ONICI ONafhankelijk Informatiecentrum Cochleaire Implantatie Vroege gehoorscreening en cochleaire implantatie vragen om bijsturing van onderwijs, begeleiding en revalidatie van dove kinderen Leo De Raeve, ONafhankelijk Informatiecentrum Cochleaire Implantatie Zonhoven-België Grote verandering in de populatie dove kinderen in landen met: Vroege Universele gehoorscreening van alle pasgeborenen: -Vlaanderen (België): 1998 (1999) -Nederland: 2003-2005 -UK: 2002-2006 Vroege multidisciplinaire begeleiding van ouder en kind Digitale Hoorapparaten (Pediatrische Audiologie) (Vroege) Cochleaire Implantatie Vroege gehoorscreening en begeleiding (< 6 mdn) kan leiden tot: Betere auditieve waarneming (Yoshinago-Itano, 2000) Grotere actieve en passieve woordenschatontwikkeling (Yoshinago-Itano, 2000) Mooiere uitspraak (articulatie) (Coulter & Thomson, 2000; Schauwers, 2002) Betere ouder-kind relatie ( Pressman, 1998; Lichtert 2001, 2003) Minder sociaal-emotionele problemen (Pressman, Pipp-Siegel, 1999) Hoger leesniveau (Yoshinago-Itano, 2000)
Cochleaire Implantatie bij dove kinderen kan leiden tot: Beter auditief functioneren (Archbold, 1999; Robbins 2004; Kirk et al.) Beter auditief geheugen (De Raeve, 2002; Leybaert 2002; Pisoni, 2003) Beter spreken (Schauwers, 2002; Brown, 1999; Chin et al, 2004) Hoger taalniveau (Svirsky, 2003; Dettman, 2003, De Raeve, 2003, Stallins et al, 2004) Niet meer social-emotionele problemen (Virôl, 2003; E. Schorr, 2003) Beter begrijpend leesniveau (Vermeulen A, 2000, 2006; Willstedt-Svensson, 2003, Langereis, 2006) Invloed van vroege screening op : de leeftijd bij implantatie median-age Cochleair Implants in KIDS-Hasselt) 16 14 12 10 age 8 6 4 2 0 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 jaartal Percentage dove kinderen in Vlaanderen per 01.02.07. (Cora, 2007) 100% 80% 60% Dove Schoolgaande kinderen in Vlaanderen 1 Februari, 2007 (n=538) 29 56 163 248 40% 20% 83 118 89 290 geen CI 0% Kleuterschool Lagere School Middelbare school Totaal CI
Percentage dove kinderen met CI dat in Vlaanderen naar het gewone onderwijs gaat per 01.02.07. (Cora, 2007) 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 1999 2003 2006 2007 SIR-level 5 4 3 2 1 Speech Intelligibility Rating SIR (NPCIP) CRITERIA De spontane spraak van het kind is verstaanbaar voor alle luisteraars. Het kind wordt gemakkelijk verstaan in alle luistersituaties. De spontane spraak van het kind is verstaanbaar voor luisteraars die weinig ervaring hebben met de spraakproductie van dove personen. De spontane spraak van het kind is verstaanbaar mits de luisteraar zich concentreert en lipleest. De spontane spraak van het kind is vrijwel onverstaanbaar. Losse woorden zijn verstaanbaar mits de context bekend is en het mondbeeld zichtbaar is. De spontane spraak van het kind is onverstaanbaar. Delen van losse woorden zijn verstaanbaar. Score SIR-resultaten worden beïnvloed door: de leeftijd bij implantatie (0;9-7;0j) 4 jaar post-ci, geen bijkomende handicap Archbold Sue, Nottingham 2001 De Raeve Leo, Hasselt 2006 100% 80% 60% 40% 20% 0% ALL LITTLE EXPERIENCE EXPERIENCE TO DEAF SPEECH 5-7 year 3-5 year 2-3 year 19-30 mths 9-18 mths
Selectiecriteria zijn veranderd: Leeftijd bij implantatie: van min. 18 maanden naar min. 5 maanden Audiological criteria: van enkel totaal doven naar gehoordrempel van 85-90 db en gehoordrempel met hoorapparaten komt niet aan 40 db op alle frequenties. Ook kinderen met bijkomende problemen Ook kinderen met afwijkingen aan het slakkenhuis: verbening, Mondini Dus. praktisch elke doof kind komt in aanmerking voor een CI. (tenzij er b.v. geen gehoorzenuw is) De operatietechniek, de implantaten en de fitting procedure is verbeterd 5-15 jaar geleden: -10 dagen ziekenhuis -rechte electrode (16 stimulatiepunten) -subjectieve afregeling (3 à 6 maanden) -kastoestel met grote (AA) batterijen 2007 : -2-5 dagen ziekenhuis (kleine insnede) - speciale electroden (16-120 stimulatiepunten) dicht bij modiolus -afregeling op een objectieve manier (NRT) aangevuld met betere subjectieve testen -snellere stimulatie en toch minder energieverbruik -alles in een oorhanger met oplaadbare batterijen Veranderde verwachtingen bij ouders: Tot een vijftal jaren geleden (na periode met apparaten) : Ik hoop dat mijn kind met een inplant wat meer omgevingsgeluiden zal horen, zodat het toch wat veiliger wordt in het verkeer en misschien kan hij, in combinatie met de inplant, ook wel makkelijk liplezen. 2007 (na een zeer korte periode met hoorapparaten): Ik hoop dat mijn kind dankzij de inplant leert spreken en thuis naar de gewone school kan gaan.
CI op zeer jonge leeftijd, op vlak van auditieve deprivatie het best, maar. Ouders kunnen CI zien als een vlugge oplossing van het probleem doofheid. Voor de rest moet er niets anders meer gebeuren (stoppen met: dragen van hoorapparaat, gebarenles, info-avonden ) When emotions are high, cognition is low (D. Luterman) Bij heel jonge implantatie (< 8 mdn) verblijven kind en ouders voortdurend in het ziekenhuis, wat altijd spanning met zich meebrengt. Kunnen ouders nog op een plezierige manier met hun kind bezig zijn? Is implantatie op 5 mdn beter dan op 10 mdn? De start van het aanvaardingsproces kan hierdoor uitgesteld worden. Aanpassingen in de begeleiding: Special Kinderdagverblijf/ Peutergroep voor dove en slechthorende babies (6-30 mdn) : -steeds jonger -met goede audio-technische begeleiding -samenwerkend met CI-team (fitting) -samenwerkend met gezinsbegeleiding -nadruk op interactie en communictie (zowel visueel als auditief) -maar ook op auditieve training -contact met dove leeftijdsgenootjes -multidisciplinaire begeleiding en opvolging (1/3 bijkomende problemen) Verandering van communicatiecode na cochleaire implantatie, Sue Archbold, NPCIP, 2001 % O F C H I L D R E N 100% 80% 60% 40% 20% 0% PRE 3 YEARS 4 YEARS 5 YEARS Sign Oral
Aanpassingen in de communicatie: Goede communicatie ouders-kind blijft hoofddoel Mark Marschark (2002): deaf children with the highest literacy level at age 16 are those who had a good communication (spoken or signed) with their parents in early life. Visuele communicatiestrategieën (oogcontact, objectpermanentie, ) blijven belangrijk Maar grotere auditieve input: door in de vroege communicatie meer gebruik te maken van SIMCOM (SIMultane COMmunicatie). SIMCOM can be a safe way to communicatie with young deaf children with CI. In the early months communication is more important than language (Pat Spencer, 2004) Aanpassingen binnen het onderwijs in KIDS-Hasselt: een driestromenbeleid. Aanpassingen in de logopedie. Meer nadruk op auditieve training (en muziek) -een mogelijk model: de KIDS Listening Cube: Met 3 dimensies: -het oefen niveau -het oefen materiaal -de luisteromstandigheden
Aanpassingen in de logopedie. Meer nadruk op auditieve training (en muziek) Oefen niveau: detectie discriminatie identificatie interpretatie Aanpassingen in de logopedie. Meer nadruk op auditieve training (en muziek) Het oefen materiaal: Omgevingsgeluiden/muziek Fonemes Taal klanknabootsingen woorden, zinsdelen, zinnen, tekst, gesprek Aanpassingen in de logopedie. Twee apparaten (CI+HA of 2CI s) vereist specifieke training Luisteromstandigheden: Open/half-open/gesloten Set Auditief/Auditief-Visueel Geluidsbronnen: CD-player, TV, life (recorded) voice Hulpmiddelen: FM-system, ringleiding Wisselende Signal to Noise ratio: met (zonder) omgevingslawaai Wisselende afstand/zijde: 1 m 10 m links/midden/rrechts Localisatie: geluid zoeken/groepsgesprek
Aanpassingen in de begeleiding. Meer dove kinderen zullen naar het reguliere onderwijs gaan. Ambulante begeleiders moeten dringend bijgeschoold worden om CI-kinderen goed te begeleiden. ONICI bijscholingen + Banaba (Leuven) Bachelor Speciaal Onderwijs met CI-modules Multidisciplinaire begeleiding blijft noodzakelijk. (goede opvolging en follow-up) Goede spraak- en taalontwikkeling betekent niet dat er geen andere problemen zijn Vroege screening en begeleiding + Cochleaire Implantatie zorgen voor een nieuwe generatie dove kinderen, want: -nooit eerder hebben zoveel dove kinderen leren spreken; -nooit eerder bereikte de woordenschat van dove kinderen zo n hoog niveau -nooit eerder zaten er zoveel dove kinderen in het gewone onderwijs MAAR daarom zijn deze kinderen nog niet horend: Hoe communiceren zij in bad, in het zwembad, in de zee? De woordenschat is misschien wel goed, maar hoe is het met de zinsbouw/grammatica en morfologie van het Nederlands? Als vele dove kinderen naar het reguliere onderwijs overschakelen, en de dovenscholen kleiner worden, waar blijft de expertise halen? Wat gaat er gebeuren als deze kinderen in de puberteit komen? Op zoek naar hun identiteit? Gaan zij dan op zoek naar de Dovengemeenschap, gebarentaal leren? Meer informatie: Leo De Raeve ONICI leo.de.raeve@onici.be www.onici.be