Antwoorden Vorm en Ruimte herhaling. Verhoudingen

Vergelijkbare documenten
Herhaling en samenvatting Verhoudingen

Tweepuntsperspectief I

Afsluitende Opdrachten

Schaduwopgaven Verhoudingen

Op het werkblad staat de uitslag van een kijkdoos, die omstreeks 1980 als doos gebruikt is om gebak bij een bakker in te pakken.

8.1 Inhoud prisma en cilinder [1]

4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: 8

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Extra oefenmateriaal H10 Kegelsneden

Hoofdstuk 2: Kijken. Vraag 2 a) Zevende traptrede van onderen. b) Eén optrede is ongeveer 20 cm, dus het oog was ongeveer 140 cm boven de vloer.

Hoofdstuk 5 Oppervlakte uitwerkingen

Hoofdstuk 7 : Gelijkvormige figuren

1. rechthoek. 2. vierkant. 3. driehoek.

Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE 4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: INTRO

Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE VWO 4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: INTRO

Hoofdstuk 1 KENNISMAKEN 1.0 INTRO

2 BBL. Oppervlakte. 5.1 Eenheden van oppervlakte

15 a De rechthoeken zijn 1 bij 6 lucifers, of 2 bij 5 lucifers, of 3 bij 4 lucifers. Zie figuur: Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE HAVO 21.

Opmerking Als de punten A en B op de juiste plaats getekend zijn, maar iedere toelichting ontbreekt, drie punten toekennen.

1. C De derde zijde moet meer dan 5-2=3 zijn en minder dan 5+2=7 (anders heb je geen driehoek).

Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

16 a. b a. b 6a. de Wageningse Methode Antwoorden H21 OPPERVLAKTE HAVO 1

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Meetkunde. MBO Wiskunde Niveau 4 - Leerjaar 1, periode 3

d = 8 cm 2 6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C: = 18 m 2 D: 20 m 2 E: 26 m 2

6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C:

Antwoorden De juiste ondersteuning

Hoofdstuk 8 - Ruimtefiguren

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Hoofdstuk 2 boek 1 havo b Oppervlakte en inhoud.

G&R havo B deel 3 10 Aanzichten en doorsneden C. von Schwartzenberg 1/16. 1a Het bovenaanzicht van het voorwerp is een cirkel. 3

Aanzichten en inhoud. vwo wiskunde C, domein G: Vorm en ruimte

handleiding pagina s 1005 tot Handleiding 1.2 Huistaken nihil 2 Werkboek 3 Posters 4 Scheurblokken bladzijden 122, 147, 150 en Cd-rom

Hoofdstuk 8 - Ruimtefiguren

Hoofdstuk 2: Kijken. Vraag 2 a) Zevende traptrede van onderen. b) Eén optrede is ongeveer 20 cm, dus het oog was ongeveer 140 cm boven de vloer.

Oppervlakte en inhoud van ruimtelijke figuren

10 Afstanden. rood. even ver van A als van C even ver van A, van C en van E. 10 m. blauw

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

handleiding pagina s 434 tot Handleiding 1.2 Huistaken huistaak 12: bladzijde Werkboek

Docentenhandleiding Wiskonopoly

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : eerste ronde

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde . (D)

Hoofdstuk 6 Inhoud uitwerkingen

13 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede ronde.

de Wageningse Methode Antwoorden H17 PYTHAGORAS VWO 1

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede Ronde.

Examen VMBO-GL en TL 2008 wiskunde CSE GL en TL tijdvak 1 donderdag 22 mei uur

1 Wiskunde, zeker. 1, 2, 3, 5, 6, 7. 8, 10, 11, 12 en 13 eurocent. duimstok Timmerman Hoe lang iets is.

Examen VMBO-GL en TL. wiskunde CSE GL en TL. tijdvak 2 maandag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

1 Junior Wiskunde Olympiade : eerste ronde

Hoofdstuk 1 KENNISMAKEN 1.0 INTRO

Handig met getallen 4 (HMG4), onderdeel Meetkunde

Uitwerkingen wizprof D = = B 6 ronden duren 6 minuten en 66 seconden, dus 7 minuten en 6 seconden.

9 6,5 + 4 is ongeveer 11, dus 7 Vlamingen en 4 Walen. 11 abcde

VIERHOEKEN IN PERSPECTIEF

Eindexamen wiskunde vmbo gl/tl I OVERZICHT FORMULES: omtrek cirkel = π diameter. oppervlakte cirkel = π straal 2

2.1 Cirkel en middelloodlijn [1]

7 cilinder. bol. torus. 8 a

Het Metriek Stelsel. Over meten, omtrek, oppervlakte en inhoud

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

de Wageningse Methode Antwoorden H15 GELIJKVORMIGHEID HAVO 1

gelijkvormigheid handleiding inhoudsopgave 1 de grote lijn 2 applets 3 bespreking per paragraaf 4 tijdsplan 5 materialen voor een klassengesprek

6 a 22,5 gram b v = 1,5m. 7 a 1,95 kg b g = 0,78 v c 13 / 0,78 16,7 dm 3. 8 a. b p = 200d

Opgaven Kangoeroe vrijdag 17 maart 2000

wiskunde CSE GL en TL

E = mc². E = mc² E = mc² E = mc². E = mc² E = mc² E = mc²

Vraag Antwoord Scores. 1 maximumscore Dus elke hoek is 30 1

4 ab. 5 a lijnstuk b lijnstuk c halve lijn d lijnstuk. 6 a. 7 a. 8 ac. b 20 mm. 9 a. de Wageningse Methode Antwoorden H10 AFSTANDEN 1

Aanvulling hoofdstuk 1 uitwerkingen

Doorsnede inhoud vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

wiskunde B havo 2015-II

Hoofdstuk 21 Oppervlakte 21.0 INTRO

WISKUNDE-ESTAFETTE 2010 Uitwerkingen

WISKUNDE: HERHALINGSOEFENINGEN EINDE ZESDE LEERJAAR

Wat is de som van de getallen binnen een cirkel? Geef alle mogelijke sommen!

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 1 dinsdag 15 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

SMART-finale Ronde 1: 5-keuzevragen

Voorplaat Het holocaust monument in Berlin, ter nagedachtenis van de in de tweede wereldoorlog vermoorde Joden

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Willem-Jan van der Zanden

de Wageningse Methode Antwoorden H25 RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT VWO 1

Spelen met passer en liniaal - werkboek

Herhalingsles 2 Meetkunde 1 Weeroefeningen

Opgaven Kangoeroe vrijdag 17 maart 2000

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-I

wizkid maart 2013 Veel succes en vooral veel plezier.!! je hebt 50 minuten de tijd rekenmachine is niet toegestaan

Uitwerkingen oefeningen hoofdstuk 4

Extra opgaven Aanzichten, oppervlakte en inhoud

Hoeveel euro moet Iris voor het skiën van haar kinderen betalen? Schrijf hieronder je antwoord op. ...

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

ZESDE KLAS MEETKUNDE

Blok 6B - Vaardigheden

Opgave 1 - Uitwerking

REKENEN. Les Probleemoplossend Rekenen. Hoofdstuk 13 -

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2008-I

wizprof Veel succes en vooral veel plezier.!! rekenmachine is niet toegestaan je hebt 75 minuten de tijd

Soorten lijnen. Soorten rechten

Eindexamen wiskunde vmbo gl/tl I

25.0 INTRO. 5 a. bc minstens 8 hoogstens AANZICHTEN. 6 minstens 2 hoogstens 4

Eindexamen wiskunde B havo II

Transcriptie:

Antwoorden Vorm en Ruimte herhaling Verhoudingen 1. a. Tegenover elke 4 eenheden A staan 5 eenheden B en omgekeerd. b. 125 ; 80 c. A bevat 800 exemplaren, B bevat 1000 exemplaren. d. x ; y 2. a. 3 : 2 b. De eerste rechthoek is 1 keer zo lang en zo breed als de tweede rechthoek, en heeft dus een keer zo grote oppervlakte. De verhouding van de oppervlaktes is 3 : 4. c. De eerste balk is 1 keer zo lang, zo breed en 2 keer zo hoog als de tweede balk, en heeft dus een keer zo grote inhoud. De verhouding van de inhouden is 15: 8. 3. a. 3500 = 1400 b. 35 : 30 = 7 : 6 en 63 :? is dezelfde verhouding. Dus? = 54. c. Het aantal zakken is gelijk aan het aantal minuten. Dus 6 kangoeroes eten 100 zekken gras in 100 minuten. d. In bak A komt = van het water; in bak B komt de rest, dat is. De verhouding is dus 1 : 3. 4. 15 bij 22,5 pa bij pb b bij cb 5. Zes rechthoeken: Drie rechthoeken: 6. Nee, want de plakjes zijn even hoog terwijl de grondvlakken dat niet zijn. (Je ziet trouwens meteen dat het bovenste stukje (een echte piramide) een andere vorm heeft dan de andere drie stukjes.) 7. a. Nee, want de lijn op halve hoogte heeft lengte 5. De evenwijdige zijden van de bovenste helft verhouden zich als 5 : 2 en die van de onderste helft als 8 : 5 en die verhoudigen zijn niet hetzelfde. b. Nu wel, want de lijn op hoogte 6 heeft lengte 4. Alle afmetingen van de bovenste helft zijn de helft van de afmetingen van de onderste helft. 1

8. a. α = 19, β = 80 b. 66 : 55 = 6 : 5 c. x = 25 = 30, y = 18 = 15 9. Dat geldt niet. Voorbeeld: alle rechthoeken hebben gelijke hoeken (de hoeken zijn allemaal 90 ), maar rechthoeken zijn (in het algemeen) niet gelijkvormig. 10. α = 57, β = 100, h = 26 = 32, x = 50 = 40 11. 21 = 24,5 mm, 26 = 18 mm 12. De linker driehoek is keer de hele driehoek en zijn ingeschreven cirkel heeft dus straal. De rechter driehoek is keer de hele driehoek en zijn ingeschreven cirkel heeft dus straal. 13.a. 150 cm = 1,5 m. b. 400.000 cm = 4 km. 14.a., b., 4 6,7 cm 6 = 3,6 cm 15.a. 1 : 31890.000 b. 8848 / 31890.000 m 0,028 cm 16.a. De breedtes van de vier figuren zijn 10, 22,4, 45 en 64 mm. De cirkel is opgerekt met dec factoren, 0,22, 2 0,5 en 1,5 b. Dan wordt het een ellips; de verhouding van hoogte en breedte is 5 : 3. Dan wordt het een ellips; de verhouding van hoogte en breedte is 1 : 0,96 = 25 : 24. 17. Zeg dat de korte zijde van een A5-vel x mm lang is. Dan is een A5-vel dus x bij 210 en een A4-vel 210 bij 2x. Vanwege de gelijkvormigheid van A5 en A4 geldt:. Dus 2x 2 = 210 2. Dus x 148,5 mm. 18. De oppervlakte van een A4-vel is 1 m2 m2 = 625 cm 2. De oppervlakte van een A-vel is m 2 19. Eén A4-vel weegt 80 gram = 5 gram. Het hele pak weegt 500 5 gram = 2500 gram = 2,5 kg. 20.a. Als het vierkant van 1 bij 1 er vanaf geknipt is, houd je een rechthoek van 1 bij x 1 over. is bij het hele vel en bij het overschot. Deze quotiënten zijn gelijk. b. Vermenigvuldig beide leden met x; dat geeft: x 2 x = 1. Trek van beide leden 1 af; dat geeft: x 2 x 1 = 0. c. Wortelformule: a = 1, b = -1, c = -1. =.

Of met kwadraatafsplitsen: x 2 x 1 = 0, dus x 2 x = 1, dus x 2 x + = 1, dus (x )2 = 1, dus x = ±1 = ± 5, dus x = ± 5 We moeten de positieve oplossing hebben, dus die met het plusteken. 21.a. 210 ϕ 210 ( + 5 340 mm b. 210 / ϕ = 210 / ( + 5 130 mm 22. 3 2 = 6 keer zo groot 23. 3 2 1,5 = 9 keer zo groot 24.a. 1 : ( )2 : ( )2 1 : 0,73 : 0,58 = 100 : 73 : 58 b. 1 : ( )3 : ( )3 1 : 0,63 : 0,44 = 100 : 63 : 44 25.a. Het kleine ijsje is ca. 10 mm hoog, het grote 85 mm. Het grote ijsje heeft dus ( )3 614 keer zo grote inhoud. Merk op dat meetonnauwkeurigheden kunnen leiden toch antwoorden die nogal afwijken van dit antwoord. b. ( )2 72 keer zo veel. 26. Die zou (, )3 80 kg 492963 kg 493 ton wegen. Dat is iets zwaarder dan 440 ton. 27.a. De oppervlakte van de stip is evenredig met het aantal inwoners. De grote stip heeft een 10 keer zo grote diameter en dus een 100 keer zo grote oppervlakte als de kleine stip. En het aantal inwoners dat de grote stip vertegenwoordigt is ook 100 keer zo groot. b. 30 miljoen c. Florida s stip heeft een diameter van 9 mm en California s stip 14 mm. ( )2 30 miljoen 12 à 13 miljoen. d. De oppervlakte van Alaska s stip moet, 0,023 keer zo groot zijn als die van California. De diameter van Alaska s stip moet dus 0,023 0,153 keer zo groot zijn. 0,153 14 mm 2,1 mm 28. Ik tel tien pilaren. Het bovenaanzicht is dus een regelmatige tienhoek. 29.a. 180 5 900 128 b. 4 7 4 / 2 = 14 diagonalen Twee verschillende lengtes: 7 korte en 7 lange diagonalen 30.a. Ook een regelmatige zevenpuntige ster; hiervan zijn de punten spitser. b. Twee regelmatige zeshoeken door elkaar. c. Een regelmatige elfpuntige ster. d. Twee regelmatige vijftigpuntige sterren door elkaar. 3

31. ϕ 4 = (ϕ 2 ) 2 = (ϕ+1 2 ϕ 2 + 2ϕ + 1 = ϕ + 1 + 2ϕ + 1= 3ϕ + 2 32.a. De zijden van de grote en kleine vijfhoek verhouden zich als a : c = ϕ 2 : 1 3ϕ+2 : 1 6,85 : 1 b. De grijze vijfhoek is dus het 1/6,85 de deel van de grote vijfhoek. Dat is ongeveer 14,6%. 33.a. De gestreepte driehoek kan worden verdeeld in twee stukken en de gestippelde driehoek kan worden in twee dezelfde stukken! Zie plaatje. b. De grijze zeshoek kan worden verdeeld in 6 gestreepte driehoeken. Zie plaatje. c. Het oppervlak buiten de grijze zeshoek telt 6 gestippelde driehoek en 6 gestreepte driehoeken. De grijze zeshoek zelf telt 6 gesteepte driehoeken. Alle achttien driehoeken zijn even groot. Dus is de grijze zeshoek 1/3-deel van de hele zeshoek. De oppervlaktes verhouden zich als 1 : 3. d. De zijden verhouden zich dus als 1 : 3 1 : 1,73 = 100 : 173 4

Perspectief 1. a. scherm voorkant kubus achterkant kubus oog voorkant achterkant b. Die veranderen niet. c. Als het oog naar voren gaat, worden beide kleiner. d. De eerste drie plaatje wel, het vierde plaatje niet. e. 2. Ja: H1 H 2 H 2 = ½ H 1 3. Centrale projectie 4. Als je de voorkant van de kubus als vierkant ziet, moet je er recht voor staan, en dan kun je de zijkant en bovenkant onmogelijk zien. 5. 5

6. 7. Links: centrale projectie, rechts: parallelprojectie 8. a. b. 4 cm 4 2 cm 56,5 mm (voor de zijde van het grondvlak heb ik 4 cm gekozen.) 9. a.b. horizon A evenwijdig aan k O oogvlak A 3 k tafereel A 4 A 3 A 2 A 1 A 0 grondlijn grondvlak 6

c. Het beeld van k is dan evenwijdig aan de grondlijn. d. Die beelden swnijden elkaar op de horizon (ze hebben hetzelfde verdwijnpunt) e. Dat ligt recht tegenover O. f. Op de echte horizon liggen de punten die oneindig ver weg liggen (zo ver als je kunt kijken), in alle richtingen. De beelden van die punten komen op het tafereel op een lijn terecht, die daarom ook horizon genoemd wordt. 10.a. Oneindig lange lijnen die niet evenwijdig aan de horizon zijn moeten allemaal eindigen op de horizon. Dat doet de kortere lijn niet, dus die is fout getekend. b. Die lopen in werkelijkheid uit elkaar. 11. O oogvlak tafereel grondvlak 12 horizon 7

13.a. horizon 1 2 b. horizon evenwijdig aan horizon 2 1 8

14. distantie O horizon Aangenomen dat het grote tuindeel op de voorgrond een vierkant is kan ik de distantiepunten vinden. De distantie is 10,3 cm. De prent moet dus bekeken worden met het oog 10,3 cm recht voor het oogpunt O. 15. Het oogpunt (het verdwijnpunt van de diagonalen) is in het plaatje al aangegeven (iets boven het midden van de prent). Zo ook de distantiepunten (de verdwijnpunten van de zijden van de vierkanten). De distantie is 6,5 cm. De prent moet dus bekeken worden met het oog 6,5 cm recht voor het oogpunt. 16. 1 4 2 6 midden 8 3 7 midden 5 midden midden a. Stap 1 en 2. b. Stap 3, 4 en 5. c. Stap 6 d. Stap 7 en 8 9

17a. Als de breedtes van de tegels in de opvolgende rijen de juiste verhouding hebben, dan moeten de diagonalen-naar-rechts van de tegels allemaal hetzelfde snijpunt hebben en ook de diagonalen-naar-links. En dat klopt niet helemaal.. c. Ongeveer 15 cm (de distantie), recht voor het oogpunt. oogpunt 10

18.b. Met de diagonalen van de tegels bepaal ik het oogpunt en daarmee de hoogte van de horizon. Het oog van de schilder bevond zich iets onder de kin van de vrouw en is dus kleiner dan de gastvrouw (aangenomen dat de schilder staande schilderde. c. De distantiepunten bepaal ik met behulp van de zijden van de tegels.+ Ze vallen buiten het papier, op ongeveer 14 cm van het oogpunt. De distantie is dus 14 cm. 11