Geld en prijzen op de lange termijn De geldvoorraad in de eurozone Cijfers over de geldvoorraad in de eurozone vind je in Europan Central Bank, Monthly Bulletin, tabel 2.3. Tabel 2.C geeft de opsplitsing van de geldvoorraad in de eurozone en vult afbeelding 29. in Mankiw and Taylor (20, p. 62) aan. Table 2.C. De opsplitsing van de geldvoorraad in de eurozone (einde van 203). Bron: European Central Bank (204). Monthly Bulletin 204/03 (maart), tabel 2.3. chartaal geld 90 miljard plus: girale deposito s 4 48 miljard is: M 5 39 miljard plus: deposito s op spaar- of termijnrekeningen (*) 3 82 miljard is: M2 9 203 miljard (*) met een vaste looptijd tot 2 jaar of een opzegtermijn tot 3 maanden. Opdracht. Haal het Monthly Bulletin van maart 204 af van de webstek van de ECB (ecb.int > Publications > Monthly Bulletin). Zoek tabel 2.3 en kijk of je de cijfers van bovenstaande tabel 2.C kan terugvinden. Construeer een tabel zoals tabel 2.C voor de geldvoorraad op het einde van 202. De Europese Centrale Bank Informatie over de werking van de Europese Centrale Bank staat op de webstek van de ECB (http://www.ecb.int/ecb/html/index.nl.html). Kies dan: > Voor het onderwijs. Je vindt hier filmpjes en presentaties ( FEITEN-presentatie ). De informatie is eenzijdig: ze benadrukt de voordelen van een muntgebied maar zegt nauwelijks iets over de nadelen. De belangrijkste beleidsrente van de Europese Centrale Bank is de gewone herfinancieringsrente (refi, de rente op main refinancing operations ). Ga naar ecb.int en volg de koppeling > Past key ECB interest rates. Je vindt de cijfers ook in Europan Central Bank, Monthly Bulletin, tabel.2, of op nbb.be > Statistieken > Rente. Afbeelding 29-2 toont de herfinancieringsrente sedert 999. Als de Europese Centrale Bank de herfinancieringsrente wijzigt, doet ze dat meestal met veelvouden van een kwart procentpunt (of 25 basispunten; een Handreiking bij hoofdstukken 29 en 30 in Mankiw and Taylor (20). Bijgewerkt op 6 februari 204.
basispunt is een honderste van een procentpunt). We komen terug op de vooren nadelen van een muntzone in hoofdstuk 38. Afbeelding 29-2. Herfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank sedert 999. Bron: data van European Central Bank (203). Key ECB interest rates, geraadpleegd op 7 maart 204 op http://www.ecb.int/stats/monetary/rates/html/index.en.html 5 4 3 Procent 2 0 999 200 2003 2005 2007 2009 20 203 205 2
De Europese Centrale Bank heeft nog maar één keer de reserveverplichtingen gewijzigd: in januari 202 verlaagde ze de minimale reserveratio van 2% naar %. De centrale bank van China daarentegen gebruikt de reserveverplichtingen zeer actief als beleidsinstrument om de geldhoeveelheid te controleren. Afbeelding 29-3 toont de minimale reserveratio opgelegd door de Chinese centrale bank aan banken in China. Afbeelding 29-3. Minimale reserveratio opgelegd door de Chinese centrale bank aan grote banken in China. Bron: People s Bank of China (webstek), geraadpleegd op 7 maart 204 op http://www.pbc.gov.cn/publish/english/955/index.html 22 2 20 9 Procent 8 7 6 5 2009 200 20 202 203 De geldmultiplicator We zagen dat in de opeenvolgende stappen telkens geld wordt gecreëerd (Mankiw and Taylor, 20, p. 629): Oorspronkelijk deposito = 00,00 Leningen van Eerste Europese Bank = 90,00 (= 0,9 00) Leningen van Tweede Europese Bank = 8,00 (= 0,9 90) Leningen van Derde Europese Bank = 72,90 (= 0,9 8)... =... Totale geldschepping = 000,00 Mankiw and Taylor (20, pp. 629 630) verklaren de laatste regel (Totale geldschepping = 000,00) dan als volgt: Als je de lastige taak zou vervullen om de oneindige opeenvolging van getallen uit het vorige voorbeeld bij elkaar op te tellen, vind je dat de 00 aan reserves voor 000 aan geld creëert. 3
Opdracht. Gebruik een rekenbladprogramma om de eerste 50 stappen (en hun som) van de oneindige rij te berekenen. Creëer eerst een nieuw rekenblad in je favoriete rekenbladprogramma (File > New spreadsheet). Geef in in cel A: extra giraal geld per stap. Geef in in cel B: extra giraal geld na... stappen. Bewaar het rekenblad (File > Save). Geef het oorspronkelijke deposito in in cel A2: 00 Geef in in cel B2: =A2 Door deze formule stelt het programma de inhoud van B2 gelijk aan de inhoud van A2. Als je return drukt, moet cel B2 nu ook het cijfer 00 tonen. We gaan nu het extra giraal geld per stap (kolom A) berekenen, voor 50 stappen. In stap 2 zijn de leningen van de Eerste Europese Bank gelijk aan 0,9 maal het bedrag van het oorspronkelijke deposito ( 00) dat in cel A2 staat. Geef in in cel A3: =0.9*A2 (* betekent ) Als je return drukt, toont cel A3 nu het resultaat van de formule (90). In elke volgende stap is het bedrag van de leningen telkens gelijk aan de waarde van de cel erboven vermenigvudigd met 0,90. Je kan zulke waarden in een rekenblad makkelijk berekenen als volgt: selecteer cel A3 en copieer (Edit > Copy). Selecteer nu cellen A4 tot A5 en doe Edit > Paste. Het programma copieert de formule uit cel A3, maar past bij het plakken automatisch de verwijzing naar andere cellen (in dit geval: neem de cel erboven ) aan. Je hebt nu het extra giraal geld per stap berekend voor de 50 eerste stappen. In kolom B zullen we nu de som van de laatste en alle voorgaande stappen berekenen. Cel B3 moet dus de geldschepping na twee stappen tonen: de geldcreatie na stap (cel B2) plus de bijkomende geldcreatie in stap 2 (cel A3). Tik dus in cel B3: =B2+A3. Als je return drukt, toont cel B3 nu het resultaat van de formule (90). Selecteer cel B3 en copieer (Edit > Copy). Selecteer cellen B4 tot B5 en doe Edit > Paste. Hoeveel giraal geld is er gecreëerd na 25 stappen? Na 50 stappen? Na 00 stappen? Na 50 stappen? Wat besluit je voor de totale geldschepping? (Opmerking: je rekenblad toont afgeronde waarden. Om meer cijfers na de komma te zien, selecteer kolom B. Kies: Format > Cells > Numbers, en verhoog het aantal decimalen dat het rekenblad toont.) 4
Dit resultaat is een toepassing van meetkundige rijen en reeksen uit je wiskundecursus. De bedragen vormen een meetkundige rij: 00, 00 0,9, 00 0,9 2, 00 0,9 3,... of, met a = 00 en de reden r van de rij gelijk aan 0,9 : a, ar, ar 2, ar 3,... Hierbij is a de oorspronkelijke toename van de reserves en de reden r = reserveratio. Men kan bewijzen dat voor een meetkundige rij a, ar, ar 2, ar 3,... met r < geldt dat de som van de elementen gelijk is aan: a + ar + ar 2 + ar 3 +... = a r In ons geval is r = 0,9 = 0,9 < en gaat bovengaande eigenschap dus op. Bijgevolg is: 00 + 00 0,9 + 00 0,9 2 + 00 0,9 3... = 00 0,9 = 00 0, = 00 0 = 000 De oorspronkelijke toename van de reserves ( 00) wordt dus vermenigvuldigd met: reserveratio = = 0 = geldmultiplicator 0, De omloopsnelheid van het geld De omloopsnelheid van het geld (V ) meet hoe snel het geld van eigenaar verandert, en wordt berekend als omloopsnelheid = nominale bbp geldhoeveelheid In 202 bedroeg het nominale bbp van het eurogebied 9 483 miljard, en de geldhoeveelheid (M ) gemiddeld 4 94 miljard. De omloopsnelheid van M was dus: 9483 miljard 494 miljard,9 Je vindt deze gegevens op de webstek van de Europese Centrale Bank (ecb.org) in het Monthly Bulletin. De gegevens hierboven komen uit het nummer van maart 202: het nominale bbp staat in tabel 5.2 p. S50, de geldhoeveelheid (M ) in tabel 2.3 p. S2. Ik heb de gemiddelde geldhoeveelheid in 202 berekend als het gemiddelde van de geldhoeveelheid van eind-20 en van eind-202. Opdracht. Haal het Monthly Bulletin van maart 202 af van de webstek van de ECB (ecb.int > Publications > Monthly Bulletin). Kijk of je de cijfers van bovenstaande berekening kan terugvinden. Bereken de omloopsnelheid van 20. Is de omloopsnelheid ongeveer constant gebleven? 5
De kwantiteitstheorie en geldvraag en -aanbod Het model van geldvraag en -aanbod toont de geldvraag als een negatieve functie van de waarde van het geld (/P ) en het geldaanbod als een verticale rechte (Mankiw and Taylor, 20, afbeelding 30. p. 645). Als het geldaanbod stijgt, daalt de waarde van het geld en stijgt het prijzenpeil. De kwantiteitstheorie stelt hetzelfde: omdat M V = P Y zal, onder de aanname dat V en Y constant zijn, het prijzenpeil stijgen als het geldaanbod stijgt. De twee theorieën voorspellen dus hetzelfde. Het is niet moeilijk om aan te tonen dat de kwantiteitstheorie en het model van geldvraag en -aanbodzijn equivalent zijn. Interpreteer de omloopsnelheid als een parameter van de geldvraagfunctie: M d = P Y V Als (voor een gegeven V ) het nominale bbp (P Y ) stijgt, neemt de gevraagde hoeveelheid geld toe; als (voor een gegeven P Y ) de omloopsnelheid stijgt, neemt de gevraagde hoeveelheid geld af. Als (voor een gegeven V en Y ) P stijgt en dus de waarde van het geld (/P ) daalt, neemt de gevraagde hoeveelheid geld (M d ) toe; we hebben met andere woorden de vergelijking van de geldvraagcurve uit Mankiw and Taylor (20, afbeelding 30. p. 645) gevonden. (Of meer formeel: schrijf de vergelijking in de vorm y = f(x), met /P als de y-variabele aan de linkerzijde van de vergelijking en M d als de variabele op de x-as, zoals in Mankiw and Taylor (20, afbeelding 30. p. 645): Dat is een vergelijking van de vorm P = (V Y ) M d y = k x (met y = /P, x = M d, en k = V Y = constant) of een hyperbool, zoals de geldvraagcurve in Mankiw and Taylor (20, afbeelding 30. p. 645)). De evenwichtsvoorwaarde in de geldmarkt is dat de geldaanbodcurve en geldvraagcurve elkaar snijden: wat we kunnen schrijven als of M s = M d M s = P Y V M s V = P Y Onder de aanname dat V en Y constant zijn geeft dit de kwantiteitstheorie van het geld. Het model van geldvraag en -aanbod en de kwantiteitstheorie van het geld zijn dus twee verschillende uitdrukkingen van hetzelfde mechanisme. 6
Geldgroei en inflatie: Brazilië, 992 996 De ervaring van Brazilië in de periode 992 996 illustreert hoe zoals voorspeld door de kwantiteitstheorie snelle geldgroei een hoog inflatiepercentage veroorzaakt: Afbeelding 30-3(e). Geldgroei en inflatie: Brazilië, 992 996. Bron: Consumentenprijsindex (reeks 64.c) en geldvoorraad (reeks 34) uit International Monetary Fund, International Financial Statistics, juli 994, september 995, september 996. Cijfers omgerekend naar een index met 992Q = 00. 300000 Index 99Q=00 200000 00000 Geldaanbod Prijspeil 00 992 993 994 995 996 Vergelijk met afbeelding 30.3 in Mankiw and Taylor (20, p. 650). Referenties Mankiw, N. G. and Taylor, M. P. (20). Economics. South-Western Cengage Learning, Andover, 2 nd edition. 7