OPDRACHTKAART PP-02-03-01 Het natekenen van twee logo s en deze plaatsen in een InDesign-document Voorkennis: Je hebt praktijkopdracht 1 en 2 van Illustrator afgerond. Voor het plaatsen in een InDesign-document heb je opdracht 4 van InDesign afgerond Intro: Bijna alle bedrijven hebben een herkenbaar logo dat ze gebruiken op briefpapier, visitekaartjes, folders of webpagina s. Deze logo s worden heel vaak gemaakt met het programma Illustrator. Bij deze opdracht leer aan de hand van een werktekening twee logo s maken. Deze ga je samen met tekst verwerken in het programma InDesign. Doelen: Als je deze opdracht uitgevoerd kun je: een eenvoudig logo nauwkeurig natekenen. een illustratie in InDesign vergroten en verkleinen. de tekstomloop van een illustratie veranderen. tekst uitlijnen op het basislijnraster. een logo plaatsen in een InDesign-document. Activiteiten: 1. Maak Illustrator praktijkopdracht 3: Het natekenen van twee logo s. 2. Maak de bijbehorende vragen van praktijkopdracht 3 Tijd: Voor deze opdracht heb je ongeveer zes lesuren nodig. Materiaal: Computer. Printer. Theorie Illustrator Beoordeling: Is de opdracht gemaakt zoals het model en is het op de juiste manier opgeslagen, (zie checklist)? Zijn de vragen volledig en juist gemaakt?
PRAKTIJKOPDRACHT PP-02-03-02 Het natekenen van 2 logo s Wat heb je nodig: Computer. Printer. Tijd: Voor deze praktijkopdracht heb je ongeveer zes lesuren. Wat ga je doen: De praktijkopdracht stap voor stap Start de computer op en log in. Open het programma Adobe Illustrator. Kies: Weergave-Linialen tonen. Kies: Weergave-Ware grootte. Maak aan de hand van de werktekening van opdracht 3 de logo s nauwkeurig na. Maak hiervoor per logo een nieuw document. Plaats voldoende, maar niet te veel hulplijnen. De lijndikte van de logo s is 0,5 pt. De vulling van de logo s is wit. Bewaar de tekeningen onder de namen logo ICS en logo P-wit. Print de logo s. Controleer de prints aan de hand van het model. Verbeter de fouten en maak een laatste print. Open het document logo ICS, verander de vulling in zwart 30%, bewaar en sluit het document. Open het document logo P-wit, verander de lijndikte in 2 pt, bewaar het document. Verander de vulling van het logo in transparant. Kies Bewaar als. Geef het nieuwe document de naam: logo P-transparant. Als je al ervaring hebt met het werken met het programma InDesign kun je de volgende oefening hier meteen achter aan doen. Heb je nog niet de kennis van InDesign tot en met opdracht 4 dan moet je je bestanden heel goed opslaan en bewaren tot je het hierna volgende gedeelte kunt afronden. Pas daarna kan er becijferd worden. Open het programma InDesign en maak een document met 2 pagina s: pagina s naast elkaar uit, paginaformaat A4, liggend, marges: boven 15 mm, links rechts en onder 10 mm. Op de eerste pagina plaats je de tekst onweer. Maak in het tekstkader 3 kolommen.
PRAKTIJKOPDRACHT PP-02-03-03 Object opties tekstkader kolommen 3 tussenruimte 6 mm. Bodytekst, Palatino corps 11, links uitvullen. Kop, Palatino bold italic corps 11, links uitvullen. Bewerken alles deselecteren. Plaats logo ICS. Stel voor het logo in: X = 10, Y = 47, schaal X en schaal Y = 277%. Kies: Object Schikken Naar achteren. Op de tweede pagina plaats je de tekst definitie van typografie. Maak in het tekstkader 4 kolommen met een tussenruimte van 6 mm. Bodytekst, Helvetica corps 14, links uitvullen. Kop, Helvetica bold italic corps 14, links uitvullen. Plaats logo P wit. Stel voor het logo in: X = 10, Y = 70, schaal X en schaal Y = 45%. Maak vier logo s erbij met stap en herhalen: horizontale verplaatsing 70,25 mm en verticale verplaatsing 58 mm. Plaats logo P-transparant. Stel voor het logo in: X = 222,25, Y = 128, schaal X en schaal Y = 45%. Selecteer het vierde logo en kies: Object Uitknippad... Stel in randen zoeken, drempel 25, toleratie 2. Doe dit ook met het vijfde logo. Stel bij Tekstomloop in: Logo 1: geen tekstomloop. Logo 2: tekst om selectiekader, marges 0 mm. Logo 3: tekst om selectiekader, marges 3 mm. Logo 4: tekst om objectvorm, marges 1 mm. Logo 5: tekst om objectvorm, marges 4 mm. Logo 6: geen tekstomloop. Print de opgemaakte pagina s. Controleer de print met het model, verbeter de fouten en maak een laatste print. Theorie: Maak de vragen van praktijkopdracht 3. Typ de antwoorden. Print de antwoorden, verbeter de fouten en print de opdracht opnieuw uit. Inleveren: Een uitdraai van de opdracht. De uitwerking van de vragen.
PRAKTIJKOPDRACHT Illustrator, werktekening PP-02-03-04
De grote ontlading Bliksem heeft de mensheid van oudsher bezig gehouden. Waarschijnlijk omdat het een even fascinerend als beangstigend verschijnsel is. Er zijn in de loop der tijden dan ook veel theorieën ontwikkeld over het ontstaan van bliksem. Zo werd onweer heel vroeger toegeschreven aan het humeur van Zeus, Jupiter of Donar. Iets geloofwaardiger was de latere theorie dat bliksem zou ontstaan als de wolken te dicht langs elkaar schoven. In 1752 bewees Benjamin Franklin echter dat bliksem een ontlading van elektriciteit is. Tijdens een onweer liet hij een vlieger op. Toen het touw nat werd, begonnen aan het uiteinde vonken over te springen. Het touw geleidde dus stroom! Hoe elektriciteit in de lucht ontstaat wordt tegenwoordig door meteorologen als volgt uitgelegd: In de zomer ontstaan op grote hoogte, tussen de 3 en 10 kilometer, zowel fijne ijskristallen (hagelsteentjes) als onderkoelde waterdruppels. Als de hagelstenen vallen raken zij de onderkoelde waterdruppels die vervolgens vastvriezen aan de hagelstenen. Daarbij scheiden zich ijssplinters af die elektrisch geladen zijn. Zodra de elektrische ladingen in een wolk zijn opgelopen tot een bepaalde sterkte, treedt er een volledige of gedeeltelijke ontlading op door middel van een bliksemflits. Het lijkt ongelooflijk, maar de meeste bliksemstralen die we zien gaan van beneden naar boven! Daarvóór heeft wel een voorontlading plaats gehad, maar deze is voor het blote oog nauwelijks zichtbaar. Je kunt dus zeggen dat de bliksem naar beneden en naar boven gaat, of dat de bliksem boven begint en weer boven ophoudt. De snelheid van een bliksemstraal bedraagt gemiddeld 10 tot 30 procent van die van het licht, een snelheid waarmee je in één seconde anderhalf maal de aarde rond gaat. Wie dus zegt: Haal als de gesmeerde bliksem..., weet dat zoiets in de verste verte niet is waar te maken. De tot nu toe hoogste temperatuur die gemeten is in een bliksemstraal, bedraagt ongeveer 30.000 graden Celcius. Dat is vier maal zo warm als het oppervlak van de zon! Niet alleen de bliksem, ook de donder kan gevaarlijk zijn. Het geluid van de donder ontstaat door de plotselinge drukgolf, veroorzaakt door de zéér hoge temperatuur die zich in minder dan een duizendste seconde in een bliksemstraal vormt. De lucht zet zich uit door de snelle temperatuurstijging in de bliksemstraal. Deze uitzetting plant zich in alle richtingen voort als een drukgolf, die donder veroorzaakt. Zo n druk(schok)golf is vlak bij de inslag krachtig genoeg om bomen en huizen te beschadigen. soms worden daarbij mensen weggeslingerd of verwond door rondvliegend materiaal terwijl de bliksemflits zich soms wel met 10000 km per seconde verplaatst, verplaatst het geluid zich slechts met ongeveer 300 meter per seconde. Dat is ongeveer 3000 maal langzamer. Vandaar dat we de donder pas na de bliksemstraal horen. En het verklaart ook dat het gedonder veel langer duurt dan de bliksemflits. Onweer kun je zien aankomen! Er bestaat gevaar voor onweer als u de karakteristieke buienwolk (cumulonimbus) ziet. Ze lijken een beetje op bloemkolen. Het zijn vertikaal sterk ontwikkelde stapelwolken die aan de top geheel uit ijsdeeltjes bestaan. Er zijn nog ander signalen waaruit je kunt afleiden dat er gevaar voor blikseminslag dreigt. Als zo n elektrisch geladen wolk voorbij drijft, trekt deze een grote hoeveelheid lading met zich mee. Voorwerpen op aarde worden daardoor geladen met statische elektriciteit en beginnen elkaar af te stoten. Op zo n moment kunnen de haren van mens en dier overeind gaan staan. Vooral dieren worden dan erg onrustig. Hoe kun je je nu beschermen tegen een naderend onweer? Daarvoor bestaat een aantal vuistregels. Niet op een open veld blijven staan en niet onder bomen schuilen. En als je zo snel nergens heen kunt, niet gaan liggen maar rustig gehurkt blijven zitten, met de voeten bij elkaar en de handen om de benen geslagen. Op die manier maak je het contact met de grond namelijk zo klein mogelijk. Tijdens onweer is het binnenshuis veiliger dan buiten. Zeker in een woning die voorzien is van een bliksemafleider. Maar, als er geen bliksembeveiliging is, kunnen de bliksem stromen ook worden afgeleid via metalen regenpijpen, centrale verwarmingsbuizen, gas en waterleidingen, antenneleidingen (ook de kabel!), de bedrading van de elektrische installatie, telefoonleidingen, etcetera. Daarom is het veiliger om tijdens het onweer alle elektrische toestellen, en bij de TV en radio ook de antenne, uit te schakelen en de ramen te sluiten. Vanzelfsprekend is het ook niet aan te raden om dan een bad of een douche te nemen. Als de bliksem uw auto treft, bent u volkomen veilig. De auto fungeert namelijk als een kooi van Faraday, het principe waarbij de stroom via het metalen frame en de banden in de aarde afvloeit. Wordt u bijvoorbeeld tijdens het kamperen door het onweer overvallen dan kunt u het best schuilen in een auto. Als dat niet mogelijk is, blijf dan in de tent en neem de hurkzit aan. Zwemmen tijdens onweer is levensgevaarlijk omdat de stroom tot op wel 20 meter van de inslag dodelijk is. Ook de watersporter doet er goed aan bij het eerste teken van onweer het water te verlaten. Lukt dat niet, blijf dan in ieder geval van de mast weg, want dat is op het watert het hoogste punt. Overigens is er niet alleen gevaar voor blikseminslag, maar ook het gevaar van een storm met hevige windstoten. Kortom u doet er goed aan, om uzelf tijdens het onweer als de gesmeerde bliksem in veiligheid te brengen. Illustrator, model PP-02-03-05 PRAKTIJKOPDRACHT
PRAKTIJKOPDRACHT Illustrator, model PP-02-03-06
Checklist PP-02-03-07 Leerling Docent Zijn de hulplijnen geplaatst? O O Is de lijndikte juist? O O Is de vulling juist? O O Zijn alle figuren op de juiste wijze nagetekend en bewerkt? O O Zijn de juiste gegeven ingevoerd in het programma InDesign? O O Zijn de maten zijn juist? O O Zijn de bestanden juist geïmporteerd in het programma InDesign? O O Zijn de zetinstructies juist toegepast? O O Zijn de beeldinstructies juist toegepast? O O Is de proefprint gemaakt en gecontroleerd? O O Zijn de vragen gecontroleerd? O O
Toets PP-02-03-08 Maak deze vragen met behulp van de computer in een tekstverwerkingsprogramma. 1. Welke soorten tekstomloop zijn er? 2. Wat gebeurt er als je in InDesign bij een illustratie het uitknippad gebruikt? 3. Hoe vergroot of verklein je een illustratie in InDesign?