top 16 in de wereld top 8 in Europa nationaal niveau geen van beiden Hoogste niveau ooit behaald OS disciplines (%) Hoogste niveau ooit behaald Niet OS disciplines (%) 14

3.2.2. Toptrainers Bij de trainers valt vooral op dat deze populatie uit slechts 10% vrouwen bestaat. Van de totale populatie is meer dan 80% ouder dan 30 jaar. Ook hier kan geconcludeerd worden dat de responsgroep op vlak van geslacht, Olympische- en niet Olympische sporten, een goede afspiegeling is van de totale groep toptrainers in Vlaanderen. 51% (n=73) van de trainers is voltijds met topsport bezig. Dit is 20% meer dan in 2003 en 10% meer dan in 2007. De door het Bloso opgerichte Pool van Toptrainers sinds 2005 is hier deels een verklaring voor. Wat het niveau betreft, geeft net iets minder dan de helft (46%) van de trainers aan ooit training gegeven te hebben aan topsporters die behoren tot de top 8 van Europa. 35% behoort tot het nationaal niveau, waarmee bedoeld wordt, topsporters die meestal wel hebben deelgenomen aan internationale competities, maar die noch de top acht van Europa, noch de top 16 in de wereld hebben behaald. Figuur 4: hoogste niveau van de topsporters die de trainers begeleid hebben (N=143) Slechts 10% van de toptrainers is vrouwelijk; 51% is voltijds toptrainer 40,0% 35,0% 35,4% 30,0% 25,0% 20,0% 18,8% 15,0% 16,0% 10,0% 11,1% 9,7% 9,0% 5,0% 0,0% top 3 in de wereld top 8 in de wereld top 16 in de wereld top 8 in Europa nationaal niveau geen van beiden 3.2.3. Topsportcoördinatoren (federaties) Op de topsportcoördinatoren van de Vlaamse Handbalvereniging en de Vlaamse Yachting Federatie na, vulden alle andere topsportcoördinatoren/technisch directeur van de topsporttakkenlijst (cat. I,II,III,IV) 2009-2012 de vragenlijst in. Ook werd een vragenlijst ingevuld vanuit de Vlaamse golffederatie en dit met het oogpunt dat golf Olympisch is geworden en reeds een topsportschool heeft. 15

4. Een vergelijking met 2003 en 2007: Is het topsportklimaat verbeterd? De laatste jaren zijn er heel wat initiatieven genomen om het topsportbeleid in Vlaanderen meer aandacht te geven. Naast een forse stijging van het topsportbudget, zijn er verschillende projecten gelanceerd of bijgestuurd zodoende de concurrentiepositie van Vlaanderen te versterken. Dit is ook nodig daar de internationale concurrentie is toegenomen. Wereldwijd hebben landen steeds meer middelen geïnvesteerd in een strategie om topsportsucces te kunnen beïnvloeden. Topsportsucces hangt meer dan ooit, niet alleen af van wat we zelf beter doen ten opzichte van het verleden, maar nog meer, van wat andere landen doen. Dat maakt de rivaliteit nog groter! De mening of de huidige toestand van het topsportklimaat voldoende is om te presteren op het hoogste internationale niveau is onder de topsportcoördinatoren verdeeld. 24% acht dit wel het geval terwijl dit voor 33% als onvoldoende wordt beschouwd. De topsporters en trainers zijn kritischer waarbij respectievelijk slechts 15% en 8% aangeeft dit voldoende tot goed te vinden. 33% van de topsportcoördinatoren vindt het klimaat nog onvoldoende om internationaal te presteren 60,0% 56,2% 50,0% 40,0% 33,0% 36,0% 50,2% 38,1% 38,1% Figuur 5: Beoordeling betreffende de huidige toestand van het topsportklimaat in Vlaanderen om te presteren op het hoogste internationale niveau 30,0% 23,8% 20,0% 15,1% 10,0% 7,8% 0,0% voldoende- goed Redelijk (sterk) onvoldoende geen idee topsporters trainers coördinatoren 1,7% Toch is er voor een groot deel van de topsportactoren een vooruitgang merkbaar. De meerderheid van de topsportcoördinatoren (71%) geeft aan dat het topsportklimaat is verbeterd ten opzichte van 2007. Voor 33% van de trainers is het verbeterd terwijl 43% oordeelt dat het gelijk is gebleven. Aan topsporters werd deze vraag niet gesteld. Voorts vindt slechts 33% van de topsportcoördinatoren dat de huidige internationale concurrentiepositie van Vlaanderen is verbeterd. 60,0% 56,2% Er is een vooruitgang merkbaar: voor 71% van de TSC en 33% van de trainers is het klimaat verbeterd tov 2007 50,0% 40,0% 36,0% 50,2% 38,1% 38,1% Figuur 6: Evolutie van het Vlaamse topsportklimaat t.o.v. 2007 33,0% 30,0% 23,8% 20,0% 15,1% 10,0% 7,8% 0,0% voldoende- goed Redelijk (sterk) onvoldoende geen idee topsporters trainers coördinatoren 1,7% 16

17

5. Evaluatie van de negen pijlers Bij wijze van overzicht werden alle objectieve en subjectieve antwoorden uit de klimaatenquêtes gescoord per pijler en vergeleken ten opzichte van 2003 en 2007. Daarbij wordt een overzicht gemaakt tussen objectieve en subjectieve gegevens. Het eerste betreft de activiteiten of services die een topsporter/trainer effectief kreeg. Het tweede betreft de subjectieve evaluatie van deze activiteiten en services. Onderstaande radargrafieken geven hiervan een overzicht. 5.1. Objectieve evaluatie Op basis van de objectieve data kan worden vastgesteld dat de pijlers in de 2-meting (2011) relatief goed scoren met talentidentificatie en -ontwikkeling (pijler 4) als laagste score (59%). Enkel op vlak van trainingsfaciliteiten/accommodatie zien we een, opmerkelijke achteruitgang. In 2003 behaalde Vlaanderen nog 4 onvoldoende scores op pijlers, in 2011 geen enkele Figuur 7: overzicht van de objectieve scores per pijler 2. beleid 100,0% 80,0% 9. wetenschap 60,0% 4. talent 40,0% 20,0% 0,0% 8. competitie 5. atleten 7. coaches 6. faciliteiten FLA 2003 FLA 2007 FLA 2011 In onderstaande tabel worden de objectieve data per pijler weergegeven aan de hand van traffic lights. Groen staat voor een goede evaluatie, rood voor een pijler die slecht ontwikkeld is. Op deze wijze wordt een duidelijk beeld geschetst over de huidige toestand (2011) vergeleken met 2003 en 2007. Wat vooral opvalt, is de opmerkelijke vooruitgang ten opzichte van 2003, waar Vlaanderen nog vier onvoldoendes haalde, tegenover geen enkele in 2011. Pijlers die nog het meest voor verbetering vatbaar zijn (met gemiddelde) zijn vier (talent), vijf (topsporter) en zeven (trainer). Tabel 2: overzicht van de traffic lights per pijler voor de objectieve data Pijler 2003 2007 2011 Bestuur, organisatie en structuur (P2) Talentidentificatie en ontwikkeling (P4) Atletische carrière (P5) Trainingsfaciliteiten en infrastructuur (P6) Opleiding en voorzieningen voor trainers (P7) Nationale en internationale competitie (P8) Wetenschappelijk onderzoek (P9) -- - +/- + ++ Legenda 18

5.2. Subjectieve evaluatie In de klimaatenquêtes werd ook gepolst naar de subjectieve mening van de topsportactoren. Bijvoorbeeld, eerder dan te vragen welke vormen van informatie de respondenten hebben gekregen in het laatste jaar, wordt ook gepolst of ze deze informatie en communicatie ook voldoende vinden. De subjectieve antwoorden werden gescoord op basis van de nettoscores. Dat betekent dat alle negatieve antwoorden (- en --) worden afgetrokken van alle positieve antwoorden (+ en ++). De score ligt dan maximaal tussen -10 (iedereen antwoordt negatief) en + 10 (iedereen antwoord posities). Hier zijn de laagste scores terug te vinden voor wetenschappelijk onderzoek (40%) en trainingsfaciliteiten (42%). In tegenstelling tot de objectieve data zijn er voor vier pijlers, namelijk beleid, atletische carrière, trainersopleiding en ontwikkeling en trainingsfaciliteiten een achteruitgang merkbaar ten opzichte van 2003 en/of 2007. Dit valt ondanks de toegenomen beleidsinvesteringen, vermoedelijk te verklaren door de concurrentie die ook niet blijft stilstaan. Figuur 8: overzicht van de objectieve scores per pijler 2. beleid 100,0% 9. wetenschap 80,0% 60,0% 40,0% 20,0% 4. talent 8. (b) competitie 0,0% 5. atleten 8. (a) organisatie evenementen 6. faciliteiten 7. coaches FLA 2003 FLA 2007 FLA 2011 Onderstaande tabel geeft de subjectieve data weer per pijlers aan de hand van traffic lights. In vier pijlers behaalt Vlaanderen een onvoldoende: 2 (beleid), 6 (infrastructuur), 8 (evenementen) en 9 (onderzoek). Tabel 3: overzicht van de traffic lights per pijler voor de subjectieve data Pijler 2003 2007 2011 Bestuur, organisatie en structuur (P2) Talentidentificatie en ontwikkeling (P4) Atletische carrière (P5) Trainingsfaciliteiten en infrastructuur (P6) Opleiding en voorzieningen voor trainers (P7) Organisatie van evenementen (P8) nationale en internationale competitie (P8) Wetenschappelijk onderzoek (P9) -- - +/- + ++ Legenda 19

6. Prioriteiten in het beleid: belangrijkste succesfactoren en maatregelen ter verbetering in het beleid 6.1. Belangrijkste succesbepalende factoren Om een beeld te vormen van de belangrijkste succesbeïnvloedende factoren werd aan de topsportactoren de vraag gesteld om de negen prestatiebepalende beleidspijlers aangevuld met topsportcultuur te ordenen naargelang de grootste invloed op het internationaal topsportsucces in Vlaanderen/België. Dat de gemiddelde percentages van de verschillende pijlers dicht bij elkaar liggen, wijst op het belang van elke pijler. Het beleid dient er dan ook over te waken dat elke pijler de nodige aandacht krijgt. Toch zijn volgens de topsportactoren de financiële middelen (pijler 1), gevolgd door trainingsfaciliteiten (pijler 6) en voorzieningen en opleidingen voor trainers (pijler 7) de pijlers met de grootste invloed op internationaal topsportsucces. Elke pijler is belangrijk. Financiële middelen, trainingsfaciliteiten en voorzieningen en opleidingen voor trainers worden aanzien als de pijlers met de grootste invloed op internationaal succes Pijler 1: financiële steun voor sport en topsport; 13,6% Pijler 9: wetenschappelijke onderzoek en innovatie; 7,0% Pijler 5: atletische carrière en post- carrière; 7,0% Figuur 9: De factoren met de belangrijkste invloed op internationaal topsportsucces (gemiddelde van de topsporters, trainers en topsportcoördinatoren) Pijler 6: trainingsfaciliteiten; 11,8% Pijler 7: voorzieningen en opleidingen van trainers; 11,8% Topsportcultuur; 8,0% Pijler 8: (inter)nationale competitie; 9,4% Pijler 2: structuur, organisatie en besturen van sportbeleid; 10,9% Pijler 4: opsporing en ontwikkeling van talent; 10,4% Pijler 3: sportparticipatie; 10,1% 20

Interessant om weten is ook of de verschillende stakeholders (topsporters, trainers, topsportcoördinatoren) dezelfde kijk hebben op de factoren die volgens hen de meeste invloed hebben op internationaal succes. Ondanks dat de financiële pijler door de drie groepen als de belangrijkste pijler wordt aanzien, wordt deze belangrijker geacht door de topsportcoördinatoren. Voor trainers en topsporters zijn het dan weer de trainingsfaciliteiten en trainersvoorzieningen die, naast de financiële steun, het meest invloed hebben, terwijl de topsportcoördinatoren dan weer meer invloed toewijzen aan de structuur en organisatie van het beleid en de opsporing en ontwikkeling van talent. Opvallend is tevens dat twee pijlers het minst als belangrijk worden gezien: de ondersteuning van de topsportcarrière en het wetenschappelijk onderzoek. Daar in 2007 enkel werd gevraagd om de drie belangrijkste pijlers weer te geven, kijken we ook in deze 2-meting naar de pijlers die het meest in de top drie werden geplaatst om een vergelijking mogelijk te maken. Hieruit kunnen we stellen dat algemeen gezien de topsporters en trainers zowel in de 1- als in de 2-meting ongeveer dezelfde factoren als succesbepalend beschouwen. Een belangrijk verschil is op te merken bij de trainers waar in de 2-meting de trainingsfaciliteiten veel hoger worden ingeschat dan bij de 1-meting. De grootste verschillen tussen de 1- en 2-meting zijn gearceerd in onderstaande tabel. Tabel 4: vergelijking van de belangrijkste succesbepalende factor van een land volgens topsporters en trainers Topsporters Trainers 2011 2007 2011 2007 Pijler 1: financiële steun voor sport en topsport 1 1 1 1 Pijler 7: trainersvoorzieningen- en ontwikkelingen 3 2 3 2 Pijler 6: trainingsfaciliteiten 2 3 2 6 Pijler 3: Sportbeoefening 7 8 6 8 Pijler 8: nationale en internationale competitie 6 7 8 7 Pijler 4: Opsporing en ontwikkeling in talent 4 4 7 3 Pijler 2: Structuur en organisatie van sportbeleid 4 5 5 4 Pijler 5: Steun tijdens en na de loopbaan 7 10 10 10 Topsportcultuur 9 6 4 5 Pijler 9: Wetenschappelijke ondersteuning voor topsport 10 9 9 9 Deze percepties hangen deels samen met de situatie van het topsportbeleid. 6.2. Belangrijkste factoren ter verbetering in Vlaanderen Daar de financiële middelen voor topsport in Vlaanderen beperkt zijn, dient de overheid in haar beleid de nodige prioriteiten te stellen. Hierbij zullen de beleidsmakers dienen rekening te houden met de factoren die het meeste invloed hebben op internationaal succes maar tegelijk ook met de factoren die in Vlaanderen het meest voor verbetering vatbaar zijn. Met deze stelling in het achterhoofd werd via de enquêtes de vraag gesteld de negen prestatiebepalende factoren aangevuld met topsportcultuur te ordenen naargelang de nood aan verbetering in Vlaanderen. Onderstaande taartgrafiek geeft een overzicht van het gemiddelde van topsporters, trainers en topsportcoördinatoren. 21

Pijler 1: financiële steun voor sport en topsport; 13,8% Pijler 5: Steun tijdens en na de loopbaan; 6,8% Pijler 9: Wetenschappelijke ondersteuning voor topsport; 7,4% Figuur 10: De factoren die volgens de topsporters, trainers en topsportcoördinatoren het meest voor verbetering in aanmerking komen Pijler 7: trainersvoorzieningen- en ontwikkelingen; 12,3% Pijler 6: trainingsfaciliteiten; 11,9% Pijler 2: Structuur en organisatie van sportbeleid; 10,4% Topsportcultuur; 10,4% Pijler 8: nationale en internationale competitie; 7,7% Pijler 4: Opsporing en ontwikkeling in talent; 9,1% Pijler 3: Sportbeoefening; 10,2% Een interessante vaststelling is dat net deze pijlers die volgens de respondenten grootste invloed hebben op topsportsucces ook de pijlers zijn die in Vlaanderen het meest voor verbetering in aanmerking komen: de financiële steun, trainersvoorzieningen en -ontwikkelingen en de trainingsfaciliteiten. Wil Vlaanderen internationaal blijven mee spelen, dan zal het beleid hierin moeten investeren. De mening van de topsporters, trainers en topsportcoördinatoren is gelijkaardig voor de pijlers die het meest nood hebben aan verbetering. Het grootste verschil is terug te vinden op vlak van steun tijdens en na de topsportcarrière, (inter)nationale competitie die positiever worden ingeschat door de topsportcoördinatoren. 22

7. Prestaties (outputs)pijlers Een doelstelling van het Vlaams topsportbeleid is om tijdens (komende) Olympische Spelen meer medailles te behalen. In termen van efficiëntie is het dan ook interessant om te peilen in hoeverre deze investeringen de beoogde return opleveren voor de Vlaamse beleidsmakers. Eén van de manieren om de return on investment te meten is het aantal medailles tijdens Olympische Spelen. Dit geeft echter een beperkt beeld van het succes van landen of voor het meten van beleidsinspanningen. In dit onderzoek werd de prestatiemeting uitgebreid naar de eerst acht plaatsen van meerdere evenementen. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de Belgische topsportindex ( De Knop et al., 2007). De BTI brengt de resultaten in kaart die de Belgische topsporters sinds 1992 tijdens de Olympische Spelen, wereldkampioenschappen en Europese kampioenschappen behaalden, waarbij punten worden toegekend aan de eerste acht plaatsen van Olympische sporttakken en Olympische disciplines die door Bloso en Adeps als topsporttak erkend worden. Per sporttak worden punten berekend, gewogen naargelang de behaalde prestatie (voor de eerste acht plaatsen, respectievelijk 10-8-6-5-4-3-2-1 punten) en naargelang het evenement (6 punten voor Olympische Spelen, 4 punten voor wereldkampioenschappen en 2 punten voor een Europees kampioenschap). Vervolgens worden de behaalde punten in de verschillende sporttakken gewogen en bij elkaar opgeteld, waarbij de gebruikte wegingsfactor afhankelijk is van de grootte van de sport. Zo is men in staat per sporttak een totale indexwaarde te berekenen. Sinds 2005 is het ook mogelijk om in de Belgische topsportindex een onderscheid te maken tussen Vlaamse en Waalse indexpunten. Figuur 11 geeft de totale score (som van alle sporttakken) van de Belgische en Vlaamse Topsportindex weer in vergelijking met het voortschrijdend gemiddelde (van de BTI ) van vier jaar 1. Enkel de Olympische zomersporten op de topsporttakkenlijst (2009-2012), met uitzondering van de gehandicaptensport, zijn opgenomen in onderstaande grafiek. Deze werd geüpdatet tot 2010. 600 Figuur 11: De totale score op de Belgische topsportindex (BTI) en Vlaamse topsportindex (VTI) voor alle sporttakken voor 1996-2010 (De Bosscher, Truyens, 2010) 500 501 485 485 487 512 487 400 300 449 463 427 292 314 297 239 272 363 340 304 262 200 211 237 100 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 BTI VTI 23

De hoogste indexwaarde die België ooit behaalde, was in 1997. De meerderheid van de punten (267) ging toen naar judo. Sindsdien daalde de marktwaarde van de Belgische Topsportindex gestaag met een dieptepunt in het Olympische jaar 2004. Dit ondermeer door de mindere prestaties in judo. In 2006 komt de BTI op 512 punten. Een absoluut dieptepunt werd opnieuw behaald in het Olympisch jaar 2008 (239). Gedurende de laatste zes jaar is gemiddeld 73% van de Belgische indexpunten afkomstig van Vlaamse topsporters waarbij er de laatste drie jaren een positieve evolutie merkbaar is (zie VTI 2 ). De onderstaande figuren geven een overzicht van het aandeel van de sporttakken in de BTI en VTI per Olympiade (2005-2008) waarbij rekening houden wordt met de grootte van de sporttak (weging van de sporttak). De verhoudingen tussen een gewogen en een niet gewogen BTI/VTI blijken grotendeels overeen te stemmen. In de BTI wegen tennis, paardensport, judo en atletiek het meest door. In de VTI valt tennis terug en is het voornamelijk paardensport, judo, atletiek en wielrennen die de meeste indexpunten verzamelen. Opmerkelijk is dat een ploegsport nauwelijks een score behaalde in de BTI/VTI. 1 Het voortschrijdend gemiddelde is een gemiddelde van een bepaald aantal opeenvolgende getallen in een tijdsreeks. 2 Vlaamse Topsportindex Triatlon 4,3% Roeien 4,4% Taekwondo 7,3% Zeilen 3,3% boogschieten 3,3% Tennis 23,8% Tennis 3,7% Zeilen 4,1% Roeien 5,8% boogschieten 2,6% Kajak 3,8% Gymnastiek 1,4% Andere 1,6% Paarden sport 26,2% Wielrennen 7,5% Triatlon 6,1% Atletiek 12,5% Paardensport 19,7% Wielrennen 9,6% Judo 18,3% Judo 13,9% Atletiek 16,8% Figuur 12: Welke sporttakken scoren het best op de BTI (België) voor de Olympiade (2005-2008)? (enkel Olympische disciplines) Figuur 13: Welke sporttakken scoren het best op de VTI (Vlaanderen) voor de Olympiade (2005-2008)? (enkel Olympische disciplines) 24

8. De prijs van succes Aan het behalen van topprestaties hangt een prijskaartje. Wanneer zoals in Vlaanderen de middelen beperkt zijn, is het des te belangrijker deze op efficiënte wijze te investeren. In onderstaande grafiek wordt een analyse toegepast waarbij de behaalde punten in de Belgische/Vlaamse Topsportindex (BTI/VTI) wordt vergeleken met de totale Vlaamse topsportuitgaven. Hoewel deze analyse rudimentair is, geeft het een idee van de financiële efficiëntie van het overheidsbeleid. Uit internationaal onderzoek in het verleden bleek dat veel landen hun investeringen in topsport hebben opgeschroefd, echter, met een dalend rendement in prestaties. Nederland en Australië zijn hier voorbeelden van (Van Bottenburg, 2009). Ondanks de stijgende uitgaven aan topsport is er een beperkte return in het aantal punten behaald op de BTI en VTI. Figuur 14: vergelijking tussen de uitgaven aan topsport en de BTI (bronnen: De Bosscher & Truyens, 2010; beleidsbrieven sport, jaarverslagen Bloso, interview Nationale Loterij) euro Miljoenen 30 25 20 15 10 5 501 449 485 6,2 463 7,8 485 8,5 427 9,7 487 292 11,1 512 314 14,6 487 17,1 297 19,6 239 211 22,0 272 237 24,4 363 304 600 500 400 300 200 100 Indexpunten 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 0 TOTAAL Collectieve funding (Vlaamse overheid + Nat. Lotterij met kampioenschappen, incl BOIC) BTI VTI 25

26

9. Financiële ondersteuning van topsport (pijler 1) 9.1. Topsportinvesteringen Als gevolg van een toegenomen concurrentiestrijd worden de investeringen in topsport in steeds meer landen opgeschroefd. Aangezien de vraag stijgt en het aanbod gelijk blijft, zal de markt zich aanpassen door middel van een stijgende prijs van succes. Een toenemende financiering van topsport zal nodig zijn om hetzelfde prestatieniveau te behouden. Meer financiële middelen zijn niet langer een garantie om het succesniveau te kunnen behouden. In een global sporting arm race, een mondiale medaillewedloop, is stilstaan achteruitgaan. Net als in andere westerse landen heeft ook Vlaanderen de laatste decennia meer prioriteit gegeven aan topsport. Het in kaart brengen van topsportinvesteringen is geen sinecure, door de diverse overlappingen, en de noodzaak te bepalen welke middelen op een beleidsmatige wijze worden geïnvesteerd. Figuur 15 geeft een overzicht. In de werkingsmiddelen vanuit de Vlaamse overheid (inclusief werkingsmiddelen Bloso en CJSM, driehoekjes in de grafiek) is continu een stijging zichtbaar waarbij de budgetten de laatste vijf jaar zelf bijna verdrievoudigd zijn. Naast de Vlaamse overheid krijgt topsport ook middelen vanuit andere bronnen. Zo gaat er vanuit het BOIC jaarlijks ongeveer 1,9 miljoen euro naar topsport in Vlaanderen (in figuur samen met nationale loterij). Een deel van de topsportmiddelen is afkomstig vanuit de Nationale Loterij, Het topsportbudget in Vlaanderen is het voorbije decennium verdrievoudigd terwijl het succes erop achteruit gaat het gevolg van de mondiale medaillewedloop die een onderscheid maakt tussen subsidiëring en sponsoring. Vanuit een beleidsmatig oogpunt, houden we in dit onderzoek enkel rekening met de subsidiemiddelen (o.a. voor jeugdprojecten, trainersopleidingen en organisatie van kampioenschappen), waarvan 1,6 miljoen euro naar topsport ging in 2010. Wanneer we dit geheel aan collectieve middelen optellen (driehoekjes in de grafiek), ging in 2010 24,4 miljoen euro naar topsport, daar waar dit in 2004 nog 9,7 miljoen was; een stijging die voornamelijk te danken aan investeringen vanuit de Vlaamse overheid. Omwille van de overlap, worden in de figuur niet de middelen die het BOIC besteedt aan topsport opgenomen samen met de nationale loterij. Miljoenen 25 20 Figuur 16: Ontwikkelingen van de kredieten voor topsport in Vlaanderen (bedragen X 1 miljoen euro) 3 19,6 22,0 19,0 24,4 20,9 17,1 16,8 15 14,6 14,0 10 5 2,2 6,0 7,8 8,5 6,2 5,7 6,4 4,3 1,9 2,1 2,1 11,1 10,8 9,7 7,5 6,1 3,7 3,7 3,8 3,1 2,8 3,0 3,5 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 TOTAAL Collectieve funding (Vlaamse overheid + Nat. Lotterij met kampioenschappen, incl BOIC) Ministerie, inclusief Bloso en departement Nationale Loterij (met kampioenschappen)+ BOIC * Topsportmiddelen Nationale Loterij: inclusief subsidie aan de 25 topsportfederaties (exclusief gehandicaptensport) voor de organisatie van evenementen/ kampioenschappen; exclusief sponsoring (vb. wielerploeg) ** Collectief Vlaanderen: topsportuitgaven Vlaamse overheid (inclusief Bloso, CJSM)+ Nationale Loterij en BOIC (benadering) 27

9.2. Verdeling van de middelen per categorie van de topsporttakkenlijst Vlaanderen legt via het decreet aan de hand van een topsporttakkenlijst prioriteiten in de ondersteuning van federaties. Deze worden ingedeeld in vier categorieën. Zo gaat het grootste budget (72%) naar de categorie I sporten van de topsporttakkenlijst. Deze sporttakken sprokkelen tevens 65% van de indexpunten. Ook vanuit de Nationale loterij vloeit het meeste topsportbudget naar deze categorie I sporten waarbij voornamelijk wielrennen het meest ondersteund wordt. Merk op dat het budget aan de wielerploeg vanwege de loterij niet vervat zit in het totaal topsportbudget. 3 In het budget van de Nationale Loterij is geen sponsoring opgenomen (dit zijn enkel uitstralingsevenementen; daarnaast wordt de wielerploeg gesponsord (in 2010 4.235.000 euro). Het vermelde budget bevat enkel beleidsmatige topsportinvesteringen: het budget is inclusief be gold en subsidies voor de federaties van de topsporttakkenlijst (2009-2012) voor subsidie jeugdprojecten/ subsidie trainersopleidingen/ subsidie sportuitrusting. Werden niet opgenomen: subsidies voor de organisatie van evenementen of kampioenschappen/ subsidie Paralympics/ subsidie veldrijden/ subsidie voor clubs of andere organisaties. De nationale loterij geeft 1.9 miljoen euro aan het BOIC, waarvan een deel naar topsport gaat. Tabel 5: Overzicht van de topsportinvesteringen uit collectieve middelen per categorie van de Vlaamse topsporttakkenlijst Overheidsmiddelen + Nationale Loterij* 2010 % tov totaal collectieve middelen VLA % van de indexpunten op de VTI Cat I sporten (atletiek, basketbal, gymnastiek, judo, 17.266.982 72,2% 65% tennis, voetbal, volleybal, wielrennen en zwemmen) Cat II sporten (Kajak, paardensport, roeien, triatlon, 3.563.538 14,9% 15% zeilen) Cat III sporten (badminton, handbal, ski/snowboard, 1.200.916 5,0% 3% tafeltennis) Cat IV sporten (schermen, rolschaatsen, handboogschieten, 763.977 23,2% 17% Ju-Jitsu, korfbal, squash, taekwondo) Gehandicaptensport 529.297 2,2% Nvt Federaties niet erkend als sporttak 608.467 2,5% Nvt TOTAAL 23.064.949 100% 100% * nationale loterij: omvat enkel het Vlaamse aandeel in subsidies en is zonder sponsoring ** deze cijfers zijn de dichtst mogelijke benadering: mogelijke kleine verschillen in totaalcijfers kunnen optreden omdat het niet mogelijk is om overlap geheel uit te sluiten 28