De inkomstenbelasting, box 1. De inkomstenbelasting box 1, is het systeem van belasten van inkomen uit arbeid. Ook het huis waar men woont wordt in dit systeem belast. Box 1 bestaat uit drie onderdelen: - bepaling van het belastbaar inkomen na aftrekposten - het schrijvensysteem - heffingskortingen Deel 1. bepaling van het belastbaar inkomen: aftrekposten. Het primaire arbeidsinkomen, de beloning van de inzet van je productiefactor arbeid, noemen we je bruto loon. Het bruto loon is niet het bedrag waarover de belastingdienst belasting heft. Van het brutoloon mag je eerst een aantal aftrekposten halen. Deze aftrekposten verlagen dus het belastbaar inkomen ten opzichte van het bruto loon. Het systeem kent een aantal aftrekposten voor het betreffende belastingjaar, waarvan de belangrijkste zijn: - betaalde hypotheekrente - persoonsgebonden aftrek, zoals bepaalde studiekosten en zorgkosten - reiskosten woon-werk openbaar vervoer - giften aan erkende goede doelen - onderhoudskosten van een rijksmonument In de praktijk is de aftrek van de hypotheekrente de belangrijkste aftrekpost. Alle aftrekposten, waaronder de hypotheekrenteaftrek, hebben een denivellerende werking. Ze zijn dus in het voordeel van de rijken. Dat komt omdat een aftrekpost het belastbaar inkomen verlaagt ten opzichte van het brutoloon. figuur 1. Stappenplan: van bruto inkomen naar belastbaar inkomen. Rekenvoorbeeld 1. Jan is een alleenstaande man van 52 die geen kinderen heeft. Hij werkt fulltime. Jan verdient een bruto inkomen van 100.000. Hij heeft als aftrekpost zijn hypotheekrente. Jan heeft een huis met een hypotheek van 400.000,--, en een rente percentage van 4%. De hypotheek is aflossingsvrij. 1. bereken de hoogte van de aftrekpost 0,04 * 400.000 = 16.000,-- 2. bereken het belastbaar inkomen van Jan 100.000-16.000 = 84.000,-- Pagina 1 van 6
3. Waarom heeft deze aftrekpost een denivellerende werking? Omdat Jan's bruto loon wordt verlaagd naar een belastbaar inkomen. Had Jan deze aftrekpost niet dan was zijn brutoloon gelijk aan zijn belastbaar inkomen en betaalde hij dus meer belasting dan nu. Omdat rijken een (een duurder) huis kunnen kopen en armen niet, heeft de rijke dit voordeel en is er dus een denivellerende werking. Rijken houden in verhouding meer over dan armen. Deel 2. Het schrijvensysteem. Het belastbaar inkomen is de basis voor het betalen van belasting. Het belastbaar inkomen wordt daartoe in stukjes geknipt ter grootte van de belastingschijven. Over ieder stukje betaal je een ander tarief aan belasting. In opgaven worden de schijven met schijflengte en belastingpercentages altijd gegeven. In totaal kent het huidige belastingsysteem vier schijven. Een voorbeeld daarvan is gegeven in figuur 2. Dat zijn de gegevens van de belastingdienst over 2017. figuur 2. Voorbeeld belastingschijven. belastingschijf loon (jaarbasis) loonbelasting schijf 1 0 t/m 19.982 36,55% schijf 2 19.982 t/m 33.791 schijf 3 33.791 t/m 67.072 schijf 4 67.072 of meer 52,00% Wat we nu doen is het belastbaar inkomen van iemand tegen deze schijfindeling houden. We knippen als het ware het belastbaar inkomen in stukjes, waarbij over ieder stukje het geldende belastingpercentage wordt gerekend. De verschuldigde belasting, van iemand wiens belastbaar inkomen tot in schijf 4 reikt, is dus opgebouwd uit vier verschillende stukjes met vier verschillende belastingpercentages. De vierde schijf is oneindig lang. Iedereen die in 2017 meer dan 67.072 verdiende betaalde over dat meerdere bedrag 52%. In figuur 3 zijn de schijven in een lijn geprojecteerd en zien we in het rood het belastbaar inkomen van Jan, uit het rekenvoorbeeld. figuur 3. Inkomen in stukjes knippen Pagina 2 van 6
De schijflengte is telkens het verschil tussen de bedragen, waarover een bepaald percentage belasting moet worden betaalt. De eerste schijf is dus 19.982-0 = 19.982,--. Over die schijflengte wordt 36,55% betaalt. De overheid past jaarlijks de schijflengte aan en ook het percentage aan belasting en premies waaruit het is opgebouwd. We zien ook dat geldt: hoe hoger de schijf, hoe hoger het percentage belasting dat er in geheven wordt. Dat betekent dat het schijvensysteem een progressief systeem is. Dat is zo gemaakt om de allerrijksten het meeste bij te laten dragen aan de samenleving vanuit het motto: "de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten". Loonbelasting en premies. In de eerste twee schijven wordt niet alleen belasting betaalt, maar ook de premies voor sociale uitkeringen. Na de tweede schijf wordt er alleen nog loonbelasting betaalt. Conclusie: hoe hoger het inkomen na de tweede schijf, hoe minder premies men in verhouding betaalt. Dat betekent dat de premies vanaf de derde schijf een degressief verloop hebben. Leuker kunnen we het niet maken, makkelijker wel De belastingdienst maakt het ons makkelijk door alles op hele euro's naar beneden af te ronden. Dat gebeurt al bij de berekening van de verschuldigde belasting per schijf. Rekenvoorbeeld 2. Jan heeft een belastbaar inkomen van 84.000. De schijven inkomstenbelasting zijn als volgt: belastingschijf loon (jaarbasis) loonbelasting schijf 1 0 t/m 19.982 36,55% schijf 2 19.982 t/m 33.791 schijf 3 33.791 t/m 67.072 schijf 4 67.072 of meer 52,00% 1. hoe groot is de schijflengte van de 2e schijf? 33.791-19.982 = 13.809,-- 2. Via welke schijven worden de premies sociale verzekeringen geïnd? De schijven 1 en 2 3. Levert het schijvensysteem een degressief, een proportionele of een progressieve belastingbetaling op. Progressief, hoe meer je verdient, hoe meer je procentueel belasting betaalt. 4. Bereken de hoogte van de te betalen belasting, volgens de schijven, van Jan? Jan valt met zijn inkomen in schijf 4. Zijn inkomen wordt dus in 4 stukjes geknipt. Pagina 3 van 6
Over de eerste 19.982 betaalt hij 36,55% = 7.303 Over de tweede schijf (lengte: 13.908) betaalt hij 40,8% = 5.674 Over de derde schijf ( 67.072-33.791) betaalt hij 40,8% = 13.578 Over de vierde schijf ( 84.000-67.072) betaalt hij 52% = 8.802 TOTAAL: 35.357 De tot nu toe genomen stappen in het bereken van de te betalen belasting staan in figuur 4. figuur 4. Stappenplan: van bruto inkomen naar verschuldigde belasting. Deel 3: Heffingskortingen. Nu het te betalen bedrag volgens het schijvensysteem bekend is, kunnen er in een aantal gevallen nog heffingskortingen worden afgetrokken van dit bedrag. Daarna blijft het bedrag over dat werkelijk aan de belastingdienst betaalt moet worden. Het huidige belastingsysteem kent een aantal heffingskortingen, waarvan onderstaande de belangrijkste zijn: - algemene heffingskorting - arbeidskorting - werkbonus - ouderenkorting De hoogte van de heffingskortingen worden in opgaven altijd gegeven. Heffingskortingen hebben een denivellerende werking omdat het gefixeerde bedragen betreft, die voor iedereen even groot zijn. Rekenvoorbeeld 3. Uit het schijvensysteem blijkt dat Jan 35.357 moet betalen. Daar mag hij echter nog de heffingskortingen van af halen. De heffingskortingen zijn als volgt: Pagina 4 van 6
Heffingskorting Algemene heffingskorting als uw inkomen uit box 1 niet meer is dan 19.982 Algemene heffingskorting als uw inkomen uit box 1 meer is dan 19.982 en niet meer dan 67.068 U bent het hele jaar jonger dan de AOW leeftijd U hebt het hele jaar de AOW leeftijd 2.254 1.151 2.254-4,787% x (belastbaar inkomen uit werk en woning - 19.982) 1.151-2,443% x belastbaar inkomen uit werk en woning - 19.982) Algemene heffingskorting als uw inkomen uit box 0 0 1 meer is dan 67.068 Werkbonus (maximaal) 1.119 n.v.t. Ouderenkorting bij een inkomen niet meer dan n.v.t. 1.292 36.057 Ouderenkorting bij een inkomen meer dan n.v.t. 71 36.057 Alleenstaandeouderenkorting n.v.t. 438 1. Op welke heffingskortingen heeft Jan recht? Op de werkbonus 2. Bepaal de hoogte van de af te betalen belasting na aftrek van de heffingskortingen? 35.357-1.119 = 34.238,-- 3. Leg uit waarom de heffingskortingen een denivellerende werking hebben. 1.119 van 34.238 is procentueel veel minder dan 1.119 van iemand die bijvoorbeeld maar 5.000 belasting moet betalen volgens het schijvensysteem. gemiddelde en marginale belastingtarief. Het eindbedrag dat na heffingskortingen aan de belastingdienst wordt betaalt, gedeeld door je bruto inkomen is je gemiddelde belastingtarief. Als je inkomen met 1 euro toeneemt, dan bepaalt de schijf waarin die euro valt je marginale tarief. Dus valt de eerstvolgende euro die je bovenop je bestaande inkomen zou verdienen in 4e schijf, met 52% belasting, dan is je marginale tarief 52%. Alle aftrekposten en heffingskortingen zijn namelijk al met je bestaande inkomen verrekend. Rekenvoorbeeld 4. Uit de voorgaande berekeningen blijkt dat Jan 34.238,-- aan de belasting moet betalen. 1. Bereken het gemiddelde belastingtarief van Jan. 34.238/ 84.000 = 40,8% 2. Bereken het marginale belastingtarief van Jan. Als Jan een euro extra verdient valt deze in de schijf 52%. Dat is dus zijn marginale tarief 3. hoeveel euro belastingvoordeel heeft Jan gehad over zijn aftrekpost hypotheekrente? Deze aftrek van 16.000,-- zou normaal gesproken in de 52% schijf zijn gevallen. Hij heeft dus een voordeel van 52%. 52% * 16.000,-- = 8.320,--. Dat is zijn belastingvoordeel. Pagina 5 van 6
Figuur 5 geeft een samenvatting van het rekenproces met alle deelstappen. figuur 5. Stappenplan: van bruto inkomen naar af te dragen belasting. Pagina 6 van 6