Onderzoek forfaitaire bijdrage Bovenplanse kosten en Bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen

Vergelijkbare documenten
In opdracht van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Nota Kostenverhaal Gemeente Drimmelen. Conceptt

1. Inleiding. De Nota Kostenverhaal bevat ten aanzien van het kostenverhaal het kader voor de wijze waarop de

Nota Fondsen Ruimtelijke Ontwikkelingen

In opdracht van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ministerie van Infrastructuur en Milieu

In opdracht van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Ontwerp-structuurvisie Prinses Beatrixlaan

VOORBEELD STANDAARD OPZET EXPLOITATIEPLAN

Nota Bovenwijkse en Bovenplanse Voorzieningen Deel 2 Berekening Fondsbijdragen

NOTA KOSTENVERHAAL OP BASIS VAN DE STRUCTUURVISIE NEDERWEERT

Nota Kostenverhaal gemeente Dalfsen Deel 1

Nota Kostenverhaal. Gemeente Hardinxveld-Giessendam

Structuurvisie deel 2 Uitvoeringsparagraaf fonds Noordse Buurt en Woonfonds

Nota Bovenwijkse en Bovenplanse Voorzieningen. Gemeente Nijkerk

Raadsinformatiebrief

Privaatrechtelijk spoor; overeenkomsten over grondexploitatie


Grondexploitatie Bedrijventerrein De Munt A

Memo. Mr. J.C. de Looff 3 augustus Gemeente Oisterwijk Begeleiding contract Bosrand. 1. Inleiding

Nieuwe wet ruimtelijke ordening; verbeterde gereedschapskist

Actualisatie globaal exploitatieplan Driessen

exploitatieplan LOCATIE CASTOR

Stand van zaken gemeentelijke woonvisies

Notitie intergemeentelijke structuurvisie

Begrote gemeentelijke uitgaven aan openbare bibliotheken

Wie betaalt de ruimtelijke kwaliteit? Verbetering kostenverevening in herstructurering bedrijventerreinen Dr. Demetrio Muñoz Gielen

Aanvulling BBL-oud-grond Provincies, natuurlijk doen! Onder embargo. 2

Nota vereveningsfonds sociale woningbouw

De vernieuwing van de GREX-wet

Woonwagenstandplaatsen in Nederland. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 10 oktober Eindrapportage

exploitatieplan 4E HERZIENING EXPLOITATIEPLAN '1E MELMSEWEG'

nieuwe regels voor de ontwikkeling van bouwlocaties

Raadsvoorstel Agendanr. :

Grondexploitatie via het publiekrechtelijk spoor: het exploitatieplan

04-Gemeenteraad

Exploitatieplan De Afhang

Provincies, natuurlijk doen! Aanvulling BBL-oud-grond

Herziening Nota Bovenwijkse Voorzieningen

Grondexploitatiewet. Hendrik van Sandick. projectcoördinator Grondexploitatiewet Ministerie van VROM

Opinieronde / peiling

Exploitatieplan De Afhang

Nota Kostenverhaal 2014

1. Aanleiding tot bijstelling Structuurvisie Purmerend en oprichting fondsen bovenwijkse voorzieningen

gemeente Roermond Nota bovenwijkse voorzieningen gemeente Roermond

wordt aangelegd, horen daar ook voorzieningen van openbaar nut bij. Dit zijn voorzieningen die openbaar toegankelijk

De vernieuwing van de GREX-wet

Basisscholen in krimpgebieden in schooljaar 2017/2018

Inhoudsopgave. 1 Inleiding Planning en control cyclus Instrumenten Projecten en Financiën... 10

gelet op het bepaalde in artikel lid 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2015/84

Nieuwe verdeelmodel provinciefonds

Reactienota Zienswijzen en ambtshalve wijzigingen. Exploitatieplan Spijkvoorderenk 2 e herziening

De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wro) maakt voor de planoverschrijdende kosten onderscheid tussen:

Aantrekkelijk Culemborg - Structuurvisie Culemborg Deel C Uitvoeringsparagraaf

Pagina 1 van 7 Versie Nr. 1 Registratienr.: Z/14/002273/4032

Vast te stellen de Regeling financiële compensatie verbetering ruimtelijke kwaliteit 2014, luidende als volgt:

B en W Adviesnota. Overeenkomsten Exploitatie De Blakt

Bijlagen Exploitatieplan Zuidbroek Vleugelschool/Sporthal

Versie 26 oktober 2018

Inhoudsopgave ruimtelijke onderbouwing Olympus 20

NOTA KOSTENVERHAAL. Gemeente Schouwen-Duiveland

Handleiding exploitatieplan. Regiobijeenkomsten maart 2011 T.J.E.A. van der Heijden, directeur VD2 Advies b.v.

vastgesteld gemeente Groningen - bestemmingsplan Facetherziening Parkeren 2

categorie/agendanr. stuknr. B. en W RA A 16 08/486

Wetgeving grondexploitatie in vogelvlucht

Datum Agendapunt Documentnummer. 6 augustus R09S008

De anterieure overeenkomst

Hartelijk welkom. Hartelijk welkom. Workshop gemeentelijke structuurvisie met het Limburgs Kwaliteitsmenu

Agendapunt 15 I l III lllllllllll Documentnummer * * gemeente putten

Baarle-Nassau. B. en W Raad BAARLE-NASSAU. Ţşect.~ftü~ No. B. De raad van de gemeente Baarle-Nassau;

BELEIDSREGEL SOCIALE WONINGBOUW

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019)

Financiering in het MKB

Exploitatieplan De Afhang

Gewijzigd vaststellen bestemmingsplan 'De Nieuwe Vaart'

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 april 2018 Rapportage plancapaciteit

G e m e e n t e S l u i s

Structuurvisie Valkenswaard, deel B Uitvoeringsparagraaf

1 e Herziening Exploitatieplan Waterrijk-West DEEL 2: TOELICHTING d.d

Gemeente Breda 39249] Registratienr: [ Raadsvoorstel

Anterieure exploitatieovereenkomst zoals bedoeld in artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening

Realisatie maatschappelijke doelstellingen met lokale partijen bij gebiedsontwikkeling

Informatieavond DORPSRAAD MIDDELAAR EN PLASMOLEN

Portefeuillehouder: Bijlagen: Ter inzage: H. Bakker Ambtelijke coördinatie: afdeling GG/OW Steller: Pie Bauer/John Mandemakers. 1.

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

Toelichting behorende bij het raadsbesluit exploitatieplan Trade Port Noord, gemeente Venlo, 8 e herziening

Inhoudsopgave. Stedenbouwkundig ontwerp. Kwaliteitsplan IBOR Maasdriel en IVOR Maasdriel. Nota Aanbestedingsbeleid 2006 Maasdriel

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld

Aanvullingsbesluit planvorming Plateelgebied [Vastgesteld door college op 16 januari 2018, registratienummer ]

De Voorzitter van de Tweede Kamer de Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 17 juli 2017 Betreft Monitor betaaltermijnen overheid

RAADSVOORSTEL. Raadsvergadering. Onderwerp gewijzigd vaststellen ontwerpbestemmingsplan Vinkenburg. Aan de raad,

Praktijkvoorbeeld grondexploitatiewet

Ontwerp exploitatieplan 1 e Melmseweg

Raadsvoorstel. Bevoegdheid Raad. Vergaderdatum: 26 maart 2013 Registratienummer: 2013/12 Agendapunt nummer: 13

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering december 2010 VELDWERK OPTIMAAL

Toelichting behorende bij het Exploitatieplan Centrum Vlijmen 1 e herziening

Bijlage bij besluit eerste herziening exploitatieplan Vossenakker Noord

Het omgevingsplan: een stap verder?

2. GEVRAAGDE BESLISSING:

Transcriptie:

2

Onderzoek forfaitaire bijdrage Bovenplanse kosten en Bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen In opdracht van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ministerie van Infrastructuur en Milieu BVH Ruimte bv s-hertogenbosch, Maart 2013 3

4

Managementsamenvatting Inleiding In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is opgenomen dat het kostenverhaal in technische zin geoptimaliseerd dient te worden. Eén van de mogelijkheden zou kunnen zijn de fondsbijdrage voor bovenplanse kosten en de bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen te vervangen door een forfaitaire bijdrage. Bovenplanse kosten worden via het exploitatieplan afgedwongen. Bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen zijn vrijwillig en worden opgenomen in de anterieure overeenkomsten. De Ministeries BZK en I&M hebben adviesbureau BVH Ruimte uit s-hertogenbosch gevraagd onderzoek uit te voeren naar de hoogte van de tot op heden betaalde bijdragen aan bovenplanse kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen. Centrale onderzoeksvraag: Hoe hoog zijn de tot op heden betaalde bijdragen aan bovenplanse kosten bij exploitatieplannen en of de betaalde bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen bij anterieure overeenkomsten en wat was de grondslag daarvoor? Respons onderzoek 76 % van de gemeenten heeft gereageerd op de oproep van het ministerie om een contactpersoon voor dit onderzoek door te geven (315 van 415 gemeenten). 56% heeft het per e-mail toegestuurde vragenformulier ingevuld en geretourneerd (176 van 315) 42% van alle gemeenten heeft dus aan dit onderzoek meegedaan (176 van 415). Kaart 1: respondenten (in blauw) Uit de respons blijkt dat: 74% van de respondenten een structuurvisie heeft (130 van 176); van de respondenten zonder structuurvisie geeft het merendeel (61%) aan dat de structuurvisie volgend jaar (in 2013) gereed is. van de respondenten met een structuurvisie heeft iets meer dan de helft, 56% daarin ook bovenplanse kosten en bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen aangegeven (73 van 130). 81% van deze groep respondenten vraagt deze bijdragen ook daadwerkelijk aan de private partij (59 van 73). en 69% van hen heeft ook daadwerkelijk een overeenkomst met private partijen gesloten waarin de betaling over de bijdragen is geregeld (41 van 59). van de respondenten met een structuurvisie op basis waarvan geen bovenplanse kosten en of bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen gevraagd kan worden, geeft 38% aan het lastig te vinden om de koppelingen tussen opgaven en ontwikkelingen aan te geven dan wel de criteria 5

profijt, toerekenbaarheid, proportionaliteit toe te passen. 34% van hen geeft aan er nog niet aan toegekomen of er mee bezig te zijn. Ook is gebleken dat: de bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen voornamelijk bestaat uit bijdragen voor natuur, recreatie, waterberging en infrastructuur in andere gebieden (32%). de wijze waarop de bijdragen bepaald worden zeer divers is o.a. % waardestijging, % uitgifteprijs, per m2 uitgeefbaar, per woning(equivalenten), % overschot grondexploitatie, % meerwaardecreatie. de gevraagde bedragen uiteenlopen van 2,50 per m2 uitgeefbaar tot 50% van de waardestijging van de grond. de bijdragen die betaald worden in de overeenkomsten uiteen lopen van 2.250 tot 2,1 miljoen per overeenkomst. Verder is naar voren gekomen dat: 52% van de respondenten aangegeven heeft dat het grondbedrijf geld afdraagt aan de Algemene Dienst. In veel gevallen is het een afdracht boven het benodigde weerstandsvermogen. Een omgekeerde beweging is vanaf 2008 ook zichtbaar, steeds meer grondbedrijven ontvangen geld van de Algemene Dienst vanwege een negatieve reserve grondbedrijf. Sinds 2008 vindt dit in toenemende mate plaats. bij 35% van de respondenten leveren marktpartijen een bijdrage aan bijvoorbeeld infrastructurele en maatschappelijke projecten. In veel gevallen is dit een bijdrage aan een fonds bovenwijkse voorzieningen. bij 33% van de respondenten draagt het grondbedrijf ook geld af aan andere fondsen, zoals aan een kunstfonds, een regiofonds, groenfonds of een parkeerfonds. Het blijkt dat de 1% regeling over het bouw-en woonrijmaken ten behoeve van kunst nog veelvuldig wordt toegepast. dit wil overigens niet zeggen dat bij de overige respondenten marktpartijen geen bijdragen leveren of dat vanuit het grondbedrijf geen geld wordt afgedragen aan de Algemene Dienst of dat het grondbedrijf geen geld afdraagt aan een fonds. Bij enkele respondenten is er geen grondbedrijf of is er sprake van een gemeentelijke herindeling waardoor er geen informatie meer beschikbaar is. En in enkel geval zijn de gevraagde gegevens bij de invuller niet bekend. Antwoord op de centrale onderzoeksvraag: Hoe hoog zijn de tot op heden betaalde bijdragen aan bovenplanse kosten bij exploitatieplannen en of de betaalde bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen bij anterieure overeenkomsten en wat was de grondslag daarvoor? Van de 176 respondenten hebben er 130 een structuurvisie, hiervan hebben 73 respondenten een structuurvisie op basis waarvan een exploitatiebijdrage met een fondsbijdrage voor bovenplanse kosten en of een overeenkomst met een bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen kan worden opgesteld. Van deze 73 respondenten hebben 41 respondenten dat ook daadwerkelijk gedaan en wordt of is deze bijdrage betaald door de ontwikkelaar. Van deze 41 respondenten hebben 19 respondenten voor 31 overeenkomsten aangegeven hoe hoog de tot op heden betaalde bijdragen zijn. Enkel de bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen zijn opgegeven. Deze respons is niet representatief genoeg (zowel kwantitatief als kwalitatief) om een statistisch verantwoord antwoord op de centrale onderzoeksvraag te geven. De wijze waarop de bijdragen worden bepaald is zeer divers en lopen uiteen van 2,50 per m2 uitgeefbaar tot 50% van de waardestijging van de grond. Ook de grondslag is zeer divers, er wordt o.a. gesproken over bedragen per woning(equivalent), per m2 uitgeefbaar, percentages van de uitgifteprijs en percentages van de waardestijging. 6

Kaart 2: respondenten met een structuurvisie (in oranje) Kaart 3: respondenten met een structuurvisie met bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse kosten (in oranje) Kaart 4: respondenten die de bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en of bovenplanse kosten vragen aan een ontwikkelaar (in oranje) Kaart 5: respondenten die overeenkomsten met een ontwikkelaar hebben gesloten waarin bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld (in oranje) 7

Minimale en maximale forfaitaire bijdrage In het vragenformulier is een vraag gesteld om te peilen wat de gedachten van de gemeenten zijn over de invoering van een forfaitaire bijdrage. De vraag luidde als volgt: Wat is volgens u een reële forfaitaire bijdrage die gevraagd zou kunnen worden aan de ontwikkelaar ter vervanging van de bovenplanse kosten en ruimtelijke bijdragen? De intentie van het ministerie is dat dit een maximale forfaitaire bijdrage is die in de structuurvisie is onderbouwd en door de Gemeenteraad vastgesteld moet worden. Gevraagd is naar een minimale en maximale forfaitaire bijdrage en wat de grondslag daarvan zou kunnen zijn. 55% van de respondenten heeft deze vraag beantwoord. De volgende drie methodes werden het meest genoemd voor de berekening van de forfaitaire bijdrage: 1. Bedrag in euro s per m2 uitgeefbaar: minimaal gemiddeld 10 per m2 uitgeefbaar en maximaal gemiddeld 19 per m2 uitgeefbaar 2. Bedrag in euro s per woning(equivalent): minimale bijdrage van 2.800 per woning(equivalent) en een maximale bijdrage van 7.861 per woning(equivalent). 3. Percentage van de grondopbrengst: minimaal gemiddeld 4% en maximaal gemiddeld 7% Maar, veel respondenten geven aan dat een forfaitaire bijdrage niet wenselijk en mogelijk is. De bijdrage is volgens hen afhankelijk van de voorgenomen investeringen en de ruimtelijke projecten die er profijt van hebben. Zij vinden dat het maatwerk is en moet passen bij de lokale omstandigheden. Een forfaitaire bijdrage wijkt af van de werkelijk te maken kosten. Tevens vinden velen dat zij de bijdragen niet kunnen of willen vragen aan de ontwikkelaar omdat het de huidige grondexploitaties nog meer onder druk zet. In een aantal gemeenten zijn enkel nog herstructurering-, of inbreidingslocaties aan de orde, deze exploitaties laten al een tekort zien. Overige bevindingen De termen: bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen, bovenplanse kosten en bovenwijkse voorzieningen worden veelvuldig door elkaar gebruikt. Gebleken is dat wanneer men spreekt over bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen men vaak spreekt over bovenwijkse voorzieningen. Gemeenten houden zich vooral bezig met de bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen en niet met een bijdrage voor bovenplanse kosten. Als bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen zijn naast ontwikkelingen in de openbare ruimte ook vastgoedontwikkelingen genoemd, bijvoorbeeld: sociale woningbouw, een brandweerkazerne, een station en een sporthal. De bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen wordt op nogal verschillende wijze door de gemeenten ingevuld. Het is de vraag of sommige zaken wel onder maatschappelijke functies en of culturele voorzieningen vallen zoals beoogd door de wetgever. Veel gemeenten zijn nog bezig met een Nota Kostenverhaal of iets dergelijks. De structuurvisie is al wel vastgesteld maar de uitvoeringsparagraaf moet nog opgesteld worden. Respondenten ervaren de bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en de bijdrage voor bovenplanse kosten niet als een urgent onderwerp omdat er op dit moment geen ontwikkelingen opgestart worden. Daarnaast geven enkele gemeenten aan bewust geen uitvoeringsparagraaf te schrijven vanwege de huidige economische situatie. Veel gemeenten willen de bijdrage voor ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse kosten niet vragen aan de private partijen. Zij geven aan dat het de exploitaties nog meer onder druk zet, ook de gemeentelijke exploitaties. Veel gemeenten houden de in het vragenformulier gevraagde informatie over bijvoorbeeld de afdrachten over de afgelopen 10 jaar niet bij, er zijn vaak geen dataoverzichten voorhanden met de te innen bijdragen, overeenkomsten ed. 8

Conclusie Op basis van dit onderzoek is niet aan te geven hoe hoog de tot op heden betaalde bijdragen aan bovenplanse kosten en of betaalde bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen zijn. Het invoeren van een forfaitaire bijdrage lijkt op basis van de resultaten uit dit onderzoek niet de juiste oplossing voor het optimaliseren van het kostenverhaal. Het merendeel van de respondenten is geen voorstander van een forfaitaire bijdrage. Zij zijn van mening dat de hoogte van de bijdrage maatwerk hoort te zijn. En dat deze afhankelijk is van de ruimtelijke ontwikkelingen en de projecten of actoren die er baat bij hebben. Dit is dus voor elke gemeente anders. Daarnaast willen zij ook zelf graag bepalen of zij de bijdragen vragen of niet. Aan het onderzoek hebben 176 gemeenten deelgenomen, dit is 42 % van de gemeenten (176 van 415). Uit het onderzoek blijkt dat 74% (130 van 176) van de gemeenten één of meerdere structuurvisie (s) heeft, hiervan heeft 56% (73 van 130) een bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen danwel fondsbijdrage voor bovenplanse kosten in de structuurvisie opgenomen. 81% (59 van 73) van deze respondenten vraagt deze bijdrage ook aan de ontwikkelaar. Bij 69% (41 van 59) wordt de bijdrage betaald door de ontwikkelaar. Veel gemeenten zijn nog bezig met een Nota Kostenverhaal. Dit onderwerp staat door de economische situatie niet erg hoog op het prioriteitenlijstje. Slechts een klein deel van de respondenten ervaart het als een probleem om de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling te vragen aan de ontwikkelaar. In de meeste gevallen betaalt de ontwikkelaar de bijdrage ook. Maar door de huidige economische omstandigheden willen de gemeenten het liever niet aan de ontwikkelaar vragen. De respondenten willen de exploitaties niet nog meer onder druk zetten. Uit de beantwoording van de vragen is gebleken dat er onduidelijkheid is over de termen bijdrage ruimtelijke ontwikkeling en bovenplanse kosten. De wetgever heeft niet duidelijk aangegeven wat met bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse kosten wordt bedoeld. Hierdoor blijkt er in de praktijk verwarring en of overlap tussen deze termen en bovenwijkse voorzieningen te zijn. Vooral de vragen over de bovenplanse kosten is door weinig respondenten beantwoord. Ook is gebleken dat de termen bijdrage ruimtelijke ontwikkeling en bovenwijkse voorzieningen veelvuldig door elkaar worden gehaald. Veel voorbeelden die men onder de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling heeft opgegeven kunnen ook aangemerkt worden onder de bovenwijkse voorzieningen. En in enkele gevallen worden ontwikkelingen ruimtelijke ontwikkelingen genoemd terwijl deze niet als zodanig beschouwd kunnen worden (bijvoorbeeld plankosten, station en brandweerkazerne) 9

10

Inhoud Deel 1 1. Vraagstelling van het onderzoek... 13 2. Korte toelichting van begrippen in het onderzoek... 14 3. Aanpak onderzoek en respons... 16 4. Uitwerking van de 10 onderzoeksvragen... 18 Deel 2 Vragen en antwoorden uit het vragenformulier... 26 Deel 3 Tabellen met response naar inwoneraantal en provincie... 42 Opbouw rapport Het rapport bestaat uit drie delen. In het eerste deel worden de onderzoeksvragen beantwoord. Het tweede deel bestaat uit de vragen uit het vragenformulier en de door de respondenten gegeven antwoorden. Deze worden zoveel mogelijk in grafiekvorm gepresenteerd. Het derde deel bestaat uit tabellen met gegevens over de respons naar provincie en inwoneraantal. Daar waar bovenplanse kosten staat wordt ook bovenplanse verevening bedoeld. 11

12

1. Vraagstelling van het onderzoek De Ministeries van Infrastructuur en Milieu en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werken aan een verbetering en vereenvoudiging van het rijksinstrumentarium voor grondbeleid. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (TK 32660 nr. 50) is hierover het volgende aangegeven. Het Rijk houdt vast aan het huidige systeem van kostenverhaal. In technische zin wordt het kostenverhaal geoptimaliseerd door het onderzoeken van een forfaitaire bijdrage voor bovenplanse kosten. Dit zou de opties bovenplanse kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkeling in de toekomst kunnen vervangen. Uitgaven voor groen, landschap, parken, natuur en herstructurering komen in ieder geval hiervoor in aanmerking. Om de mogelijkheid voor een forfaitaire bijdrage te onderzoeken dient eerst duidelijkheid te komen over de wijze waarop gemeenten op dit moment omgaan met de opties bovenplanse kosten en bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen. Worden deze opties gebruikt en zo ja hoe worden de bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen in rekening gebracht bij private eigenaren bij het sluiten van een anterieure overeenkomst en de fondsbijdrage voor bovenplanse kosten afgedwongen bij een exploitatieplan. Hoe hoog zijn de bijdragen en welke voorzieningen worden hiermee betaald? Uit bovenstaande volgt de volgende centrale onderzoeksvraag: Hoe hoog zijn de tot op heden betaalde bijdragen aan bovenplanse kosten bij exploitatieplannen en of de betaalde bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen bij anterieure overeenkomsten en wat was de grondslag daarvoor? Voor de beantwoording van deze vraag is eind mei 2012 een vragenlijst gestuurd naar 315 gemeenten. De vragenlijst moest een antwoord geven op de volgende deelonderzoeksvragen: 1. Welke gemeenten hebben inmiddels een vastgestelde structuurvisie op basis waarvan een overeenkomst kan worden gesloten over de bovenplanse kosten en 'bijdragen aan ruimtelijke ontwikkeling? 2. Welke gemeenten, met een structuurvisie, hebben beleidsnotities opgesteld ten aanzien van de bovenplanse kosten en 'bijdragen aan ruimtelijke ontwikkeling? 3. Welke gemeenten hebben daadwerkelijk contracten gesloten op basis waarvan deze bijdragen zullen worden verhaald (of zijn verhaald)? 4. Sloten de bijdragen aan op de beleidsnotities onder 2 of op de structuurvisie? 5. Zijn de bijdragen sindsdien in alle gevallen geïnd bij contractanten en/of welke zekerheid hebben ontwikkelaars gesteld ten aanzien van -de in de toekomst te verhalen bijdragen? 6. Hoe hoog waren die bijdragen en wat voor een gebied betrof het? 7. Wat is het kasgeldschema onder deze bijdrage? 8. Doen zich hierbij nog opvallende regionale verschillen voor? 9. Voor zover van toepassing: wat rekent de gemeente zelf in haar eigen grondexploitaties aan vergelijkbare fondsbijdragen, per welke eenheid en grondslag, beleidsonderbouwing? 10 Wat is volgens de gemeenten een reële forfaitaire bijdrage ter vervanging van de bovenplanse kosten en bijdrage ruimtelijke ontwikkeling? 13

2. Korte toelichting begrippen in het onderzoek Structuurvisie De structuurvisie is een visie op hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid. De Wro verplicht gemeenten tot het vaststellen van een structuurvisie. Deze structuurvisie kan betrekking hebben op het gehele grondgebied van de gemeente of een gedeelte hiervan. De visie kan ook betrekking hebben op een bepaald aspect van de ruimtelijke ordening zoals het wonen, bedrijvigheid, recreatie, verkeer etc. De visie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid en is veelal op een hoger abstractieniveau dan een bestemmingsplan. De structuurvisie heeft geen direct bindende werking naar burgers, maar is meer een beleidsvisie die als uitgangspunt dient voor het opstellen van bestemmingsplannen. Het is niet mogelijk om tegen de structuurvisie beroep in te stellen. De structuurvisie kent een directe koppeling met de verhaalsmogelijkheden van fondsbijdragen voor bovenplanse kosten. Bovenplanse kosten gaan over kosten voor meerdere locaties of gedeelten daarvan en betreffen daarmee verevening. De Wro biedt, naast de mogelijkheid deze bijdrage overeen te komen, de mogelijkheid bovenplanse kosten in de vorm van een afdwingbare fondsbijdrage in de exploitatieopzet van een exploitatieplan op te nemen, indien er voor deze locaties of gedeelten daarvan een structuurvisie is vastgesteld (art 6.13 lid 7 Wro) en mits deze bijdrage objectiveerbaar voldoet aan de eisen van profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit. Tevens dienen in de structuurvisie aanwijzingen over de besteding die ten laste van het fonds kunnen komen te zijn opgenomen. De structuurvisie kent ook een koppeling met anterieure overeenkomsten, voor zover het financiële bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen betreft. De gemeente en een particuliere exploitant kunnen in een anterieure overeenkomst een bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkeling overeenkomen als de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in een voorafgaand aan het sluiten van die overeenkomst vastgestelde structuurvisie (art 6.24 lid 1 onder a Wro). Bovenplanse kosten Wat onder fondsbijdrage voor bovenplanse kosten valt blijkt niet uit de Wro. De Wro geeft hiervan geen omschrijving. Uitdrukkelijk worden de bovenwijkse voorzieningen niet bedoeld. Uit de toelichting bij het amendement (kamerstuk 30218 nr. 20) blijkt dat men samenhangende ontwikkelingen van verschillende locaties mogelijk wilde maken zonder dat die locaties in één grondexploitatie moeten worden opgenomen. In een structuurvisie moet dan wel de samenhang duidelijk worden beschreven. Een vorm van verevening dus. Het exploitatieoverschot in locatie A kan bijdragen in de kosten van locatie B waar een exploitatietekort is, mits tussen beide locaties een samenhang is aangetoond. De criteria profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit gelden hierbij en moeten geobjectiveerd worden. Via een exploitatieplan zijn fondsbijdragen voor bovenplanse kosten afdwingbaar te verhalen (art 6.13 lid 7 Wro). Wanneer bovenplanse kosten via een anterieure overeenkomst worden verhaald spreekt men ook wel over een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling (art 6.24 lid 1 onder a Wro). Bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen In een anterieure overeenkomst kunnen gemeente en particuliere exploitant vastleggen dat de exploitant een financiële bijdrage levert aan ruimtelijke ontwikkelingen (art 6.24 lid 1 onder a Wro). Voorwaarde is wel dat de ruimtelijke ontwikkeling in een structuurvisie is vastgelegd en dat daarin de koppeling tussen opgave en ontwikkeling is gemotiveerd. Zowel in de Wro, als in de kamerstukken is het begrip ruimtelijke ontwikkeling niet nader gedefinieerd. 14

Vanuit de praktijk is het denkbaar dat het maatschappelijk belangrijke functies zijn, zoals natuur, recreatie, waterberging en infrastructuur in een ander gebied. Dit andere gebied hoeft niet in de directe omgeving van de nieuwe woonwijk te liggen. Andere voorbeelden zijn regionaal groen, saneren of opknappen van oude bedrijventerreinen of bijdragen in de bouwkosten van een maatschappelijke functie, rood voor groenarrangementen, groen voor rood arrangementen, ruimte voor ruimte, parkeren en culturele voorzieningen. De criteria profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit gelden hier in beginsel niet, al is enige reflexwerking van het afdwingbaar kostenverhaal wel denkbaar. De bijdragen die een aantal eigenaren is overeengekomen, kunnen niet extreem afwijken van wat resterende eigenaren bijdragen aan het kostenverhaal wanneer laatstgenoemden met afdwingbaar kostenverhaal worden geconfronteerd. De gemeente moet zich vanzelfsprekend bij het sluiten van de overeenkomst houden aan de bepalingen van het BW en Awb. De bijdragen zijn vrijwillig en lopen via anterieure overeenkomsten. Bovenwijkse voorzieningen Dit onderzoek gaat uitdrukkelijk niet over de bovenwijkse voorzieningen. Deze vallen onder de financiële bijdragen aan de grondexploitatie als bedoeld in Bro art 6.2.4. Omdat er in de praktijk veel onduidelijkheid is tussen de begrippen worden bovenwijkse voorzieningen hier wel toegelicht. Bovenwijkse voorzieningen zijn fysieke ingrepen die niet enkel aan één exploitatiegebied toe te schrijven zijn maar die van nut zijn voor meerdere opgaven. Denk hierbij aan rotondes, rondwegen en grootschalige parken die ten dele direct toerekenbaar zijn aan de nieuwe locatie en ten dele aan bijvoorbeeld bestaande wijken. Deze voorzieningen zijn daarmee naar rato toerekenbaar. Veelal vindt het verhalen van deze kosten plaats middels een fonds (Fonds Bovenwijkse Voorzieningen). Voor deze voorzieningen worden deels Algemene Middelen en of eerdere stortingen in het Fonds van de gemeente ingezet. Vanwege de toerekenbaarheid naar rato van profijt is het nagenoeg onontkoombaar deze bijdrage aan de kosten met een nota bovenwijkse voorzieningen in het gemeentelijk beleid vast te leggen. Het is niet verplicht de bovenwijkse voorzieningen te koppelen aan een structuurvisie. Maar het is wel aan te raden hier in de structuurvisie aandacht aan te besteden. De bovenwijkse voorzieningen zijn vrijwillig via een anterieure overeenkomst verhaalbaar alsook afdwingbaar via een exploitatieplan. Tabel 1.1: samenvatting begrippen Verhaalbaar via anterieure overeenkomst Verhaalbaar via exploitatieplan Belang van Structuurvisie Bovenplanse kosten/verevening samenhang tussen locaties Art 6.13.7 Wro ja (dat is dan een bijdrage aan ruimtelijke ontwikkeling) ja, mits voldaan aan profijt, toerekenbaarheid, proportionaliteit verplicht, ruimtelijke en functionele samenhang aangeven en bestedingen die tlv het fonds komen Bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen fysiek en maatschappelijk van nut > 1 gebied, art 6.24.1a Wro Ja Nee verplicht, koppeling tussen opgaven en ontwikkelingen aangeven Bovenwijkse voorzieningen fsyiek van nut >1 gebied, directe relatie art 6.2.4 Bro Ja ja, mits voldaan aan profijt, toerekenbaarheid, proportionaliteit functioneel, maar niet verplicht. Nota Bovenwijkse voorzieningen is van belang voor toerekening naar rato 15

3. Aanpak onderzoek en respons Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen is een digitaal vragenformulier in Excel ontwikkeld. Elke gemeente heeft dit zelf ingevuld en teruggestuurd naar BVH Ruimte bv. Om te peilen wat de gedachten van de gemeenten zijn over de invoering van een forfaitaire bijdrage is in het formulier gevraagd wat de respondent een reële forfaitaire bijdrage zou vinden. Er is gevraagd om een minimale en maximale forfaitaire bijdrage. In het vragenformulier was ook ruimte voor aanvullende opmerkingen. Hiervan is veelvuldig gebruik gemaakt. Het is van belang dat zoveel mogelijk gemeenten aan dit onderzoek deelnemen. Daarom heeft het ministerie BZK naar alle gemeenten een brief gestuurd met het verzoek een contactpersoon aan BVH Ruimte door te geven voor het invullen van het digitale vragenformulier. Op deze manier kan het vragenformulier naar de juiste persoon binnen de gemeente gestuurd worden. Via de website van de VNG en VvG is ook een oproep gedaan aan de gemeenten om deel te nemen aan het onderzoek. De onderzoeksresultaten komen voort uit de teruggestuurde vragenformulieren. De respondenten konden de gegevens voor maximaal vier structuurvisies invullen. Hoewel veel gegevens openbaar toegankelijk zijn is met de respondenten afgesproken dat de antwoorden uit de vragenformulieren geanonimiseerd gebruikt worden. Respons Op de oproep van het ministerie BZK heeft 76% van de gemeenten gereageerd (315 van 415 gemeenten) en een contactpersoon voor dit onderzoek doorgegeven. Van hen heeft 56% het per e-mail toegestuurde vragenformulier ingevuld en geretourneerd (176 van 315). Dit betekent dat 42% van alle gemeenten aan dit onderzoek heeft meegedaan (176 van 415). Gebleken is dat de respondenten verschillende achtergronden hebben, zowel planeconomen, privaatjuristen, publiekjuristen, projectmanagers en controllers hebben het vragenformulier ingevuld. Vaak hebben zij de vragen in het formulier samen beantwoord. Kaart 1: respondenten (in blauw) 16

Tabel 1.2 Aantal respondenten per provincie, absolute aantallen, in percentages en percentage ten opzichte van alle gemeenten in betreffende provincie. provincie aantal gemeenten % in % van alle gemeenten in de provincie Drenthe 5 3% 42% Flevoland 1 1% 17% Friesland 9 5% 33% Gelderland 25 14% 45% Groningen 10 6% 43% Limburg 19 11% 58% Noord-Brabant 28 16% 42% Noord-Holland 23 13% 42% Overijssel 10 6% 40% Utrecht 9 5% 35% Zeeland 6 3% 46% Zuid -Holland 31 18% 43% Totaal 176 100% Tabel 1.2 laat zien dat de respons per provincie gelijkmatig is verdeeld. Overal heeft ongeveer 40% van de gemeenten in een provincie deelgenomen. Een uitzondering vormt Flevoland. Daar is slecht door 1 gemeente de vragenlijst ingevuld. Zie ook kaart 1. Tabel 1.3 Aantal respondenten naar inwonertal: absolute aantallen, in percentages en in percentage ten opzichte van aantal gemeenten in Nederland Inwoneraantal Aantal gemeenten Percentage In % t.o.v. totaal aantal gemeenten in de categorie < 20.000 47 27% 31% > 20.000 < 50.000 81 46% 42% > 50.000 < 100.000 28 16% 61% > 100.000 20 11% 80% Totaal 176 100% 42% In tabel 1.3 is te lezen dat het merendeel van de respondenten uit de kleinere gemeenten bestaat met inwoneraantallen minder dan 20.000 en tussen de 20.000 en 50.000, respectievelijk 27% en 46%. Maar wanneer het aantal respondenten afgezet wordt tegen het totaal aantal gemeenten in de betreffende categorie blijkt dat vooral de grotere gemeenten met inwoneraantallen tussen de 50.000 en 100.000 en meer dan 100.000, deel hebben genomen aan het onderzoek, respectievelijk 61% en 80%. 42% van alle gemeenten in Nederland heeft deelgenomen aan het onderzoek. 17

4. Uitwerking van de 10 onderzoeksvragen In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de 10 onderzoeksvragen. Bij de terugkoppeling en de analyse van deze resultaten is gebruik gemaakt van de input van de 176 respondenten die de vragenlijst hebben ingevuld. Van deze groep hebben 130 gemeenten een of meerdere structuurvisie (s). Hiervan hebben 73 respondenten structuurvisie(s) waarin bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse kosten zijn opgenomen (56%). Vraag 1 Welke gemeenten hebben inmiddels een vastgestelde structuurvisie op basis waarvan een overeenkomst kan worden gesloten over de bovenplanse kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkeling? 130 gemeenten hebben aangegeven dat zij een of meerdere structuurvisie(s) hebben, dit is 74% van alle respondenten. Van deze 130 gemeenten hebben 73 gemeenten aangegeven dat zij een of meerdere structuurvisie(s) hebben op basis waarvan zij bijdragen kunnen vragen. Dus iets meer dan de helft (56%) van de gemeenten met een structuurvisie hebben bijdrage aan ruimtelijke ontwikkeling en of bovenplanse kosten hierin opgenomen. Samengevat: N = 130 aantal percentage Gemeenten met een structuurvisie op basis waarvan een overeenkomst met bovenplanse kosten en bijdragen ruimtelijke ontwikkeling kan worden gesloten 73 56% Kaart 3: respondenten met een structuurvisie met bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en of bovenplanse kosten (in oranje) Toelichting 38 van de 73 respondenten betreft gemeenten met inwoneraantallen tussen de 20.000 en 50.000 (52%).Vooral de respondenten in de zuidelijke provincies hebben structuurvisies op basis waarvan bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en of bovenplanse kosten verhaalbaar zijn. Dit kan te maken 18

hebben met het Limburgs kwaliteitsmenu (LKM) dat de provincie Limburg heeft opgesteld. Op basis hiervan kunnen gemeenten kosten verhalen. Het LKM stelt regels voor het bouwen in het buitengebied in Limburg, het LKM geldt voor alle rode ontwikkelingen : woningbouw, een bedrijfsuitbreiding, nieuwe agrarische bedrijven, bungalowparken enzovoorts. Dergelijke ontwikkelingen kunnen alleen gerealiseerd worden als tegelijk een verbetering van de kwaliteit van het buitengebied plaatsvindt. Bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe natuur of landschap, een goede groene inpassing of de afbraak van bebouwing. Uit het vragenformulier blijkt ook dat vooral bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen in de structuurvisie worden opgenomen en bovenplanse kosten beduidend minder, respectievelijk 43% en 14%. Deze vraag is voor 183 structuurvisies beantwoord. Op de vraag waarom geen bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en of bovenplanse kosten is opgenomen heeft 21% geantwoord dat het lastig is om de koppeling tussen opgaven en ontwikkelingen bij bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen aan te geven danwel de ruimtelijke en functionele samenhang bij bovenplanse kosten. 15% geeft ook aan dat zij het lastig vinden om bij bovenplanse kosten de criteria profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit aan te tonen. Daarnaast zijn ook diverse andere redenen opgegeven, onder andere dat bij de gemeente geen onderscheid gemaakt wordt tussen bovenwijkse en bovenplanse/ruimtelijke ontwikkeling, of dat sprake is van negatieve grondexploitaties en of dat de gemeentelijke ambities zijn verlaagd. Zie deel 2 vraag B3 voor meer antwoorden en deel 3 voor tabel 3.5 en 3.6 met een verdeling van de response naar provincie en inwoneraantallen. Vraag 2 Welke gemeenten, met een structuurvisie, hebben beleidsnotities opgesteld ten aanzien van de bovenplanse kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkeling? Van de gemeenten met een structuurvisie gaven 73 aan (56%) dat zij op basis daarvan een bijdrage kunnen vragen (zie antwoord op vraag 1). 55% van hen heeft separaat nog beleidsnotities opgesteld waarin het kostenverhaal wordt onderbouwd. Denk daarbij aan een nota kostenverhaal, nota grondbeleid, uitvoeringsparagraaf, nota fonds ruimtelijke ontwikkelingen, nota bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen, beleidsnota s, MPG, meerjareninvesteringsplanning ruimtelijke projecten en nota bovenplanse voorzieningen. Door de respondenten uit Limburg is het Limburgs Kwaliteitsmenu zoals dat opgesteld is door de provincie een aantal malen aangehaald als onderbouwing. Samengevat N = 73 aantal percentage Gemeenten met beleidsnotities die kostenverhaal uit de structuurvisie onderbouwen 40 55% Vraag 3 Welke gemeenten hebben daadwerkelijk contracten gesloten op basis waarvan deze bijdragen zullen worden verhaald (of zijn verhaald)? Van de gemeenten met een structuurvisie gaven er 73 aan (56%) dat zij op basis daarvan een bijdrage kunnen vragen (zie antwoord op vraag 1). Het blijkt dat merendeel van de respondenten deze bijdragen ook vragen (70% vraagt bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en 11% vraagt bovenplanse kosten). Van de 73 respondenten hebben er 41 aangegeven dat zij ook overeenkomsten hebben opgesteld waarin de bijdrage is verhaald of wordt verhaald. Samengevat N = 73 aantal percentage Gemeenten die daadwerkelijk contracten hebben gesloten op basis waarvan deze bijdragen zullen worden verhaald (of zijn verhaald) 41 56% 19

Kaart 5: respondenten die overeenkomsten met een ontwikkelaar hebben gesloten waarin bijdrage ruimtelijke ontwikkeling is geregeld (in oranje). Toelichting Het merendeel van de respondenten die overeenkomsten hebben afgesloten waarin bijdragen zijn gevraagd betreft gemeenten met inwoneraantallen tussen de 20.000 en 50.000 (54%). Het merendeel van de overeenkomsten is afgesloten door respondenten uit de zuidelijke provincies. Zie deel 2 vraag E voor meer antwoorden en deel 3 voor tabel 3.9 en 3.10 met verdeling van de response naar provincie en inwoneraantal. Vraag 4 Sloten de bijdragen aan op de beleidsnotities of op de structuurvisie? Zoals in vraag 3 is aangegeven hebben 41 respondenten contracten gesloten waarin bijdragen verhaald worden of zijn. Van hen hebben 25 gemeenten een antwoord gegeven op de vraag of de bijdrage net zo hoog is als bepaald in de structuurvisie of in andere beleidsdocumenten. 11 van deze 25 gemeenten hebben aangegeven dat de bijdrage aansluit bij de hoogte van de bijdragen in de structuurvisie of andere beleidsnotities (44%). Samengevat N = 25 aantal percentage Gemeenten waarvan de bijdragen aansluiten op de beleidsnotities/structuurvisie 11 44% Zie ook deel 2 vraag E, tabel 2.1 voor een overzicht met de verschillende antwoorden op de vraag. 20

Vraag 5 Zijn de bijdragen sindsdien in alle gevallen geïnd bij contractanten en/of welke zekerheid hebben ontwikkelaars gesteld t.a.v. de in de toekomst te verhalen bijdragen? Totaal hebben 41 respondenten aangegeven dat zij overeenkomsten hebben afgesloten op basis waarvan de bijdragen verhaalbaar zijn (vraag 3). 26 maal hebben de respondenten de betaling geregeld en heeft de ontwikkelaar daarover zekerheid gesteld. Samengevat N = 41 aantal percentage Gemeenten die in de overeenkomst de betaling hebben geregeld en waarvoor de ontwikkelaar zekerheid heeft gesteld 26 63% De betalingsmomenten die men afgesproken heeft ten aanzien van de te verhalen bijdragen zijn zeer divers. Door de respondenten zijn onder andere de volgende antwoorden gegeven: Bestemmingsplan onherroepelijk of omgevingsvergunning verleend Bij oplevering eerst gereedgekomen gebouw Bij ondertekening overeenkomst 3 maanden na definitie worden bestemmingsplan 50% na uitgifte van 40% van de gronden en 50% na uitgifte van 80% van de gronden 50% voor de terinzagelegging en 50% bij afgifte omgevingsvergunning Bij uitgifte grond Jaarlijks op basis van werkelijke uitgifte Na verkoop grond Bij start procedure Zie ook deel 2, vraag E, tabel 2.1 voor een overzicht met de verschillende antwoorden op de vraag. Vraag 6 Hoe hoog waren die bijdragen en wat voor een gebied betrof het? In totaal hebben 41 respondenten aangegeven dat zij overeenkomsten hebben afgesloten op basis waarvan de bijdragen verhaalbaar zijn (vraag 3). Van deze respondenten hebben er slechts 19 voor in totaal 31 overeenkomsten de bedragen opgegeven. In deze overeenkomsten is totaal ca. 8,5 mln. geïnd, variërend van 2.250 tot 2,1 mln. per overeenkomst. Helaas is het niveau van beantwoording te verschillend om een representatief antwoord op bovenstaande vraag te kunnen geven. Zie deel 2, antwoord op vraag E, tabel 2.1 voor een overzicht met de verschillende antwoorden op de vraag. Vraag 7 Wat is het kasgeldschema onder deze bijdrage? Te weinig respondenten hebben deze vraag in het vragenformulier ingevuld om hier een goed antwoord op te kunnen geven. 21

Vraag 8 Doen zich hierbij nog opvallende regionale verschillen voor? Te weinig respondenten hebben vraag 7 beantwoord om op deze vraag een antwoord te kunnen geven. Vraag 9 Voor zover van toepassing: wat rekent de gemeente zelf in haar eigen grondexploitaties aan vergelijkbare fondsbijdragen, eenheid en grondslag, beleidsonderbouwing? In het vragenformulier zijn daarover de navolgende subvragen gesteld. Vraag 9 a Geef aan hoeveel er de afgelopen 10 jaar is afgedragen vanuit de algemene reserve van het grondbedrijf aan de Algemene Dienst. Op welke wijze is deze afdracht bepaald, bijvoorbeeld op basis van een bedrag per woning of % over civiele/cultuurtechniek? 52% van alle 176 respondenten heeft aangegeven of en hoeveel er de afgelopen 10 jaar is afgedragen. De respondenten hebben opgegeven dat in totaal de afgelopen 10 jaar ca. 613,5 mln. is afgedragen. Dit bedrag geeft minder informatie dan gehoopt omdat veel respondenten de gegevens niet over alle tien de jaren hebben ingevuld. Andere respondenten hebben aangegeven geen grondbedrijf te hebben, of zij hebben aangegeven de gegevens niet in te kunnen vullen vanwege een gemeentelijke herindeling of omdat ze het simpelweg teveel werk vinden. Bovendien is gebleken dat bij een aantal respondenten sprake is van een negatieve afdracht. De Algemene Dienst draagt dus bij aan het grondbedrijf. Dit vindt vooral sinds 2008 plaats. De bepaling van de afdrachten is zeer divers. Er wordt onder andere gesproken over bedragen per woning, per m2 terrein, afdrachten boven het weerstandsvermogen, winstneming, afroming, raadsbesluiten, taakstellingen, afdrachten aan specifieke projecten en fondsen. Vraag 9 b Leveren marktpartijen een bijdrage aan bijvoorbeeld infrastructurele en maatschappelijke projecten? Zo ja, hoeveel heeft het grondbedrijf jaarlijks ontvangen en op welke wijze is deze bijdrage bepaald, bijvoorbeeld op basis van een bedrag per woning of een % over civiele/cultuurtechniek. 35% van alle 176 respondenten geeft aan dat marktpartijen een bijdrage leveren. Door 19 respondenten is aangegeven dat de afgelopen 10 jaar in totaal ca. 42 mln. door de marktpartijen is bijgedragen (hiervan is 20 mln. opgegeven door 1 gemeente). Mede omdat veel respondenten niet de gegevens over alle tien jaren ingevuld hebben, geeft dit getal niet de juiste informatie om een goed antwoord op de vraag te geven. Dat 35% van de respondenten aangeeft dat marktpartijen een bijdrage leveren wil niet zeggen dat er niet vaker een bijdrage wordt gegeven. Bij enkele respondenten is er geen grondbedrijf of was er sprake van een gemeentelijke herindeling of weet de respondent het antwoord op de vraag gewoon niet. De grondslag op basis waarvan de bijdrage is bepaald, is zeer divers. Er wordt gesproken over een directe toerekening, afdrachten aan het fonds bovenwijkse voorzieningen, 1% kosten bouw en woonrijpmaken, bijdragen in natura, % over de grondprijs, een bedrag per m2, per woning en per ha. 22

Vraag 9 c Zijn er binnen het grondbedrijf fondsen waaraan wordt afgedragen, denk bijvoorbeeld aan een kunstfonds, een regionaal fonds, een herstructureringsfonds of een parkeerfonds? Zo ja, hoeveel is er jaarlijks aan deze fondsen betaald en op welke wijze is deze bijdrage bepaald, bijvoorbeeld op basis van een bedrag per woning of een % over civiele/cultuurtechniek? Door 33% van alle 176 respondenten is deze vraag bevestigend beantwoord. Een aantal van hen (27) geeft aan dat de afgelopen 10 jaar in totaal 76 mln. binnen het grondbedrijf is afgedragen aan andere fondsen. Hiervan is door 3 gemeenten een totaal bedrag van 55 mln. opgegeven. Dat 33% van de respondenten aangeeft dat er aan fondsen wordt afgedragen wil niet zeggen dat dit bij 67% van de respondenten niet gebeurd. Bij enkele respondenten is er geen grondbedrijf of was er sprake van een gemeentelijke herindeling of weet de respondent het antwoord op de vraag gewoon niet. Waaraan wordt afgedragen is zeer divers. Er wordt gesproken over kunstfondsen (veelal een percentage over het bouw en woonrijpmaken), fonds onderhoud, groenfondsen, sociale woningbouw, parkeerfonds, regiofonds, herstructureringsfonds en reserve archeologie. De grondslag van de afdrachten is ook divers, % over bouw-en woonrijpmaken, bedrag per m2, per m2 rijbaanverharding, per verkochte m2, m2 groen, % gronduitgifteprijs, bedrag per woning. Vraag 9 d Vinden er binnen uw grondbedrijf binnenplanse vereveningen plaats? Zo ja, om hoeveel geld gaat het dan? 18% van alle 176 respondenten heeft de vraag positief beantwoord. Door slechts 3 gemeenten zijn bedragen opgegeven, in totaal gaat het dan om 28,2 mln. over de afgelopen 10 jaar, waarvan 22 mln. door 1 gemeente is opgegeven. Dit getal geeft niet de juiste informatie om een goed antwoord op de vraag te geven. Dat 18% van de respondenten aangeeft dat er sprake is van binnenplanse verevening wil niet zeggen dat dat bij 82% van de respondenten niet gebeurd. Bij enkele respondenten is er geen grondbedrijf of was er sprake van een gemeentelijke herindeling of weet de respondent het antwoord op de vraag niet. Vraag 10 In het vragenformulier is tevens een vraag gesteld om af te tasten wat de gedachten van de respondenten zijn over de invoering van een forfaitaire bijdrage. Het gaat om de volgende vraag: Wat is volgens u een reële forfaitaire bijdrage die gevraagd zou kunnen worden aan de ontwikkelaar ter vervanging van de bovenplanse kosten en ruimtelijke bijdragen? De intentie van het ministerie is dat dit een maximale forfaitaire bijdrage is die in de structuurvisie is onderbouwd en door de gemeenteraad vastgesteld moet worden. In totaal heeft 55% van alle 176 respondenten deze vraag beantwoord. Hiervan heeft 67% dit op cijfermatige wijze gedaan en 33% tekstueel. De cijfermatige antwoorden kunnen onderverdeeld worden naar: 1. Bedragen in euro s per m2 uitgeefbaar (53%) 2. Bedragen in euro s per woning(equivalent) (31%) 3. Percentages van de grondopbrengst (8%) 4. Overige (8%) 23

Ad 1 Bedragen in euro s per m2 uitgeefbaar Het gemiddelde van de antwoorden voor de minimale bijdrage is 9 per m2 uitgeefbaar, de maximale bijdrage is gemiddeld 25 per m2 uitgeefbaar. Driemaal is geantwoord dat de minimale bijdrage 0 per m2 uitgeefbaar dient te zijn en tweemaal dat de maximale bijdrage 125 per m2 uitgeefbaar. Deze scores wijken erg af van de andere scores dus het gemiddelde is ook bepaald exclusief deze uitschieters. Wanneer deze hoogste en laagste score buiten beschouwing worden gelaten is het minimale gemiddelde 10 per m2 uitgeefbaar en het maximale gemiddelde 19 per m2 uitgeefbaar. Ad 2 Bedragen in euro s per woning (equivalent) Het gemiddelde van de antwoorden voor de minimale bijdrage is 5.160 per woning(equivalent), de maximale bijdrage is gemiddeld 12.486 per woning(equivalent). Eenmaal is geantwoord dat de minimale bijdrage 50.000 en de maximale bijdrage 100.000 per woning(equivalent) dient te zijn. Deze score wijkt erg af van de andere scores dus het gemiddelde is ook bepaald exclusief deze uitschieter. Het gemiddelde komt dan uit op een minimale bijdrage van 2.800 per woning(equivalent) en een maximale bijdrage van 7.861 per woning(equivalent). Ad 3 Percentages van de grondopbrengst Het gemiddelde van de antwoorden voor de minimale bijdrage is 4% en de maximale bijdrage is gemiddeld 7% van de grondopbrengsten. Ad 4 Overige methodieken Hierbij wordt onder andere gedacht aan percentages over de grondwaardevermeerdering, macroaftopping en gedifferentieerde bedragen voor sociale woningbouw en andere uitgiftecategorieën. De tekstuele antwoorden zijn voor zover mogelijk gebundeld, zie onderstaande citaten uit de vragenformulieren. Merendeel van de antwoorden valt in de categorie maatwerk. Zie deel 2, vraag G1 voor een uitgebreid overzicht van de antwoorden. Maatwerk Er is geen goed onderbouwd bedrag te bepalen omdat het benodigde bedrag voor elke gemeente anders is. De ene gemeente zal tekortkomen en de andere gemeente zal het geld aan iets anders uit gaan geven. De verschillen zie je ook bij bijdragen voor de bovenwijkse voorzieningen. De bijdrage moet maatwerk zijn, niet forfaitair De hoogte van het bedrag moet bepaald worden aan de hand van de totale kosten van de ruimtelijke ontwikkeling. Het bedrag is dus afhankelijk van de opgave en het geplande bouwprogramma per gemeente. Geen bijdrage In de gemeente zijn enkel nog herstructurering en inbreidingslocaties aan de orde. Dit zijn al exploitaties met een tekort. Bij een exploitatieplan leidt een verplichte bijdrage tot een groter tekort dat uiteindelijk door de gemeente betaald wordt. Geen minimum aangeven, sommige plannen hoeven geen bijdrage te betalen. Iedere forfaitaire bijdrage levert weer kostendruk op aan de zijde van de ontwikkelaar, waardoor vastgoedontwikkeling nog verder onder druk komt te staan. In de bepaling van de bijdrage moet hier rekening mee gehouden worden. Het is niet reëel om in deze economische situatie ook nog een extra bijdrage te vragen. 24

Bovenwijkse voorzieningen De bovenplanse kosten en bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen gelijk stellen aan bovenwijkse voorzieningen. Gemeente moet dan wel verplicht Nota Kostenverhaal opstellen en vast laten stellen door de Raad. Eigenlijk zitten in de bijdragen voor bovenwijkse voorzieningen ook de bovenplanse kosten en bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen Bijdrage Bovenwijkse voorzieningen hierin ook meenemen zodat er maar 1 bijdrage gevraagd hoeft te worden Overige Limburgs kwaliteitsmenu (LKM). Het LKM stelt regels voor het bouwen in het buitengebied in Limburg.Het LKM geldt voor alle rode ontwikkelingen : woningbouw, een bedrijfsuitbreiding, nieuwe agrarische bedrijven, bungalowparken enzovoorts. Dergelijke ontwikkelingen kunnen alleen als tegelijk een verbetering van de kwaliteit van het buitengebied plaatsvindt. Bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe natuur of landschap, een goede groene inpassing of de afbraak van bebouwing. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van het aantal inwoners, woningen, arbeidsplaatsen en de ambities van de stad In de op dit moment vast te stellen structuurvisie wordt niet uitgegaan van een fondsvorming omdat de samenhang op basis van de criteria profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit niet hard te maken is en de grondexploitaties of business cases verdeeld over de stad op dit moment waarschijnlijk op de aftopping zullen stranden. 25

Deel 2 Vragen en antwoorden uit het vragenformulier 26

Vragen en antwoorden uit het vragenformulier In dit deel worden de vragen en antwoorden uit het toegezonden vragenformulier weergegeven. Daar waar mogelijk zijn de antwoorden in een grafiek verwerkt met daarbij een toelichting. A1 Heeft uw gemeente een ruimtelijke structuurvisie (s) opgesteld? (na 1/7/2008) 74% 26% Ja Nee Figuur 1: Heeft uw gemeenten één of meerdere structuurvisies opgesteld? Toelichting De meeste respondenten (74%) hebben aangegeven dat zij een of meerdere structuurvisies hebben opgesteld. 26% van de respondenten heeft deze vraag ontkennend beantwoord en heeft dus geen structuurvisie na 1 juli 2008 opgesteld. Zo nee, waarom hebt u geen structuurvisie opgesteld? 22% 61% 16% Daar zijn we nog niet aan toegekomen Daar zijn we nog mee bezig Anders Figuur 2: Waarom is er geen structuurvisie opgesteld? Toelichting De meeste respondenten (61%) zijn nog bezig met het opstellen van een structuurvisie, merendeel geeft aan dat deze in 2013 gereed is. 22% geeft aan er nog niet aan toegekomen te zijn. 16% (anders) geeft aan dat bijvoorbeeld de oude structuurvisie nog van kracht is, of dat de structuurvisie niet noodzakelijk is, dat er een regionale structuurvisie is of dat het college van burgemeester en wethouders gewijzigd is waardoor de prioriteiten anders zijn komen te liggen. B1 Zo ja, is deze structuurvisie ook vastgesteld door de gemeenteraad? 84% 2% 5% 10% Ja Nee Gedeeltelijk Nog niet Figuur 3: Is de structuurvisie vastgesteld door de gemeenteraad? Toelichting Wanneer de gemeente een structuurvisie heeft is deze bijna altijd ( 84%) ook vastgesteld door de gemeenteraad. 5% geeft aan dat de structuurvisie gedeeltelijk is vastgesteld, de uitvoeringsparagraaf moet dan vaak nog vastgesteld worden 10% van de respondenten vermeldt dat de structuurvisie nog niet is vastgesteld, in veel gevallen wordt deze binnen een jaar naar de gemeenteraad gestuurd. 27

In vraag B2 wordt gevraagd: wat de naam van de structuurvisie (s) is, wat de tijdshorizon van de structuurvisie(s) is, wat de vaststellingsdatum door de gemeenteraad is en of de structuurvisie (s) het grondgebied van de hele gemeente bedekt of een deel ervan. B3 Is in de structuurvisie aangegeven welke bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen of bovenplanse kosten gevraagd worden? Meerdere antwoorden zijn mogelijk 14% 43% 43% Bovenplanse kosten Bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen Geen van beiden Figuur 4: Waaraan moet volgens de structuurvisie worden bijgedragen? Toelichting Voor 183 structuurvisies is deze vraag beantwoord. Van de respondenten met één of meerdere structuurvisies geeft 57% aan dat hierin bovenplanse kosten (14%) en of bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen (43%) zijn opgenomen. 43% geeft aan dat geen van beiden bijdragen opgenomen zijn in de structuurvisie. Zo nee, waarom zijn er in de structuurvisie geen bijdragen ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse kosten aangegeven? Meerdere antwoorden zijn mogelijk 13% 7% 2% 6% 21% 15% 9% 26% 1% Daar zijn we nog niet aan toegekomen Daar zijn we mee bezig We willen deze bijdragen niet vragen aan ontwikkelaars We weten niet hoe we de bijdragen kunnen bepalen Het is te facultatief, ontwikkelaar betaalt het toch niet Het is lastig koppeling tussen opgaven en ontwikkelingen aan te geven, danwel ruimtelijke en functionele samenhang Bij bovenplanse kosten is het lastig criteria profijt, toerekenbaarheid en evenredigheid aan te tonen. Er zijn geen ruimtelijke ontwikkelingen of bovenplanse kosten die verhaald kunnen of hoeven worden Anders Figuur 5: Waarom zijn er in de structuurvisie geen bijdragen voor ruimtelijke ontwikkelingen of bovenplanse kosten opgenomen.? Toelichting Op de vraag waarom er in de structuurvisie geen bijdrage ruimtelijke ontwikkeling of bovenplanse kosten zijn opgenomen antwoord respectievelijk 21% en 15% van de respondenten dat zij het lastig vinden de koppeling tussen opgaven en ontwikkeling aan te geven, danwel de ruimtelijke en 28

functionele samenhang aan te geven en bij de bovenplanse kosten het lastig te vinden de criteria profijt, toerekenbaarheid en evenredigheid aan te tonen. 13% van de respondenten is er nog niet aan toegekomen en 7% geeft aan dat men er mee bezig is, volgens hen is dit onderdeel in 2013 gereed. 2% geeft aan dat zij deze bijdragen niet willen vragen aan de ontwikkelaar, 1% weet niet hoe de bijdrage bepaald moet worden en 6% vindt dat de bijdrage te facultatief is en gaat ervanuit dat de ontwikkelaar toch niet betaald. 26% van de respondenten geeft andere redenen op waarom men het niet opgenomen heeft in de structuurvisie. Men geeft onder andere aan dat er bij hen geen onderscheid gemaakt wordt tussen bovenwijkse en bovenplanse/ruimtelijke ontwikkelingen, dat er in de gemeente een actief grondbeleid gevoerd wordt, dat er sprake is van erfpacht dat men bezig is met een nota kostenverhaal/uitvoeringsprogramma, dat er negatieve grondexploitaties zijn, dat de ambities verlaagd zijn dus ook de bijdragen of dat het simpelweg teveel werk is om de bijdragen op te nemen in de structuurvisie. C1 Waaraan moet volgens de structuurvisie worden bijgedragen? Meerdere antwoorden zijn mogelijk Bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen: 15% 13% 7% 32% 9% 8% 18% Rood voor Groen Groen voor Rood Ruimte voor Ruimte Natuur, recreatie, waterberging, infrastructuur in andere gebieden Parkeren Culturele voorzieningen Anders Figuur 6: Waaraan moet worden bijgedragen (ruimtelijke ontwikkelingen)? Toelichting Aan de respondenten met een structuurvisie op basis waarvan bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse kosten verhaalbaar zijn, is gevraagd waaraan dan volgens de structuurvisie bijgedragen moet worden. Ingeval van bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen heeft 32% aangegeven dat aan de categorie natuur, recreatie, waterberging en infrastructuur in andere gebieden bij gedragen moet worden. Ook de categorieën Rood voor Groen en Groen voor Rood scoren goed met respectievelijk 15% en 13%. Bij de categorie anders (18%) heeft men o.a. de volgende onderwerpen opgenomen: kwaliteitsverbetering openbare ruimte, sociale huurwoningen, versterken landschap, Limburgs kwaliteitsmenu, nieuwe landgoederen, gebiedseigen recreatie en toerisme, sociale woningbouw en maatschappelijk vastgoed, onderwijsvoorzieningen, verbetering van woon-werk-leefomgeving, speelplekken, recreatieve sportvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen, kunst, visualisatie van het verleden, zorgcomplex, dorps-en stedelijke vernieuwing, overdekte sporthal, jongerencentrum, fietspaden, zandsuppletie strand, openbaar groen, riolering, station, sanering, verspreide glastuinbouwbedrijven, herstructurering woonwijken, transformatie bedrijventerrein, vergoeding plankosten en organisatiekosten. 29

Bovenplanse kosten: Meerdere antwoorden waren mogelijk 57% 43% Verevening saldi tussen locaties Anders Figuur 7: Waaraan moet worden bijgedragen (bovenplanse kosten)? Toelichting Aan de respondenten met een structuurvisie op basis waarvan bovenplanse kosten verhaalbaar zijn, is gevraagd waaraan volgens de structuurvisie bijgedragen moet worden. 57% heeft aangegeven dat het gaat om verevening tussen locaties. Bij de optie anders (43%) heeft men vermeld dat hierbij gedacht wordt aan sociale woningbouw, sociaal maatschappelijk vastgoed, rondweg, landschapsfonds, infrawerken, groen en waterberging of nog op te stellen onderwerpen. C2 Op welke wijze zijn deze bijdragen bepaald? Bijdrage aan ruimtelijke ontwikkeling 28 respondenten hebben voor verschillende structuurvisies diverse bijdragen opgegeven. Deze zijn dusdanig verschillend dat een categorisering geen recht doet aan de antwoorden. Daarom hieronder de opgave per gemeente. Aangezien met de respondenten is afgesproken dat de gegevens geanonimiseerd gebruikt worden is de gemeentenaam weggelaten. A. 25% van het voorzienbare overschot op de grondexploitatie, 7.283 per woning die op een bouwlocatie te weinig in de sociale huur/koop wordt gebouwd B. Woningbouw: 750 sociaal, 2.000 middelduur, 3.000 duur. Bedrijventerrein: 4/7% van de uitgifteprijs met een minimum van 5 per m2. Maatschappelijke en recreatieve voorzieningen: 2-7% indien exploitatie technisch mogelijk. Overige voorzieningen: afhankelijk van het opbrengend vermogen van de voorziening. C. 50% van de waardestijging van de grond. In een andere structuurvisie: 42% van de waardestijging van de grond. Ruimte voor Ruimte bouwtitel 150.000. D. 20% (bebouwde kom)-25% (buitengebied) van de waardevermeerdering van de grond (27 categorieën) E. Grond 160, sloop 25 per bvo, bedrijventerrein 50, projectmatige woningbouw 5 F. 3 per m2 uitgeefbaar, Ruimte voor Ruimte kavel 180.000 G. 7/m2 uitgeefbaar H. Woningbouw: 5/m2 bouwkavel, bedrijventerrein: 5/m2, windmolen: 15.000, recreatiewoning: 1.000 I. Wonen: 100/ m2 kavel, horeca: 25/m2 bvo, appartementen: 125/m2 bvo. In een andere structuurvisie 100.000 per woning waarbij inrichtingskosten mogen worden afgetrokken, 10.000 van recreatiewoning naar woning, 75/m3 voor nieuwe economische drager J. Wonen: 100/m2 kavel, 35/m2 niet agrarisch bedrijf (structuurvisie buitengebied) K. Wonen: 9/m2 uitgeefbaar, bedrijventerrein 7/m2 uitgeefbaar L. Wonen: 5/m2 uitgeefbaar, bedrijventerrein 5/m2 uitgeefbaar, regionaal bedrijventerrein 10/m2, recreatiewoning 1.000 per stuk (regionale structuurvisie) M. 8,30 per m2 bvo gewogen eenheid, 0,35 per m2 bvo gewogen eenheid, 6,70 per m2 bvo gewogen eenheid, 0,18 per m2 bvo gewogen eenheid. Hierbij geldt een vrije markt woning als 1,4 gewogen eenheden, een sociale woning als 0, kantoor en bedrijf als 0,7 en commerciële functies als 2,4 gewogen eenheden. N. Solitair wonen 100/m2 uitgeefbaar, solitair bedrijventerrein 35/m2 uitgeefbaar, bedrijventerrein 5/m2 uitgeefbaar, woningbouw 10/m2 uitgeefbaar O. 5,65/m2 uitgeefbaar/bvo P. 25/m2 uitgeefbaar/bvo 30

Q. Uitbreiding bedrijfsterrein 35/m2 uitgeefbaar, kavel 160/m2 uitgeefbaar R. Woningbouw: 10/m2 uitgeefbaar, 1.000 per appartement, bedrijven, kantoren/horeca, maatschappelijke voorzieningen 7/m2 uitgeefbaar/bvo S. Woningbouw: 1 bouwlaag tot 200 m2 10/m2, 200-400 m2 6/m2, 400-800 m2 4/m2, 800-1600 m2 2/m2, groter dan 1600 m2 0. 2 e bouwlaag 8/m2. Commercieel 1 bouwlaag 10/m2, 2 e bouwlaag 8/m2, bedrijventerrein 1 bouwlaag 10/m2, kantoren 1 bouwlaag 10/m2, 2 e bouwlaag 8/m2 T. Regiofonds: 2,80 per inwoner per jaar, woningbouw 5/m2, lokaal bedrijventerrein 5/m2, regionaal bedrijventerrein 10/m2 uitgeefbaar U. Woning 9.000, kleine woning 50 m2 bvo 4.500, bedrijven 1.000 per 100 m2 bvo, kantoren, commercieel 5.000 per 100 m2 bvo V. Woning 20.000 W. Woning (equivalent) 3.100 X. Woning 50.000 Y. Parkeerplaats bij niet realiseren pp op eigen terrein, bijdrage afhankelijk van plek in de stad varieert van 0 tot 5.000 per woning Z. Wonen 18/m2 uitgeefbaar, parkeerplaats 18 per stuk, wonen 25.000 per woning, bedrijventerrein 20/m2 uitgeefbaar. In twee andere structuurvisies: solitair wonen 100/m2 uitgeefbaar, solitair bedrijventerrein 35/m2 uitgeefbaar, bedrijventerrein 5/m2 uitgeefbaar, woningbouw 5/m2 uitgeefbaar. In een andere structuurvisie glas/containerbouw 9,22 per m2. AA. 10/m2 uitgeefbaar, 5.000 per woning in buitengebied, 1.000 per appartement BB. Woning 2.500, bedrijventerrein 2,50 m2 uitgeefbaar CC. Per woning op basis van meerwaardecreatie, hangt van diverse variabelen af. Bovenplanse kosten Enkele respondenten hebben o.a. de volgende berekeningswijzen opgegeven: Fondsbijdrage, compensatie grondprijs 5.000 per woning Bijdrage aan rondweg, 1 mln. Tekort bedrijventerrein 25/m2 uitgeefbaar/bvo, fondsbijdrage 5/m2 uitgeefbaar C3 Liggen aan deze bijdragen ook beleidsnotities ten grondslag? Denk bijvoorbeeld aan uitvoeringsprogramma s, beleidsprogramma s over werken, wonen of meerjarige investeringsprogramma s met een doorkijkje naar fondsen, Nota kostenverhaal. 55% 41% 4% Ja Nee Niets ingevuld Figuur 8: Liggen aan de bijdragen ook beleidsnotities ten grondslag? Toelichting Aan de respondenten met een structuurvisie op basis waarvan bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse kosten te verhalen zijn, is gevraagd of er voor het kostenverhaal nog extra beleidsnotities geschreven zijn. Iets meer dan de helft (55%) heeft inderdaad ook nog separaat beleidsnotities opgesteld: bijvoorbeeld een nota kostenverhaal, nota grondbeleid, uitvoeringsparagraaf, nota fonds ruimtelijke ontwikkelingen, nota bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen, beleidsnota s, MPG, meerjareninvesteringsplanning ruimtelijke projecten en nota bovenplanse voorzieningen. Door respondenten uit Limburg is het kwaliteitsmenu zoals dat opgesteld is door de provincie een aantal malen aangehaald als onderbouwing 31

D1 Wordt de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling en of bovenplanse kosten ook daadwerkelijk gevraagd aan de ontwikkelaar? Meerdere antwoorden zijn mogelijk 70% 11% 19% Ja, bijdrage ruimtelijke ontwikkelilngen Nee, wordt niet gevraagd Ja, bovenplanse kosten Figuur 9: Worden de bijdragen gevraagd aan de ontwikkelaar? Toelichting Aan de respondenten met een structuurvisie op basis waarvan bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen verhaalbaar zijn, is gevraagd of deze bijdragen ook daadwerkelijk gevraagd worden aan de ontwikkelaar. De respondenten geven aan dat de bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen bij anterieure overeenkomsten en de bovenplanse kosten bij een exploitatieplan wel degelijk gevraagd worden (respectievelijk 70% en 11%). 19% van de respondenten geeft aan de bijdragen niet te vragen. Zo nee, waarom wordt de bijdrage niet gevraagd aan de ontwikkelaar? Meerdere antwoorden zijn mogelijk 13% 7% 80% Te ingewikkeld Bijdrage wordt toch niet betaald Anders Figuur 10: Waarom worden de bijdragen niet gevraagd? Toelichting 16 respondenten hebben aangegeven dat zij de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling kosten niet vragen aan de ontwikkelaar. Op de vraag waarom zij dat niet vragen reageert 13% dat het te ingewikkeld is om te vragen, 7% geeft aan dat zij verwachten dat de bijdrage toch niet betaald wordt en 80% geeft aan dat zij hiervoor andere redenen hebben. Onder andere is opgegeven dat de bijdrage nog nader bepaald moet worden, dat er nog geen projecten zijn gestart en dat de economische situatie te slecht is om de bijdragen te vragen. E Zijn er overeenkomsten gesloten waarin de betaling van de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling en het moment van betalen is geregeld? Meerdere antwoorden zijn mogelijk 37% 21% 28% 4% 10% Ja, betaling is geregeld en zekerheid gesteld Ja, maar er is geen zekerheid gesteld Nee, geen overeenkomsten gesloten Nee, wel overeenkomst gesloten maar betaling niet geregeld Anders 32

Figuur 11: Zijn er overeenkomsten gesloten waarin betaling en moment van betalen is geregeld? Toelichting Aan de respondenten met een structuurvisie op basis waarvan bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen verhaald kunnen worden en die deze bijdragen ook daadwerkelijk vragen aan de ontwikkelaar is gevraagd of er ook overeenkomsten zijn gesloten waarin de betaling van de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling en het moment van betalen is geregeld. 37% geeft aan dat er inderdaad overeenkomsten gesloten zijn waarin de betaling is geregeld en ook de ontwikkelaar zekerheid geeft. 21% geeft aan dat er wel overeenkomsten zijn gesloten maar dat de ontwikkelaar daarover geen zekerheid heeft gesteld. Bij 4% van de respondenten zijn wel overeenkomsten gesloten maar is er geen betaling geregeld. 28% geeft aan dat er (nog) geen overeenkomsten zijn gesloten met bijdragen ruimtelijke ontwikkeling en 10% van de respondenten heeft andere redenen opgegeven, o.a. dat er op dit moment nog onderhandelingen plaats vinden. Zo nee, waarom is de overeenkomst wel gesloten en is deze betaling (nog) niet geregeld? Meerdere antwoorden zijn mogelijk 67% 33% Ontwikkelaar wil niet betalen Anders Figuur 12: Waarom is er wel een overeenkomst gesloten maar is de betaling niet geregeld? Toelichting Aan de respondenten die een overeenkomst hebben gesloten zonder de betaling te regelene, is gevraagd wat de reden daarvan is. 67% van hen geeft aan dat de ontwikkelaar hiervoor niet wil betalen. 33% geeft aan dat er andere oorzaken zijn, maar deze hebben zij niet aangegeven in het vragenformulier. Zo ja, hoe hoog is het bedrag, wanneer wordt het betaald en is deze bijdrage net zo hoog als in de structuurvisie of in andere beleidsdocumenten is bepaald? Bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen 19 respondenten hebben voor 31 overeenkomsten de hoogte van de bijdrage opgegeven. 6 respondenten hebben aangegeven dat er meerdere overeenkomsten zijn opgesteld zonder de bedragen te noemen. Meestal is de bijdrage net zo hoog als in de structuurvisie was aangegeven. Tabel 2.1: de bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen zoals opgegeven door 19 respondenten Gemeente Hoe hoog is de bijdrage? Is de bijdrage net zo hoog als in de structuurvisie? Wanneer is het betalingsmoment? A 2.250 voor start bouw, uiterlijk 2 jaar na in werking treden omgevingsvergunning B 7.100 opstellen bestemmingsplan is betalingsmoment C 10.000 nee Zeker gesteld via wbs en betaald bij in werking treding bestemmingsplan D 20.725 bij onherroepelijk bestemmingsplan E 26.400 conform bij bouwrijpe grond 33

Gemeente Hoe hoog is de bijdrage? Is de bijdrage net zo hoog als in de structuurvisie? Wanneer is het betalingsmoment? E 12.060 conform uiterlijk twee weken voor vaststellen wijzigingsplan E 22.284 conform uiterlijk 30 dagen na vaststellen bestemmingsplan F 38.000 conform 1. Bestemmingsplan onherroepelijk òf omgevingsvergunning verleent; 2. Bij oplevering eerst gereedgekomen gebouw. G 45.000 minder i.v.m. vervangende reeds ontvangen (bij oplevering woningen) nieuwbouw G 210.000 conform oplevering woningen (verwacht 2014) H 47.000 H 60.000 H 207.250 I 9.300 minder 1. Bij ondertekening van de overeenkomst; 2. Bestemmingsplan onherroepelijk; 3. Oplevering 1e woning. I 62.000 Minder + anders (herinrichting speelvoorziening) 1. Bij ondertekening overeenkomst; 2. Bestemmingsplan onherroepelijk; 3. Bouwvergunning fase 2 onherroepelijk. J 78.000 nog niet vastgesteld K 10.000 conform start procedure K 115.000 conform nog nader overeen te komen L 140.000, - per bouwtitel 50% vóór de terinzagelegging, 50% bij afgifte omgevingsvergunning M 278.000 M 380.000 M 300.000 N 65.000 in sv staan geen bedragen genoemd in sv staan geen bedragen genoemd in sv staan geen bedragen genoemd is in de sv niet zo gedetailleerd uitgewerkt. na verkoopgrond na verkoopgrond na verkoopgrond 50% na uitgifte van 40% gronden en 50% na uitgifte van 80% gronden N 325.000 is in de sv niet zo gedetailleerd uitgewerkt. 50% na aanbesteding en 50% na oplevering betreffende werken O 420.000 ja jaarlijks op basis van werkelijke uitgifte O 809.595 ja jaarlijks op basis van werkelijke uitgifte P 1.069.230 conform uitgiftegrond is betalingsmoment Q 1.500.000 3 maand na definitief worden bestemmingsplan R 2.100.000 conform S 15 T 5,65 34

Bovenplanse kosten Deze vraag heeft geen enkele respondent beantwoord. F 1 Geef aan hoeveel er de afgelopen 10 jaar is afgedragen vanuit de algemene reserve van het grondbedrijf aan de Algemene Dienst. Op welke wijze is deze afdracht bepaald, bijvoorbeeld op basis van een bedrag per woning of % over civiele/cultuurtechniek. 52% van de respondenten heeft aangegeven of en hoeveel er de afgelopen 10 jaar is afgedragen. In totaal is opgegeven dat de afgelopen 10 jaar ca. 613,5 mln. is afgedragen. Dit is gemiddeld 61.350 per jaar, ca. 10,93 per inwoner per jaar en 0,008 per m2 grondgebied per jaar van de betreffende respondenten. Dit getal geeft minder informatie dan verwacht omdat vele respondenten: niet de gegevens over alle tien jaren ingevuld hebben; aangegeven hebben geen grondbedrijf te hebben; aangegeven hebben de gegevens niet in te kunnen vullen vanwege een gemeentelijke herindeling Ook is gebleken dat bij een aantal respondenten sprake is van een negatieve afdracht. De Algemene Dienst draagt bij aan het grondbedrijf. De grondslag voor de afdrachten is zeer divers, er wordt gesproken over bedragen per woning, per m2 terrein, afdrachten boven het weerstandsvermogen, winstneming, afroming, raadsbesluiten, taakstellingen, afdrachten aan specifieke projecten en fondsen. F2 Leveren marktpartijen een bijdrage aan bijvoorbeeld infrastructurele en maatschappelijke projecten? Zo ja hoeveel heeft het grondbedrijf jaarlijks ontvangen en op welke wijze is deze bijdrage bepaald, bijvoorbeeld op basis van een bedrag per woning of een % over civiele/cultuurtechniek. Geef dit aan voor de afgelopen 10 jaar. 35% 59% 6% Ja Nee Geen antwoord Figuur 13: Leveren marktpartijen een bijdrage aan infrastructurele en of maatschappelijke projecten? Toelichting Van alle respondenten heeft 35% aangegeven dat marktpartijen bijdragen aan bijvoorbeeld infrastructurele en maatschappelijke projecten. 59% van de respondenten geeft aan dat marktpartijen dat niet doen. Dit wil echter niet zeggen dat het ook werkelijk niet gebeurt, soms is er geen grondbedrijf of weet de respondent simpelweg het antwoord niet. Door 19 respondenten is opgegeven dat de afgelopen 10 jaar ca. 42 mln. door de marktpartijen is bijgedragen, hiervan is 20 mln. opgegeven door 1 gemeente. Mede omdat vele respondenten niet de gegevens over alle 10 de jaren ingevuld hebben geeft dit getal niet de juiste informatie weer om een correct antwoord op de vraag te geven. De grondslag voor de bijdrage is zeer divers, er wordt gesproken over een directe toerekening, afdrachten aan het fonds bovenwijkse voorzieningen, 1% kosten bouw en woonrijpmaken, in natura, % over de grondprijs, bedrag per m2, per woning en per ha. 35

F3 Zijn er binnen het grondbedrijf fondsen waaraan wordt afgedragen, denk bijvoorbeeld aan een kunstfonds, een regionaal fonds, een herstructureringsfonds of een parkeerfonds? Zo ja, hoeveel is er jaarlijks aan deze fondsen betaald en op welke wijze is deze bijdrage bepaald, bijvoorbeeld op basis van een bedrag per woning of een % over civiele/cultuurtechniek. Geef dit aan voor de afgelopen 10 jaar. 33% 62% 5% Ja Nee Geen antwoord Figuur 14: Wordt er binnen het grondbedrijf afgedragen aan andere fondsen? Toelichting Van alle respondenten heeft 33% aangegeven dat er binnen het grondbedrijf fondsen zijn waaraan wordt afgedragen. 62% van de respondenten heeft ontkennend op de vraag geantwoord. Dit wil echter niet zeggen dat er niet dergelijke fondsen zijn, soms is er geen grondbedrijf of weet de respondent het antwoord simpelweg niet. Door 27 respondenten zijn bedragen opgegeven, in totaal gaat het om 76 mln. dat binnen het grondbedrijf is afgedragen aan andere fondsen. Mede omdat vele respondenten niet de gegevens over alle 10 de jaren ingevuld hebben geeft dit getal niet de juiste informatie weer om een correct antwoord op de vraag te geven. Er zijn diverse fondsen waaraan wordt bijgedragen, er wordt gesproken over kunstfondsen (veelal een percentage over het bouw en woonrijpmaken), fonds onderhoud, groenfondsen, sociale woningbouw, parkeerfonds, regiofonds, herstructureringsfonds en reserve archeologie. F4 Vinden er binnen uw grondbedrijf binnenplanse vereveningen plaats? Zo ja, om hoeveel geld gaat het dan? Geef dit aan voor de afgelopen 10 jaar. 18% 76% 6% Ja Nee Geen antwoord Figuur 15: Vinden er binnen het grondbedrijf vereveningen plaats? Toelichting Van alle respondenten heeft 18% aangegeven dat er binnen het grondbedrijf binnenplanse vereveningen plaatsvinden. 76% van de respondenten heeft ontkennend op de vraag geantwoord. Dit wil echter niet zeggen dat er inderdaad geen binnenplanse vereveningen plaatsvinden, soms is er geen grondbedrijf of weet de respondent het antwoord simpelweg niet. Door slechts 3 gemeenten zijn bedragen opgegeven, in totaal 28,2 mln. euro. 36

G1 Wat is volgens u een reële forfaitaire bijdrage die gevraagd zou kunnen worden aan de ontwikkelaar ter vervanging van de bovenplanse kosten en ruimtelijke bijdragen? De intentie van het Ministerie is dat dit een maximale forfaitaire bijdrage is die in de structuurvisie is onderbouwd en door de gemeenteraad vastgesteld moet worden. In totaal heeft 55% ( 96) van de respondenten deze vraag beantwoord. Hiervan heeft 67 % dit cijfermatig gedaan en 33% op tekstuele wijze. De cijfermatige antwoorden kunnen onderverdeeld worden naar: 1. Bedragen in euro s per m2 uitgeefbaar (53 %) 2. Bedragen in euro s per woning(equivalent) (31 %) 3. Percentages van de grondopbrengst (8%) 4. Overige (8%) De respondent kon een minimale en maximale forfaitaire bijdrage opgeven. Ad 1 bedragen in euro s per m2 uitgeefbaar Het gemiddelde van de antwoorden voor de minimale bijdrage is 9 per m2 uitgeefbaar, de maximale bijdrage is gemiddeld 25 per m2 uitgeefbaar. Driemaal is geantwoord dat de minimale bijdrage 0 per m2 uitgeefbaar dient te zijn en tweemaal dat de maximale bijdrage 125 per m2 uitgeefbaar. Deze scores wijken erg af van de andere scores dus het gemiddelde is ook bepaald exclusief deze uitschieters. Wanneer deze hoogste en laagste score buiten beschouwing worden gelaten is het minimale gemiddelde 10 per m2 uitgeefbaar en het maximale gemiddelde 19 per m2 uitgeefbaar. Tabel 2.2: per gemeente de minimale en maximale forfaitaire bijdrage per m2 uitgeefbaar. Gemeente Minimaal Maximaal Grondslag A - 20 per m2 uitgeefbaar B - 20 per m2 uitgeefbaar C - 25 per m2 uitgeefbaar woningbouw D 2 5 per verkochte m² bouwgrond E 3 10 per m2 uitgeefbaar F 3 5 per m² uitgeefbaar terrein of programma G 3 8 per m2 uitgeefbaar H 5 10 per m2 uitgeefbaar I 5 8 per te ontwikkelen m2 J 5 125 per m2 K 5 15 per m2 L 5 50 per m2 M 5 10 per m2 N 5 25 per m2 uitgeefbaar O 7 7 per m2 uitgeefbaar P 8 10 per m2 Q 8 25 per m2 uitgeefbaar R 10 20 per m2 uitgeefbaar ca. 3% en 5% gemid grondopbrengst / m2 S 10 15 bouwgrond U 10 10 per m2 uitgeefbaar V 10 15 per m2 uitgeefbaar 37

Gemeente Minimaal Maximaal Grondslag per m2 uitgeefbaar sociaal en huur/ W 10 20 duurdere koop X 10 20 per m2 verkochte grond Y 10 20 per m2 uitgeefbaar/bvo Z 10 25 per m2 uitgeefbaar AA 12 12 per m2 structuurvisie/nota kostenverhaal AB 15 25 m2 uitgeefbaar/bvo AC 15 25 per m2 uitgeefbaar AD 15 35 per m2 uitgeefbaar AE 15 20 per m2 woningbouwperceeloppervlak AF 15 25 per m2 AG 15? per m2 uitgeefbaar AH 20 125 per m2 uitgeefbaar AI 30 30 per m2 uitgeefbaar gemiddelde 9 25 per m2 uitgeefbaar gemiddelde exclusief hoogste en laagste 10 19 per m2 uitgeefbaar Ad 2 bedragen in euro s per woning (equivalent) Het gemiddelde van de antwoorden voor de minimale bijdrage is 5.160 per woning(equivalent), de maximale bijdrage is gemiddeld 12.486 per woning(equivalent). Eenmaal is geantwoord dat de minimale bijdrage 50.000 en de maximale bijdrage 100.000 per woning(equivalent) dient te zijn. Deze score wijkt erg af van de andere scores dus het gemiddelde is ook bepaald exclusief deze uitschieter. Het gemiddelde komt dan uit op een minimale bijdrage van 2.800 per woning(equivalent) en een maximale bijdrage van 7.861 per woning(equivalent). Tabel 2.3: per gemeente de minimale en maximale forfaitaire bijdrage per woning(equivalent) Gemeente Minimaal Maximaal Grondslag AJ - 5.000 per woning AK - 5.000 per woning AL 250 500 per woning /equivalent AM 500 1.500 per woningequivalent AN 750 750 per woning AO 1.000 2.000 per woning AP 1.000 2.500 per woning AQ 1.600 4.000 per woning AR 2.000 3.500 woningequivalent AS 2.000 5.000 per woning AT 2.500 4.500 per woning AU 2.500 5.000 per toe te voegen woning AV 3.000 10.000 per woning AW 3.000 10.000 per woning AX 3.100 5.100 per woning AY 5.000 15.000 per woning/ per 100 m2bvo kantoor/ winkel/bijz AZ 5.000 10.000 per woning 38

Gemeente Minimaal Maximaal Grondslag BA 10.000 10.000 bijdrage per woning, BB 10.000 50.000 per woning BC 50.000 100.000 per woning gemiddelde 5.160 12.468 Per woning(equivalent) gemiddelde exclusief BC 2.800 7.861 per woning(equivalent) Ad 3 percentages van de grondopbrengst Het gemiddelde van de antwoorden voor de minimale bijdrage is 4% en de maximale bijdrage is gemiddeld 7% van de grondopbrengsten. Tabel 2.4: per gemeente de minimale en maximale forfaitaire bijdrage naar percentage van de grondopbrengst. Gemeente Minimaal Maximaal Grondslag BD 1% 3% van de gronduitgifte BE 2% 4% bouwsom BF 5% 10% opbrengst verkoop grond BG 5% 10% over kavelprijs excl. btw BH 5% 10% waarde bouwplan gemiddelde 4% 7% gronduitgifte Ad 4 overige methodieken Een aantal respondenten heeft andere methodieken geopperd, o.a. percentages over de grondwaardevermeerdering, macroaftopping en gedifferentieerde bedragen voor sociale woningbouw en andere uitgiftecategorien. Tabel 2.5: per gemeente de minimale en maximale forfaitaire bijdrage naar percentage van de grondwaardevermeerdering Gemeente Minimaal Maximaal Grondslag BI 10% 25% Grondwaardevermeerdering 39

In het formulier is ook ruimte gegeven voor opmerkingen. De tekstuele antwoorden op de vraag over de forfaitaire bijdrage zijn voor zover mogelijk gebundeld naar maatwerk, geen bijdrage, bovenwijkse voorzieningen en overige. Hieronder staan enkele citaten. Maatwerk Er is geen goed onderbouwd bedrag te bepalen omdat het voor elke gemeente anders is. De ene gemeente zal tekort komen en de andere gemeente zal het geld aan iets anders uit gaan geven. De verschillen zie je ook bij bijdragen voor de bovenwijkse voorzieningen. De bijdrage moet maatwerk zijn, niet forfaitair De hoogte van het bedrag moet bepaald worden aan de hand van de totale kosten van de ruimtelijke ontwikkeling. Het bedrag is dus afhankelijk van de opgave en het geplande bouwprogramma per gemeente. Een bijdrage is afhankelijk van de specifieke investeringen in het openbaar gebied maar ook van het aantal inwoners. Voorstel: een (hogere) bijdrage per ha grijs in een gemeente + een (lagere) bijdrage per ha groen in een gemeente + een bijdrage per inwoner t.b.v. culturele en maatschappelijke voorzieningen. Hierbij wordt dus rekening gehouden met het verschil tussen stedelijke en niet stedelijke gemeenten en de bijpassende investeringen en het aantal inwoners voor wat betreft de culturele en maatschappelijke voorzieningen. De hoogte van de bijdrage hangt sterk af van de kosten die gemaakt moeten worden in de openbare ruimte en het profijt van de ontwikkelende partij Een forfaitaire bijdrage doet geen recht aan het principe van de grondexploitatiewet. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van de voorgenomen investeringen in de openbare infrastructuur. Kosten gedeeld door benut gebied De bijdrage is afhankelijk van de kosten die gemaakt moeten worden en de waarde van de grond. De hoogte van de bijdrage is geheel afhankelijk van het soort plan De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van de ruimte in de exploitaties De hoogte van de bijdrage is voor iedere gemeente anders. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van de ingrepen die daadwerkelijk gedaan moeten worden. Wellicht kan wel een koppeling met de grondprijs gelegd worden, dure woningen dragen meer bij dan goedkope woningen. De bijdrage is afhankelijk van de aard en omvang van het project Een bijdrage is afhankelijk van het plan en de planopzet Een reëel forfaitaire bijdrage voor alle gevallen is niet haalbaar. De diversiteit aan projecten en ontwikkelingen is te groot. Per woningequivalent, zo hoog als het project het toelaat. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van het aantal inwoners, woningen, arbeidsplaatsen en de ambities van de stad. Geen bijdrage In de gemeente zijn enkel nog herstructurering en inbreidingslocaties aan de orde. Dit zijn al exploitaties met een tekort. Bij een exploitatieplan leidt een verplichte bijdrage tot een groter tekort dat uiteindelijk door de gemeente betaald wordt. Geen minimum aangeven, sommige plannen hoeven geen bijdrage te betalen. Ontwikkelaars zijn niet bereid hiervoor te betalen. Iedere forfaitaire bijdrage levert weer kostendruk op aan de zijde van de ontwikkelaar, waardoor vastgoedontwikkeling nog verder onder druk komt te staan. In de bepaling van de bijdrage moet hier rekening mee gehouden worden. Kostenverhaal is vaak niet mogelijk vanwege de hoge inbrengwaarden, dit blokkeert elke vorm van bijdragen. Het is niet reëel om in deze economische situatie ook nog een extra bijdrage te vragen. De huidige crisis zet de bijdrage onder druk, soms wil je bewust geen bijdrage vragen, dit moet ook mogelijk zijn. 40

Ten aanzien van natuurontwikkeling en recreatief ruimtelijke voorzieningen hebben wij vele wensen. Maar wat gebeurt er als de bouwprogramma s worden gehalveerd, dan nemen de bijdragen enorm toe. Moet je moeilijk financieel haalbare locaties hier wel mee belasten? Gemeentelijke grondexploitaties moeten ook belast worden met deze bijdrage, maar die moeten daarmee niet financieel onhaalbaar worden. In de op dit moment vast stellen structuurvisie wordt niet uitgegaan van een fondsvorming omdat de samenhang op basis van de ppt criteria niet hard te maken is en de grexen of business case verdeeld over de sta op dit moment waarschijnlijk op de aftopping zullen stranden. Bovenwijkse voorzieningen De bovenplanse kosten en bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen gelijk stellen aan bovenwijkse voorzieningen. Gemeente moet dan wel verplicht Nota Kostenverhaal opstellen en vast laten stellen door de Raad. Eigenlijk zitten in de bijdragen voor bovenwijkse voorzieningen ook de bovenplanse kosten en bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen Bijdrage Bovenwijkse voorzieningen hierin ook meenemen zodat er maar 1 bijdrage gevraagd hoeft te worden Overige opmerkingen Het Limburgs kwaliteitsmenu wordt gehanteerd voor ontwikkelingen in het buitengebied Een initiatiefnemer moet bij de ontwikkeling van een woning een bepaalde ruimtelijke kwaliteitsslag maken (bijv. aanleg natuur en landschap, herstel van oude cultuurhistorische waarden, sloop oude stallen of een betaling in het voor de structuurvisie opgestelde reconstructiefonds. Er wordt een rekensystematiek gehanteerd die uitgaat van een standaardpercentage aan kwaliteit dat geleverd moet worden. Dit systeem houdt ook rekening met de bestaande situatie. Een woning die wordt gebouwd op een landbouwperceel is van een ander kaliber dan dat iemand een vervallen langgevelboerderij opknapt en splits in wooneenheden. 41

Deel 3 Tabellen met response naar inwoneraantal en provincie 42

1. Alle respondenten Tabel 3.1 Alle gemeenten die deelgenomen hebben aan het onderzoek, zie ook kaart 1 Aalsmeer Gilze en Rijen Maastricht Sliedrecht Alkmaar Goedereede Middelburg Smallingerland Almelo Goes Midden Delfland Son en Breugel Almere Groningen Midden Drenthe Sint Anthonis Alphen ad Rijn Haaksbergen Mill en Sint Hubert Sint Michielsgestel Amersfoort Haarlem Moerdijk Stadskanaal Amstelveen Haarlemmermeer Montferland Stein Amsterdam Harderwijk Montfoort Stichtse Vecht Apeldoorn Haren Mook en Middelaar Strijen Arnhem Harlingen Naarden T-diel Assen Heemstede Nederweert Ten Boer Beek Heerhugowaard Neerijnen Texel Beesel Hellevoetsluis Nieuwegein Tholen Bellingwedde Helmond Nieuwkoop Twenterand Bergambacht Hengelo Nijkerk Uden Bernheze Heusden Nijmegen Valkenburg Best Hillegom Noordenveld Veghel Binnenmaas Hoogeveen Nunspeet Velsen Borsele Hoogezand-Sappemeer Nuth Venray Breda IJsselstein Old-ambt Vlissingen Brielle Kampen Oldenzaal Voorschoten Brunssum Katwijk Oostflakkee Voorst Bunschoten Koggenland Ooststellingwerf Waalwijk Buren Korendijk Opmeer Waddinxveen Bussum Krimpen ad IJssel Oss Wageningen Castricum Laarbeek Oud-Beijerland West Maas en Waal Cranendonck Landsmeer Oude IJsselstreek Westerveld Cuijk Langedijk Ouder Amstel Westervoort Culemborg Lansingerland Oudewater Westland De Bilt Leek Overbetuwe Westvoorne De Ronde Venen Leeuwarden Peel en Maas Wijchen Deventer Leiden Purmerend Winsum Doetinchem Leiderdorp Raalte Winterswijk Dongen Leidschendam-Voorburg Rijnwoude Woensdrecht Dordrecht Lemsterland Roerdalen Wormerland Echt Susteren Leudal Roermond Woudrichem Eijsden-Margraten Lingewaal Rotterdam Zaanstad Eindhoven Lingewaard Rucphen Zandvoort Elburg Littenseradiel Scherpenzeel Zeevang Enschede Lochem Schiedam Zoetermeer Etten-Leur Loppersum Schijndel Zundert Ferweradiel Maasdonk Schouwen-Duiveland Zutphen Gemeente SWF Maasgouw s-hertogenbosch Zwijndrecht Gennep Maassluis Sittard-Geleen Zwolle 43

Tabel 3.2 Aantal respondenten naar inwoneraantal en per provincie: absolute aantallen, in percentages en in percentages ten opzichte van alle gemeenten in de categorie of provincie Inwoneraantal aantal gemeenten % In % t.o.v. totaal aantal gemeenten in de categorie < 20.000 47 27% 31% > 20.000 < 50.000 81 46% 42% > 50.000 < 100.000 28 16% 61% > 100.000 20 11% 80% Totaal 176 100% 42% in % van alle Provincie aantal gemeenten % gemeenten in de provincie Drenthe 5 3% 42% Flevoland 1 1% 17% Friesland 9 5% 33% Gelderland 25 14% 45% Groningen 10 6% 43% Limburg 19 11% 58% Noord-Brabant 28 16% 42% Noord-Holland 23 13% 42% Overijssel 10 6% 40% Utrecht 9 5% 35% Zeeland 6 3% 46% Zuid -Holland 31 18% 43% Totaal 176 100% 44

2. Alle respondenten met één of meerdere structuurvisie (s) Tabel 3.3 Respondenten met één of meerdere structuurvisie(s), zie ook kaart 2 Aalsmeer Heerhugowaard Nieuwkoop Voorst Alkmaar Hellevoetsluis Nijkerk Waddinxveen Alphen ad Rijn Helmond Nijmegen Westervoort Amersfoort Hengelo Noordenveld Westvoorne Amstelveen Heusden Nunspeet Wijchen Amsterdam Hillegom Nuth Winterswijk Apeldoorn Hoogeveen Oostflakkee Woensdrecht Arnhem Hoogezand-Sappemeer Ooststellingwerf Zaanstad Assen IJsselstein Opmeer Zandvoort Beek Kampen Oss Zoetermeer Beesel Katwijk Oud-Beijerland Zundert Bellingwedde Koggenland Oude IJsselstreek Zutphen Bergambacht Korendijk Overbetuwe Zwijndrecht Bernheze Laarbeek Peel en Maas Best Langedijk Purmerend Binnenmaas Lansingerland Raalte Borsele Leek Rijnwoude Breda Leeuwarden Roermond Brielle Leiden Rotterdam Brunssum Leidschendam-Voorburg Schiedam Bunschoten Lemsterland Schijndel Buren Leudal Schouwen-Duiveland Castricum Lingewaal Sittard-Geleen Culemborg Lingewaard Sliedrecht De Bilt Littenseradiel Smallingerland Dongen Loppersum Sint Michielsgestel Dordrecht Maasdonk Stadskanaal Echt Susteren Maasgouw Stichtse Vecht Eindhoven Maassluis Strijen Elburg Maastricht t-diel Enschede Middelburg Texel Gennep Midden Delfland Twenterand Goedereede Midden Drenthe Uden Groningen Mill en Sint Hubert Valkenburg Haarlem Moerdijk Veghel Haarlemmermeer Montferland Velsen Harderwijk Montfoort Venray Haren Mook en Middelaar Vlissingen Harlingen Nederweert Voorschoten Tabel 3.4 Aantal respondenten met een structuurvisie naar inwoneraantal en per provincie: absolute aantallen, in percentages en in percentages ten opzichte van alle respondenten Inwoneraantal aantal gemeenten % in % van alle respondenten < 20.000 32 25% 68% >20.000 < 50.000 59 45% 73% >50.001< 100.000 22 17% 79% >100.000 17 13% 85% Totaal 130 100% 45

Provincie aantal gemeenten % in % van alle respondenten Drenthe 4 3% 80% Flevoland 0 0% 0% Friesland 7 5% 78% Gelderland 19 15% 76% Groningen 7 5% 70% Limburg 16 12% 84% Noord-Brabant 18 14% 64% Noord Holland 16 12% 70% Overijssel 5 4% 50% Utrecht 6 5% 67% Zeeland 4 3% 67% Zuid Holland 28 22% 90% Totaal 130 100% 46

3. Alle respondenten met een structuurvisie met bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en of bovenplanse kosten Tabel 3.5 Respondenten met een structuurvisie op basis waarvan een bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en of bovenplanse kosten verhaald kan worden, zie ook kaart 3 Amstelveen Harderwijk Moerdijk Uden Apeldoorn Haren Mook en Middelaar Valkenburg Beek Helmond Nederweert Venray Beesel Hengelo Nieuwkoop Vlissingen Bernheze Hoogeveen Nijmegen Voorst Best Katwijk Noordenveld Waddinxveen Binnenmaas Koggenland Nunspeet Westervoort Borsele Korendijk Nuth Westvoorne Brielle Laarbeek Opmeer Winterswijk Bunschoten Leek Oss Zaanstad Buren Leeuwarden Overbetuwe Zandvoort Castricum Lemsterland Peel en Maas Zundert De Bilt Leudal Purmerend Zwijndrecht Dongen Lingewaard Rijnwoude Dordrecht Littenseradiel Roermond Echt Susteren Maasdonk Schijndel Eindhoven Maasgouw Schouwen-Duiveland Enschede Maassluis Sittard-Geleen Gennep Midden Drenthe Sint-Michielsgestel Haarlemmermeer Mill en Sint Hubert Twenterand Tabel 3.6 Aantal respondenten met een structuurvisie op basis waarvan bijdragen verhaald kunnen worden naar inwoneraantal en per provincie: absolute aantallen, in percentages en in percentages ten opzichte van alle respondenten met een structuurvisie Inwoneraantal aantal gemeenten % in % van alle respondenten met een structuurvisie < 20.000 18 25% 56% >20.000 < 50.000 38 52% 64% >50.001< 100.000 10 14% 45% >100.000 7 10% 41% Totaal 73 100% 47

Provincie aantal gemeenten % in % van alle respondenten met een structuurvisie Drenthe 3 4% 75% Flevoland 0 0% 0% Friesland 3 4% 43% Gelderland 10 14% 53% Groningen 2 3% 29% Limburg 13 18% 81% Noord-Brabant 14 19% 78% Noord Holland 8 11% 50% Overijssel 3 4% 60% Utrecht 2 3% 33% Zeeland 3 4% 75% Zuid Holland 12 16% 43% Totaal 73 100% 48

4. Alle respondenten die de bijdragen ook vragen aan de ontwikkelaar Tabel 3.7 Respondenten die de bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en of bovenplanse kosten vragen danwel in rekening brengen bij een ontwikkelaar, zie ook kaart 4 Apeldoorn Harderwijk Midden Drenthe Schijndel Beesel Haren Mill en Sint Hubert Schouwen-Duiveland Bernheze Helmond Moerdijk Sittard-Geleen Binnenmaas Hoogeveen Mook en Middelaar Sint-Michielsgestel Borsele Katwijk Nederweert Twenterand Brielle Koggenland Nieuwkoop Uden Bunschoten Korendijk Nunspeet Valkenburg Buren Laarbeek Nuth Venray Castricum Leeuwarden Opmeer Vlissingen Dongen Lemsterland Oss Voorst Dordrecht Leudal Oud-Beijerland Waddinxveen Echt Susteren Lingewaard Overbetuwe Westervoort Enschede Maasdonk Peel en Maas Westvoorne Gennep Maasgouw Purmerend Winterswijk Haarlemmermeer Maassluis Roermond Zandvoort Tabel 3.8 Aantal respondenten met een structuurvisie op basis waarvan bijdragen verhaald kunnen worden en die de bijdrage ook vragen aan de ontwikkelaar, naar inwoneraantal en per provincie: absolute aantallen, in percentages en in percentages ten opzichte van alle respondenten met een structuurvisie Inwoneraantal aantal gemeenten % in % van respondenten met een structuurvisie met bijdrage RO /bovenplanse kosten < 20.000 15 25% 83% >20.000 < 50.000 33 55% 87% >50.001< 100.000 8 13% 80% >100.000 4 7% 57% totaal 60 100% 49

Provincie aantal gemeenten % in % van respondenten met een structuurvisie met bijdrage RO /bovenplanse kosten Drenthe 2 3% 67% Flevoland 0 0% 0% Friesland 2 3% 67% Gelderland 9 15% 90% Groningen 1 2% 50% Limburg 13 22% 100% Noord-Brabant 11 18% 79% Noord Holland 6 10% 75% Overijssel 2 3% 67% Utrecht 1 2% 50% Zeeland 3 5% 100% Zuid Holland 10 17% 83% totaal 60 100% 50

5. Alle respondenten die een overeenkomst hebben gesloten waarin de betaling van de bijdrage is geregeld Tabel 3.9 Respondenten die overeenkomsten met een ontwikkelaar hebben gesloten waarin de betaling van de bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld, zie ook kaart 5 Apeldoorn Haren Nieuwkoop Vlissingen Beesel Hoogeveen Opmeer Winterswijk Bernheze Katwijk Oss Binnenmaas Koggenland Overbetuwe Borsele Korendijk Peel en Maas Brielle Laarbeek Roermond Bunschoten Leudal Schijndel Buren Maasdonk Sittard-Geleen Castricum Midden Drenthe Sint Michielsgestel Dordrecht Mill en Sint Hubert Twenterand Echt Susteren Moerdijk Uden Enschede Mook en Middelaar Valkenburg Haarlemmermeer Nederweert Venray Tabel 3.10 Aantal respondenten met een structuurvisie waarin bijdrage ruimtelijk ontwikkelingen verhaalbaar zijn en die een overeenkomst hebben gesloten waarin de betaling van de bijdrage geregeld is naar inwoneraantal en per provincie: absolute aantallen, in percentages en in percentages ten opzichte van alle respondenten met een structuurvisie met kostenverhaalsmogelijkheden Inwoneraantal aantal gemeenten % in % van respondenten met een structuurvisie met bijdrage RO /bovenplanse < 20.000 10 24% 56% >20.000 < 50.000 22 54% 58% >50.001< 100.000 5 12% 50% >100.000 4 10% 57% Totaal 41 100% Provincie aantal gemeenten % in % van respondenten met een structuurvisie met bijdrage RO /bovenplanse Drenthe 2 5% 67% Flevoland 0 0% 0% Friesland 0 0% 0% Gelderland 4 10% 40% Groningen 1 2% 50% Limburg 10 24% 77% Noord-Brabant 9 22% 64% Noord Holland 4 10% 50% Overijssel 2 5% 67% Utrecht 1 2% 50% Zeeland 2 5% 67% Zuid Holland 6 15% 50% Totaal 41 100% 51

52

Verantwoording Het onderzoek is in 2012 uitgevoerd door BVH Ruimte BV in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Infrastructuur & Milieu. Over BVH Ruimte BV BVH Ruimte kent de wereld van grond- en ontwikkelingsbedrijven bij gemeenten, projectontwikkelaars en woningbouwcorporaties. Ruimtelijke projecten worden haalbaar door onze analyse van de effecten die invloed hebben op de grondexploitatie. Deze effecten zijn veel breder dan een grondexploitatie. Met onze deskundigheid en de juiste andere partijen lossen we vraagstukken op en stellen vast wat de beleidsruimte is. We kennen de springlevende wereld van bestuurders, adviseurs, financiers, designers en marketeers. BVH Ruimte ontwikkelde ook de Plankostenscan. Een methode voor het ramen van plankosten die inmiddels door vele (gemeentelijke) organisaties en het Ministerie van Infrastructuur & Milieu is omarmd en wordt toegepast bij diverse ruimtelijke ontwikkelingen. Wij maken de Plankostenscan op maat voor uw organisatie, implementeren de Wro en grondexploitatiewet, bieden helder zicht in geldstromen, sturen projecten aan vanuit financiële optiek en ontwikkelen strategie bij onderhandelingen. BVH Ruimte is nauw betrokken bij Masterclasses in Ruimtelijke Ontwikkeling, voorheen via Scobe, nu Stichting Orbiters. Voor meer informatie zie www.bvhruimte.nl Mevrouw drs. B.A.M.P. van Hoek Kaarten Bron: CBS 2011 53

54