G.4. HET PALESTIJNS-ISRAËLISCH CONFLICT

Vergelijkbare documenten
ALTERNATIEVEN 4. OBSTAKELS OP WEG NAAR VREDE 5. HOUDING VAN VS EN EUROPA 6. CONCLUSIE

De zesdaagse oorlog (1967)

Samenvatting Geschiedenis Israël (midden-oosten conflict)

De oprichting van de staat Israël heeft geleid tot het huidige conflict tussen de Israëli s en de Palestijnen.

Praktische opdracht Geschiedenis Het Midden-Oost conflict

In Palestina woonde toen kleine Joodse gemeenschappen naast Palestijnse-Arabische bevolking met een goede verstandhouding onderling.

TRANSATLANTIC TRENDS 2004 NETHERLANDS

Onafhankelijk. De waarheid over De grenzen van Israel

Werkstuk Geschiedenis Joden en Arabieren in Palestina

Deze PowerPoint presentatie gaat over Kerk en Israël, in het bijzonder over de Protestantse Kerk (in Nederland) en Israël. Met de naam Israël wordt

4. Het Israëlisch-Palestijns conflict (19 de eeuw heden) (Lessen 21 en 22)

Leila Jordens-Cotran RIMO 2013

Het is met veel emotie dat ik u welkom heet in de Belgische Senaat.

Fiche geschiedenis van het Israëlisch-Palestijns conflict

Opstel Aardrijkskunde Conflicten in Syrie

Wat betekenden de verschillen tussen Noord en Zuid-Korea voor de Koude Oorlog? (conclusie)

Marianne van Leeuwen Atlantische onderwijsconferentie 18 april 2013

14 mei 1948; Het Britse Mandaat kwam tot een eind. David Ben-Gurion kondigde het ontstaan van de

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

betreffende de erkenning van Palestina als onafhankelijke staat

Aan: de Minister-President de Minister van Defensie de Minister van Buitenlandse Zaken. Van: Coördinator Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

EUROPEES PARLEMENT. Zittingsdocument B6-0273/2007 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van de verklaringen van de Europese Raad en de Commissie

Praktische opdracht Geschiedenis Korea Oorlog

Praktische opdracht Geschiedenis Isra

Geschiedenis Israël ( )

Voor Israël en voor de palestijnen!

HONDERD JAAR GELEDEN. Nieuws uit de krant van 10 tot 15 maart 1913

Hoop op democratie in het Midden Oosten

Wereldraad van Kerken

Onderzoeksvraag; welke motieven leidden in de middeleeuwen tot de kruistochten?

De Islamitische Staat

Soms denk je wel eens dat gerechtigheid in deze wereld misschien helemaal niet meer bestaat.

VRAAG & ANTWOORD OVER HET CONFLICT TUSSEN ISRAËL

Het land op de kaart

Het mysterie: Moord op Lumumba

Resultaten en conclusies Israël onderzoek (uitgebreid)

Werkstuk Levensbeschouwing Joden

Tijdvak I. 31 oktober : 30-10:00.

1909 * Eerste kibboets, Degania, en eerste moderne Joodse stad, Tel Aviv, gesticht.

Na de WOI vluchtte de keizer naar Nederland

het Israëlisch-Palestijns conflict

Samenvatting Geschiedenis De Tweede Wereldoorlog

Naam: ISRAEL IN HET Midden Oosten

betreffende de erkenning van Palestina als onafhankelijke staat

Op de vlucht. 1) Waarom vlucht men eigenlijk? Er zijn vele redenen; politieke vervolging, marteling, oorlog of burgeroorlog zijn enkele voorbeelden!

TRANSATLANTIC TRENDS - NETHERLANDS

Werkstuk Aardrijkskunde Irak conflict

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Na de WO II waren Groot-Brittannië en Frankrijk niet langer die landen die de dienst uitmaakten. De SU en de VS waren de supermachten.

Praktische opdracht Geschiedenis Midden-Oosten conflict - gematige joden

Werkblad van RJ Tarr / 1

Zittingsdocument ONTWERPRESOLUTIE. ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

April 2018 Zondag 01 april Maandag 02 april Dinsdag 03 april Woensdag 04 april Donderdag 05 april Vrijdag 06 april Zaterdag 07 april

De kruistochten. God wil het! Steden en Staten

De Palestijnen hebben iemand nodig die nee zegt

Sectie België Israël. 4-6 februari 2018

Plein 1813 nr. 4- 's-geavewhage. Onderwerp: Weekoverzicht.

1 Belangrijk in deze periode

Zaterdag 02 februari Sabbat. O God, neem mijn gebed ter ore, verberg U niet voor mijn smeken. (Psalm 55:1)

DINGEN DIE JE MOET WETEN

Aan: de Minister-President de Minister van Defensie de Minister van Buitenlandse Zaken. Van: Coördinator Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

De beloftes en overeenkomsten tijdens de eerste wereldoorlog ( )

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN

1/ De vastlegging van de grenzen van Israël en meerbepaald van de Palestijnse gebieden. 3/ Het recht op terugkeer van de vluchtelingen van 1948

Aan: de Minister-President de Minister van Defensie de Minister van Buitenlandse Zaken. Van: Coördinator Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

Werkstuk Geschiedenis Het Israel- Palestina conflict

Voor wie er nog mocht aan twijfelen

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

'Waarom is België hard tegen Syriëstrijders, maar laat het joden straffeloos vertrekken naar Gaza?'

Doorbreek de spiraal van geweld Historische schets van conflict tussen Israël en Palestina

NIET LANGER VREEMDELINGEN?

NOL H1, EIR 91, EIR 3

Een grove leugen verspreidt zich over alle continenten van de wereld: Israel is een apartheidsstaat

Helaas zijn christenen niet per definitie hartelijke en gastvrije mensen.

Hoe is het om te leven in de Gazastrook? (bron:

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus BA Amsterdam

FEITEN EN STELLINGEN OVER HET LAND ISRAËL

Dagboek Sebastiaan Matte

De profetische aspecten uit het boek Jozua. Wanneer speelt de geschiedenis, die beschreven wordt, in het boek Jozua zich af?

SO 1. Tijdvak II AVONDMAVO Historisch Overzicht

PULO / MULO staatsexamen lesmateriaal Vak: Geschiedenis Les 6

3 september Onderzoek: Internationale spanningen en conflicten

Leerlingen hand-out stadswandeling Amsterdam

DE VOORGESCHIEDENIS VAN DE HUIDIGE POLITIEKE SITUATIE IN ISRAËL

Werkstuk Geschiedenis Spanningen tussen het westen en het Midden-Oosten

Oorlog in Syrië en de internationale context

Twee jaar na de start van de Arabische revoluties. Uitdagingen voor België en Vlaanderen

De koude oorlog Jesse Klever Groep 7

De Iraanse revolutie (1979) en zijn gevolgen

Geschiedenis van Israël

Geschreven door Administrator zaterdag, 07 juni :44 - Laatst aangepast zondag, 12 september :14

TIJDSLIJN VAN HET ISRAËLISCH-PALESTIJNS CONFLICT

Werkstuk Geschiedenis Het vredesproces in het Midden Oosten

Maart 2019 Vrijdag 01 maart Zaterdag 02 maart Zondag 03 maart Maandag 04 maart Dinsdag 05 maart Woensdag 06 maart Donderdag 07 maart

35 oefenvragen over de Tweede Wereldoorlog 1

Er zijn drie manieren waarop men de toekomst probeert te voorspellen.

Verslag Geschiedenis Tijdvakkendossier tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen

14 God ging steeds voor hen uit, overdag in een wolk, s nachts in licht en vuur.

Transcriptie:

G.4. HET PALESTIJNS-ISRAËLISCH CONFLICT Palestijn met PLO-vlag in Ramalla Inhoud: Voorwoord 1. Uitroepen van de staat 2. Onafhankelijkheidsoorlog 3. Vier oorlogen 4. Eerste Intifada 5. Tweede Intifada Voor de 9 bijlagen zie p.25 Specifieke literatuur

Voorwoord zijn. Je kunt wel alleen oorlog voeren, maar om vrede te sluiten, moet je met z'n tweeën (David ben Goerion) De uitroeping van de staat Israël was voor het joodse volk niets anders dan de verwezenlijking van een eeuwenlang gekoesterde droom. Maar deze droom werd door seculiere Joden totaal anders beleefd dan door vrome Joden, hetgeen geleid heeft tot een bron van tegenstellingen en conflicten. In hoofdstuk G.6 wordt hierop nader ingegaan. Tegelijkertijd beschouwen de Palestijnen het land Palestina als hun thuis, als het land van hun voorouders. Vele eeuwen lang hebben daar palestijnse Moslims, palestijnse Christenen, palestijnse Joden en palestijnse Druzen in vrede naast elkaar gewoond (20% van de Palestijnen zijn Christen). Zodoende is door de uitroeping van de staat het land Israël een land van conflicten en tegenstellingen geworden. In dit hoofdstuk wordt deze strijd behandeld. Deze beide conflicten werken wel op elkaar in, zoals blijkt uit de geweldige politieke verdeeldheid in de israëlische maatschappij. Uit hoofdstuk G.3 is dit wel gebleken. Een oplossing voor één van beide conflicten bepaalt tegelijk de mogelijkheid om de andere tegenstelling te overbruggen. De wereldgeschiedenis kent geen voorbeeld hoe dit kan. In Israël wordt daarom geschiedenis geschreven. Daar leert men een lange adem te hebben, zonder de hoop te verliezen, vertrouwend op wonderen. G.4.2

G.4.1. UITROEPEN VAN DE STAAT ISRAËL Eindelijk was het zo ver: Op zaterdag 15 mei 1948 om 0.00 (het was toen al sjabbat) verlieten de Engelsen Palestina: het mandaat was na 30 jaar beëindigd. Vlak voor het intreden van de sjabbat - dit terwille van de orthodoxe partijen -, op 14 mei dus, proclameerde David Ben Goerion als minister-president van de voorlopige regering in het museum van Tel Aviv de nieuwe staat Israël. Na 2000 jaar vormde Israël weer een zelfstandige staat. Proclamatie In de onafhankelijkheidsverklaring staat o.a.: Wij bieden vrede en vriendschap aan alle omringende landen en volkeren en nodigen hen uit voor het algemeen welzijn samen te werken met de onafhankelijke joodse staat. De staat Israël is bereid zijn volledige bijdrage te leveren aan de vreedzame vooruitgang en opbouw van het nabije oosten... De staat Israël zal open staan voor de joods immigratie en voor het verzamelen van de verstrooide joodse volksdelen;... hij zal gegrondvest zijn op de fundamenten van vrijheid, gerechtigheid en vrede, in het licht van de uitspraken van Israëls profeten... Hij zal volledige sociale en politieke gelijkberechtigdheid van alle burgers waarborgen zonder onderscheid van geloof, ras of sekse. Hij zal geloofsvrijheid, gewetensvrijheid, vrijheid van taal, van opvoeding en van cultuur in het algemeen garanderen... Hij zal de heilige plaatsen van alle godsdiensten beveiligen en getrouw zijn aan het charter van de Verenigde Naties. De Onafhankelijksverklaring was een compromis tussen seculieren en vromen. Dit blijkt uit de volgende punten: - de naam van God of de woorden de Koning van Israël wordt niet genoemd, alleen in de slotzin als Rots van Israël (een verwijzing naar Js.26:4, want de HERE HERE is een eeuwige Rots); - de ondertekening vond plaats vóór de sjabbat en niet op 0.00 uur op het moment dat het Britse Mandaat zou eindigen; - rabbijn I.L. Maimon sprak het traditionele gebed van dankzegging uit, maar de seculiere hoorden dit aan met onbedekt hoofd. Elf minuten na middernacht gingen de Verenigde Staten tot erkenning over, de Sovjet-Unie volgde daarna. De erkenning door de Verenigde Naties vond plaats op 11 mei 1949. De Arabische staten erkenden de nieuwe staat niet. Pas in 1979 en 1994 werd een akkoord gesloten met Egypte, resp. Jordanië. De eerste daden van de regering waren: de openstelling van het land voor joodse immigranten en de afschaffing van de bepalingen die landaankoop door Joden beperkten. G.4.3

G.4.2. ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG EN DE GEVOLGEN (15 mei 1948 20 juli 1949) Een paar uur na de proclamatie vielen de legers van Egypte (in het Zuiden), Transjordanië en Irak (in het Oosten), Syrië en Libanon (in het Noorden) en Saoedi-Arabië eendrachtig het land binnen. Ook de arabische milities die ten westen van de Jordaan opereerden deden mee aan de strijd. Groot-Brittanië steunde de strijd met grote hoeveelheden wapens en munitie en probeerde met een blokkade de joodse militaire bevoorrading te verhinderen. De zes landen hadden hun maatregelen al genomen om de prille joodse staat te vernietigen. De arabische inwoners werden voorgespiegeld dat men die Joden wel even zou wegjagen. Honderdduizenden palestijnse Arabieren raakten ontheemd en kwamen in vluchtelingenkampen terecht. Een niet gedacht resultaat Van drie kanten werd het land aangevallen. Egypte bombardeerde Tel Aviv en veroverde Gaza. Jordanië viel de joodse wijk in Jeruzalem aan. Irakese troepen vielen de kuststrook vanuit het noorden aan, terwijl Libanese en Syrische legers een bedreiging vormden voor de joodse nederzettingen in Galilea. De bedoeling was duidelijk: Dit zal een oorlog van vernietiging zijn en van een enorm bloedbad..., aldus de secretaris-generaal van de Arabische Liga. Een snelle doorstoot naar de zee moest het land in tweeën splitsen. Dat lukte niet. Tegen de verwachting van de engelse defensiedeskundigen in, wist het joodse leger stand te houden en het grootste deel van het aan de joodse staat toegewezen gebied te veroveren. Daarmee verloren de arabische troepen hun belangstelling voor de strijd en voor hun palestijnse broeders. Na twee wapenstilstanden (juni 1948 en eind juli 1948) bleek dat de meeste arabische landen de nederlaag hadden geleden. Israël had 77% van het land Palestina veroverd. Jordanië had zijn doel bereikt: de bezetting van de Westoever en Oost-Jeruzalem. Deze gebieden kwamen onder administratief bestuur van Amman. Alle palestijnse Arabieren in dat gebied kregen het jordaanse staatsburgerschap. In de zomer van 1949 werd met Egypte (op 24 februari), Jordanië (op 3 april), Syrië (op 20 juli) en Libanon (op 23 maart) een wapenstilstand gesloten. Egypte bleef de Gazastrook bezet houden. De joodse staat Israël was een feit. Het in 1947 toegewezen gebied werd zelfs met 20% vergroot. Maar er is geen zelfstandige arabische staat Palestina gekomen. Die had er kunnen zijn, indien de Arabieren het VN-besluit van 29 november 1947 hadden aanvaard. Twee vluchtelingenstromen Het niet voorziene en niet gewenste conflict tussen Arabieren en Joden in het Midden- Oosten heeft geleid tot twee bizarre vluchtelingenstromen, welke beiden direct na aanvaarding van de VN-resolutie op 29 november 1947 zijn begonnen: 1. De exodus van Palestijnen uit het aan Israël toegewezen deel van Palestina (zie hierna). 2. De stichting van de staat Israël heeft een tweede - volkomen onbekende - vluchtelingenstroom op gang gebracht, nl. van Joden uit de landen behorend tot de Arabische Liga naar Israël. Deze stroom is onder druk van de arabische leiders tot stand gekomen. Gedurende de debatten in de V.N. in 1947 hadden deze leiders al gewaarschuwd dat de levens van een miljoen Joden in moslim-landen in gevaar zouden komen door de stichting van de joodse staat. En in autoritaire staten is een waarschuwing gelijk aan een dreigement. Als gevolg van deze druk van officiële dreigementen en vervolgingen zijn een kleine miljoen Joden uit de moslimstaten van het Midden-Oosten en Noord-Afrika naar Israël getrokken. Het aantal joodse vluchtelingen is van dezelfde orde van grootte als het aantal Arabieren dat tot vertrekken is gedrongen. Achteraf gezien komt het dus neer op een bevolkingsruil, met één groot belangrijk verschil. De Joden die gedwongen werden naar Israël te gaan, zijn volledig G.4.4

opgenomen in de israëlische samenleving, met de solidaire hulp van de internationale joodse gemeenschap. Daarom is deze tweede vluchtelingenstroom volkomen onbekend gebleven. Hun verdriet om hetgeen ze achter moesten laten, is echter hetzelfde. Palestijnse vluchtelingenstroom De exodus van Palestijnen heeft drie oorzaken gehad: 1. Een vrijwillig vertrek uit angst voor het dreigende oorlogsgeweld. Van deze stroom vluchtelingen is weinig bekend. 2. De grootste stroom vluchtelingen is op gang gekomen op aandrang van hun leiders. Duizenden Arabieren trokken weg naar aangrenzende gebieden om zo de weg vrij te maken voor de oprukkende arabische colonnes en voor de verwachte massaslachtingen van de Joden. Hun werd een tijdelijke terugtrekking beloofd, totdat de joodse staat was vernietigd en alle Joden de Middellandse Zee waren ingedreven. Tot vier keer toe - in 1948, 1956, 1967 en 1973 - hebben de arabische staten ook geprobeerd dit doel te bereiken. Uit deze negatieve en onvruchtbare politiek is de palestijnse vluchteling geboren. De joodse autoriteiten hebben in 1947/48 veel moeite gedaan de arabische bevolking te overreden te blijven om een ordelijke en vreedzame overgang naar de soevereine joodse staat mogelijk te maken. In de Onafhankelijkheidsproclamatie van mei 1948 is dit ook duidelijk verwoord. Velen (ongeveer 150.000) zijn ook gebleven. 20% van de israëlische bevolking is momenteel Palestijn. Aan de oproep om hun gewone leven voort te zetten, hun winkels en bedrijven weer te openen en erop te vertrouwen dat hun levens en belangen ongedeerd zullen blijven, is door het overgrote deel echter geen gehoor gegeven. Ze meenden niet te kunnen leven in een joodse staat. Het eerste gingen de plaatselijke geestelijke en politieke leider, alsmede de zakenlieden. Dit bracht mee dat de leiding bij de palestijns-arabische bevolkingsgroep wegviel. Deze uittocht werd gestimuleerd door de angst dat Joden de palestijnse Arabieren zouden uitroeien, ondanks alle verklaringen van het tegendeel. 3. Een derde categorie vluchtelingen zijn die welk verdreven zijn door de israëlische eenheden, hoofdzakelijk om militair-strategische redenen. Israël bagatelliseert deze stroom en de Palestijnen overdrijft ze. Ze is wel reëel, maar concrete gegevens zijn moeilijk te achterhalen. Bij de Lausanne-Conferentie in 1951 over het vluchtelingenvraagstuk bood Israël aan maximaal 100.000 vluchtelingen op te nemen. Dit aanbod werd door de Arabieren afgewezen. Bij de palestijnse vluchtelingen is naderhand een soort zionisme gegroeid, gegrond op heimwee naar Palestina, naar hun geboortegrond, naar hun huis. Velen bewaren de sleutel van het huis dat ze moesten achterlaten (al dan niet vrijwillig), hoewel dat huis er misschien al lang niet meer is. Heimwee en wrok, dat generaties overleven. Vluchtelingenhulp Medio mei 1948 hadden meer dan 300.000 Palestijnen het land verlaten. Tegen het einde van de oorlog, eind 1948, bedroeg de totale exodus ca. 700.000 mensen. Van deze vluchtelingen leven nu nog ongeveer 150.000. Toch is het vluchtelingenprobleem gebleven. De arabische staten hebben steeds consequent geweigerd de vluchtelingen op te nemen. Vijftig jaar na dato zijn zij nog steeds voorwerp van internationale liefdadigheid. Hun benarde toestand is een onderdeel van de arabische anti-joodse propaganda, een toestand die willens en wetens door de arabische gemeenschap in stand wordt gehouden, ondanks de medewerking die Israël in 1967 heeft geboden aan een oplossing van het probleem. De V.N. verlenen aan deze weigering hun medewerking door de gehanteerde (uitzonderlijke) definitie van het begrip palestijnse vluchteling. In tegenstelling tot de definitie van de normale vluchtelingenorganisatie (de UNHRC) typeert de VN-organisatie voor de palestijnse vluchtelingen - de UNRWA (United Nations Relief and Works Agency) - ook alle nakomelingen van de in 1948 gevluchte en ontheemde palestijnse Arabieren als vluchtelingen, ongeacht waar zij zich in de regio bevinden. Zodoende telde de UNRWA eind 2001 het aantal van 3.738.000 vluchtelingen (de PLO spreekt zelfs van 5 miljoen). G.4.5

Dit betekent dat de UNRWA een permanente hulporganisatie is geworden, die 22.000 mensen in dienst heeft, vooral palestijnse Arabieren. De UNRWA is verantwoordelijk voor het bestuur en voor vrijwel alle voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, etc.). De controle is echter feitelijk overgedragen aan de Palestijnse Autoriteit. Dit brengt mee dat het operationele beheer sterk wordt beïnvloed door de fundamentalistische moslimorganisaties als Hamas, Islamitische Jihad en Volksfront voor de Bevrijding van Palestina. Het verzet tegen Israël wordt voor een groot deel vanuit de vluchtelingenkampen geleid. Ook het onderwijs is sterk beïnvloed door de Palestijnse Autoriteit en is dus antisemitisch gekleurd. De kosten van de UNRWA zijn voor de westerse mogendheden, waarvan 30% voor de V.S. De arabische staten houden het vluchtelingenprobleem door hospitalisatie kunstmatig in stand. De vluchtelingenkampen zijn ook geen kampen meer, maar zijn dorpen en stadswijken geworden, die zich maar weinig onderscheiden van andere plaatsen in de arabische wereld. De UNRWA wordt in wezen gebruikt door de arabische landen om het conflict met Israël brandend te houden. Terreuraanslagen van 20 juli 1949 29 oktober 1956 In de periode voorafgaande aan de Suez-oorlog bleven arabische terreurorganisaties opereren vanuit de omringende gebieden. Israëls buurlanden verleenden hiervoor uitgebreide steun en gebruikten die organisaties om hun verloren oorlog voort te zetten. G.4.6

G.4.3. VIER OORLOGEN (1956 1985) De pas uitgeroepen staat Israël stond na 1948 voor gigantische problemen: de vijandschap van de arabische wereld, de onzekerheid over de loyaliteit van de eigen arabische landgenoten, de huisvesting/scholing/werkgelegenheid voor de 685.000 arme en berooide geïmmigreerde Joden èn daarnaast de duizenden confrontaties en sabotagedaden langs de grenzen. Hierbij is door de arabische landen vanaf het begin onder grote militaire druk uitgeoefend om een einde te maken aan de joodse staat. Vier oorlogen om het bestaan moesten gevoerd worden. Wel bleek Israël steeds sterker dan de omringende landen,maar ze verergerden in wezen de problemen. 1. Suez-oorlog (29 oktober 24 december 1956) In de jaren 1954-56 liepen de spanningen met Egypte hoog op, toen de in 1954 aan de macht gekomen Nasser zich met russische steun geweldig bewapende om Israël te vernietigen. Het betekende tevens het einde van de vredesgesprekken die in 1952 door Ben Goerion waren begonnen. Zijn nationalisatie van het Suez-kanaal op 26 juli 1956 zorgde in Israël voor veel onrust, evenals trouwens in Engeland en Frankrijk. Deze onrust betrof in de eerste plaats de blokkade van schepen die onderweg waren naar een israëlische haven voor onderzoek naar wapens, hoewel ook wel andere producten werden geconfisqueerd. Daarnaastblokkeerde Nasser de Golf van Akaba. Israël besloot met Engeland en Frankrijk mee te doen aan een verovering van het Suez-kanaal. In een succesvolle aanval bezette het de Sinai en de Gazastrook om de terroristenbases te vernietigen en de blokkades te doorbreken. Tegelijkertijd viel een brits-frans expeditieleger de Suez-kanaalzone binnen. In de Veiligheidsraad van de V.N. riepen de V.S. en de Sovjet-Unie op tot een staakt-het-vuren. Israël trok zich daarop terug en ontruimde begin 1957 de Sinaïwoestijn en de Gazastrook, nadat er garanties waren gegeven dat de golf van Akaba niet meer zou worden geblokkeerd en dat het egyptische leger zich niet meer in de Gazastrook zou legeren. Een V.N.buffermacht legerde zich in de Sinaï, waardoor er rust aan de zuidgrens van Israël kwam. Voor Israël verbeterde de toestand daardoor wel. De bevolkingstoename verliep daarna geleidelijker, de ontwikkeling van de landbouw maakte het land onafhankelijker van voedselimport en de groeiende industrialisatie en het toenemende toerisme zorgde een verbetering van de welvaart. 2. Zesdaagse oorlog (5 10 juni 1967) Van palestijnse zijde gezien valt de periode tot 1967 in twee delen uiteen. Tot 1955 is duidelijk sprake van een shocktoestand. Ze zien dat de joodse bevolking verdubbelt door de immigratie uit Europa en uit de arabische wereld, terwijl de terugkeer van de gevluchte Palestijnen door de arabische staten zoveel mogelijk wordt verhinderd. Ze zijn onmisbaar in hun anti-joodse propaganda. Tegelijkertijd merken ze dat de internationale gemeenschap onmachtig is om een verbetering in hun situatie te brengen. Zij ervaren deze jaren als een tijd van schreeuwend onrecht waaraan niets gedaan wordt. Nergens hebben ze politiek iets in te brengen. In deze tijd wordt de Gazastrook bestuurd door Egypte en de Westoever door Jordanië. Na 1955 gaat deze toestand over in die van berusting. Ze accepteren het feit, dat ze een minderheid zijn die wel wordt gecontroleerd, maar die niet wordt geëlimineerd of geïntegreerd. Ze gaan ook begrijpen dat er voorlopig geen oplossing voor het conflict is. Vanaf 1965 beginnen de Palestijnen hun zaken in eigen hand te nemen. De omslag is de oprichting van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) in 1964 door de Arabische Liga. Het doel van deze organisatie werd beschreven in een handvest dat de vernietiging van Israël G.4.7

centraal stelde. De guerrillastrijders van de PLO beginnen met het organiseren van allerlei terroristische aanslagen op israëlisch grondgebied, die tot op de dag van vandaag doorgaan: infiltraties, zelfmoordaanslagen, represailles. Ook Syrië ondernam allerlei acties tegen Israël, zodat men zich genoodzaakt zag terug te slaan. De Arabische Liga verklaarde dat het belangrijkste doel is de vernietiging van Israël. Sovjet-Rusland steunde de arabische staten met wapens ter waarde van bijna vier miljard dollar. De gebeurtenissen raakten steeds meer in een stroomversnelling. In 1967 barste de bom: * de PLO-guerrilla s namen in de Gazastrook de posities over van de politietroepen van de Verenigde Naties. * Egypte - dat de nederlaag van 1956 nog niet was vergeten - blokkeerde opnieuw de Golf van Akaba door mijnen te leggen en concentreerde een groot deel van zijn leger in de Sinaï. * Jordanië mobiliseerde - ondanks dringende waarschuwingen van Israël - zijn leger en deelde mee dat troepen uit Saoedi-Arabië en Irak het land waren binnengetrokken om het koninkrijk te beschermen tegen een eventuele aanval door Israël. * Syrië - dat probeerde de bronnen van de Jordaan af te tappen om het irrigatie-project van Israël onmogelijk te maken - beschoot het noorden van Israël vanaf de Golan-hoogvlakte. * Eind mei trokken arabische eenheden van alle kanten op naar de wapenstilstandlijnen met Israël. Op 19 mei moest de V.N. vredesmacht zich op bevel van Nasser terugtrekken uit de Sinaï. * Israël wenste geen oorlog, maar het moest als zelfverdediging wel optreden. Op 5 juni opende de israëlische luchtmacht de aanval met acties tegen egyptische luchtmachtbases. In zeer succesvolle aanvallen wist men het grootste deel van de egyptische luchtmacht buiten gevecht te stellen, waardoor de toegang tot het Suez-kanaal open lag. Egypte verloor de Sinaï-woestijn aan Israël. De luchtmachten van Jordanië en Syrië ondergingen hetzelfde lot. Israël veroverde Oost-Jeruzalem, zodat Jeruzalem weer herenigd werd. Ook de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever en de Golan Hoogvlakte werden veroverd op Egypte, Jordanië en Syrië. Als de Verenigde Naties niet om een wapenstilstand hadden gevraagd, had het israëlische leger ook nog Damascus weten te veroveren. Achteraf is gebleken dat eigenlijk niemand deze oorlog heeft gewild, noch de arabische landen, noch Israël. Dat blijkt overduidelijk uit de regeling die direct na beëindiging van de oorlog werd getroffen aangaande de Tempelberg. De geestelijke leider van de Moslims, die naar Jericho was gevlucht, werd toen naar Jeruzalem ontboden om daar de godsdienstige plechtigheden van voor de strijd weer op zich te nemen. Alleen het uiteindelijke gezag over het gebruik van het gebied bleef bij Israël. Evenals in 1949 riepen de V.N. opnieuw op tot vredesonderhandelingen. Ze deed dit in de bekende resolutie 242 van 22 november 1967, die spreekt van vrede, van wederzijdse erkenning, van terugtrekking uit (alle?) bezette gebieden en van een regeling van het palestijns vluchtelingenprobleem (zie bijlage). Omdat direct na de nederlaag een enorme herbewapening op gang kwam, wezen de arabische staten deze resolutie af vanwege de eis van wederzijdse erkenning. Eén van de voornaamste doelstellingen van de niet-gewilde oorlog werd achteraf het verkrijgen van veiliger grenzen door de volledige controle op de Jordaan, de Golan en de Sinaï om een nieuwe aanval te voorkomen. De nadelen zijn echter groter gebleken dan dit voordeel. Deze doelstelling betekende nl. dat economische en militaire onafhankelijkheid van de palestijnse G.4.8

gebieden niet meer mogelijk was. Toen dat tot de Palestijnen doordrong verergerde dat het conflict. Gevolgen van de Zesdaagse oorlog De oorlog van juni 1967 deed de gehele situatie veranderen, zowel aan de israëlische als aan de palestijnse kant. Aan de israëlische kant is er sinds die tijd wereldwijd sprake van een definitieve doorbraak in de identificatie van de joodse gemeenschap met Israël, ook bij hen die zich in wezen van het Jodendom hadden afgewend. De oorlog maakte de Joden over de hele wereld duidelijk dat het verzet tegen de uitroeiing van Israël zelf moet uitgaan. De wereldgemeenschap zal alleen maar toekijken. Het joodse zelfverstaan kreeg tengevolge van de oorlog een religieuze wending. Vooral de controle over de gebieden die in het verleden het hart van het joodse land hadden gevormd (Oost- Jeruzalem, Judea en Samaria) hadden voor veel Joden theologische betekenis. Heilige plaatsen, zoals de westelijke muur (Klaagmuur) van de verwoeste tempel, het graf van de aartsvaders in Hebron en het graf van Rachel kwamen weer in joodse handen. Dit leidde tot een religieuze opleving in het land. De recente overwinning werd in een deel van het religieuze Jodendom ervaren als het begin van de messiaanse verlossing. Tegelijkertijd is dit de basis geworden voor de interne verdeeldheid met betrekking tot een definitieve vredesregeling met de Palestijnen. Vanaf de Zesdaagse Oorlog klinkt ook de roep om de Arabieren uit Israël te verdrijven. Daarnaast steunden een enorme stroom van giften en een grote stroom immigranten - nu ook uit West-Europa en Amerika - Israël daadwerkelijk. Het Zionistisch Program werd zodanig bijgesteld, dat het doel niet alleen meer gericht is op het "inzamelen der ballingen", maar dat ook de betekenis van de joodse gemeenschappen buiten Israël als waardevol werd erkend voor het Jodendom. Voor de palestijnse Arabieren betekende de juni-oorlog dat de Sinaï-woestijn en de Gaza-strook op Egypte, dat Oost-Jeruzalem en de Westoever op Jordanië en dat de Golan-hoogvlakte op Syrië werd veroverd. Hiermee kwam bijna de helft van het palestijns- arabische volk onder israëlisch bestuur. Vanaf 1967 zijn de palestijnse Arabieren in drie groepen verdeeld (zie par.g.3.6.). Deze driedeling leidde tot een steeds sterker wordend palestijns nationaal bewustzijn. Vanaf deze tijd probeert Al-Fatach - naar het voorbeeld van de vietnamese en algerijnse strijd - in de door Israël bezette gebieden een palestijnse nationale bevrijdingsoorlog te ontketenen. Door de toen nog geringe steun van de bevolking mislukte dit vooreerst. Uitputtingsoorlog (26 oktober 1968 7 augustus 1970) Op 8 oktober 1968 deed Israël Egypte een vredesvoorstel om de verhoudingen te normaliseren. Dit werd door Caïro radicaal van de hand gewezen. Dit leidde er wel toe dat egyptische artillerie op 26 oktober van dat jaar het vuur opende op de israëlische posities op de oostoever van et Suezkanaal. Tien Israëli s werden gedood. Deze aanval was het begin van een lange reeks egyptische beschietingen en aanvallen met speciale eenheden, die met israëlische tegenacties met luchtstrijdkrachten en commandotroepen werden beantwoord. Hierbij hield de V.N. zich afzijdig. 3. Jom Kippoer-oorlog (6 24 oktober 1973) Na 1968 volgde een intensivering van de infiltraties vanuit het hoofdkwartier van de PLO, eerst via de Jordaan-vallei en na 1970 via Libanon. Ook de taal van de arabische staatshoofden werd steeds oorlogszuchtiger. Zo riep koning Faisal van Saoedi-Arabië in 1972 alle landen van de wereld op tot oorlog tegen Israël. Maar Israël besteedde hier niet al te veel aandacht aan. Het was in 1973 dan ook totaal niet voorbereid op een nieuwe arabische oorlog. Op Jom Kippoer - een vastendag - brak Egypte in de Sinaï door de israëlische verdediging en G.4.9

heroverde Syrië een gedeelte van de Golan. Niet alleen Syrië en Egypte waren actief betrokken bij deze oorlog. Ook Irak, Saoedi-Arabië, Libië, Koeweit, Algerije, Soedan, Marokko, Noord- Korea, Noord-Vietnam, Pakistan, Cuba en Jordanië verleenden hun medewerking door het sturen van troepen en materieel. Beide partijen werden gesteund door gigantische wapentransporten van Rusland, resp. Amerika. Ook Nederland heeft Israël toen achter de schermen op alle mogelijke manieren gesteund. Vooral de toenmalige minister van Defensie Vredeling was heel pro-israël. Dankzij deze hulp wist Israël zijn tegenstanders terug te slaan tot dichtbij Caïro en Damascus. Onder druk van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie kwam er op 24 oktober een bestand. In de sinaïwoestijn en in de gedemilitariseerde zone tussen Israël en Syrië werden V.N.- vredesmachtren gelegerd. Na afloop bleek dat Israël militair gewonnen had, maar dat de arabische wereld deze oorlog als een nederlaag voor Israël ervoer, omdat de V.S. rechtstreeks moest ingrijpen. Allah was de Arabieren nu beter gezind geweest. In een volgende oorlog zouden de Joden wél verslagen kunnen worden. Ook voor Egypte was de eer gered, omdat het in de Sinaï-woestijn langs het Suez-kanaal een strook land wist te herwinnen. Het gevolg van de Jom Kippoer-oorlog was ook dat de relatie tussen de palestijnse bevolking en Israël begon te radicaliseren. Gevolgen van de Jom Kippoer-oorlog De niet-gewilde oorlogen van 1967 en 1973 hebben een paar onverwachte neveneffecten gehad: 1. Na de Jom Kippoer-oorlog behoefde er niet te minste twijfel meer te bestaan over de bedoeling van de arabische wereld: de totale uitroeiing van de joodse wereld in het Midden- Oosten. De arabische staten zetten het Westen onder grote druk. De olieprijs werd drastisch verhoogd. Nederland werd getroffen door een totale olieboycot, waarschijnlijk om via de Rotterdamse haven de aanvoer naar West-Europa te treffen. Als reactie daarop lieten de nederlandse media en een groot deel van de publieke opinie Israël vallen. Nederland - en heel West-Europa - koos voor de auto en daarmee tegen de bedreigde joodse staat. De kerken protesteerden niet. Sinds die tijd valt het nederlandse beleid ten aanzien van het Midden- Oosten precies samen met dat van de Europese Gemeenschap èn dat is meer pro-arabisch dan pro-israël. 2. Ondanks de omslag in de westerse houding besefte Sadat dat vrede met Israël de enige hoop was op verbetering van de economische omstandigheden in Egypte en in de arabische wereld. Hiervoor kwam hij in november 1977 zelfs naar Jeruzalem. Door het enorme belang van dit bezoek en de commotie waarmee het staatsbezoek gepaard ging, raakte Sadat bekend als de vredestichter van het Midden-Oosten. Na lang aandringen van de Amerikanen leidde dit in maart 1979 tot het eerste vredesverdrag van een ara- Van l.naar r. Moebarak en Sadat van bisch land met Israël, via het zgn.camp David-akkoord Egypte, Begin van Israël (Camp David is het vakantieverblijf van de amerikaanse president Jimmy Carter.) In ruil voor vrede gaf Israël aan Egypte de Sinaï terug. Hoewel de betrekkingen tussen beide landen zeer koel zijn, heeft Egypte zich steeds aan het akkoord gehouden, ondanks de druk van de andere arabische staten en van de sji'ietische groepering in eigen land. Wel werd Egypte door dit akkoord door de arabische wereld in een isolement gebracht. Sadat s moedige vrede was voor Egypte een keuze tussen twee kwaden: - òf Israël erkennen, hetgeen een gevaarlijk precedent zou zijn gezien de vele andere minderheden, maar waarbij in het overige deel van Palestina wel een palestijns-arabische staat kon ontstaan; - òf een blijvende confrontatie met Israël aangaan gericht op vernietiging van de joodse staat, maar waarbij het palestijnse vluchtelingen-vraagstuk bleef bestaan. G.4.10

Egypte koos voor erkenning en vrede, de rest van de arabische wereld voor niet-erkenning en oorlog. 3. In Camp David zijn ook afspraken gemaakt over de bezette gebieden. Het vredesverdrag noemt een periode van vijf jaar waarin onderhandeld zal moeten worden over de definitieve status van de Westbank en de Gaza-strook tussen de direct betrokken partijen: Egypte, Israël, Jordanië en een gekozen bestuursraad uit de bezette gebieden: De uitkomst van de onderhandelingen moet ook de legitieme rechten van het palestijnse volk en zijn rechtvaardige verlangens erkennen. Ook verplichten de partijen zich te werken aan een vlotte, rechtvaardige en permanente oplossing van het vluchtelingenprobleem. Veranderende houding van Israël In Israël werd na de Jom Kippoer-oorlog werd de angst voor een tweede Holocaust weer heel reëel. In de binnenlandse politiek heeft dit in 1977 geleid tot een machtswisseling. De Likoed - die voorstander is van een veel harder optreden tegen de Arabieren/Palestijnen - nam de macht over van de meer vreedzame Arbeiderspartij. Ook in het interne conflict tussen seculieren en vromen heeft dit dramatische gevolgen gehad (zie par.g.3.6). Het toenemende wantrouwen heeft tegelijk geleid tot een verdieping bij de Joden wereldwijd in hun Jood-zijn in het algemeen en tot een sterkere betrokkenheid bij het bestaan van de staat Israël in het bijzonder. Was na 1945 overal een afwending van het Jodendom herkenbaar, als reactie op de vernietiging van alles wat joods was door de Nazi s, de arabische bedreiging riep het besef wakker dat de ontkenning van het jood-zijn niet helpt om het antisemitisme te doen verdwijnen. Daarnaast maakte de oorlog in 1967 de Joden over de hele wereld duidelijk - en die in 1973 bevestigde het alleen maar - dat het verzet tegen de uitroeiing in de eerste plaats van henzelf moet uitgaan. De wereldgemeenschap - de resoluties van de Verenigde Naties bewijzen het - zal weer alleen maar toekijken, evenals in 1933-1945. De hulp die geboden werd, werd alleen maar in het verborgene verleend, uit angst voor represailles van de arabische wereld. De oorlogen van 1967 en 1973 hebben ook duidelijk gemaakt dat de Joden van de christelijke kerken, als het erop aankomt, niets hebben te verwachten. Daarvoor is de vereenzelviging van de westerse kerken met de westerse belangen veel te sterk. De houding van de Wereldraad van Kerken en van het Vaticaan waren toen volkomen duidelijk. Ook zij kijken toe, machteloos als ze zijn. Het is goed om dat in alle nuchterheid vast te stellen. Als het al ooit dieper zal komen, moet er nog een hele lange weg gegaan worden. Operatie Litani (15 maart 13 juni 1978) Aanhoudende palestijnse aanslagen op doelen binnen en buiten Israël, beschietingen aan de noordgrens van Israël en infiltraties van PLO-terroristen vanuit Libanon dwongen israël in te grijpen. De directe aanleiding was de kaping van een autobus op een israëlische kustweg, waarbij 39 Israëli s werden vermoord. Israëlische strijdkrachten vielen Zuid-Libanon binnen met als doel de infrastructuur van de PLO te vernietigen. De actie reikte tot aan de Litanirivier. Op 13 juni was het doel bereikt en trok het israëlische leger zich terug achter de internationale grens. De PLO-infrastructuur was wel danig verzwakt, maar niet vernietigd. Het terreuroffensief hield aan. Naar aanleiding van deze actie stationeerde de V.N. een multinationaal waarnemerskorps in Zuid-Libanon, de UNIFIL Basiswet Jeruzalem Op 30 juli 1980 nam de Knesset de zogenaamde Jeruzalemwet aan als politieke bekrachtiging van de maatregelen met betrekking tot de uitbreiding van de gemeentegrenzen, die onmiddellijk G.4.11

na de Zesdaagse Oorlog van 1967 plaats vond. De belangrijkste bepaling is dat Jeruzalem in haar geheel en verenigd de eeuwige en ondeelbare hoofdstad van Israël is. Het is een basiswet, hetgeen betekent dat ze omdat Israël (nog) geen grondwet heeft grondwettelijke betekenis heeft. Hoewel de Arabieren tot dan toe nauwelijks bijzondere aandacht voor Jeruzalem hadden gehad (van 1948 1967 had geen enkel arabisch staatshoofd de stad ooit bezocht), ontplofte de gehele arabische wereld van woede. Het Westen werd met het oliewapen gechanteerd om tegen het besluit te ageren. Vrijwel alle landen met een ambassade in Jeruzalem (waaronder Nederland) verplaatste deze naar Tel Aviv. De kerken in Nederland protesteerden niet tegen deze stap van de nederlandse regering. 4. Libanon-oorlog (5 juni 1982 31 mei 1985) De in 1965 in Jeruzalem opgerichte Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) moest door de herovering van Oost-Jeruzalem in 1967 door Israël uitwijken naar Jordanië. Tijdens deze Jordaanse periode kreeg de PLO steeds meer invloed op de jordaanse samenleving, doordat een groot deel van Jordanië uit Palestijnen bestaat. Dit dwong koning Hoessein tot ingrijpen. Het jordaanse leger - met hulp van Israël - stuurde de palestijnse guerrilla- strijders de grens over naar Libanon, waar ze zich in het zuiden bij de grens met Israël vestigden. De aanwezigheid van de PLO in Zuid-Libanon fungeerde als katalysator voor het uitbreken van een burgeroorlog tussen de Christenen (Maronieten) en de Moslims. Door de grotere bevolkingsgroei van het islamitische deel van de Libanezen verloren de Maronieten hun meerderheid. Tijdens de burgeroorlog die in 1975 uitbrak, verzetten de maronieten zich hevig tegen deze islamisatie van Libanon. De onstabiliteit van het libanese politiek systeem verontrustte Israël in hoge mate. Toen de PLO vanuit Libanon bovendien steeds agressiever optrad - o.m. zichtbaar in een moordaanslag op de israëlische ambassadeur in Londen door palestijnse terroristen -, lanceerde Israël op 5 juni 1982 de Operatie Galilea om de PLO te vernietigen. Het doel was een korte actie van enkele dagen, maar ze duurde weken, mede door het ingrijpen van Syrië. Al snel werd Beiroet bereikt en omsingeld. Desondanks weigerde de PLO zich over te geven. Pas op 14 augustus 1982 ging de PLO akkoord met de eis dat alle palestijnse milities het land zouden verlaten, hetgeen op 30 augustus was voltooid. De militaire macht werd echter niet vernietigd. Er volgde een wachtperiode waarin het israëlische leger wel de palestijnse wijken omsingelde, maar niet innam. Toen op 14 september de nog maar net tot president gekozen christelijke leider Bashir Gemayel bij een bomaanslag om het leven kwam, trok het leger West-Beiroet binnen om chaos en geweld te voorkomen. Ook de kampen Sabia en Sjatilla werden van achtergebleven terreurnesten gezuiverd, wat uitmondde in een wraakzuchtige massaslachting met 700-800 dodelijke slachtoffers. Dit leidde tot grootschalige protesten vanuit de israëlische bevolking. Het was een actie van de christleijke Falangisten onder het oog van israëlische militairen. De minister van defensie Sjaron moest aftreden. Naast het doel om de PLO militair te vernietigen, moest de interventie een stabiele regering in Libanon bewerkstelligen, zonder invloed van de Syriërs. Ook dit doel werd niet bereikt. Libanon kreeg geen stabiele regering, terwijl het geheel werd (en wordt) gedomineerd door Syrië. Bovendien gingen de beschietingen door, nu niet door de PLO, maar door de pro-iraanse Hezbollah-beweging. Het resultaat van deze niet-verdedigingsoorlog was dat Israël jarenlang het zuidelijk deel van Libanon bezet heeft gehouden, zeer tegen het zin van een deel van de eigen bevolking. deze bezetting heeft veel militairen het leven gekost door de voortdurende confrontaties met Hezbollahstrijders. De Libanon-oorlog heeft de eensgezindheid van de israëlische bevolking en de Joden in de diaspora geen goed gedaan. Op 24 mei 2000 loste premier Ehud Barak zijn verkiezingsbelofte in voor een eenzijdige terugtrekking uit Libanon. Nadat het leger was vertrokken, begon Hezbollah met behulp van Syrié en Iran aan de uitbouw van zijn militaire macht in het grensgebied. een deel van het wapentuig is in staat Noord- en Midden-Israël te bedreigen. G.4.12

Sociaal-economische gevolgen van de bezetting Tussen 1967 en 1994 is de sociaal-economische situatie van de bezette gebieden geweldig verbeterd, vergeleken met de situatie tijdens het egyptische, resp. jordaanse bewind. De levensverwachting van de Palestijnen nam toe van 48 tot 72 jaar, de kindersterfte nam af van 60 tot 15 per 1000 pasgeborenen, het bezit van elektriciteit nam toe van 20% tot 93%, van leidingwater van 16% tot 85% en van kooktoestellen van 4% tot 83%, het aantal hogere opleidingen van 0 tot 7. G.4.13

G.4.4. EERSTE INTIFADA (9 december 1987 13 september 1993) Vanaf december 1987 werd het palestijnse conflict beheerst door de (naar achteraf bleek: eerste) intifada. Begonnen als een eenvoudig auto-ongeluk, gevolgd door een plaatselijke woede-uitbarsting, is het een volksopstand geworden, een nationale bevrijdingsoorlog. Deze intifada is niet van buitenaf opgezet. Aanvankelijk was het een actie van fundamentalistische jongerenorganisaties van de Islamitische Jihad. De PLO was er ook totaal door verrast. Deze intifada heeft ook geleid tot velerlei vredesbesprekingen. Door de hardnekkigheid (of de onmacht) van de palestijnse leiders hebben deze tot nu toe geen resultaat gehad. Palestijnse frustraties Op 6 december 1987 vond een israëlische handelaar in Gaza de dood. Hij kwam door messteken om het leven. Twee dagen later veroorzaakte een zware israëlische vrachtwagencombinatie een ongeluk bij een militair controlepunt, waar een aantal Palestijnen stonden te wachten. Er vielen doden en gewonden onder hen. Volgens de chauffeur was er sprake van een ongeluk. Volgens de Palestijnen ging het om een wraakactie voor de steekpartij van twee dagen ervoor. Deze incidenten veroorzaakten een kettingreactie van geweld in de omstreden gebieden: van stenen gooien naar israëlische agenten en soldaten, bekogelen van auto s, ingooien van ruiten, in brand steken van gebouwen tot het tot ontploffing brengen van zelfgemaak- te (auto)bommen, met een politie of leger die antwoordt met knuppels, traangas en afvuren van (rubber)kogels of het afzetten van wegen. Deze golf van geweld is bekend geworden onder de naam intifada, wat afschudden betekent in het Arabisch. Het doel van deze intifada was tweeërlei: gehoord worden in de arabische wereld èn de Israëli s verdrijven uit de omstreden gebieden. Het uitgangspunt was het gebruik van beperkt geweld - dus geen wapens - om het israëlische leger te provoceren, zonder de publieke opinie tegen de haren in te strijken. De Palestijnen voelden zich nl. al lange tijd bijzonder gefrustreerd: - De palestijnse zaak werd in de arabische wereld niet optimaal meer gesteund. De bijeenkomst van de arabische leiders in november 1987 werd helemaal gedomineerd door de oorlog tussen Irak en Iran, waar men een einde aan wilde maken. Het palestijnse vraagstuk kwam niet verder dan de rondvraag, hetgeen de Palestijnen bijzonder ergerden. - De grootmachten hielden zich min of meer afzijdig van het palestijnse probleem. Zij concentreerden zich helemaal op de Irak-Iran-oorlog. - Ook was er veel onvrede over het functioneren van de PLO, die geen enkele verbetering in hun lot had gebracht. - Een vierde oorzaak had te maken met economische en demografische aspecten. De Palestijnen in de regio kregen te maken met grote werkloosheid en moesten flinke financiële klappen incasseren, waardoor ze niet meer in staat waren genoeg geld naar hun families in de omstreden gebieden te sturen. Daarnaast bestond ongeveer 40% van de inwoners daar uit jongeren tussen 10 en 30 jaar. Vooral bij hen kwam de slechte economische situatie hard aan. Zij vormden de groep bij uitstek waar de felle activisten uit konden worden gehaald. Karakter van de opstand Deze intifada werd niet geleid door de PLO, maar door het zgn. "Verenigd Leiderschap van de Opstand, een organisatie waar vertegenwoordigers van alle bij de intifada betrokken groepen in zaten. Arafat (die toen in Tunesië zat) was buiten de voorbereidingen gehouden. Later heeft hij geprobeerd de situatie naar zich toe te trekken door eigen medewerkers op hoge posten te G.4.14

plaatsen, maar deze intifada hield het karakter van een volksopstand. De gewelddadigheden werden hoofdzakelijk begaan met stenen, kogellagers die met katapulten werden afgeschoten, ijzeren staven en molotovcocktails. Vele honderden Palestijnen en Israëli s kwamen om het leven. een belangrijk punt was ook de actieve betrokkenheid van de Islam. De moskeeën riepen steeds weer op om de acties te steunen. Zo werd een paar dagen na het begin van deze intifada de Hamas opgericht, de fundamentalistisch-islamitische verzetsorganisatie, die onder de bevolking populairder is dan de PLO. Daarmee kreeg de Intifada ook het karakter van een her-islamisering van de palestijnse samenleving. De PLO maakte van de anarchie en chaos gebruik om honderden politieke tegenstanders en collaborateurs, die ervan werden verdacht samen te werken met het israëlische leger, te laten vermoorden. De opstand heeft een grote anti-israël houding in de wereld opgeroepen. Daarnaast is de invloed van de fundamentalisten toegenomen. Steeds meer werd de Islam als wapen in de strijd tegen Israël gehanteerd. Gevolgen De Eerste Intifada heeft twee grote gevolgen gehad: * Het aanzien van Israël werd flink aangetast en de kritiek op de israëlische regering nam zienderogen toe, terwijl de palestijnse bevolking als underdog op steeds meer sympathie kon rekenen. * De macht van de fundamentalisten werd steeds groter. Sleutelfiguren van de PLO die voorheen een duidelijke scheidslijn tussen religie en terrorisme handhaafden, omarmden nu de Islam als wapen in de strijd tegen Israël. * Om te voorkomen dat de onrust naar Jordanië zou overslaan, maakte koning Hoessein op 31 juli 1988 een einde aan de wettelijke en financiële banden met de Westoever. Daarmee werd de weg vrij gemaakt voor de stichting van een onafhankelijke palestijnse staat. Deze werd dan ook op 15 november 1988 door de PLO uitgeroepen. Ondanks de erkenning door de arabische wereld heeft dit geen effect gehad op de situatie in de omstreden gebieden. * Vanaf 1989 werd het steeds duidelijker dat de situatie op de lange duur niet is te handhaven. De Palestijnen en de israëlische Arabieren neigen gemakkelijk naar radicalisering. De israëlische samenleving vertoont tekenen van afbrokkeling. De relaties van Israël met de V.S. en haar joodse gemeenschap komen onder spanning te staan. Duidelijk werd ook dat annexatie - zelfs gedeeltelijk - van de omstreden gebieden een schending zou betekenen van het akkoord met Egypte, hetgeen een nieuwe arabisch-israëlische oorlog zou meebrengen. Ook zou daardoor de verbondenheid met Amerika worden bedreigd. Golfoorlog De op 17 januari 1991 uitgebroken en 6 weken durende Golfoorlog heeft eveneens een geweldige verandering gebracht in de vastgelopen situatie in het Midden-Oosten: 1. Doordat de PLO Saddam Hoessein had gesteund, verloor ze de schenkingen van Koeweit, de Verenigde Arabische Emiraten en van Saoedi-Arabië. Daarnaast werden 400.000 PLO-ers Koeweit uitgezet, die tot nu toe de Palestijnen in de bezette gebieden financieel hadden gesteund. Syriërs namen deels hun plaats in, waardoor de economie van dat land is aangetrokken. 2. Israël - dat tot dan toe alleen in de arabische wereld had gestaan - werd opgenomen in de kring van vijanden van Irak. Er was een nieuwe vijand gekomen. 3. De aanvallen van de Scud-rakketten op Jeruzalem en Tel-Aviv veroorzaakten een golf van sympathie in de Verenigde Staten en Europa. In tegenstelling daarmee had de PLO de nodige sympathie verspeeld door Saddam Hoessein te steunen. Oslo-akkoord G.4.15

In 1982 lanceerde de toenmalige president Reagan een vredesplan dat door Begin van Israël werd verworpen. Dit omvatte de terugtrekking van de israëlische troepen uit de omstreden gebieden, zelfbestuur voor de Palestijnen in associatie met Jordanië en onderhandelingen over de status van Jeruzalem. In 1989 kwam Amerika met een plan waarin Palestijnen en Israëli s in Cairo rond de tafel zouden gaan zitten. Na de Golfoorlog leidde dit eind oktober 1991 tot een internationale vredesconferentie in Madrid, waaraan alle arabische staten en Israël meededen. Er was echter geen officiële palestijnse vertegenwoordiging, hoewel er via andere delegaties wel verbindingen waren.. Vooral bij de openingstoespraken vielen harde woorden. Na de beschuldigingen over en weer wilden verschillende leiders de conferentie verlaten, maar door tussenkomst van de Verenigde Staten werd dit voorkomen. In wisselende samenstellingen en op verschillende plaatsen sleepten de onderhandelingen zich voort, zonder resultaat te boeken.. Op 13 september 1993 - nog tijdens de Madrid-conferentie - werd een eerste, verrassende doorbraak bereikt tussen Palestijnen en Israël met het zgn. Oslo-akkoord. Deze doorbraak was mogelijk geworden, omdat de PLO op 10 september van dat jaar het terrorisme had afgezworen en had toegezegd die artikelen in het Handvest op termijn te wijzigen waarin het bestaansrecht van Israël wordt ontkend. Helaas is het bij een toezegging gebleven Het akkoord op zich was mogelijk, omdat beide partijen behoefte hadden aan een wapenstilstand. Ze is tot stand gekomen, dankzij intensieve zeer geheime besprekingen door relatieve buitenstaanders, palestijnse en israëlische wetenschappers. De leiders waren echter niet in duurzame vrede geïnteresseerd. De eerste fase in 1993 behelsde een erkenning door Israël van de PLO als de wettige vertegenwoordiging van de Palestijnen en de erkenning door de PLO van Israël. Ook zal Israël zich binnen 5 jaar terugtrekken uit de bezette gebieden (alle, ook de nederzettingen?). Onduidelijk was wat die erkenning concreet inhield: alleen autonomie of een onafhankelijke zelfstandige staat. De israëlische regering (met het duo Rabin-Peres) van de Arbeiderspartij aan het roer) ging er bij dit akkoord vanuit dat Arafat in staat was de Hamas te bestrijden. Tot nu toe is dit een misverstand gebleken. Omtrent Jeruzalem werd afgesproken dat dit punt als laatste zal worden geregeld. In het algemeen worden de Oslo-akkoorden als het einde van de eerste intifada aangemerkt. Vervolg-stappen Stapsgewijs werden de volgende resultaten bereikt: 1. Op 26 oktober 1994 volgde vrij snel een akkoord met Jordanië - het eerste akkoord dat op eigen bodem is gesloten. In dit akkoord gaf koning Hoessein Israël de garantie dat buitenlandse mogendheden zijn grondgebied niet mogen gebruiken voor een aanval op Israël. Bovendien kreeg hij de religieuze zeggenschap over de islamitische heilige plaatsen. 2. Op 28 september 1995 werd na moeizame onderhandelingen de tweede fase van het Osloakkoord gesloten. Afgesproken werd dat de israëlische troepen zich zouden terugtrekken uit de Gazastrook en uit Jericho, als eerste begin. 3. Een akkoord met Syrië wilde niet lukken, hoewel in 1992 iedereen van mening was dat er een vredesverdrag in de lucht zat, nadat Rabin toegestemd had in teruggave van een gedeelte van de Golan. President Assad sprak toen wel voor het eerst in het openbaar over vrede met Israël. 4. Op 24 april 1996 heeft de Palestijnse Nationale Raad de ruimte gegeven voor een zodanige herziening van het Handvest dat daarin de vernietiging van Israël niet meer voorkomt. Dit is echter niet geëffectueerd (zie de bijlage bij het volgende hoofdstuk). G.4.16

Hoewel beide partijen nooit akkoord zijn gegaan met een verdeling, werd in die jaren in het algemeen uitgegaan van bijgaand kaartje: - zwart = autonoom PA-gebied (3% van het gehele gebied); - donkergrijs = civiel palestijns bestuur, met israëlisch militair bestuur (23% van het gebied); - lichtgrijs = het gebied met volledig israëlisch bestuur. Het zal duidelijk zijn dat op basis van deze verdeling geen levensbare onafhankelijke staat mogelijk is. Zowel in Israël als onder de Palestijnen heerste grote onvrede met betrekking tot de bereikte akkoorden: - Rabin ging door met de bouw van nederzettingen. Een groot deel worden bewoond door russische emigranten, die een groot deel van het werk van de palestijnse arbeiders overnemen. - De kolonisten willen de nederzettingen niet verlaten en de orthodoxe groeperingen willen geen gebieden afstaan. - De fundamentalistische moslim-organisaties (Hamas en islamitische Jihad) willen geen vrede en gaan door met aanslagen. Zij proberen op deze wijze ook de verkiezingen in Israël te beïnvloeden. - Arafat was een slecht bestuurder: corrupt en ondemocratisch. De Oslo-akkoorden betekenden niet het einde van de aansalgen: In februari 1994 doodde een joodse kolonist in Hebron in de moskee tientallen Moslims tijdens hun vrijdaggebed. Op 4 november 1995 werd zelfs premier Jitzaq Rabin vermoord door een rechts-extremistische Jood, die banden had met één van de verboden Kach- groepen. Deze moorden laat zien de grote verdeeldheid en onzekerheid onder de Joden met betrekking tot de vredesbesprekingen. Vervolg Met de verkiezingen van juni 1996 kwam - zij het met een nipte overwinning - de Likoed aan de macht. Netanyahu verklaarde direct aan het begin van zijn aantreden dat hij alles in het werk zal stellen om de overeenkomst van Oslo tegen te gaan. Sindsdien was de voortgang in de vredesbesprekingen erg onduidelijk, mede tengevolge van de onderlinge verdeeldheid van zijn regering, omdat de V.S. zich teruggetrokken uit het proces en omdat niemand de agenda van Arafat kende. Het ironische is geweest dat de regering van Netanyahu als bruggenbouwer heeft gefungeerd tussen de V.S. en de Palestijnen. In december 1998 heeft Clinton een bezoek gebracht aan Gaza, waar hij het fundament heeft gelegd voor een Palestijnse staat. Tijdens de regering Netanyahu zijn er nogal wat incidenten geweest: de tunnel onder/bij de Tempelberg, bouw van de joodse woonwijk Har Homa, uitbreiding van joodse nederzettingen op de Westoever, waarover veel ophef werd gemaakt. Het enige positieve was dat na moeizame onderhandelingen op 15 januari 1997 overeenstemming werd bereikt over de toekomstige status van Hebron. Vooral de veiligheid van de joodse inwoners van Hebron en Kiryat Arba was een heikel punt. Op 23 oktober 1998 ondertekenden Netanyahu en Arafat, onder grote druk van Clinton in de V.S. het zgn. Wye River Memorandum, als volgende stap in het definitieve vredesproces. Het was bedoeld om de uitvoering van palestijns zelfbestuur te vergemakkelijken. Het luidde tevens het einde in van de regering Netanyahu. Na incidenten op de Westoever schortte Israël de uitvoering van het akkoord op. G.4.17