Woordenschatuitbreiding met nieuwkomers? Ga ook aan de slag met schooltaalwoorden!

Vergelijkbare documenten
Digiwak 2.0: Online overzicht belangrijke woorden nieuwkomers. Studiedag LOWAN-vo 10 april 2017

Om de kwaliteit van ons onderwijs te bewaken en de vorderingen van uw kind te volgen, nemen wij in iedere groep niet-methode gebonden toetsen af.

Beoordelingsinstrument Digitale Leermiddelen Taalonderwijs

Tips bij het bestellen van nieuwe boeken

Snappet is een alternatief voor...

Netwerkbijeenkomsten Taal voor Havo en Vwo april Lydia van Deelen Meeng, managing consultant CPS

Handleiding Snappet vervanging

Handleiding: Beheer van accounts en groepen in DigiWAK

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Taalverhaal Taal - blok 1 Na schooltijd hoofdstuk 1 t/m 4. Groep 6. Hoofdstuk 1 - De opvang. - iemand naar iets anders laten kijken of luisteren

Schoolwoorden is bedoeld om de woordenschat te vergroten van allochtone leerlingen in het onderwijs.

Viertakt van Verhallen

Audit WoordenSchatuitbreiding.

Mindmappen met kleuters

Gebruikershandleiding Woordenweb

BELANGRIJKE WOORDEN VOOR NIEUWKOMERS IN HET BASISONDERWIJS Folkert Kuiken Afdeling Neerlandistiek, UvA

woordenschat: onderwijzen en volgen

De Viertakt van Verhallen

HANDLEIDING LEA HAAR WERKEN MET WISK

Blauwe stenen leer je zo

Brochure Begrijpend lezen VMBO 1

TAALBESCHOUWING: BEPALINGEN

Nieuwsrekenen naast reguliere methoden voor rekenen-wiskunde

en 2 Brochure Begrijpend lezen VMBO 1

BIJLAGE bij de Website voor Groep 6, 7, 8

Woordkennis 1-5 NT2 is bedoeld om de woordenschat van anderstalige leerlingen te vergroten.

Ik geef mijn grenzen aan (lessenserie Omgaan met pesten)

Oranje stappers maak je zo

Informatie. vakgebieden. Groep 3

Handleiding voor DigiWAK

Woordenschat Spinnen

Woordenschat. Wat is woordenschat?

maakt (kirrende) geluidjes of brabbelt (tegen personen en speelgoed) begint steeds meer woorden te herhalen en (na) te zeggen

Seksueel grensoverschrijdend gedrag

ARABISCHE TAAL EN LITERATUUR (ELEMENTAIR) VWO

Cito-toetsen ( )

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

De vragen sluiten aan bij de belevingswereld van de leerlingen en zijn onderverdeeld in de volgende vijftien categorieën:

AANBOD. Theorielessen (vakleer) Studenten krijgen voorbeelden van passend taalgebruik in de beroepspraktijk, zoals in een klachtgesprek of offerte.

Nieuwsrekenen naast reguliere methoden voor rekenen-wiskunde

TOETSTIP 9 SEPTEMBER 2005

Verborgen taaldoelen Hoe ze ontdekken en ermee omgaan.

Nationaal congres Taal en Lezen. 15 oktober 2015 Woordenschat in de bovenbouw

IN1. Nr Omschrijving 2,5j 3j 4j 5j 6j 7j 8j 9j 10j 11j

Werkwoordspelling op maat

Woordenschat: de basis van alles

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Aanvulling Woordenschat NT2

Checklist Begrijpend lezen en woordenschat Curriculum Nederlands ? - + +

Woorden 2F legt de nadruk op het aanleren van kennis over woordvorming en het leren omgaan met moeilijke woorden in zinnen en teksten.

Toetsenperiode juni 2018

De praktijk Begrijpend lezen

Beleid voor NT2- leerlingen/ taalzwakke leerlingen op de Leilinde

Begrijpend lezen van basisschool naar voortgezet onderwijs

De doorgaande woordenschatlijn (huidige situatie) Basisschool de Kameleon April 2008

A. Creëer een positief, veilig en rijk leerklimaat door

Informatie groep 5 Daltonschool In Balans Schooljaar 2015/2016

Engels in het basisonderwijs: wel of niet vroeg beginnen?

Inhoudsopgave. Inleiding 4. Overzicht klokkijken 6. Hele uren 8. Halve uren 11. Kwartieren en 10 minuten 17. Minuten 20. Klokkijken gemengd 23

Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Agenda onderwijsavond bovenbouw

Informatie. vakgebieden. Groep 6

Huiswerkbeleid op basisschool De Leerlingst

Nieuwe woorden correct kunnen schrijven, kunnen vertalen van N-F en van F-N en kunnen gebruiken in mondelinge en schriftelijke zinnen.

WEEKACTIVITEITENPLAN GROEP 8 ~

Materialen voor woordenschatonderwijs

Op dit punt maak ik even een uitstapje naar het onderwerp Joden en meertaligheid.

Dit programma is gemaakt voor leerlingen vanaf groep 6 van de basisschool, alle niveaus van het vmbo en mbo 1 en 2.

Nieuwsrekenen naast reguliere methoden voor rekenen-wiskunde

Het Muiswerkprogramma Grammatica op maat bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

Leerjaar 1 en 2 vmbo-b/k. Doelen Leerdoelen technisch lezen eind leerjaar 2

Dagelijks instructie - goede rekenresultaten voor de hele groep -

Nieuwsrekenen naast reguliere methoden voor rekenen-wiskunde

STATION ZUID. Handleiding digibordsoftware

KIJKWIJZER MOEILIJKHEID ACTIVITEITEN. 1. Wereld onderwerp. van eenvoudig naar complex

Ronde 2. Taalsgrift: wei make cheen vaute! 1. Inleiding. 2. Taalbeleid op het Alfrink College 1

Absolute beginners: hoe vang je ze op? Hanneke Pot: ronde 2

Een nieuwkomer onder de toetsen

Alles draait om woordenschat!

Uitwerking Leerlijn ICT Ogtb Titus Brandsma

Een Positief. leer en leefklimaat. op uw school

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Taalgericht vakonderwijs

Handleiding Vervolgmodule OGO- Extra materiaal na Taalsituaties 3-6-9

Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling

Programma van Inhoud en Toetsing

ogen en oren open! Luister je wel?

Getallen 1 is een programma voor het aanleren van de basis rekenvaardigheden (getalbegrip).

Lezen in het PRO en BBL. Wat is PRO? Wat lezen leerlingen in PRO? Wat helpt hen om het lezen te verbeteren? Wat kunnen bibliotheken nog meer doen?

Gebruiksvriendelijkheid: Gebruiksaanwijzing:

Netwerkbijeenkomst taal vmbo

Les 17 Zo zeg je dat (niet)

Handleiding ouderportaal Parnassys

Oefenexamen. Beoordelingsvoorschriften Spreken II (vb 2012) NT2. Staatsexamen Nederlands als tweede taal. Stex-11SP1VB 1

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

LEREN LEREN WAT? HOE?

Het Voortgezet Onderwijs De overgang naar een vorm van voortgezet onderwijs is onze grootste taak dit schooljaar.

SPAANSE TAAL EN LITERATUUR (ELEMENTAIR) HAVO

Gerichte instructie in lezen en spellen voorkomt lees- en spellingproblemen bij (vrijwel) alle leerlingen op Het Kofschip

Schooltaalwoorden in de ISK

Transcriptie:

Woordenschatuitbreiding met nieuwkomers? Ga ook aan de slag met schooltaalwoorden! Basiswoorden Het leren van een (nieuwe) taal begint met het leren van woorden. Eerst zijn dat vooral de woorden die je nodig hebt om mee te kunnen praten, om mee te kunnen luisteren en om mee te kunnen leren in de groep. Nieuwkomers / kinderen in de eerste opvang beginnen dus meteen met het leren van deze basiswoordenschat. De basiswoorden die kinderen moeten leren zijn vaak concrete woorden, die veel in het dagelijks taalgebruik voorkomen. Ook schooltaalwoorden Om goed mee te kunnen doen met lessen en activiteiten op school is meer nodig dan alleen kennis van de alledaagse basiswoorden. Leerlingen moeten ook schooltaalwoorden kunnen begrijpen en gebruiken. Wat zijn schooltaalwoorden ook alweer? Schooltaalwoorden komen niet zo veel voor in het dagelijks taalgebruik. Maar in schoolse situaties spelen ze juist een hele belangrijke rol. Het zijn woorden die zó algemeen zijn, dat ze bij verschillende vakken voorkomen (bijvoorbeeld: het gevolg, dankzij of ruim ). Het zijn woorden die de leerkracht gebruikt tijdens het geven van instructie, het zijn woorden die een leerling tegenkomt in (schoolboek)teksten, in opdrachten in het werkboek of bij een toets. Kortom: het is voor het succes op school van essentieel belang om schooltaalwoorden te kennen! Overigens, naast dagelijkse taal en schooltaal krijgen leerlingen op school ook te maken met vaktaal. Bij vaktaal gaat het om woorden die alleen in de context van een bepaald vak van belang zijn (bijvoorbeeld de polder of de industrie ). Schooltaalwoorden aanleren met het Posterproject Schooltaalwoorden leren gaat niet vanzelf. Om systematisch aan de slag te gaan met schooltaalwoorden, is er het Posterproject van de CED-Groep. Het Posterproject biedt kleurige woordposters voor in de klas. Op de posters staan schooltaalwoorden, met hun betekenis en gebruikt in een contextzin. Elke week hangt de leerkracht een nieuwe poster op. Gedurende het jaar vergroten de leerlingen hun woordenschat met vele schooltaalwoorden. Hoe werkt het Posterproject? Elke week hangt de leerkracht een nieuwe Posterproject-poster in de klas. Hierop staan steeds vijf of zes schooltaalwoorden met betekenis en contextzin. Aan de hand van de poster semantiseert de leerkracht de schooltaalwoorden. Pagina 1 van 9

Het consolideren van de woorden gebeurt gedurende de week, op zoveel mogelijk verschillende momenten en in zoveel mogelijk verschillende situaties; in de instructie, in de schoolvakken en in de dagelijkse interactie met de leerlingen in de klas. Aan het einde van de week maken de leerlingen een verwerkingsblad uit het werkschrift. De leerlingen kunnen ook (alleen, in tweetallen of in groepjes) zelf zinnen bedenken met de geleerde schooltaalwoorden. Na elke vijf posters (vijf weken) maken de leerlingen een toets. Het Posterproject is beschikbaar voor: groep 5, 6, 7 en 8 van het basisonderwijs leerjaar 1 en leerjaar 2 van het voortgezet onderwijs. Kijk voor meer informatie over het Posterproject op de website van de CED-Groep. Schooltaalwoorden digitaal oefenen met Woordenweb Leerlingen kunnen, nadat de leerkracht de schooltaalwoorden van het Posterproject heeft gesemantiseerd, ook digitaal oefenen met de woorden. Ze doen dit met het online woordenschatspel Woordenweb. Woordenweb bestaat uit twee onderdelen: het oefenspel 'Wie kent woordenschat' en het toetsspel 'Woordschieter'. Woordenweb was al beschikbaar voor groep 7 en 8 en voor het VO, maar is nu uitgebreid met de woorden van Posterproject groep 5 en 6. Woordenweb zonder Posterproject? Wilt u Woordenweb gebruiken, maar werkt u niet met Het Posterproject? Zorg er dan wel voor dat u de woorden waarmee de leerlingen gaan oefenen, eerst goed semantiseert. Als de leerlingen de betekenis van de woorden nog niet kennen, is het oefenen met Woordenweb niet zinvol. Op pagina 6 en 7 staat een overzicht van de woorden die in Woordenweb worden geoefend bij niveau (groep) 5, en op pagina 8 en 9 staat een overzicht van de woorden van niveau (groep) 6. Het Posterproject en Woordenweb voor nieuwkomers Hoewel het Posterproject en Woordenweb niet speciaal zijn ontwikkeld voor nieuwkomers, is het materiaal wel goed in te zetten bij het NT2-onderwijs aan deze leerlingen. Kennis van schooltaalwoorden is immers van groot belang voor de schoolloopbaan van leerlingen. Van alle leerlingen, dus ook die van nieuwkomers! De schooltaalwoorden die met het Posterproject en met Woordenweb worden aangeboden en geoefend, zijn niet specifiek geselecteerd voor nieuwkomers. Start daarom altijd met de schooltaalwoorden op het niveau van groep 5. Ook als het oudere leerlingen betreft. U kunt met de volgende leerlingen aan de slag met de 150 schooltaalwoorden van Posterproject / Woordenweb groep 5: Nieuwkomers die uit zullen stromen naar een reguliere groep 6, 7 of 8; Nieuwkomers die snel leren in de eerste opvang (en meer aankunnen dan het reguliere aanbod uit bijvoorbeeld Mondeling Nederlands); Pagina 2 van 9

Leerlingen in de vervolgopvang (leerlingen die langer dan een jaar in een aparte taalklas /nieuwkomersklas nodig hebben). Daarnaast kan het materiaal natuurlijk ook ingezet worden op reguliere scholen, die leerlingen vanuit een centrale opvangvoorziening op hun school mogen verwelkomen. Ook voor deze leerlingen is het aan te bevelen om altijd te starten met de schooltaalwoorden van groep 5, ook al zijn ze in een hogere jaargroep geplaatst. Na het oefenen met de woorden van dit niveau kan de leerling verder gaan met de schooltaalwoorden voor niveau (groep) 6. Uiteraard is Woordenweb ook in te zetten als oefenmateriaal voor taalzwakke leerlingen in de reguliere groep. Hoe werkt Woordenweb? Elk spel start in het doolhof, het overzichtspunt waarin de leerling het te spelen level kiest. U kunt als leerkracht bepalen op welk niveau de leerling start. Gedurende het schooljaar doorloopt de leerling het hele doolhof, en dus alle levels. In elk level speelt de leerling het spel Wie kent Woordenschat. Dit is een spel waarin leerlingen in de vorm van een quiz oefenen met een set woorden. Doen ze dit goed, dan gaan ze door naar het volgende niveau met de volgende set woorden. Als een leerling een aantal niveaus goed heeft gespeeld, dan komt het eindspel van dat level in zicht (in het doolhof te herkennen als monster of boompje): Woordschieter. Dit is een spel waarbij de woorden van de vorige levels worden herhaald en op een speelse manier worden getoetst. Doet een leerling dit goed, dan komt zijn/haar naam op een topscorelijst op Woordenweb te staan. Na een voldoende score bij het spel Woordschieter gaat een leerling door met het volgende level. Pagina 3 van 9

Keuze van de woorden in het Posterproject en Woordenweb In de handleiding van het Posterproject staat over de selectie van de schooltaalwoorden voor het Posterproject het volgende: Uitgangspunt voor de selectie van de woorden is de woordenlijst 15.000 woorden in het basisonderwijs (Schrooten en Vermeer, 1994) geweest. Deze woordenlijst geeft het voorkomen aan van woorden op de basisschool. Uit deze lijst hebben we de schooltaalwoorden geselecteerd. ( ) De lijst is vervolgens verdeeld over de groepen 5/6 en 7/8. Uitgangspunt voor deze verdeling is de lijst van Schrooten en Vermeer geweest, waar voor ieder woord de frequentie wordt aangegeven in de groepen 1/2, 3/4, 5/6 en 7/8. Bij de verdeling hebben we de volgende procedure gehanteerd. Als een woord al voorkomt in groep 3 en 4, dan hebben we het op de lijst van 5/6 geplaatst. Komt een woord alleen in groep 7/8 voor, dan hebben we het woord op de lijst van 7/8 ondergebracht. De verdeling tussen 5 en 6 en tussen 7 en 8 hebben we gedaan op basis van gezond verstand. Het aantal woorden per poster hebben we gesteld op 5 voor de groepen 5 en 6 en op 6 voor de groepen 7 en 8 (het Posterproject voor het voortgezet onderwijs werkt met 10 woorden per poster). Er zijn 30 posters per groep. Het totale corpus komt dus op 660 woorden (150 in groep 5 en 150 in groep 6 en 180 in groep 7 en 180 in groep 8). (Uit: Het Posterproject basisonderwijs groep 5 handleiding, p. 9-10) De woorden die voor het Posterproject zijn geselecteerd, komen allemaal ook aan bod in Woordenweb. Woordenweb en DigiWAK Nieuwkomers Bij de ontwikkeling van de WAK vormde de woordenlijst van Schrooten en Vermeer (1994) het uitgangspunt. Deze lijst is aangepast en uitgebreid met woorden uit veel gebruikte taalen zaakvakmethoden. Voor nieuwkomers is binnen Digiwak 2.0 een aparte selectie van woorden gemaakt. Deze bestaat uit 500 startwoorden afkomstig uit de lijsten voor groep 3 en 4, die relevant zijn voor alle nieuwkomers ongeacht hun leeftijd of de groep waarnaar ze vervolgens doorstromen. Naast de startwoorden is voor onder-, midden- en bovenbouw een selectie gemaakt van nog eens 500 basiswoorden, die verschillen voor leerlingen die doorstromen naar respectievelijk groep 3-4, groep 5-6 en groep 7-8. In totaal omvatten de lijsten voor de nieuwkomers dus 1000 woorden die voor de helft voor alle nieuwkomers identiek zijn en voor de andere helft verschillend afhankelijk van het verwachte doorstroomniveau. (www.digiwak.nl) De woorden in de DigiWAK nieuwkomers, zijn veelal concrete basiswoorden (zelfstandig naamwoorden, werkwoorden), vaste combinaties (ontlenen aan) of figuurlijk taalgebruik (de oren spitsen). Van de zelfstandig naamwoorden zijn veel woorden aan te duiden als vaktaalwoorden, die specifiek betrekking hebben op één vak. In de DigiWAK komen ook schooltaalwoorden voor, zowel in de categorie startwoorden als in de categorie Pagina 4 van 9

basiswoorden. De woorden in het Posterproject en Woordenweb niveau groep 5 (het 1 e niveau) komen niet één op één overeen met de woorden van de DigiWAK Nieuwkomers. Er zijn echter wel woorden die in beide lijsten voorkomen. Met Woordenweb breiden de leerlingen hun schooltaalwoordenschat dus juist nog verder uit. En met in gedachten de wetenschap dat met kennis van deze abstractere woorden leerlingen kennis in handen krijgen die van essentieel belang is voor hun successen op school, is dat alleen maar positief te noemen. Aan de slag dus met schooltaalwoorden! Veel succes en leerplezier gewenst. Pagina 5 van 9

Schooltaalwoorden in Woordenweb niveau groep 5: week 1 meespelen uitschakelen (afzetten) gemengd (adj.) de ruimte (kamer) de waarheid week 2 nuttig (adj.) verrichten het gebaar aflezen de hoogte week 3 de omgeving zuiver (adj.) het evenwicht stellen (veronderstellen) aangeven (laten weten) week 4 het model vervangen de figuur (afbeelding) aankondigen uitstekend (prima) week 5 de keuze het vervolg alsmaar enige (een paar) (onb.vnw.) naar (zoals) week 6 aannemen (accepteren) gelden (V) het talent (aanleg) vervolgens het nadeel week 7 aan de ene (de andere) kant tamelijk hoewel de streek (gebied) via week 8 voeren (leiden naar) allereerst de poging terecht (gevonden) de grens week 9 technisch nogmaals aannemen (veronderstellen) volkomen de grootte week 10 zo nu en dan gunstig voor de rest behalen tegelijkertijd week 11 de snelheid het erbij laten de staat (de toestand) terecht (juist) immers week 12 verspreiden voorlopig het voorwerp bepaald (adj.) noch week 13 voortzetten beschrijven (omschrijven) het onderdeel waarschijnlijk aangenaam week 14 aandachtig onderling het besluit (beslissing) beslissen tevoren Pagina 6 van 9

week 15 hevig toe zijn aan onderscheiden (zien) bepaald (adj.) (wat je noemt) de voorwaarde week 16 onmiddellijk het toestel (apparaat) in het vervolg bestemd voor ontcijferen week 17 in de loop van de toestemming op het eerste gezicht accepteren betreffen week 18 het bewijs (schuld) bewijzen (aantonen) op den duur over (opnieuw) indelen week 19 inmiddels in vergelijking met (zoals) totaal (adj.) opheffen tot en met (t/m) week 20 interessant zich ergens voor interesseren bieden (aanbieden) de kalmte aanwezig zijn week 21 plaatsen (plaatsgeven) dankzij de ramp uiterste leiden (besturen) week 22 ergens uitkomen (oplossen) kennelijk plaatsvinden de fantasie (verbeeldingskracht) vormen (maken) week 23 zichtbaar uitproberen de kennis (vriend) wat mij betreft vervoeren week 24 de diepte weglaten terecht (op de juiste plaats) kritisch iemand uitschakelen (liquideren) week 25 weldra het doel uitzenden (radio) nummeren reeds week 26 de werkelijkheid vandaar ruim (adj.) door en door uitbeelden week 27 spoedig nauwkeurig leiden naar zogenaamd voldoende (genoeg) week 28 samen werken leveren (bestelling) de veiligheid vanwege ten eerste, ten tweede, week 29 logisch zowel, als de variatie echter schrappen week 30 uitsluitend het gebrek sinds de breedte doorgeven Pagina 7 van 9

Schooltaalwoorden in Woordenweb niveau groep 6: week 1 aanpassen (wijzigen) het verleden afleiden (aandacht) buitengewoon (uitzonderlijk goed) de uitvoering week 2 aantrekkelijk installeren toelaten de informatie de stand (hoe iets staat) week 3 het mengsel aanbrengen informeren (inlichtingen vragen) diverse slagen (lukken) week 4 doordringend (adj.) (geluid) het materiaal de aanleiding informeren (inlichtingen geven) de eis week 5 de praktijk de uitzondering de toekomst de afleiding (ontspanning) vaststellen week 6 de verbeelding (fantasie) dienen om (bedoeld) de tegenstelling modern het product (geproduceerd) week 7 eisen (V) produceren uitvoerig verbinden (relatie) met uitzondering van (m.u.v.) week 8 de reactie reageren de positie tonen (V) het element (onderdeel) week 9 kortom vernemen de kwaliteit afbeelden de overvloed week 10 integendeel vernemen de kwaliteit afbeelden de overvloed week 11 het tegengestelde de uitleg afleiden (concluderen) menselijk (van een mens) verschillen week 12 het feit in dit / dat geval afnemen (verminderen) het gebruik (het gebruiken) met behulp van (m.b.v.) week 13 het resultaat rekening houden met het tegenovergestelde de methode verwerken in week 14 de samenleving verwijderen het middel (met) akkoord (adj.) de invloed Pagina 8 van 9

week 15 het gebruik (gewoonte) algemeen het milieu schatten (V) zich vestigen (ergens) week 16 doordringend aankijken als het ware (a.h.w.) schijnen (kww/hww) verkrijgen de kennis (geest) week 17 het gedeelte voorbereiden het ontwerp ontwerpen (V) de mogelijkheid week 18 aan de hand van gedurende behandelen (bespreken) nagaan de gewoonte week 19 op een gegeven moment bereikbaar noteren de voorraad overigens week 20 behoren tot de kern blijkbaar het symbool zich voordoen als week 21 de belangstelling regelmatig (geregeld) het voorstel iemand ergens van voorzien onder andere (o.a.) week 22 de gebeurtenis de behandeling de goederen vrezen op zijn minst week 23 de beschrijving vrijwel bedreigen onjuist de grafiek week 24 waardeloos heersen (voorkomen) iets beseffen het tekort de oorzaak week 25 (aan) iemand toebehoren het bezit iets achten hoe dan ook van iets op de hoogte zijn / blijven week 26 wegens ondernemen de hoeveelheid het toeval (lot) het bezwaar week 27 opleveren hooguit het werktuig de bijdrage het totaal week 28 afsluiten (ermee stoppen) huidig het gevolg (consequentie) opslaan (bewaren) de wijze (manier) week 29 blijken (kww/hww) de maatregel zelfstandig geheel (adj.) het hulpmiddel week 30 het geheel etcetera (etc.) de overeenkomst overbrengen uiteraard Pagina 9 van 9