Manifest van de gemeenten
Manifest van de gemeenten Met dit Manifest van de gemeenten laten wij zien waar wij voor staan. Alle gemeenten scharen zich hiermee achter een gezamenlijke agenda voor de komende kabinetsperiode. Het Manifest begint bij de burgers en beschrijft vervolgens: de opdracht waar gemeenten voor staan; wat gemeenten nodig hebben om deze opdracht te realiseren; de vertaling in het gemeentelijk beleid. Het begint bij de burgers Dit Manifest beschrijft wat de gezamenlijke gemeenten de komende kabinetsperiode willen realiseren. Maar, waar het allemaal begint, zijn de burgers van diezelfde gemeenten. Bij alles wat wij als gemeenten bedenken en willen, trekken wij samen op met onze burgers. Burgers die samen een gemeenschap en daarmee dus een gemeente vormen. Burgers die uiteenlopende leefstijlen, verwachtingen en behoeften hebben, die vormgever zijn van hun eigen leven en een bijdrage leveren aan de samenleving, op welke wijze dan ook. Burgers die in hun dagelijks leven voortdurend met de overheid te maken hebben. De overheid verwacht dat burgers eigen verantwoordelijkheid dragen. Op hun beurt streven die burgers naar ruimte en keuzevrijheid en tegelijkertijd naar geborgenheid, herkenbaarheid en verbondenheid. Wensen en ambities van burgers en overheid lijken dicht bij elkaar te liggen, maar in de praktijk blijkt dat niet het geval; overheid en burger bereiken elkaar onvoldoende. Als er initiatieven zijn om ruimte voor mensen te vergroten, wordt die ruimte tegelijkertijd weer ingeperkt. De overheid heeft voortdurend de neiging tot beheersing, onder andere door toezicht, monitoring en controle, zowel tussen de overheden onderling als naar de burgers. De overheid moet daarom een nieuwe weg inslaan in hoe zij met haar burgers omgaat. Zo kunnen burgers eigen verantwoordelijkheid nemen, voor zichzelf en voor hun gemeenschap. Het primaat moet bij de leden van de gemeenschap, de inwoners, komen te liggen. Zij moeten de ruimte en het vertrouwen krijgen om samen te beslissen wat ze zelf willen regelen en wat de overheid voor ze regelt. Hierbij zijn ruime kaders nodig die de verschillen binnen bepaalde marges houden en grondrechten van burgers garanderen. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burgers staat. Daarmee zijn gemeenten de aangewezen partners om het geven van ruimte door de overheid, vorm te geven. Echter, de burger bestaat niet, de gemeenschap bestaat niet en de gemeente evenmin. Verschillen in identiteit, loyaliteit en behoeften leiden ertoe dat vraagstukken, verwachtingen en ambities per gemeenschap en dus per gemeente sterk verschillen. Gemeenten moeten daarom aan hun inwoners de ruimte kunnen geven en samen met hen de keuzes maken die het best passen bij de eigen gemeenschap. De uitkomsten zullen per gemeente uiteraard verschillend zijn. Dit inzicht is niet nieuw, maar er is tot nu toe onvoldoende naar gehandeld. Het is hoog tijd dat dit inzicht wordt geaccepteerd en vervolgens gehonoreerd. Dat betekent ruimte geven aan verschillen in rolopvatting, inrichting, taakuitoefening en dienstverlening van de gemeenten. De opdracht waar gemeenten voor staan Minder regels Gemeenten willen ruimte creëren voor inwoners en bedrijven en nemen hierin het voortouw door het aantal gemeentelijke regels te verminderen. Echter, zij kunnen dit niet alleen. De rijksoverheid moet de regel-geving aanpakken die de ruimte beperkt voor gemeenten (en uiteindelijk hun inwoners). Het gaat dan zowel om nationale als Europese wet- en regelgeving. Er is al een verschuiving gaande van vergunningverlening vooraf, naar handhaving en sancties achteraf. Dit moet dan wel voor gemeenten goed uitvoerbaar zijn en financieel mogelijk worden gemaakt. De gemeente als hét frontoffice van de overheid De dienstverlening van de overheid aan burgers en bedrijven moet snel verbeteren. Daarom werken de gemeenten met kracht aan de ontwikkeling van het gemeentelijk loket als hèt frontoffice van de overheid. Gemeenten investeren de komende periode fors in ICT om op dit punt een grote sprong vooruit te maken. Echter, zij kunnen dit slechts realiseren als het Rijk deze ambitie deelt én hiervoor een forse investeringsimpuls geeft. Werken aan de cultuur: bindend besturen Gemeenten vernieuwen hun bestuurs- en organisatiecultuur vanuit de overtuiging dat mensen het verschil maken en niet een structuur. Gemeenten willen in hun manier van werken bestuurlijk lef tonen. Deze vernieuwde bestuurs- en organisatiecultuur wordt bindend besturen genoemd, met als uitgangspunt dat de burgers intensief worden betrokken bij het bestuur van de gemeente. Wederzijds vertrouwen, creativiteit, openheid en tolerantie worden gestimuleerd.
Meer bestuurskracht, minder bestuurlijke drukte Gemeenten moeten enerzijds lokale en regionale vraagstukken oplossen en anderzijds de eigen keuzes en ambities van de gemeenschap realiseren. Daartoe moet de bestuurskracht van gemeenten worden vergroot. Gemeenten gaan daarom door met het versterken van de onderlinge regionale samenwerking en met schaalvergroting door gemeentelijke herindeling. In dit proces gaat het om een goede balans tussen kwaliteit en bestuurlijke slagkracht aan de ene kant, en herkenbaarheid en verbondenheid voor de inwoners van gemeenten, aan de andere kant. Het mag duidelijk zijn dat gemeenten opschaling niet uit de weg gaan: zo kunnen meer taken naar gemeenten worden overgeheveld, zodat de gewenste bestuurskracht ontstaat. Echter, als Rijk en provincie toch taken en bevoegdheden aan zich wensen te houden, neemt de bestuurlijke drukte toe. De gemeenten vinden dit ongewenst en streven, kort gezegd, naar méér gemeente, minder Rijk en minder provincie. Dit betekent een beëindiging van de open huishouding van de provincies, wat ook zijn weerslag moet krijgen in de financiële verhoudingen tussen de overheden. Wat gemeenten nodig hebben Dit deel van het Manifest van de gemeenten gaat over wat wij als gemeenten nodig hebben om de opgaven waar wij voor staan, ten volle te kunnen realiseren. Wij willen dit zelfbewust doen, uitgaande van eigen kracht. Wat wij daarvoor nodig hebben, is bewegingsruimte, voldoende (eigen) middelen, en vooral vertrouwen. Gemeenten zijn vaak lagere overheden genoemd. Het is hoog tijd dat dit wordt omgedraaid. Gemeenten moeten voortaan als de eerste bestuurslaag worden beschouwd. Een krachtig herstel van de gemeentelijke autonomie is noodzakelijk. Daarvoor is het volgende nodig: Grotere autonomie, meer decentralisatie Gemeenten hebben meer ruimte nodig; een grotere autonomie. Daarom is een stevige impuls voor decentralisatie naar gemeenten nodig. Dat leidt tot uitbreiding van taken en bevoegdheden en creëert zo gemeentelijke beleidsruimte. Deze voornemens rusten op twee pijlers. De eerste is het vertrouwen van andere overheden dat gemeenten in staat zijn om zelf lokale afwegingen en keuzes te maken. De tweede pijler is dat bestuurlijk/politieke afspraken wederzijds worden nagekomen. Financiële ruimte De financiering van gemeenten moet beter aansluiten bij de verschillen tussen gemeenten. Bij een uitgebreider takenpakket en grotere beleidsvrijheid hoort voldoende financiële armslag. Niet alleen via het Gemeentefonds maar ook in de vorm van een ruim eigen belastinggebied. Daarom is het nodig dat het lokale belastinggebied wordt uitgebreid terwijl tegelijkertijd de rijksbelastingen dalen. Dit betekent dus geen lastenverzwaring, maar een lastenverschuiving. Naast een volwaardige onroerendzaakbelasting moeten gemeenten de mogelijkheid krijgen om een nieuwe lokale belasting te introduceren in de vorm van opcenten op de inkomstenbelasting, ingezetenenbelasting of een andere belasting. Het landelijk beschikbaar gestelde budget voor gemeenten blijft meebewegen met de uitgaven van het Rijk, dus samen de trap op en de trap af. Als taken naar gemeenten worden overgeheveld, hoort daar een adequate financiering bij. Minder toezicht, meer verantwoording Het is nodig dat het interbestuurlijk toezicht fors wordt teruggedrongen. Hiervoor in de plaats maken gemeenten werk van het afleggen van verantwoording aan de burger. De gemeenteraad speelt hierin een belangrijke rol. Daarnaast wordt ingezet op horizontale instrumenten voor kwaliteitszorg en verantwoording zoals eigen kwaliteitsnormen, monitors en benchmarks. Aanpassing van wet- en regelgeving Om de ambities van de gemeenten te kunnen realiseren, is aanpassing van wet- en regelgeving nodig. Dit betekent grondwettelijke verankering van de gemeentelijke autonomie zoals vastgelegd in het Europese Handvest voor gemeentelijke autonomie. Daarnaast moet de Gemeentewet in die zin worden aangepast, waarbij ook het recht op (lokale) differentiatie een plaats moet krijgen. Dat laatste betreft met name de inrichting van de lokale bestuursstructuur.
Vertaling in gemeentelijk beleid De maatschappelijke vraagstukken van vandaag vinden hun vertaling in gemeentelijk beleid. Voorbeelden zijn verbetering van de leefomgeving, het terugdringen van overlast en het verbeteren van de zorg. Met ruimte voor nieuw beleid, meer bevoegdheden en de juiste financiële impulsen kunnen wij die beloftes waarmaken. De komende (kabinets)periode staan voor ons de volgende speerpunten centraal: De politie blijft lokaal en regionaal verankerd Veiligheid is en blijft een topprioriteit voor gemeenten. Er komt daarom geen nationale politie. Veiligheidsprioriteiten worden lokaal, regionaal en landelijk bepaald; hierop vindt democratische controle plaats. Gezag en beheer van de politie horen samen. De burgemeester kan zijn gezagstaak immers alleen waarmaken als hij ook iets te zeggen heeft over de inzet van mensen en middelen. De veiligheidsplannen van gemeenten vormen de basis voor de integraal georganiseerde veiligheidsregio s. Deze veiligheidsbesturen zijn een vorm van verlengd lokaal bestuur. Zo wordt de veiligheid van burgers het beste gegarandeerd. Aanpakken van overlast Om de veiligheid en het welbevinden van de inwoners te garanderen, willen de gemeenten overlast krachtig aanpakken. Hiervoor is nodig dat de mogelijkheden worden verruimd om handelend op te treden tegen personen die stelselmatig overlast veroorzaken, bijvoorbeeld als gevolg van een psychische stoornis. Ook moet de overdadige rechtsbescherming van kwaadwillenden worden ingeperkt. Meer mensen mee laten doen De aantrekkende economie maakt het gemeenten mogelijk om meer mensen met een uitkering aan het werk te helpen. Ook hierin is meer lokaal en regionaal maatwerk dringend noodzakelijk. Gemeenten moeten beschikken over een participatiefonds zonder schotten zodat zij activiteiten voor reïntegratie, scholing en inburgering gecoördineerd kunnen inzetten. Met behulp van participatiebanen en andere vormen van maatschappelijke activering kunnen ook mensen die een grote afstand tot de reguliere arbeidsmarkt hebben, actief aan de samenleving deelnemen. Daarnaast moeten gemeenten meer armslag krijgen voor een ruimhartig armoedebeleid. Zo kunnen degenen die langdurig zijn aangewezen op een bijstandsuitkering, worden ondersteund. Een impuls voor de steden Gemeentebesturen nemen de verantwoordelijkheid voor een nieuwe impuls voor het grotestedenbeleid. De stedelijke problemen met veiligheid, armoede, werk en wonen zijn nog niet opgelost en moeten met kracht worden aangepakt. Daarom moeten gemeenten de ruimte krijgen om te experimenteren met nieuwe oplossingen. Investeren in stedelijke vernieuwing blijkt effectief, maar kan nog veel meer resultaat opleveren als een einde komt aan de overvloed van regelingen en normen bovenop bestaande procedures. Gemeenten willen de stedelijke vernieuwing intensiveren, waarbij het vooral gaat om het effect van fysieke ingrepen op de sociale situatie in de wijken. Een impuls voor het landelijk gebied Ook gemeenten in het landelijk gebied hebben te maken met ontwikkelingen die de aandacht vragen. Het gaat hierbij om natuurontwikkeling en nieuwe economische activiteiten. De terugloop van de bevolking en de daarmee gepaard gaande afbouw van het voorzieningenniveau gaan ten koste van de vitaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied. Een geconcentreerde aanpak van deze vraagstukken en een daarbij behorende financiële impuls zijn noodzakelijk. Investeren in wonen Gemeenten werken samen met woningcorporaties voor stads- en dorpsvernieuwing, op basis van de gemeentelijke woonvisie. Hiertoe moeten de corporaties volledig inzicht bieden in de investeringsruimte die hun eigen vermogen biedt, en dit meer gaan inzetten voor de stads- en dorpsvernieuwing. Het liberaliseren van een deel van de huurmarkt is van belang om de doorstroming te bevorderen, maar gemeenten moeten de mogelijkheid hebben om in te grijpen als daardoor te grote segregatie ontstaat. Eventuele veranderingen in de hypotheekrenteaftrek moeten zo geleidelijk plaatsvinden dat ongewenste neveneffecten voor de woningmarkt, zoals stagnatie van doorstroming, herstructurering en nieuwbouw, worden voorkomen.
Regierol in zorg en ondersteuning aan kinderen en gezinnen Een sluitende aanpak van het jeugdbeleid is voor gemeenten van groot belang. Preventie is al een taak van gemeenten. Daarom is het logisch dat de huidige rol van de provincies in de jeugdzorg wordt overgenomen door (centrum)gemeenten. Gemeenten krijgen de regie in zowel het oprichten van centra voor jeugd en gezin, als zorgstructuren rondom de school en de kinderopvang. Hiermee ontstaat een betere samenhang tussen preventie en zorg en wordt bestuurlijke drukte vermeden. Om dit te realiseren is wel een forse financiële impuls nodig. De financiering van de kinderopvang kan eenvoudiger: er komt één loket voor de tegemoetkoming aan ouders, bij voorkeur bij de Belastingdienst. Dat vergroot de toegankelijkheid van de kinderopvang, ook voor de bijzondere doelgroepen. Gemeenten kunnen zich dan concentreren op hun regierol en kunnen zo de samenhang tussen jeugd- en onderwijsbeleid versterken en ondersteunen. Uitbreiden zorgtaken van gemeenten Gemeenten willen in staat worden gesteld om lokaal maatwerk te organiseren voor de kwetsbare groepen in de samenleving. Na het invoeren van de Wet maatschappelijke ondersteuning moeten vervolgstappen worden gezet om, met het oog op de vergrijzing, een duurzaam en houdbaar stelsel van zorg en ondersteuning-op-maat te realiseren. Daartoe moeten grote delen van de AWBZ naar (centrum)gemeenten worden overgeheveld. Milieubeleid voor vergroten leefbaarheid Gemeenten kunnen met een uitgebalanceerd milieubeleid de leefbaarheid in ons land vergroten. Leefbaarheid is voor mensen zichtbaar en voelbaar. Te strenge richtlijnen op het vlak van de luchtkwaliteit dreigen Nederland echter op slot te zetten. Dit mag niet gebeuren; Nederland moet bereikbaar en tegelijkertijd leefbaar blijven. Daartoe moeten ook in de periode tot 2015, de huidige budgetten voor verbetering van de luchtkwaliteit worden verdubbeld. Meer ruimte en middelen voor bereikbaarheid Om stedelijke gebieden nu en in de toekomst bereikbaar te houden, moet de huidige on-balans tussen enerzijds de middelen voor rijksinfraprojecten, en anderzijds voor lokaal en regionaal verkeers- en vervoerbeleid worden opgeheven. Er moet voldoende geld komen voor de uitvoering van de Nota Mobiliteit in gemeenten. De hoogte van de brede doeluitkering wordt bepaald aan de hand van de verkeersplannen van de gemeenten zelf. Bovendien moeten gemeenten de mogelijkheid krijgen om aan de slag te gaan met prijsbeleid op het gebied van mobiliteit. Dit betekent ook dat gemeenten zelf zeggenschap krijgen over de differentiatie van de kilometerprijs in hun regio.
de gemeente profileert de gemeente leeft