Conflict Communicatiestijl Scan 1 A. Ik probeer in een gesprek de ander bij de gesprekagenda te houden. B. Ik neem in een gesprek zelfstandig beslissingen die binnen mijn bevoegdheid vallen. 2 A. Als iemand in een gesprek vervelend doet, stel ik dat aan de orde. B. Als iemand in een gesprek vervelend doet, vat ik samen waar het over gaat en stel een vraag over het probleem. 3 A. Soms moet je in een gesprek een probleem goed beperken anders praat je langs elkaar heen. B. Het is in een gesprek belangrijk dat je de ander goed snapt. 4 A. Ik probeer me in een gesprek altijd eerst in de ander te verdiepen. B. Ik geef er in een gesprek de voorkeur aan eerst te bespreken wat we van elkaar kunnen verwachten. 5 A. Service is het belangrijkste wat er is. B. Mensen moeten begrijpen dat service een relatief begrip is. 6 A. Ik houd in een gesprek van heldere afspraken zodat iedereen weet waar hij aan toe is. B. Je weet het in een gesprek met mensen nooit precies, dus ik blijf altijd maar rustig. 7 A. Je moet in een gesprek ook het lef hebben om op je standpunt te blijven staan. B. Soms moet je mensen in een gesprek helpen jouw standpunt te begrijpen. 8 A. Ook al denk je er anders over, als je dat maar vriendelijk zegt, is er niets aan de hand. B. Als je er in een gesprek anders over denkt, kun je beter een time-out nemen. 9 A. Als je in een gesprek een kwestie van meerdere kanten bekijkt, levert dat altijd winst op. B. Je moet in een gesprek altijd een compromis maken. 10 A. Een goede gespreksomgeving bij een gesprek vind ik belangrijk. B. Een goede probleemanalyse in een gesprek vind ik belangrijk. 11 A. Ik houd me het liefst aan de gespreksstructuur die ik zelf voorstel. B. In een gesprek is het benoemen van verschillen en overeenkomsten bij de standpunten behulpzaam. 12 A. Bij een gesprek vind ik het prettig dat mensen weten vanuit welke verantwoording ik spreek.
B. Ik begin een gesprek graag met even uit te leggen hoe we het gesprek aan gaan pakken. 13 A. Ik ga in een gesprek niet graag mijn boekje te buiten. B. Ik geef anderen in een gesprek ook wel insiderinformatie als dat de ander helpt beter te begrijpen. 14 A. Kennis van zaken in een gesprek is de helft van het werk. B. Kennis van communicatie is in een gesprek de helft van het werk. 15 A. Het is belangrijk dat de ander in een gesprek weet dat ik snap hoe de kwestie voor hem ligt. B. Het is belangrijk dat de ander in een gesprek weet hoe een kwestie voor mij ligt. 16 A. Ik maak in een gesprek duidelijk waar mijn bevoegdheden liggen. B. Adviseren moet je in een gesprek op het goede moment doen, anders werkt het niet. 17 A. Je kunt alleen maar achter het echte probleem komen als je goed communiceert. B. Je kunt alleen maar achter het echte probleem komen als feitelijke kennis hebt. 18 A. Bij het bepalen van mijn oordeel in een gesprek betrek ik soms normen die voor iedereen gelden. B. Bij het bepalen van mijn oordeel in een gesprek vind ik het belangrijk om oorzaak en gevolg te onderscheiden. 19 A. Ook als mensen in hun recht staan, zegt dat nog niet alles. B. Als mensen in hun recht staan, is het direct duidelijk. 20 A. Als deskundige moet je wel het initiatief in het gesprek houden. B. Wie het gesprek in handen heeft, is niet belangrijk, belangrijk is dat je elkaars standpunt snapt. 21 A. Ik neem in een gesprek geen beslissingen waar ik niet bevoegd toe ben. B. Als ik in een gesprek het niet weet, zoek ik eerst extra informatie. 22 A. Ik wil altijd alle informatie weten voordat ik in een gesprek tot een besluit kom. B. Ik druk in een gesprek niet mijn eigen oplossingen door als er weerstand bij de ander is. 23 A. Je hebt in een gesprek altijd te weinig informatie om een goed oordeel te kunnen vormen. B. In een gesprek twijfel ik soms of ik een beslissing wel mag nemen. 24 A. Ik let altijd goed op hoe mensen het zeggen en pas eventueel mijn manier van praten aan. B. Ik houd in de gaten of het gesprek nog zinvol is.
25 A. Ik bespreek een probleem het liefst vanuit meerdere kanten. B. Je kunt in een gesprek een probleem ook te breed maken, het gaat erom, wat ik vanuit mijn functie kan doen. 26 A. Als ik de ander niet snap, vraag ik uitleg. B. Als ik de ander niet snap, vertel ik weer even het doel van het gesprek om verder te kunnen. 27 A. Ik probeer in een gesprek altijd een overstijgend belang te vinden. B. De sfeer van het gesprek is bepalend voor het resultaat. 28 A. In een gesprek neem je besluiten op basis van objectieve informatie B. Objectieve informatie bestaat niet, het is, zeker in een gesprek, altijd een kwestie van interpretatie. 29 A. Ik beschrijf een probleem liefst in eenvoudige taal. B. Het is belangrijk dat je samen met de ander het probleem helder krijgt. 30 A. Ik vind het belangrijk om mijn collega's volledig te informeren. B. Ik vind het belangrijk om over alle voor mijn functie actuele informatie te kunnen beschikken. 31 A. Samenvatten wat de ander zegt is iets wat ik vaak doe. B. Als mensen iets onbegrijpelijks vertellen, zeg ik dat rustig. 32 A. Op een kalme manier iemand iets uitleggen, vind ik beter dan geïrriteerd doen. B. In mijn rapportage wind ik er geen doekjes om, maar ben ik wel zorgvuldig in mijn taalgebruik. 33 A. Uiteindelijk ben ikzelf voor de oplossing doorslaggevend. B. Iemand mag anders denken over mijn oplossing, maar dat wil ik wel weten. 34 A. Een goed gesprek is een goed gestructureerd gesprek. B. Als ik het een goed gesprek vond en de ander een slecht gesprek, kan ik daarmee leven. 35 A. Soms is het handig opheldering te vragen als je het niet begrijpt. B. Soms moet je in een gesprek gewoon een knoop doorhakken, anders blijf je bezig. 36 A. Je kunt niet altijd ergens anders over denken, soms is iets gewoon zo, en zeg ik dat toch. B. Ondanks weerstand bij de ander probeer ik hem in een gesprek toch te beïnvloeden. 37 A. Het is in een adviesgesprek handig om te vragen of iemand al aan een advies toe is. B. In een adviesgesprek moet je zelf met een helder advies komen.
38 A. Bij een gesprek moet je zorgen dat je zelf het initiatief houdt. B. In een gesprek is het belangrijk dat je het probleem in de breedte en in de diepte bespreekt. 39 A. In een professioneel gesprek gaat het erom dat je de ander doelgericht beïnvloedt. B. In een professioneel gesprek gaat het erom dat je oog houdt voor meerdere belangen. 40 A. In een gesprek is het altijd goed om duidelijk te maken wie welke dingen kan en mag doen. B. Voor een goede communicatie is het altijd goed als je je taal een beetje aanpast aan de ander. 41 A. Het is in een gesprek belangrijk dat je van rollen kunt wisselen. B. Het is in een gesprek belangrijk dat de ander weet vanuit welke rol je handelt. 42 A. Een goede analyse van het probleem maakt een gesprek gemakkelijker. B. Een goede gespreksagenda maakt een gesprek gemakkelijker. Scoreformulier Breng je omcirkelde antwoorden over op dit formulier: Nr Proces Rol Probleem Perspectief 1. A B 2. A B 3. B A 4. A B 5. A B 6. B A 7. B A 8. B A 9. B A 10. A B 11. A B 12. B A 13. A B 14. A B 15. B A 16. B A 17. A B 18. A B 19. B A 20. A B 21. A B 22. B A
23. B A 24. A B 25. B A 26. B A 27. B A 28. A B 29. B A 30. A B 31. B A 32. A B 33. A B 34. A B 35. B A 36. B A 37. A B 38. A B 39. A B 40. A B 41. B A 42. B A Totaal omcirkeld per kolom (totaal moet 42 zijn!). Plaats de totalen op de assen Proces, Rol, Probleem, Perspectief. Zie onderstaand voorbeeld: Probleem Proces 12 10 8 6 4 2 0 Rol Perspectief