OCenW-Regelingen Bestemd voor: besturen en scholen/instellingen waarop de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de Expertisecentra of de Wet op het voortgezet onderwijs van toepassing is. verbindend voorschrift Datum: 16 november 2000 Kenmerk: PO/PJ/00/41929 Datum inwerkingtreding: zie regeling artikel 13 Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t. Juridische grondslag: art. 2 en 4 Wet overige OCenW-subsidies Relatie tot eerdere mededelingen: n.v.t. Informatie verkrijgbaar bij: CFI/ICO/PO, 079-3232.333 CFI/ICO/VO, 079-3232.444 Wet op de expertisecentra of de Wet op het voortgezet onderwijs van toepassing is; d. zij-instromer: degene die wordt benoemd met toepassing van artikel 2 van de Interimwet; e. geschiktheidsverklaring: de in artikel 3, eerste lid van de Interimwet bedoelde verklaring; f. geschiktheidsonderzoek: het in artikel 4 van de Interimwet bedoelde onderzoek; g. scholings- en begeleidingsovereenkomst: de in artikel 5 van de Interimwet bedoelde overeenkomst; h. verletkosten: de salariskosten over dat deel van de benoemingsomvang waarbinnen de scholing wordt gevolgd die is overeengekomen in de scholings- en begeleidingsovereenkomst. De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen; Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCenWsubsidies; Besluit: Hoofdstuk 1. Artikel 1. Begripsbepaling In deze regeling wordt verstaan onder: a. minister: de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen; b. Interimwet: de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs; c. bevoegd gezag: het bevoegd gezag van een of meer scholen of instellingen waarop de Wet op het primair onderwijs, de Artikel 2. Doelomschrijving 1. De minister verstrekt subsidie als bijdrage in de kosten van de benoeming of aanstelling van een zij-instromer. Het bevoegd gezag besteedt deze bijdrage aan de begeleiding en scholing van de benoemde of aangestelde zij-instromer, alsmede de verletkosten in verband met die scholing. 2. De minister verstrekt deze subsidie om de zij-instroom van leraren in het onderwijs te bevorderen. Artikel 3. Subsidieaanvrager Subsidie wordt verleend aan het bevoegd gezag dat een zijinstromer heeft benoemd of aangesteld. NUMMER 28 5 29 november 2000
Artikel 4. Subsidiebedrag per benoemde of aangestelde zij-instromer 1. De subsidie is per benoemde of aangestelde zij-instromer gelijk aan: a. een bedrag van ƒ 2000,- bestemd voor de begeleiding van de zij-instromer, vermeerderd met: b. 50% van de scholingskosten met een maximum van ƒ 3000,- voor de hele scholingsperiode vermeerderd met: c. voor de verletkosten: 50% van het brutosalaris bij aanstelling of benoeming van de zij-instromer, vermeerderd met de werkgeverslasten, over het deel van de benoeming of aanstelling waarin scholing wordt gevolgd, met dien verstande dat de subsiie nooit hoger zal zijn dan het bedrag voor verlet kosten dat overeenkomt met 10% van het totaal van het bruto salaris van betrokkene over de periode van scholing, vermeerderd met de werkgeverslasten. 2. De periode van scholing en verlet kan maximaal 2 jaar bedragen. Hoofdstuk 2. Subsidieaanvraag Artikel 5. Subsidieaanvraag Subsidie wordt op aanvraag verleend. Artikel 6. Aanvraagprocedure en vereisten 1. Een aanvraag vindt plaats door het inzenden van het volledig ingevulde en door het bevoegd gezag ondertekende aanvraagformulier met het kenmerk CFI 60111. Dit formulier is te bestellen met het plaketiket 84887 of via CFI online. Tevens wordt een door alle partijen getekend afschrift van de scholings- en begeleidingsovereenkomst meegezonden. 2. Aanvragen die onvolledig zijn, of anderszins niet aan de eisen voldoen, worden buiten behandeling gelaten. 3. Geen aanvraag kan worden gedaan voor personen die collegegeldplichtig zijn op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Artikel 7. Termijn indiening 1. Aanvragen kunnen vanaf de datum van publicatie van deze regeling tot en met 31 juli 2001 worden ingediend. Aanvragers ontvangen binnen drie maanden na indiening bericht. 2. Aanvragen die mede betrekking hebben op het tijdvak van 26 juli 2000 tot en met 31 juli 2001 maar die na 31 juli 2001 worden ingediend, worden afgewezen. Hoofdstuk 3. Subsidieverlening Artikel 8. Niet vervullen begrotingsvoorwaarde Subsidie ten laste van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Hoofdstuk 4. Verplichtingen subsidieontvanger Artikel 9. Toekenningsvoorwaarden voor subsidie 1. Voor subsidie als bedoeld in artikel 5 kan een bevoegd gezag in aanmerking komen wanneer het voldoet aan de volgende voorwaarden: a. het bevoegd gezag heeft in het tijdvak van 26 juli 2000 tot en met 31 juli 2001 een zij-instromer aangesteld of benoemd; b. het bevoegd gezag verplicht zich blijkens de meegezonden scholings- en begeleidingsovereenkomst ertoe, de zij-instromer op de werkplek te begeleiden of te laten begeleiden, en het ziet erop toe dat de zij-instromer de gelegenheid wordt geboden om de op grond van het geschiktheidsonderzoek noodzakelijk gebleken scholing te volgen; c. het bevoegd gezag verstrekt de minister op zijn verzoek beleidsinformatie en meldt tevens terstond aan de minister: 1. een voortijdige beëindiging van het dienstverband van de zij-instromer; 2. of de scholings- en begeleidingsperiode al dan niet met het verkrijgen van het getuigschrift van het met goed gevolg deel hebben genomen aan het bekwaamheidsonderzoek is afgesloten. 2. Voor een zij-instromer wordt, ongeacht het aantal al dan niet opeenvolgende dienstverbanden bij scholen of instellingen, slechts aan één bevoegd gezag subsidie toegekend. 3. Het bevoegd gezag is verplicht de minister en de door hem aangewezen ambtenaren desgevraagd alle inlichtingen te geven die deze in verband met deze subsidie verlangen. Het bevoegd gezag geeft desgewenst aan voornoemde ambtenaren de boeken en bescheiden ter inzage. NUMMER 28 6 29 november 2000
Hoofdstuk 5. Subsidievaststelling Artikel 10. Vaststellen van de subsidie 1. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanvraag rijksvergoeding dan wel gelijktijdig met de goedkeuring van de jaarrekening van een school aan het bevoegd gezag waaraan een subsidie op grond van deze regeling is verstrekt, vindt de vaststelling van de over het desbetreffende jaar verstrekte subsidie plaats. De accountant geeft zijn oordeel of de subsidie is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze regeling. 2. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat in de financiële administratie van de school voor iedere benoemde zij-instromer aanwezig zijn: a. een afschrift van het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 6; b. een afschrift van de geschiktheidsverklaring; c. een bewijs van de benoeming of aanstelling als zijinstromer en van de inschaling; d. een afschrift van de scholings en begeleidingsovereenkomst. 3. De minister kan de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien uit de accountantsverklaring niet blijkt dat de subsidie is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze regeling. Hoofdstuk 6. Betaling Artikel 11. Betaling van de subsidie Het bevoegd gezag waarvan de aanvraag om subsidie is goedgekeurd, ontvangt uiterlijk 1 maand na deze goedkeuring de subsidiebedragen, bedoeld in artikel 4, onder a en onder b. Voor het subsidiebedrag in artikel 4, onder c, geldt dat het per kalenderjaar zal worden uitgekeerd. Hoofdstuk 7. Slotbepalingen Artikel 13. Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na datum van uitgifte van Uitleg-OCenW-regelingen, waarin deze regeling wordt geplaatst. Artikel 14. Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling zijinstromers. De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, drs. L.M.L.H.A Hermans. Toelichting: 1. Waarover gaat deze regeling Deze regeling gaat over de zij-instromer in het basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs, het (voortgezet) speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs (inclusief het speciaal voortgezet onderwijs). Voor de kosten die voortvloeien uit de begeleiding en scholing van deze zij-instromer en het verlet om de zij-instromer in staat te stellen de scholing te volgen, kan een bijdrage worden verstrekt. In deze regeling wordt aangegeven hoe, en op welke voorwaarden, dit gebeurt. Deze regeling heeft geen betrekking op de leraar in opleiding of de zij-instromer in de opleiding. Deze zijn studenten die dan ook als zodanig aan de opleiding zijn ingeschreven. De zij-instromer in het beroep is niet als student ingeschreven en is een (voorwaardelijk) bevoegde leerkracht met een zelfstandige verantwoordelijkheid voor het door haar of hem gegeven onderwijs. 2. Achtergrond en context Artikel 12. Bekendmaking Deze regeling zal met toelichting in Uitleg OCenW- Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant. Op 26 juli 2000 is de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs (Staatsblad 2000,306) in werking getreden. Deze wet maakt het mogelijk om als leerkracht of directeur (alleen voor scholen waarop de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of de WVO van toepassing is) personen te benoemen die niet in het bezit zijn van de gebruikelijke bevoegdheid, maar die wel in staat moeten worden geacht om zowel op een kwalitatief verantwoorde wijze onderwijs te geven, als tegelijkertijd met behulp van een toegesneden scholing en begeleiding NUMMER 28 7 29 november 2000
na maximaal 2 jaar te voldoen aan de geldende bekwaamheidseisen. Artikelsgewijs Daarnaast verwijs ik naar de Afdrachtverminderings-regeling scholing non-profit, gepubliceerd in Uitleg, Gele katern nummer 4 van 3 februari 1999. Artikelen 3 t/m 5 Er kan alleen subsidie worden aangevraagd voor een benoeming die is ingegaan tussen 26 juli 2000 en 31 juli 2001. Ondergetekende is voornemens ook na voornoemde datum de mogelijkheid te bieden om subsidie aan te vragen. Voor de procedure die dan moet worden gevolgd, komt er t.z.t een nieuwe regeling. De looptijd van een subsidiebijdrage kan (uiteraard) wel de datum van 31 juli 2001 overschrijden omdat de duur van de scholing en begeleiding, en daarmee de benoemingsperiode, afhankelijk zijn van de resultaten van het geschiktheidsonderzoek en maximaal 2 aaneengesloten jaren kunnen omvatten. Er wordt per zij-instromer eenmalig een bijdrage verstrekt voor: a. De kosten van de begeleiding van de zij-instromer. Het gaat hier om een standaardbedrag van ƒ 2000,-. b. De kosten van de scholing van de zij-instromer door de opleiding. Er wordt een bijdrage verstrekt van 50% van de kosten van de scholing met een maximum van ƒ 3000,-. c. De kosten van verlet van de zij-instromer in verband met de scholing. Er wordt van uitgegaan dat de tijd die nodig is voor scholing deel uitmaakt van de benoemingsomvang. Ook hier geldt een bijdrage van 50% van de kosten. De vergoeding van de verletkosten wordt berekend aan de hand van de formule: 0.50xAxBxS x brutomaandsalaris inclusief werkgeverslasten waarbij: A staat voor het aantal maanden waarin sprake is van verletkosten; B staat voor de (gemiddelde) benoemingsomvang van de zij-instromer uitgedrukt als deel van de normbetrekking van 1 fte; S staat voor (gemiddelde) scholingsomvang uitgedrukt als deel van de (gemiddelde) benoemingsomvang B. Het bruto maandsalaris is voor de gehele subsidieperiode gefixeerd op het bij de aanvang van de benoeming voor de salarisschaal en salarisnummer van de zij-instromer geldende normbedrag van de CAO- OCW. Voor de verletkosten geldt een maximum van 10% van het brutosalaris. Voor de goede orde wijs ik erop dat voor de bestrijding van de verletkosten het bevoegd gezag tevens gebruik kan maken van de gelden die in het kader van Management, Ondersteuning, Arbeidsmarkt en Arbeidsomstandigheden (MOA) zijn verstrekt. Artikelen 6 en 7 Voor de aanvraag van de bijdrage in de kosten van begeleiding, scholing en het verlet in verband met die scholing dient men een aanvraag formulier volledig ingevuld en ondertekend terug te zenden. Het bevoegd gezag dient na te gaan of de zij-instromer collegegeldplichtig is bij de opleiding Artikel 9 In dit artikel wordt een aantal voorwaarden gesteld voor toekenning van een bijdrage. Er kan voor een zij-instromer maar een keer subsidie worden verstrekt. Bij benoeming bij meer dan een bevoegd gezag dienen de verschillende bevoegde gezagsorganen onderling te bepalen wie van hen de subsidie aanvraagt. Bij vertrek of bij ontslag gevolgd door benoeming bij een ander bevoegd gezag wordt de subsidie toegekend aan het bevoegd gezag waar de eerste benoeming of aanstelling plaatsvindt De bevoegde gezagsorganen zullen onderling afspraken moeten maken over de besteding van resterende gelden die immers gebonden zijn aan de persoon van de zij-instromer. De naleving van deze voorwaarden vormen een onderwerp voor de controle door de instellingsaccountant. Artikel 10 De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt geacht te worden ingediend als onderdeel van de jaarlijkse aanvraag tot vaststelling van de rijksvergoeding bo/(v)so dan wel de indiening van het financieel verslag voor het vo. Als onderdeel hiervan beoordeelt de instellingsaccountant de rechtmatigheid van de besteding van de over dat kalenderjaar verstrekte en bestede subsidie. Er wordt dus geen activiteitenverslag gevraagd. Het bevoegd gezag moet uiteraard deze controle mogelijk maken. Daarom dienen een aantal bescheiden waaruit kan worden afgeleid dat de wettelijke bepalingen zijn nagekomen te worden opgenomen in de financiële administratie. De juistheid van de opgegeven bedragen bij artikel 4 kan worden gecontroleerd door de departementale accountantsdienst. NUMMER 28 8 29 november 2000
Artikel 11 De subsidie voor scholing en begeleiding zal in een keer worden betaald. Voor de loonverletkosten geldt dat zij per kalenderjaar worden betaald. In de praktijk zal er, indien scholing en begeleiding conform de afspraken zijn uitgevoerd, geen verschil bestaan tussen het voorschot en het bedrag bedoeld in artikel 12. Er wordt immers een standaard bedrag toegekend voor begeleiding, over de scholingskosten zullen al voor de aanvraag werd ingediend afspraken zijn vastgelegd in de scholings- en begeleidingsovereenkomst en bij de verletkosten wordt uitgegaan van eveneens van te voren bekende en vastliggende loonkosten. De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, drs. L.M.L.H.A Hermans. NUMMER 28 9 29 november 2000