Projectidee Proeftuin Complementaire Zorg in de GGZ Januari 2016 1
CONTACTINFORMATIE Louis Bolk Instituut: Miek Jong: 0343 523860 m.jong@louisbolk.nl Louis Bolk Instituut Hoofdstraat 24 3972 LA Driebergen Van Praag Instituut: Martine Busch: 030 234 1707 m.busch@vanpraaginstituut.nl Springweg 7 3511 VH Utrecht 2
1. Plaatsbepaling complementaire zorg Complementaire zorg betekent letterlijk 'aanvullende zorg'. Deze zorg komt dus niet in plaats van de gangbare zorg, maar voegt daar iets aan toe vanuit een holistische mensvisie. Het bevordert het zelfhelend vermogen en de fysieke en mentale conditie van de cliënt, waardoor diens kwaliteit van leven wordt verhoogd. Stressvermindering speelt in de complementaire zorg een belangrijke rol. Elementen van een integrale benadering van gezondheid en zorg zijn vooral: 1. de therapeutische relatie tussen cliënt en hulpverlener staat centraal 2. kijkt naar de gehele mens 3. maakt op basis van wetenschappelijk onderzoek gebruik van alle geschikte therapeutische benaderingen, zorgprofessionals en disciplines 4. om zo tot optimale gezondheid en optimaal herstel te komen. Bij complementaire zorg gaat het om eenvoudige interventies, ingebed in een bestaand beroep, bijvoorbeeld verpleegkundige, activiteitenbegeleider/medewerker welzijn, psycholoog of fysiotherapeut. Het accent ligt op ondersteuning en verbetering van de kwaliteit van leven (care). Effecten van complementaire zorg zijn met name te zien op het terrein van reductie van pijn, angst, onrust, slaapproblemen, klachten bewegingsapparaat en er is een toename van welbevinden te zien. Complementaire zorg sluit naadloos aan op het recent geïntroduceerde concept positieve gezondheid door het Louis Bolk Instituut, wat internationaal veel aandacht heeft gekregen. In dit concept wordt gezondheid niet langer gedefinieerd als een statische situatie (de afwezigheid van ziekte) maar als het dynamische vermogen van mensen om zich aan te passen en zelf regie te voeren over hun welbevinden, in het licht van fysieke, sociale en emotionele uitdagingen van het leven. Zorg is in die definitie meer dan een medische behandeling. Hierbij passen dan ook andere dan alleen medische interventies, zoals het stimuleren van een gezonde leefstijl, het vergroten van veerkracht, welbevinden, aandacht voor zingeving, stressreductie en ondersteuning bij zelfmanagement. 3
Vormen van interventies op het gebied van complementaire zorg De interventies die de complementaire zorg aanbiedt, zijn in vijf categorieën onder te verdelen, zie navolgend schema. Volgens zorgverzekeraars vallen ook de veel toegepaste vaktherapieën onder alternatieve geneeswijze (bijv. muziektherapie, beeldende therapie), vandaar dat deze ook in het schema zijn opgenomen. In Nederland wordt complementaire zorg voor een groot deel buiten het reguliere zorgcircuit toegepast. Er is wel een verschuiving te zien, namelijk dat steeds meer zorginstellingen ook zelf interventies op het gebied van complementaire zorg aanbieden. Een recent uitgevoerde mappingstudie 1 laat bijv. zien dat een deel van de GGZ instellingen interventies als creatieve therapie, muziek therapie, schilder therapie, mindfulness, meditatie, visualisatie en ontspanningsoefeningen, voedingsadviezen/supplementen, yoga en tai chi aanbiedt. 1 M. Busch, M. Jong, E. Baars, Complementaire zorg in ziekenhuizen, verpleeghuizen en GGZ-instellingen Eerste Nederlandse inventarisatie, januari 2015 4
2. Proeftuin complementaire zorg in de GGZ 2.1 Waarom een proeftuin complementaire zorg? Uit de hiervoor vermelde mappingstudie kwam naar voren dat het veld behoefte heeft aan uitbreiding van kennis over complementaire zorg, aan uitbreiding van interventies op het gebied van complementaire zorg, het onderzoeken van de effecten van complementaire zorg en aan het uitwisselen van ervaringen. Ofwel: - Hoe kan complementaire zorg bijdragen aan de kwaliteit van leven, aan de kwaliteit van het bestaan? - Hoe kan complementaire zorg het beste verankerd worden in de dagelijkse zorg? Vervolgens is er initiatief genomen tot het implementeren en evalueren van een proeftuin complementaire zorg in de eerste lijn, in de tweede lijn (ziekenhuissector) en in de ouderenzorg. 2.2 Opzet proeftuin Het voorstel is dat de proeftuin complementaire zorg in de GGZ uit 3 elementen bestaat: 1. Het beschrijven van de interventie(s) of aanpak op het gebied van complementaire zorg per deelnemer: elke deelnemer biedt complementaire zorg naar eigen wens en invulling. Er is dus keuzevrijheid wat betreft de interventie, de doelgroep, de omvang van de interventie/doelgroep, of het door eigen medewerkers wordt aangeboden of door externe professionals. Alle deelnemers geven een beschrijving welke complementaire interventie zij aanbieden, bij welke doelgroep, de frequentie per week, of en hoe het in het zorgproces en plan is opgenomen, etc.. De deelnemers krijgen hiervoor een sjabloon aangeleverd, zodat de interventiebeschrijving op eenzelfde wijze gebeurt. Gedurende de looptijd van de proeftuin ontvangen de deelnemende organisaties ondersteuning in het leerproces m.b.t. het inzichtelijk maken van de kwaliteit van de toepassing van CZ en de implementatie in de dagelijkse zorgpraktijk (procesbegeleiding); 2. Het delen van ervaringen en visieontwikkeling (o.a. vanuit positieve gezondheid) in het netwerk, dat door het Van Praag Instituut en het Louis Bolk Instituut begeleid wordt (procesbegeleiding). Medewerkers die de complementaire zorg in de organisaties aanbieden komen bijeen en wisselen in het kader van de proeftuin ervaringen, succes- en faalfactoren uit om zodoende complementaire zorg beter te borgen en minder afhankelijk van individuele 5
personen te laten zijn. Zij komen in ieder geval in het kader van de proeftuin bijeen, maar hopelijk ook daarbuiten; 3. Het monitoren van de resultaten van de gekozen complementaire interventies per organisatie op basis van gezamenlijk opgestelde en relevant geachte indicatoren/uitkomstmaten vanuit het perspectief van zowel patiënten/bewoners als professionals. Er worden ook overkoepelende indicatoren/uitkomstmaten geselecteerd die bij alle doelgroepen in de deelnemende instellingen gemonitord worden, zoals bijvoorbeeld kwaliteit van leven en veranderingen in pijnbeleving. Belangrijke vragen zijn: bij welke klachten/symptomen kunnen we effecten verwachten, en wat zijn veelbelovende complementaire interventies? Deze hoofdvragen worden nog nader in gedetailleerde onderzoeksvragen uitgewerkt en aan de deelnemers van de proeftuin ter goedkeuring voorgelegd. De resultaten van de diverse trajecten van de deelnemers aan de proeftuin worden gezamenlijk in kaart gebracht en vormen daarmee een belangrijke basis voor toekomstig gerandomiseerd onderzoek om evidence voor complementaire zorginterventies verder op te bouwen. 2.3 Eindproducten van de proeftuin De eindproducten van de proeftuin zijn: 1. Onderzoeksrapport: overzicht van de toegepaste complementaire zorginterventies, doelgroepen en geobserveerde effecten van complementaire interventies op bijvoorbeeld kwaliteit van leven, pijn, angst en onrust; 2. Een learning history : beschrijving van de valkuilen en successen bij de invoering van complementaire zorg. Dit in aansluiting op de inventarisatiestudie en het advies van de ZonMW Stuurgroep Implementatie evidence based complementaire zorg ; 3. Het delen van deze kennis en ervaring met andere organisaties in de GGZ middels het publiceren van de resultaten en het organiseren van een symposium hierover. 2.4 Deelnemers proeftuin De doelstelling is dat de proeftuin ongeveer bestaat uit 5 deelnemende GGZ instellingen. Verschillende organisaties worden nu benaderd voor interesse in deelname. 6
Ieder van de deelnemende organisaties zal waarschijnlijk al interventies bieden op het gebied van complementaire zorg aan en sommige organisaties zullen wellicht in het kader van de proeftuin het aantal interventies willen uitbreiden. De deelnemers zullen gevraagd worden een intentieverklaring te tekenen, waarin opgenomen wat wordt wat hun inspanning t.a.v. de proeftuin is. 2.5 Looptijd proeftuin De proeftuin duurt drie jaar en is als volgt opgebouwd: Het eerste half jaar: het in kaart brengen van de huidige situatie per deelnemer, het vaststellen van gezamenlijke uitkomstmaten voor het monitoren en het ontwikkelen van een registratiesystematiek; Twee jaar: monitoren van de interventies bij de deelnemers. Daarbij wordt ervan uit gegaan dat cliënten minimaal een jaar gevolgd kunnen worden én dat er voldoende deelnemers in de studie geïncludeerd kunnen worden om zinvolle uitspraken te doen; Half jaar: het uitwerken en analyseren van de resultaten van de deelnemers, het schrijven van een onderzoeksrapport en het voorbereiden van een publicatie/symposium. In deze periode komt het netwerk (bestaande uit de medewerkers die complementaire zorg aanbieden) twee keer per jaar bijeen; in totaal zijn er gedurende de proeftuin dus zes bijeenkomsten. Er zal worden gestimuleerd dat de medewerkers om elkaar ook buiten de proeftuin om te zien en elkaar dus frequenter dan twee keer per jaar te zien. De nagestreefde start van de proeftuin is in de eerste helft van 2016. 2.6 Taakverdeling In de proeftuin zullen de volgende taken worden verdeeld: Projectleider. Werkzaam bij en betrokken vanuit 1 van de deelnemende GGZ instellingen. Degene is verantwoordelijk voor het organiseren van de proeftuinbijeenkomsten, het opstellen van het projectplan, het bundelen van informatie voortkomend uit het onderzoek en procesbegeleiding, het onderhouden van netwerkcontacten t.b.v. publicatie/symposium, bijdrage aan het onderzoeksrapport, e.d.; Van Praag Instituut, is verantwoordelijk voor de procesbegeleiding van de proeftuin en de 'learning history', inventariseert de stand van zaken per deelnemer, bezoekt de deelnemers twee keer per jaar om hen te adviseren bij de implementatie, zij onderhoudt 7
netwerkcontacten t.b.v. publicatie/symposium en de inbedding van deze proeftuin in landelijke ontwikkelingen, bijdrage aan het onderzoeksrapport, e.d.; Louis Bolk Instituut, is verantwoordelijk voor de systematiekontwikkeling en het onderzoek en de onderzoeksrapportage. Tevens zal de communicatieafdeling van het Louis Bolk Instituut, in samenspraak met de medewerkers communicatie van de deelnemende organisaties, ondersteuning bieden aan actieve communicatie rondom de proeftuin GGZ. 8