Schrijfwijzer. Bacheloropleiding Verpleegkunde

Vergelijkbare documenten
Academisch schrijven. Tips and tricks

Eisen en lay-out van het PWS

Schrijfwijzer. Bacheloropleiding Verpleegkunde. Hogeschool Rotterdam Instituut voor Gezondheidszorg

Literatuurverwijzingen

WERKSTUK Taalexpert PRIMO

Hoe maak ik een werkstuk? Dé werkstukkenwijzer voor het Scala College

PeMeTRaS. Author: L.K.J. Roos. Personal Medical Tracking and recording software.

Richtlijnen schrijven (stage-of afstudeer)verslag

VERWIJZEN NAAR BRONNEN

Samenvatting door een scholier 1141 woorden 26 januari keer beoordeeld. Nederlands. Nederlands Proefwerk Schrijven H.3.

Contextbeschrijving. Joost van Hagen. Vonk Industrial Contracting

Als je de verwijzing tussen haakjes aan het einde van de zin zet gebruik je een & -teken. Wederom komt de punt pas na de verwijzing.

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

Bronvermelding Oncologica

De Schrijfregels. Christiaan Huygens College Rachmaninowlaan Talencluster

Samenvatting Nederlands Lezen Hoofdstuk 1, 2 en 3

5.3 SAMENVATTEND SCHEMA SOORTEN VERBANDEN

1 Omslag/voorblad/titelblad. 2 Titelblad

Werkstuk of verslag. de vormvoorschriften

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3

HANDLEIDING: Zo maak ik een werkstuk.

Een korte handleiding voor het schrijven van een case report, case study of pilot

Word 2007 en APA bronvermelding. Nathalie van den Eerenbeemt december 2014

Workshop BLIKSEM - Leesbegrippen in de BLIKSEM Oefenteksten en Toetsen

FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

De theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan

Overweeg om je profielwerkstuk de vorm van een wetenschappelijk artikel te geven. Hieronder vind je hiervoor aanwijzingen.

Reglement bachelorwerkstuk

AOS docentonderzoek. Rapporteren en presenteren

Aanleverspecificaties folio-uitgaven

Bronnen en bronvermelding

Verslaglegging volgens APA. Handleiding voor het schrijven van verslagen binnen de opleiding mbo-verpleegkunde

Het eindwerkstuk GGCA Schooljaar

Samenvatting door Manou 656 woorden 24 mei keer beoordeeld. Nederlands. Samenvatting Nederlands leesvaardigheid.

Hier vertel je wat je hebt gedaan om informatie te vinden. Wat en waar gezocht? Wie geïnterviewd, enz.

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

Programma van Inhoud en Toetsing

De doelgroep. Wat is eenvoudig schrijven

Programma van Inhoud en Toetsing

Het onderzoeksverslag

De kunst van wetenschappelijk schrijven

Leesvaardigheid H1.1 Leesstrategieën

Teksverklaringen!!!!! Samenvattingen!! - Meerkeuzevragen! - Open! !!!! Nederlands! 1. Spellen! 2. Samenvatting schrijven

Het schrijven van een artikel of casus voor Oedeminus

Lezen. Doelgroep Lezen. Omschrijving Lezen

Jan Bransen Het Schrijven van een Filosofisch Essay

Deel 1 Structuur. Handleiding scripties

Handleiding scripties

Literatuurverwijzing in de tekst

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Inhoudsoverzicht NN5 Tweede Fase

Tips voor schriftelijke rapportering. Laura Versteele, in samenwerking met Prof. Joris De Schutter Faculteit Ingenieurswetenschappen 20 februari 2013

Samenvatting Nederlands Examenbundel Nederlands

Module 3. Hoe gebruik ik informatie op een correcte manier?

HET PROFIELWERKSTUK. 5 HAVO en 6 VWO STELLA MARISCOLLEGE MEERSSEN

Vak: Nederlands EBR Klas: IG 2 mh/hv Onderdeel: Leesvaardigheid Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Waarom een samenvatting maken?

DE TECHNISCHE VERZORGING VAN WERKSTUKKEN

Samenvatting Nederlands Lezen h 1.2 t/m 5.2 2

Handleiding schrijven voor Wiki

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

APA. Verwijswijzer. APA Schrijfwijzer Versie 1 Kennis & Informatie

Verslagen maken. Feenstra & Houter. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Gids bij het opstellen van een masterproef Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen

BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3

Schrijven: van verslag tot eindwerk do s & don ts

Maart Voor informatie en versturen kopij:

STIJLBOEKJE HANDLEIDING BIJ HET SCHRIJVEN VAN WERKSTUKKEN OP HET CARTESIUS LYCEUM

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen

Samenvatting Nederlands Cursus lezen en schrijven(h1)

EEN E MAIL STUREN NAAR EEN DOCENT

BOL OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER STUDIEWIJZER

Beoordeling paper SAMENVATTING/CONCLUSIE/AANBEVELING

Voorlichtingstijdschrift maken over leefstijl Preventie en Gezondheidsvoorlichting

Regels van bronvermelding. 1 e fase

Auteursinstructie 2010 Uitgevers

Het schrijven van stukken. Een introductie

Academisch schrijven: instructie voor de opdracht rond wetenschappelijk schrijven.

BEOORDELING PROFIELWERKSTUK VMBO-T Piter Jelles!mpulse

VMBO-T / Nederlands / 2011 / tijdvak 1

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Leiden ( de Commissie ) was in deze procedure als volgt samengesteld:

Tekst lezen zonder hulp: samenvatten

Eisen Nederlands, vormgeving, APA. Pagina 1 van 10. Eisen Nederlands, vormgeving en bronvermelding AMA

VMBO-T / Nederlands / 2011 / tijdvak 2

Cursus. Kindvolgsysteem, begeleidingsplannen

Inhoud. Voorwoord 6. Inleiding 7

Deel 5 Introductie. Handleiding scripties

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo

i n h o u d Inhoud Inleiding

Stap 4: Indeling maken

Samenvatting Nederlands Top niveau -

Verdiepingsopdracht A Het literatuuronderzoek NIVEAU 4

Jullie onderzoeksverslag bestaat uit 9 vaste onderdelen. 2. Een inhoudsopgave. Let op, op het voorblad staat geen paginanummer.

Voorbeelden APA richtlijnen met behulp van Word 2013 Boek, Hoofdstuk, Website, Tijdschriftartikel, Krantenartikel, Audiovisuele bron, Bronvermelding

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

HAVO / Nederlands / 2010 / tijdvak 1

Bijlage 1 Uitwerking opdrachten 103. Bijlage 2 Vaktijdschriften Social Work 119. Literatuur 123. Begrippenlijst 125. Trefwoordenregister 131

Transcriptie:

Schrijfwijzer Bacheloropleiding Verpleegkunde

Colofon 2017, Hogeschool Rotterdam, Instituut voor Gezondheidszorg Titel Schrijfwijzer Editie Derde editie, augustus 2017 Samenstellers Hanny Groenewoud, docent-onderzoeker Annelies Eysink Smeets-van de Burgt, hogeschooldocent Ada ter Maten-Speksnijder, hogeschooldocent met medewerking van: Marion Scheepers, senior informatiespecialist Foto voorblad StartupStockPhotos, Creative Commons CC0, ontleend aan pixabay.com 2 Schrijfwijzer

Voorwoord Deze Schrijfwijzer is het vervolg op de Schrijfwijzer Bachelor in Nursing Basisjaren (van Staa, Arends, & Hoitzing, 2005), die in de afgelopen jaren ook al werd bewerkt voor de masteropleiding Advanced Nursing Practice (MANP) en de bacheloropleiding Logopedie. Wij hebben op onze beurt op deze bewerkte versies voortgeborduurd. Voor de huidige versie van de Schrijfwijzer gaat onze dank dan ook uit naar Ada van Bruchem van de MANP, en naar Barbara Wegener Sleeswijk, Philine Berns en Lisette de Vrij-van Delft van de opleiding Logopedie. Ook zijn wij dank verschuldigd aan Adriaan Visser, zelfstandig onderzoeker, die meewerkte aan de vorige versie van deze Schrijfwijzer. Wij hopen dat deze nieuwe Schrijfwijzer studenten Verpleegkunde zal helpen bij het schrijven van goede teksten met een logische structuur, een juiste stijl en spelling en een correcte verwijzing naar de gebruikte bronnen. Hanny Groenewoud Annelies Eysink Smeets-van de Burgt Ada ter Maten-Speksnijder Rotterdam, augustus 2017 Schrijfwijzer 3

Inhoudsopgave Voorwoord 3 1 Inleiding 5 Het belang van taalbeheersing Hoe taalvaardig ben jij? Leeswijzer 2 Inhoud en structuur 6 2.1 Kenmerken van een goede tekst 6 2.2 Tekstthema: het onderwerp 6 2.3 Innerlijke structuur 6 2.4 Uiterlijke structuur 10 3 Bronvermelding 13 3.1 Plagiaat en auteursrecht 13 3.2 Citeren en parafraseren 13 3.3 Bronvermelding in tekst en literatuurlijst 14 4 Brieven 27 4.1 Brieven per post 27 4.2 E-mailberichten 28 5 Top tien schrijfadviezen 30 Literatuurlijst 32 Bijlagen 33 4 Schrijfwijzer

Hoofdstuk 1 Inleiding Schrijven is niet zomaar iets op papier zetten. Het is een gestructureerde weergave van waarnemingen, gedachten of opvattingen met betrekking tot een bepaald onderwerp. Voor het overbrengen van de boodschap is allereerst goede kennis van de Nederlandse taal belangrijk. Het belang van taalbeheersing Een goede beheersing van de Nederlandse taal is voor een verpleegkundige belangrijk. Dit geldt niet alleen voor de mondelinge taal; professionals in de gezondheidszorg moeten ook beschikken over een goede schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid bij het rapporteren, registreren en documenteren. Daarom worden studenten Verpleegkunde op de beroepspraktijk voorbereid door, onder andere, het schrijven van diverse teksten. Het kan gaan om kortere stukken, zoals een zorgplan, een voortgangsrapportage, een evaluatie van de zorgverlening, een overdracht, een MIP-melding (Meldingen Incidenten Patiëntenzorg) en een folder voor cliënten of verwijzers, of om langere stukken, zoals een stageverslag, een literatuurstudie of een scriptie. Hoe taalvaardig ben jij? Op de website http://docententaaltest.nl/ vind je een aantal testjes waarmee je in een paar minuten kunt inschatten wat jouw niveau van schriftelijke taalvaardigheid is. Het gaat hier om spelling (onder andere van de werkwoorden), zinsbouw/stijl en woordenschat, en om uitdrukkingen, spreekwoorden en gezegden. Daarnaast zijn er twee onderdelen (zinsontleding en woordbenoeming) waarmee je je kennis op het gebied van grammatica kunt toetsen. in de inleiding en wat in de conclusie? Ook wordt aandacht besteed aan het gebruik van verbindingsen verwijswoorden en aan de opmaak, want behalve de innerlijke structuur van de tekst is ook de uiterlijke structuur van belang. Bij het schrijven van (zakelijke) teksten zal nogal eens van je worden verwacht dat je de inzichten en onderzoeksbevindingen uit de vakliteratuur weergeeft. Het is belangrijk dat je daarbij nauwkeurig aangeeft welke bronnen je hebt gebruikt. Binnen het Instituut voor Gezondheidszorg (IvG) van Hogeschool Rotterdam (HR) gebruiken we het systeem voor bronvermelding van de American Psychological Association (APA). In hoofdstuk 3 zullen we stilstaan bij de regels van deze stijl. Voor sms en en whatsappen draait tegenwoordig niemand zijn hand om, maar het schrijven van een officiële brief of e-mail vinden veel mensen moeilijk. Daarom wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op een aantal regels voor zakelijke correspondentie. Over spelling en stijl tenslotte zijn veel boeken geschreven. Hoofdstuk 5 geeft de top tien van schrijfadviezen. Leeswijzer In hoofdstuk 2 van deze Schrijfwijzer vind je adviezen voor de opbouw van een tekst. Uit welke onderdelen bestaat een goede tekst en wat hoort er bijvoorbeeld Schrijfwijzer 5

Hoofdstuk 2 Inhoud en structuur Volgens Renkema (2012) mislukken veel teksten omdat de schrijver eigenlijk niet weet wát hij wil zeggen. Het is dus belangrijk dat je van tevoren helder hebt wáár de tekst over gaat. Een tekst is bovendien meer dan zomaar een aantal willekeurige zinnen. Er moet een bepaalde lijn of structuur in zitten waardoor het een geheel wordt. Dit hoofdstuk beschrijft hoe je ervoor kunt zorgen dat inhoud en structuur optimaal samenhangen. 2.1 Kenmerken van een goede tekst Een goede tekst wordt bepaald door drie kenmerken (Boersma, Gortemaker, & Van der Neut, 2017): 1. De tekst heeft een onderwerp: het tekstthema (zie paragraaf 2.2). 2. De onderdelen waaruit de tekst is opgebouwd staan in een logische volgorde; dit is de innerlijke structuur (zie paragraaf 2.3). 3. De opmaak en het gebruik van structuuraanduiders (verbindings- en verwijswoorden) maken duidelijk hoe de tekst in elkaar zit: de uiterlijke structuur (zie paragraaf 2.4). 2.2 Tekstthema: het onderwerp Een van de eerste eisen is dat een tekst ergens over gaat. Bij sommige schrijfopdrachten ligt het onderwerp van de tekst al vast, in andere gevallen kies je zelf een onderwerp. Het onderwerp van je tekst wordt ook wel het tekstthema genoemd. Het tekstthema moet voldoen aan een aantal eisen (Boersma et al., 2017): Het thema heeft de vorm van een zelfstandig naamwoord met zo nodig een of meer preciseringen. Het thema is zo bondig mogelijk geformuleerd. Het thema geeft zo exact mogelijk aan waar de tekst over gaat. Voorbeelden van tekstthema s zijn: diabetes mellitus, leefstijlmaatregelen bij diabetes mellitus, zelfmanagement, zelfmanagement bij hypertensie, of preventie van overgewicht. 2.3 Innerlijke structuur Heel belangrijk bij het schrijven van een tekst is het aanbrengen van structuur. Bij de innerlijke structuur gaat het om de opbouw van de tekst: de verschillende tekstonderdelen moeten inhoudelijk en logisch samenhangen. 2.3.1 Tekstsoorten Er bestaan verschillende soorten teksten. Het kan gaan om een uiteenzetting, een beschouwing of een betoog. Een uiteenzetting heeft een informatief karakter. Het doel is om kennis over te dragen. De tekst is zakelijk en objectief. Voorbeelden van uiteenzettingen zijn patiënteninformatiefolders, bijsluiters of onderzoeksverslagen. Ook een beschouwing is zakelijk en objectief, maar het doel is om de lezer na te laten denken over het onderwerp. Voorbeelden zijn teksten waarin de voor- en nadelen van een bepaalde behandeling worden beschreven. Andere teksten die je tijdens je studie schrijft, zijn kleinere of grotere betogen. Een betoog is een tekst waarmee je de mening of houding van de lezer wilt beïnvloeden. Je verdedigt een bepaald standpunt met behulp van argumenten en geeft daarbij ook je eigen visie op een onderwerp. Deze visie weerspiegelt niet zozeer een eigen mening, maar het vermogen om kritisch naar de literatuur en onderzoeksresultaten te kijken. Wat voor tekst je ook schrijft, de uitspraken die je doet onderbouw je zoveel mogelijk met bronnen. Bronnen zijn in de regel officiële publicaties en rapporten, vaak over de bevindingen van wetenschappelijk onderzoek. Bronvermelding komt aan de orde in hoofdstuk 3. 2.3.2 Inleiding, kern en slot Elke goede tekst bestaat uit een inleiding, een kern en een slot. Afhankelijk van het soort tekst kunnen deze onderdelen een of meerdere alinea s beslaan. Wat staat er in de inleiding? Lezers moeten een goede indruk hebben waarover de tekst zal gaan. In de inleiding komen de volgende onderdelen aan de orde: In de eerste plaats wordt het onderwerp geïntroduceerd. De afbakening ervan, de beweegredenen om juist dit onderwerp te kiezen en de relevantie worden besproken. Zo nodig moeten essentiële begrippen kort worden toegelicht. Ook geef je ook aan wat het doel is van de tekst. Wat wil je ermee bereiken? 6 Schrijfwijzer

Tenslotte geef je een beknopt overzicht van wat de lezer in de rest van het stuk kan verwachten (de opbouw van de tekst). Wat staat er in de kern? Het middenstuk is de kern van je verhaal. Hierin komen de verschillende deelonderwerpen aan de orde. In een kortere tekst zal per alinea één deelonderwerp aan bod komen, in langere teksten kunnen de deelonderwerpen meerdere alinea s beslaan De inhoud van het middenstuk wordt sterk bepaald door de onderliggende structuur (zie ook paragraaf 2.3.4). Wat staat er in het slot? Het slot is de afsluiting van je tekst. Het gaat hier vaak om een samenvatting of om een conclusie. Een samenvatting is een korte weergave van de belangrijkste punten die in de tekst naar voren zijn gebracht. Een conclusie is het antwoord op een vraag- of probleemstelling uit de inleiding. 2.3.3 Werken met een bouwplan Het is verstandig om al in een vroeg stadium een planning te maken. In de voorbereidingscursussen Nederlands van Hogeschool Rotterdam leren studenten werken met een bouwplan of tekstschema (Boersma et al., 2017). Dit is een schema waarin je de belangrijkste vragen over het onderwerp formuleert (de kwesties die aan de orde komen) en een kort antwoord (het kernantwoord) hierop. Een bouwplan bestaat dan ook uit: 1. het tekstthema (het thema van de hele tekst) en de deelthema s, zoals hoofdstukthema s, paragraafthema s en alineathema s (zie ook paragraaf 2.2); 2. de hoofd- en de subvragen (de kwesties die aan de orde komen); 3. de (kern)antwoorden (de antwoorden op de hoofd- en subvragen). Hoofd- en subvragen Als het tekstthema vaststaat, kun je je tekst beschouwen als een verzameling antwoorden op vragen die naar aanleiding van dat thema aan de orde komen. Rondom het tekstthema kun je een hoofdvraag ofwel centrale vraag formuleren: op welke vraag wordt een antwoord gegeven in het werkstuk? De centrale vraag begint, zoals iedere andere vraag, met een vraagwoord, zoals wie, wat, welke, waarom, waarmee of hoe? Voorbeelden van centrale vragen zijn: Wat zijn de kenmerken van eerstejaars verpleegkundestudenten? (beschrijvende vraag) Wat zijn de risicofactoren voor overgewicht bij kinderen? (verklarende vraag) Wat is het nut van preoperatief scheren? (beoordelende vraag) Hoe kan verslaving het beste worden aangepakt? (adviserende vraag) Behalve de hoofdvraag maken ook subvragen onderdeel uit van het bouwplan. Dit zijn alle mogelijke vragen Tabel 1. Voorbeeld van een bouwplan Tekstthema: Keuzehulpen voor de patiënt Hoofd- of subvraag Wat is het doel van deze tekst? Wat zijn keuzehulpen? Kernantwoord Zorgverleners informeren over het bestaan en het nut van keuzehulpen. Een keuzehulp is een ondersteunend middel voor gedeelde besluitvorming. Waaruit bestaat een keuzehulp? 1. Een overzicht van de opties. Wanneer kunnen keuzehulpen van nut zijn? Wat is de toekomst van keuzehulpen? 2. De mogelijke consequentie van iedere optie. 3. Een preferentieconstructie. 4. Een stappenplan ten behoeve van de besluitvorming. Wanneer er meer behandelopties zijn met verschillende voor- en nadelen. Wanneer de patiënt te weinig of onjuiste informatie heeft over de aandoening. Wanneer er sprake is van onvoldoende therapietrouw. Wanneer er sprake is van interdoktervariatie. Keuzehulpen zullen steeds vaker worden gebruikt, vooral bij preferentiegevoelige beslissingen. 1e paragraaf (inleiding) 2e paragraaf 3e paragraaf (vier alinea s) 4e paragraaf (vier alinea s) 5e paragraaf (slot) Noot: Geïnspireerd op Keuzehulpen voor de patiënt, door T. van der Weijden en A. Sanders-van Lennep, 2012, Huisarts & Wetenschap, 55(11), 516-521. Schrijfwijzer 7

die nodig zijn om uiteindelijk de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Kernantwoorden De kernantwoorden zijn de antwoorden op de hoofd- en subvragen. Ze moeten niet te lang zijn en zo exact mogelijk worden geformuleerd. In Tabel 1 vind je een voorbeeld van een bouwplan. 2.3.4 Vaste structuren Er zijn een aantal veel voorkomende vaste basisstructuren, waarbij de inhoud van inleiding, kern en slot min of meer vaststaat. Inhoudelijke tekststructuren Voorbeelden van inhoudelijke basisstructuren zijn (Boersma et al., 2017; Merkx, Buhler, Flier, Hadders, van Verseveld, & Wentzel, 2012): de vraag-antwoordstructuur. In de inleiding wordt een vraag gesteld. Deze vraag wordt in het middenstuk uitgewerkt en beantwoord, waarna je in het slot een conclusie of samenvatting geeft. de probleem-en-oplossingstructuur. In de inleiding beschrijf je het probleem en de relevantie ervan. Vervolgens ga je in op de oorzaken en gevolgen van het probleem, en op de mogelijke oplossingen. Deze oplossingen worden zo veel mogelijk met beschikbare evidence onderbouwd. Uiteindelijk geef je in het slot aan op welke manier het probleem het beste kan worden opgelost. de bewering-en-argumentstructuur. In de inleiding doe je een bewering, waarvoor je in het middenstuk diverse argumenten geeft. Je geeft uiteindelijk een antwoord op de hoofdvraag Waarom is waar? de voordelen-en-nadelenstructuur. In de inleiding beschrijf je een verschijnsel dat duidelijke voor- en nadelen heeft. In het middenstuk behandel je eerst alle voordelen en vervolgens alle nadelen. Je eindigt je tekst met een conclusie of een samenvatting; daarin geef je een antwoord op de hoofdvraag Wat zijn de voor- en nadelen van? de verschijnsel-en besprekingstructuur (aspectenstructuur). In een tekst met deze structuur worden verschillende aspecten van een bepaald verschijnsel in een logische volgorde beschreven. de vroeger-nu-toekomststructuur (tijdstructuur). Deze structuur is bijvoorbeeld van toepassing bij historische verslagen of bij de beschrijving van processen. Tabel 2 geeft een overzicht van de inhoud van de inleiding, dekern en het slot van bovenstaande tekststructuren. Methodische tekststructuren Teksten met een onderzoeksmatig karakter, zoals het verslag van een literatuurstudie of van een praktijkonderzoek, kennen ook een vaste opbouw. In dergelijke teksten worden in de achtereenvolgende paragrafen of hoofdstukken de volgende vragen beantwoord (Verdaasdonk, 2014): Wat is er precies onderzocht? Met welk doel? Volgens welke methode? Met welke resultaten? Wat is het belang van de onderzoeksresultaten? De inleiding van een onderzoeksverslag mondt uit in een Tabel 2. Inleiding, kern en slot van vaste tekststructuren Structuur Inleiding Kern Slot precieze beschrijving van het probleem: de probleemstel- Vraag-antwoordstructuur Probleem-en-oplossingstructuur Bewering-en-argumentstructuur Voordelen-en-nadelenstructuur Verschijnsel-en-besprekingstructuur Vroeger-nu-toekomststructuur Vraag Antwoorden Samenvatting of conclusie Probleem Oplossingen Samenvatting of conclusie Bewering (stelling) Argumenten Conclusie; stelling of aanzetten tot actie Beschrijving van het onderwerp Behandeling van voor- en Samenvatting of conclusie (een verschijnsel of nadelen ontwikkeling) Verschijnsel Uitwerking deelonderwerpen Samenvatting (aspecten) Verschijnsel of ontwikkeling Vroeger - nu - verwachte Samenvatting, conclusie of ontwikkelingen aanbeveling 8 Schrijfwijzer

ling. Ook de doelstelling van de literatuurstudie of het onderzoek in de praktijk komt in de inleiding aan de orde. Het middenstuk (de kern) bestaat uit een beschrijving van respectievelijk de methode van onderzoek, de resultaten en de discussie. Bij een literatuurstudie is het om te beginnen belangrijk dat je vermeldt hoe je aan de literatuur bent gekomen. Wat was je zoekstrategie? Vervolgens beschrijf je in eigen woorden wat je in de literatuur hebt gevonden. Zorg ervoor dat je je niet schuldig maakt aan plagiaat (zie paragraaf 3.1). Ook als je onderzoek in de praktijk hebt gedaan, bijvoorbeeld in de vorm van interviews, beschrijf je eerst hoe je je onderzoek hebt aangepakt. Vervolgens breng je verslag uit van de resultaten. Het middenstuk bevat ook een analyse en integratie van informatie, vaak in de vorm van de discussie. Analyse wil zeggen: het interpreteren en uiteenrafelen van bepaalde uitspraken. Integratie wil zeggen dat je de uitspraken van verschillende auteurs of informanten op elkaar betrekt, met elkaar vergelijkt of tegenover elkaar in stelling brengt. De literatuur en/of je onderzoeksresultaten geven een bepaald perspectief op een onderwerp. Je kunt dat bekritiseren door er een ander perspectief van een andere auteur tegenover te plaatsen. Er wordt dus geen schoolse samenvatting van de literatuur of van je bevindingen gevraagd maar uiteindelijk ook een kritische, originele bespreking ervan. Een goede conclusie tenslotte voldoet aan de volgende eisen: De conclusie geeft een antwoord op de vraagstelling(en). Een directe relatie tussen de probleemstelling uit de inleiding en de conclusie(s) is essentieel. Het antwoord op de vraagstelling(en) moet duidelijk en helder geformuleerd zijn. Conclusies moeten kernachtige en nauwkeurige Tabel 3. Opbouw van methodische tekstsoorten Tekstsoort ONDERZOEKSVERSLAG (voorafgaande onderdelen) (inleiding) (kern) (slot) (slotonderdelen) Opbouw Titelblad Voorwoord Samenvatting Inhoudsopgave Inleiding Methode van onderzoek Resultaten Discussie Conclusie en aanbevelingen Literatuurlijst Bijlagen, waaronder eventueel een lijst met afkortingen CASUSBESCHRIJVING a (inleiding) Inleiding (cliëntgegevens en beschrijving situatie of probleem) (kern) (slot) Anamnese (Verpleegkundige) diagnoses Planning van zorg (interventies, acties) Uitvoering van zorg (interventies, acties) Reflectie op de gevolgde werkwijze (slot) BESCHRIJVING WERKWIJZE (inleiding) Aanleiding voor de ontwikkeling van de werkwijze of het protocol OF PROTOCOL b (kern) Beschrijving van de werkwijze of het protocol (doel, inhoud, doelgroep, uitvoering, kosten) Onderbouwing Praktijkervaringen Aanbeveling SAMENVATTING VAN EEN PROEFSCHRIFT OF ANDER ONDERZOEK ( SHORT PAPER ) (inleiding) (kern) (slot) Inleiding (aanleiding van het onderzoek) Methodologie Resultaten Conclusie a Zorg bij een casusbeschrijving dat je vertrouwelijk omgaat met cliëntgegevens door deze te anonimiseren (Wet bescherming persoonsgegevens, 2000). b Lees verder in Hoe schrijf ik een handboek? Een schrijfwijzer om succesvolle interventies schriftelijk overdraagbaar te maken (Booijink, Kuiper, & Lammersen, 2012). Schrijfwijzer 9

uitspraken zijn, al mogen feitelijke gegevens wat globaler worden weergegeven dan in de analyse. Zorg ervoor dat elke nieuwe conclusie in een nieuwe alinea komt. Conclusies moeten zelfstandig leesbaar zijn voor een lezer die op de inleiding na de rest van het werkstuk niet heeft gelezen. Conclusies volgen direct uit de eerdere hoofdstukken. De onderbouwing van de conclusies geef je namelijk al in de analyse. In de conclusie vind je dus geen nieuwe informatie of gezichtspunten. In Tabel 3 vind je een overzicht van een aantal methodische tekstsoorten en hun opbouw. Bij grotere teksten is het vaak wenselijk om de eigenlijke tekst (de hoofdtekst) aan te vullen met zogenoemde voorafgaande onderdelen, zoals titelpagina en inhoudsopgave, en enkele zogenoemde slotonderdelen, zoals de literatuurlijst en de bijlagen (Nederhoed, 2011). Een checklist voor (wetenschappelijke) schrijfopdrachten is te vinden in Bijlage 2. Bijlage 3 tenslotte gaat wat verder in op enkele aspecten van wetenschappelijk publiceren. 2.4 Uiterlijke structuur De uiterlijke structuur moet de lezer helpen om de innerlijke structuur van de tekst op een prettige en efficiënte wijze te kunnen volgen. Denk daarbij aan: titelblad inhoudsopgave indeling in hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen alinea s titels en kopjes paginanummering inleidingen en samenvattingen opsommingen Tenzij anders vermeld staan op het titelblad behalve de titel van het werkstuk en een eventuele afbeelding de volgende gegevens (links onder vermelden): naam student, studentnummer en klas; naam en code van de cursus waarvan de opdracht een onderdeel is + naam docent/ cursusverantwoordelijke; stageverlenende instelling + naam stagebegeleider/opdrachtgever (indien van toepassing); onderwijsinstelling en opleiding; kwartaal + datum. tabellen en figuren verbindingswoorden (structuuraanduiders) en verwijswoorden literatuurlijst bijlagen Titelblad De titelpagina is vaak de blikvanger van een tekst. Aan de titelpagina worden door IvG een aantal eisen gesteld. De titelpagina moet in ieder geval duidelijk maken waar de tekst over gaat, en door wie (en wanneer) de tekst geschreven is. Inhoudsopgave Een inhoudsopgave helpt de lezer zich snel te oriënteren. Dit is vooral van belang bij grotere teksten die bestaan uit meerdere hoofdstukken en paragrafen. Voor een inhoudsopgave gelden in het algemeen de volgende regels: De hoofdstuk- en paragraafnummers met bijbehorende titels zijn links uitgelijnd. De paginanummers waarop de hoofdstukken of de paragrafen beginnen, zijn rechts uitgelijnd. In Bijlage 1 staan enkele tips hoe je snel een nette inhoudsopgave kunt maken. Hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen Maak bij grotere schrijfopdrachten gebruik van een indeling in hoofdstukken (niveau 1) en paragrafen (niveau 2 en verder). Hoofdstukken zijn meestal opgebouwd rondom de hoofdvragen uit het bouwschema. Hoofdstukken worden genummerd, meestal met 1., 2., 3. enzovoorts. Ook kan worden gekozen voor Romeinse cijfers: I, II, III, enzovoorts. Hoofdstukken kunnen op hun beurt weer worden onderverdeeld in paragrafen. Deze krijgen in hoofdstuk 1 de nummers 1.1, 1.2,., in hoofdstuk 2 de nummers 2.1, 2.2,., enzovoorts. Aan de inhoudsopgave, het voorwoord, de samenvatting, de literatuurlijst en de bijlagen wordt geen hoofdstuknummer toegekend. De inleiding is altijd hoofdstuk 1. Paragrafen kunnen nog worden onderverdeeld in subparagrafen (1.1.1, enzovoorts), maar een al te gedetailleerde indeling raden we af. Alinea s Een paragraaf bestaat meestal uit meerdere alinea s. Je begint een nieuwe alinea als je een nieuw argument aanvoert of een nieuw (deel)onderwerp beschrijft. Een tekst wordt vaak krachtiger als je een alinea begint met de kernzin. Deze kernzin is het antwoord op een vraag of subvraag bij het tekstthema. De rest van de alinea dient dan als toelichting, voorbeeld of uitweiding. 10 Schrijfwijzer

Een alinea is de basiseenheid van een tekst! Een! alinea beschrijft één deelonderwerp. Elke alinea bevat bovendien een kernzin. Meestal is dit de eerste zin, maar het kan ook de laatste zin van van de alinea zijn. Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel (al dan niet met inspringen). Ter bevordering van de leesbaarheid kun je tussen twee alinea s een witregel aanbrengen. De lengte van alinea s kan variëren. Een alinea langer dan 20 regels schrikt af. Titels en kopjes Titels en kopjes helpen de lezer om de structuur van de tekst te herkennen. Ze moeten de lezer ook uitnodigen om verder te lezen. Titels van hoofdstukken en paragrafen beginnen met een hoofdletter. Aan het einde komt geen punt. Je kunt ook een reeks bij elkaar horende alinea s voorzien van een (ongenummerd) tussenkopje. Let er altijd op dat een titel of kopje de lading van de tekst eronder dekt. Bij een tabel staat de titel bovenaan omdat men een tabel vanuit linksboven leest. Figuren hebben de titel als onderschrift. De titelaanduiding begint met een hoofdletter; aan het einde komt geen punt. Tabellen en figuren worden onafhankelijk van elkaar genummerd. In een hoofdstuk kan dus zowel een Tabel 1 als een Figuur 1 voorkomen. Verbindings- en verwijswoorden Bij de uiterlijke structuur gaat het niet alleen om de opbouw, maar ook om de samenhang tussen de verschillende tekstonderdelen. Het is belangrijk dat zinnen, alinea s, paragrafen en hoofdstukken vloeiend in elkaar overlopen. De samenhang in een tekst wordt bepaald door verbindingswoorden en verwijswoorden. Verbindingswoorden, ook wel signaalwoorden, structuurwoorden of structuuraanduiders genoemd, geven een aanwijzing voor de manier waarop informatie gekoppeld moet worden aan het voorafgaande. Voorbeelden zijn hiermee, daarin of dit betekent. In Tabel 4 vind je nog meer voorbeelden van structuuraanduiders en het verband dat ze aanduiden. Paginanummering De paginanummering start officieel pas na de inhoudsopgave en loopt door tot het einde van het werkstuk. Met Microsoft Word is het lastig om de paginanummering pas in de loop van je werkstuk te laten beginnen. Zorg er in ieder geval voor dat het titelblad niet wordt genummerd. Inleidingen en samenvattingen Een korte inleiding bij ieder hoofdstuk geeft een vooruitblik op de onderwerpen en de volgorde waarin deze in het hoofdstuk aan de orde komen. Een goede inleiding op een hoofdstuk geeft antwoord op de vragen Wat ga ik lezen? en Waarom ga ik dat lezen?. Tussentijdse samenvattingen helpen om de grote lijn duidelijk te maken. Opsommingen Opsommingen maken teksten overzichtelijk. Een opsomming wordt altijd voorafgegaan door een dubbele punt. Een opsomming kan genummerd zijn, maar je kunt ook gebruik maken van opsommingstekens. Tabellen en figuren Verwijzingen in de tekst naar tabellen, figuren en foto s staan over het algemeen tussen haakjes en aan het einde van een zin, bijvoorbeeld (Figuur 1) of (Tabel 1). Tabellen en figuren en hun begeleidende tekst dienen op zichzelf te staan; de lezer moet ze kunnen begrijpen zonder de verdere tekst te lezen. Kies bij een figuur of tabel een titel waaruit blijkt welke gegevens worden beschreven. Verwijswoorden zijn woorden die verwijzen naar een persoon, zaak of gebeurtenis die al eerder of heel soms ook later in de tekst wordt genoemd. Zorg ervoor dat altijd duidelijk is waarnaar verbindingswoorden verwijzen. Literatuurlijst Met de gegevens in de literatuurlijst is de lezer in staat om zelf de gebruikte bronnen op te zoeken. In hoofdstuk 3 wordt uitgebreid ingegaan op het verwijzen naar de gebruikte bronnen in de tekst en in de literatuurlijst. Bijlagen In de bijlagen neem je informatie op die te uitgebreid of niet relevant genoeg is om in het werkelijke verslag te plaatsen, maar die wel nodig is om het verslag te begrijpen. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn om achterin je schrijfopdracht een lijst van afkortingen of een verklarende woordenlijst op te nemen. In sommige gevallen is het ook raadzaam om bepaalde stukken tekst in een bijlage op te nemen, zoals de vragenlijst die je hebt gebruikt voor het afnemen van interviews. Ook tabellen en figuren die te uitvoerig zijn om in de tekst op te nemen, kun je in een bijlage zetten. Enkele aandachtspunten: Nummer de bijlagen en voorzie ze van een korte informatieve titel. Bijlagen moeten zelfstandig leesbaar zijn. Voor elke bijlage moet in de tekst een verwijzing staan in de Schrijfwijzer 11

Tabel 4. Structuuraanduiders met het verband dat ze aanduiden Soort verband Structuuraanduider Opsomming daarnaast, en, bovendien, niet alleen... maar ook, ten eerste... ten tweede, daar komt bij dat... Reden, oorzaak, gevolg want, daarom, kortom, namelijk, immers... Tegenstelling Enerzijds... anderzijds, maar, desondanks, integendeel... Conclusie dus, immers, kortom, met andere woorden, samenvattend... Tijd intussen, later, vorige week, een uur later... Voorbeeld zo, bijvoorbeeld, ter illustratie... Samenvatting kortom, al met al, alles bij elkaar genomen, samenvattend... Voorwaarde tenzij, mits, onder voorwaarde dat... Uitwerking in het bijzonder, met name, dit betekent, dat wil zeggen... Toegeving weliswaar, hoewel, al, natuurlijk... maar, toch... Vergelijking alsof, eveneens, net als, hetzelfde is het geval bij, op dezelfdewijze... Noot: Overgenomen van Samenhang in de tekst aanbrengen (inclusief checklists), door M. J. J. C. Poos, 2015 (http:// www.toolkitvtv.nl/organisatie-en-proces/redactierichtlijnen/samenhang-in-de-tekst-aanbrengen-incl-checklists/index. html). trant van: zie Bijlage 1. Het is handig om de paginanummering van het rapport door te laten lopen in de bijlagen. Begin elke bijlage op een aparte pagina. Verder lezen In Redactierichtlijnen (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2015) vind je onder andere tips voor het aanbrengen van samenhang in de tekst en voor helder taalgebruik. 12 Schrijfwijzer

Hoofdstuk 3 Bronvermelding Bij het schrijven van een tekst moet je altijd aangeven waar je bepaalde informatie hebt gevonden. Zo geef je de aangehaalde auteurs de eer die hen toekomt en maak je het de lezer mogelijk de juistheid van je beweringen na te gaan. Literatuurverwijzingen moeten dan ook nauwkeurig worden weergegeven. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op plagiaat en auteursrecht (paragraaf 3.1), citeren en parafraseren (paragraaf 3.2) en het vermelden van bronnen in de tekst en in de literatuurlijst volgens de APA-stijl (paragraaf 3.3). 3.1 Plagiaat en auteursrecht Plagiaat In Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, ook wel De Dikke Van Dale genoemd, wordt plagiaat omschreven als het overnemen van stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk (den Boon & Hendrickx, 2015, p. 3001); een synoniem van plagiaat is letterdieverij. Enkele verschijningsvormen van plagiaat zijn: het (bijna) woordelijk overnemen van andermans teksten (of delen ervan) ongeacht het soort bron (ook digitale bronnen al dan niet via het internet) zonder het aangeven van een citaat (bijvoorbeeld via aanhalingstekens) en/of zonder adequate bronvermelding; het kopiëren van afbeeldingen, schema s, grafieken, figuren, geluids- of beeldfragmenten zonder adequate bronvermelding; het parafraseren van andermans teksten zonder adequate bronvermelding; het vertalen van teksten zonder adequate bronvermelding. Het presenteren van werk van anderen alsof het van jezelf is, is in onze westerse maatschappij een ernstig vergrijp. Juridisch gezien is plagiaat een vorm van diefstal. Behalve om het illegaal gebruiken van tekst kan het ook gaan om het kopiëren van beeld- en/of muziekfragmenten. Volgens artikel 11.9 van het Reglement tentaminering en examinering (Hogeschool Rotterdam, 2016) wordt plagiaat net als alle andere vormen van fraude op HR altijd gemeld aan de examencommissie en bestraft met een ongeldigverklaring van het ingeleverde werk en eventuele andere maatregelen. Op HR zijn digitale plagiaatscanners in gebruik ter controle op plagiaat. Bij plagiaat staat het ontbreken van een volledige en correcte bronvermelding centraal. Je mag ideeën en tekstdelen van anderen wel gebruiken, als je maar duidelijk vermeldt dat het andermans werk is. In de tekst moet dat duidelijk naar voren komen door middel van een zogenaamde verwijzing. Auteursrecht Er bestaan ook regels rondom het auteursrecht. Ook al is er sprake van een correcte bronvermelding, voor het overnemen van grote stukken tekst (de American Psychological Association, APA, legt de grens bij 500 woorden) is toestemming van de eigenaren vereist. Meestal is dat de auteur of de uitgever van een boek/artikel of de eigenaar van een website. Overnemen van grote gedeelten van een tekst zonder toestemming is een overtreding van de auteurswet, ook al is de tekst correct geciteerd en is de bron correct vermeld. Kortom, als je grote delen letterlijk overneemt, moet je toestemming vragen aan de rechthebbende en die toestemming ook vermelden in de tekst. Wat mag nou wel en wat mag niet? Kijk verder op de volgende websites: De website over auteursrechten in het hoger onderwijs van SURF, een samenwerkingsverband van universiteiten en hogescholen (www.auteursrechten. nl); De website over auteursrecht van de Mediatheek van Hogeschool Rotterdam. Te raadplegen van https:// www.hogeschoolrotterdam.nl/voorlichting/voorzieningen/mediatheek/instructies-en-ondersteuning/ auteursrecht/ 3.2 Citeren en parafraseren Citeren De Dikke Van Dale (den Boon & Hendrickx, 2015, p. 720) omschrijft citeren als gewag maken van - of ontlenen. Het gaat hierbij met name om het letterlijk overnemen van het werk of de woorden van iemand anders. In het Schrijfwijzer 13

algemeen geldt: wees zuinig met citeren en probeer zoveel mogelijk te parafraseren (zelf te formuleren). Wanneer echter een uitspraak van een auteur zo treffend verwoord is dat je er afbreuk aan doet door hem te parafraseren, citeer dan letterlijk: Neem kortere citaten (minder dan 40 woorden) op in de tekst en zet deze tekst tussen dubbele aanhalingstekens. Zet een citaat van meer dan 40 woorden in een apart tekstblok en laat daar de aanhalingstekens achterwege. In Tabel 5 worden enkele voorbeelden van citaten gegeven. Het is toegestaan om in een citaat veranderingen aan te brengen. Hierbij moet wel aan een aantal regels worden voldaan (zie Tabel 6).! Parafraseren is het overnemen van andermans werk in je eigen woorden. Citeren is het letterlijk overnemen van een passage van een publicatie van iemand anders. Of er nu sprake is van parafrasen of citeren, de regels voor bronvermelding in de tekst en de literatuurlijst zijn hetzelfde (zie paragraaf 3.3). 3.3 Bronvermelding in tekst en literatuurlijst APA-stijl Bij de opleiding Verpleegkunde gebruiken we het systeem voor bronvermelding van de American Psychological Association, zoals dat beschreven wordt op de officiële website (www.apastyle.org) of in de Publication Manual of the American Psychological Association (APA, 2010). Bronvermeldingen in de tekst Van elke publicatie waarnaar in de tekst wordt verwezen, dient de bron te worden vermeld. De bronvermelding volgens de APA-methode volgt het auteur-jaartalsysteem: op een zinnige plaats in de tekst moet eerst de auteur en vervolgens het jaar van publicatie worden genoemd. Dit kan op twee manieren: 1. Zowel auteur(s) als jaartal tussen haakjes. Wanneer je de naam van de auteur(s) niet in de lopende tekst noemt, zet je aan het einde van de zin/ alinea tussen haakjes de naam van de auteur(s) met daarachter het jaartal, gescheiden door een komma. Pas na het sluitingshaakje van de verwijzing komt de punt: Voor aanvullende informatie verwijzen we ook naar de informatie over citeren en parafraseren op de website van de Mediatheek. Te raadplegen van https://www. hogeschoolrotterdam.nl/voorlichting/voorzieningen/ mediatheek/instructies-en-ondersteuning/auteursrecht/ bronverwijzingen/#flex Verpleegkundigen en verzorgenden hebben veel behoefte aan deskundigheidsbevordering op het gebied van zorg rondom het levenseinde, ondanks de enorme toename van het aanbod aan scholing (Francke, Albers, de Veer, & Onwuteaka-Philipsen, 2012). 2. De auteur(s) wordt (worden) genoemd in de lopende tekst. Wanneer je de naam van de auteur(s) in de lopende Tabel 5. Voorbeelden van bronvermelding bij citaten VOORBEELD 1 - Kort citaat in lopende tekst (auteur, jaartal en paginanummers tussen haakjes): Een onderzoek naar de beeldvorming van hbo-studenten over werken in het verpleeghuis bevestigt dat het werken in een verpleeghuis onder studenten niet als aantrekkelijk perspectief wordt gezien (Bakker, Coppoolse, & ten Have, 2012, p. 38), zoals ook de docenten van de bacheloropleiding Verpleegkunde van Hogeschool Rotterdam ervaren. VOORBEELD 2 - Kort citaat met naam van de auteur in lopende tekst (jaartal en paginanummers tussen haakjes): In hetzelfde onderzoek naar de beeldvorming van hbo-studenten over werken in het verpleeghuis schrijven Bakker, Coppoolse en Ten Have (2012) dat studenten het beeld hebben dat er veel mogelijkheden zijn tot het krijgen van coördinerende [cursivering toegevoegd] functies [ ] en dat er altijd werk in het verpleeghuis is (p. 38). VOORBEELD 3 - Lang citaat: Eén van de adviezen van Bakker, Coppoolse en Ten Have (2012) heeft betrekking op de negatieve beeldvorming over werken in het verpleeghuis: Er wordt geadviseerd te onderzoeken in hoeverre de beeldvorming van de studenten klopt met de werkelijke situatie in het verpleeghuis. Wanneer deze beelden onnodig negatief blijken te zijn, is het advies om een communicatiestrategie te hanteren waarin de beelden van de studenten worden herzien. (p. 39) 14 Schrijfwijzer

Tabel 6. Eisen aan citaten NAUWKEURIGHEID VERWIJZING NAAR BRONNEN VERWIJZING BIJ CITATEN MIDDEN IN EEN ZIN GEEN AANHALINGSTEKENS BIJ TEKSTBLOKKEN ZORGVULDIGE INTERPUNCTIE VERANDERINGEN VAN HET CITAAT ZONDER VERANTWOORDING VERANDERINGEN VAN HET CITAAT MET VERANTWOORDING VERANDERINGEN VAN HET CITAAT DOOR BENADRUKKEN Citaten dienen nauwkeurig te zijn. Het citaat moet precies overeenkomen met het woordgebruik, de spelling en de interpunctie van de oorspronkelijke bron, zelfs als daar fouten in staan. Geef bij een citaat altijd een verwijzing naar de bron. Noem de auteur, het jaartal en het paginanummer. Beëindig de passage met een sluitteken ( ), verwijs tussen haakjes onmiddellijk na het citaat naar de bron en ga eventueel verder met de zin (zie voorbeeld 1 in Tabel 5). Gebruik geen extra interpunctie behalve wanneer de betekenis van de zin dat vereist. Gebruik geen aanhalingstekens wanneer een citaat in een tekstblok wordt weergegeven (zie voorbeeld 3 in Tabel 5). Zet punten en komma s binnen de aanhalingstekens. Zet andere interpunctie (bijvoorbeeld vraagtekens en uitroeptekens) alleen binnen de aanhalingstekens wanneer ze onderdeel zijn van het citaat. De eerste letter van het eerste woord van een citaat kan veranderd worden in een hoofdletter of kleine letter. De interpunctie aan het eind van de zin kan veranderd worden om aan te sluiten bij de zinsbouw. Gebruik drie punten tussen rechte haken [ ] binnen een zin om aan te geven dat er tekst uit de oorspronkelijke bron is weggelaten (zie voorbeeld 2 in Tabel 5). Veranderingen binnen het citaat om woorden te benadrukken (onderstreping, cursivering, in vet zetten) moeten worden toegelicht. Het desbetreffende woord wordt onderstreept, gecursiveerd of in vet gezet en direct gevolgd door [onderstreping toegevoegd], [cursivering toegevoegd] of [vet toegevoegd] (tussen vierkante haken; zie coördinerende in voorbeeld 2, Tabel 5). Het is ook mogelijk om in plaats van toegevoegd de eigen initialen te gebruiken, bijvoorbeeld [cursivering JJ]. Het betreft immers een eigen onderstreping, cursivering of aanduiding in vet. tekst noemt, zet je alleen nog het jaartal tussen haakjes erachter: Uit het onderzoek van Francke, Albers, de Veer, en Onwuteaka-Philipsen (2012) blijkt dat verpleegkundigen en verzorgenden veel behoefte hebben aan deskundigheidsbevordering op het gebied van zorg rondom het levenseinde, ondanks het toegenomen aanbod aan scholing. volledige websites. Als in de tekst verwezen wordt naar een volledige website, dan hoeft deze niet te worden opgenomen in de literatuurlijst; persoonlijke communicatie.! De literatuurlijst is één doorlopende lijst. Je maakt dus geen aparte kopjes voor tijdschriftartikelen, boeken of internetpagina s. Wanneer een auteur in een bepaalde tekst meerdere malen wordt genoemd en het duidelijk is dat er steeds over hetzelfde werk wordt gesproken, dan hoeft het jaar van publicatie slechts één keer te worden vermeld.! De verwijzingen in de tekst moeten de lezer in staat stellen de bron terug te vinden in de literatuurlijst aan het einde van de schrijfopdracht. Bronvermeldingen in de literatuurlijst De literatuurlijst volgt na het laatste hoofdstuk, vóór de eventuele bijlagen. De literatuurlijst staat altijd op alfabetische volgorde (op achternaam van de eerste auteur). In de literatuurlijst wordt niet verwezen naar: Voorvoegsels voor achternamen Wanneer de achternaam van een Nederlandse auteur begint met voorvoegsels, zoals bijvoorbeeld van Bruggen, dan worden de voorvoegsels in de literatuurlijst áchter de voorletters gezet (zie onder andere het voorbeeld bij Boek of rapport met twee auteurs op pagina 18). Dit geldt niet voor Vlaamse achternamen. In België horen de voorvoegsels bij de achternaam en een publicatie van Van den Broecke komt dan ook in de literatuurlijst bij de V te staan. Doi-nummers Het doi-nummer (Digital Object Identifier) is het unieke nummer dat wordt toegekend aan tijdschriftartikelen en boeken die online beschikbaar zijn. Met behulp van het Schrijfwijzer 15

doi-nummer is het betreffende document altijd terug te vinden, ook al is de locatie ervan op het World Wide Web in de tussentijd gewijzigd. Wanneer een (digitaal) boek of artikel een doi-nummer heeft, dan móet je dit nummer altijd vermelden in de literatuurlijst (zie Figuur 1). Dit kan op drie manieren: doi: 1234567890/abc http://dx.doi.org/1234567890/abc https://doi.org/1234567890/abc APA geeft zelf de voorkeur aan de derde optie, maar ook de andere twee opties zijn correct. Wees wel consequent en geef de doi-nummers in de literatuurlijst steeds op dezelfde manier weer. Wees hierbij wel consequent. Schrijf je in het Engels, dan moet je et al. kiezen. Endnote en andere verwijzingsprogramma s Er bestaan verschillende programma s die je kunnen helpen met het beheer van je literatuurbestanden, het aanbrengen van literatuurverwijzingen in je (Word-) documenten en het aanmaken van literatuurlijsten. Deze programma s, zoals Endnote, zijn meestal niet gratis. Ook Word bevat de mogelijkheid om relatief eenvoudig bronnen te beheren, en om bronvermeldingen en bibliografieën in te voegen. Deze optie bevindt zich in het tabblad Verwijzingen. Het blijft echter altijd van groot belang om ook automatisch gegenereerde literatuurlijsten goed te controleren. E.a. of et al. In een Nederlandstalige schrijfopdracht kun je kiezen tussen e.a. en et al. Et al. staat voor het Latijnse et alii wat en anderen betekent. Highlights van de APA-stijl voor bronvermelding in de tekst Een verwijzing in de tekst bestaat uit minimaal twee onderdelen: de achternaam (-namen) van de auteur(s) en het jaartal. Deze naam (namen) van de auteur(s) en het betreffende jaartal moeten ook terug te vinden zijn in de literatuurlijst. Bij een citaat moet het paginanummer aan de verwijzing in de tekst zijn toegevoegd. Bij een publicatie met één tot zes auteurs worden alle achternamen genoemd, gescheiden door komma s. In de lopende tekst wordt de naam van de laatste auteur vooraf gegaan door en, bij een verwijzing tussen haakjes door &. Et al. of e.a. (maak een keuze!) is alleen toegestaan bij zeven of meer auteurs of als al eerder naar een publicatie met drie of meer auteurs is verwezen. Als de auteur een organisatie of instelling is, noem dan in ieder geval de eerste keer de volledige naam van deze organisatie of instelling. Als er geen auteur is, noem dan tussen aanhalingstekens de eerste paar woorden van de titel van het betreffende artikel of van de betreffende webpagina. Highlights van de APA-stijl voor bronvermelding in de literatuurlijst Volgens de officiële APA-stijl komen er in de literatuurlijst spaties tussen de voorletters van de auteurs. Ook hoort er een komma voor de ampersand (het &-teken). 16 Schrijfwijzer

Weet je het doi-nummer? Kun je het doinummer Heb je een NEE vinden in NEE geprinte versie van JA CrossREF? de publicatie? Vermeld geen URL (ook geen doinummer, want dat is er niet). Je referentie is compleet. JA JA NEE Vermeld het doi-nummer in de literatuurlijst. Heb je de publicatie gelezen vanaf een website of online databank? JA Vermeld de URL in de literatuurlijst. Figuur 1. Stroomschema voor vermelding van doi-nummer of URL in de literatuurlijst. Aangepast overgenomen van DOI and URL Flowchart, door American Psychological Association, 2009. Geraadpleegd op 14 juni 2017, van http://blog. apastyle.org/apastyle/2009/09/a-doi-and-url-flowchart.html. Copyright 2009, American Psychological Association Schrijfwijzer 17

Boeken en rapporten Algemeen: Gebruik bij twee of meer auteurs bij verwijzing in de tekst tussen haakjes en in de literatuurlijst een ampersand (&) voor de naam van de laatste auteur. Als je de auteurs in de lopende tekst noemt (niet tussen haakjes), dan staat voor de achternaam van de laatste auteur het woordje en. In de literatuurlijst wordt de titel van het boek of rapport gecursiveerd. Vermeld in de literatuurlijst extra informatie die noodzakelijk is voor identificatie en terugzoeken (bijvoorbeeld: 3e herziene druk) tussen haakjes en onmiddellijk na de titel. Gebruik dan geen punt tussen de titel van het boek of rapport en de informatie tussen haakjes. Bij de uitgever van een boek of rapport wordt soms meer dan één plaatsnaam genoemd. Het vermelden van de eerstgenoemde plaatsnaam in de literatuurlijst is voldoende. BOEK OF RAPPORT MET ÉÉN AUTEUR BOEK OF RAPPORT MET TWEE AUTEURS BOEK OF RAPPORT MET DRIE, VIER, VIJF OF ZES AUTEURS BOEK OF RAPPORT MET ZEVEN OF MEER AUTEURS Verwijzing in de tekst Bij meertalige kinderen met een taalprobleem dient zowel onder- als overdiagnose vermeden te worden (Julien, 2013). Het gebruik van goed Nederlands is een vereiste in het hbo (van Hogen & Rietstap, 2011). Bij twee auteurs is in de tekst géén komma nodig voor de ampersand. Noem bij de eerste vermelding de achternamen van álle auteurs: Als iemand ooit blootgesteld is geweest aan een bepaald pathogeen, reageert het specifieke afweersysteem bij een volgende blootstelling als gevolg van herkenning van dat pathogeen (Zelman, Dafnis, Raymond, Holdaway, & Mulvihill, 2017). Bij de volgende vermelding van dezelfde bron kan worden volstaan met de achternaam van de eerste auteur, gevolgd door et al. of e.a. (afhankelijk van je keuze): De belangrijkste organen van het endocriene stelsel zijn de hypofyse, de schildklier, de bijschildklieren, de alvleesklier, de bijnieren en de geslachtsorganen (Zelman et al., 2017). In de tekst wordt alleen de achternaam van de eerste auteur genoemd, gevolgd door et al. of e.a. (afhankelijk van je keuze): Van alle gevallen van levensbeëindiging op verzoek in 2011 werd 85 procent uitgevoerd door huisartsen (van der Heide et al., 2012). óf Uit het onderzoek van Van der Heide et al. (2012) bleek dat van alle gevallen van levensbeëindiging op verzoek, 85 procent door huisartsen werd uitgevoerd. Vermelding in de literatuurlijst Julien, M. (2013). Taalstoornissen bij meertalige kinderen (2e druk). Amsterdam: Pearson Benelux B.V. Hogen, R. van, & Rietstap, E. (2011). Taalvaardig in het hbo: Goed Nederlands als hbo-competentie, ook voor NT2-studenten. Groningen: Noordhoff. In de literatuurlijst hoort altijd een komma voor de ampersand. Zelman, M., Dafnis, E., Raymond, J., Holdaway, P., & Mulvihill, M. L. (2017). Pathologie (8e editie). Amsterdam: Pearson Benelux. Bij zeven auteurs worden álle auteurs in de literatuurlijst genoemd. Bij acht of meer auteurs worden de namen van de eerste zes auteurs en die van de laatste auteur genoemd, met daartussen het weglatingsteken (drie punten, steeds gescheiden door een spatie). Heide, A. van der, Legemaate, J., Onwuteaka-Philipsen, B. D., Bolt, E., Bolt, I., Delden, H. van,... Willems, D. (2012). Tweede Evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Den Haag: ZonMw. 18 Schrijfwijzer

Boeken en rapporten (vervolg) BOEK OF RAPPORT MET EEN ORGANISATIE OF INSTELLING ALS AUTEUR GEREDIGEERD BOEK HOOFDSTUK IN EEN GEREDIGEERD BOEK BOEK, HERZIENE DRUK Verwijzing in de tekst Instellingen, bedrijven, commissies, werkgroepen, beroepsverenigingen en vakorganisaties kunnen als auteur optreden. Men spreekt dan van een corporatieve auteur. Bij de eerste vermelding wordt de naam van de instelling voluit geschreven: Spraak- en taalontwikkelingsstoornissen kunnen met behulp van het classificatiesysteem MAC-AC op vijf assen worden gescoord (Federatie Nederlandse Audiologische Centra [FENAC], 2013). óf De Federatie Nederlandse Audiologische Centra beschrijft het classificatiesysteem MAC-AC waarmee spraak- en taalontwikkelingsstoornissen kunnen worden gescoord (FENAC, 2013). Bij een volgende vermelding in de tekst kan de afkorting worden gebruikt. Let op: bij de verwijzing tussen haakjes wordt de afkorting tussen vierkante haakjes geplaatst. In de tekst worden de namen van de redacteuren genoemd: Tussen talen bestaan verschillen en overeenkomsten (Baker, Don, & Hengeveld, 2012). Voorbeelden van abnormale reacties van een kind op een ziekenhuisopname zijn depressie, pathologische angst en onbegrepen lichamelijke klachten (Kalverdijk, 2002). Een afdelingsbeleidsplan moet concreet en systematisch worden uitgewerkt en niet al te uitgebreid zijn, zodat het een hanteerbaar hulpmiddel blijft (Schoot, Danen-de Vries, Jonkers, Koetsenruijter, van der Ham, & van Swieten, 2011). Vermelding in de literatuurlijst Federatie Nederlandse Audiologische Centra. (2013). MAC-AC. Multi-Axiale Classificatie op Audiologische Centra. Diagnostiek van Spraak- en Taalontwikkelingsstoornissen. [Utrecht]: Auteur. Let op: de afkorting van de organisatie of instelling wordt niet genoemd in de literatuurlijst. In dit geval staat de plaats van de uitgever tussen vierkante haken; deze plaats werd niet genoemd in het betreffende document, maar kon via internet wel worden achterhaal. De namen van de redacteuren worden vermeld op de plaats van de auteursnamen, gevolgd door de afkorting red. (in het geval van één redacteur) of reds.) (in het geval van twee of meer redacteuren) tussen haakjes na de laatste redacteur. Baker, A. E., Don, J., & Hengeveld, K. (reds.). (2012). Taal en Taalwetenschap (2e druk). Malden: Blackwell Publishing. De titel van het boek wordt gecursiveerd, dus niet de titel van het hoofdstuk. De voorletters van de redacteur(en) komen voor de achternaam. Na (red.) wordt een komma geplaatst. Kalverdijk, L. J. (2002). Psychosociale ontwikkeling van het kind en ziekenhuisopname. In D. C. Aronson, R. Simons, & M. E. Voskeuil (reds.), Chirurgie bij kinderen. Leerboek voor verpleegkundigen (pp. 21-53). Utrecht: Uitgeverij LEMMA. Als van een boek meerdere ongewijzigde drukken zijn verschenen, moet het publicatiejaar van de eerste druk worden aangehouden. Als het gaat om een tweede of latere druk, vermeld je achter de titel tussen haakjes om welke druk het gaat. Schoot, T., Danen-de Vries, S., Jonkers, A., Koetsenruijter, R., Ham, H. van der, & Swieten, B. van. (2011). De verpleegkundige als ontwerper (2e herziene druk). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Schrijfwijzer 19

Boeken en rapporten (vervolg) BOEK OF RAPPORT DAT ALLEEN OP INTER- NET IS GEPUBLICEERD PROEFSCHRIFT RAPPORT Verwijzing in de tekst Met bijvoorbeeld de Nederlandstalige versie van de Adaptiver Auditiver Sprachtest (AAST) kan het spraakverstaan in ruis worden bepaald (Snik, Neijenhuis, & Lamoré, 2013). Dit geeft een indruk van het spraakverstaan van een kind in een klassensituatie. Hesselink (2013) onderzocht in vijf EUlanden de factoren die ten grondslag liggen aan een ineffectief ontslagproces. Eén van deze factoren is dat zorgverleners de overdracht ervaren als een administratieve last in plaats van als belangrijke medische en verpleegkundige zorg. Op grond van een literatuurreview concludeert de Gezondheidsraad (2011) dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is dat het geven van extra eiwit en energie aan ouderen met ondervoeding leidt tot enige gezondheidswinst. Vermelding in de literatuurlijst In dit geval moet aan het einde van de vermelding de volledige link worden genoemd plus de datum waarop het boek of rapport is bekeken. Snik, A. F. M., Neijenhuis, C. A. M., & Lamoré, P. J. J. (2013). Spraakaudiometrie bij kinderen. In P. J. J. Lamoré, T. S. Kapteyn, & B. A. M. Franck (reds.). Nederlands Leerboek Audiologie. Geraadpleegd op 24 augustus 2017, van http://www. audiologieboek.nl/niveau2/hfd8/indexn2h8. htm Achter de titel wordt tussen haakjes vermeld dat het om een proefschrift gaat. Hesselink, G. (2013). Are patients discharged with care? Cultural barriers and appropriate interventions (Proefschrift). Radboud Universiteit, Nijmegen. Op vergelijkbare wijze kan worden verwezen naar bijvoorbeeld een Masterthese of Bachelorscriptie. Gezondheidsraad. (2011). Ondervoeding bij ouderen (Publicatienr. 2011/32). Den Haag: Auteur. Geraadpleegd van http://www.gezondheidsraad. nl/sites/default/files/201132_1.pdf Dit rapport heeft een nummer; dit wordt niet cursief tussen haakjes achter de titel vermeld. Foto door moritz320, Creative Commons CC0, ontleend aan pixabay.com 20 Schrijfwijzer

Tijdschriftartikelen Algemeen: Gebruik in het geval van twee of meer auteurs bij verwijzing in de tekst tussen haakjes én in de literatuurlijst een ampersand (&) voor de naam van de laatste auteur. Let op, deze ampersand wordt voorafgegaan door een komma (behalve bij de verwijzing in de tekst in het geval van twee auteurs). Als je de auteurs in de lopende tekst noemt, dan zet je en voor de achternaam van de laatste auteur. In de literatuurlijst zijn de naam van het tijdschrift en de jaargang (het volume ) gecursiveerd. Schrijf de namen van de tijdschriften volledig uit. Gebruik dus geen afkortingen. In de meeste wetenschappelijke tijdschriften worden de pagina s per jaargang doorgenummerd. Het nummer van de aflevering is dan overbodig. Bij tijdschriften waarin de pagina s van de afleveringen niet zijn doorgenummerd, is het noodzakelijk het afleveringsnummer te vermelden, tussen haakjes en niet cursief. TIJDSCHRIFTARTIKEL, ÉÉN AUTEUR TIJDSCHRIFTARTIKEL, TWEE AUTEURS TIJDSCHRIFTARTIKEL, DRIE, VIER, VIJF OF ZES AUTEURS Verwijzing in de tekst Voor de juiste behandeling van klankproductieproblemen is het van groot belang om te weten of het om een fonologisch probleem of een spraakontwikkelingsdyspraxie gaat (Beers, 2003). Bij iedere verwijzing in de tekst noem je beide auteurs. In de lopende tekst gebruik je en tussen de namen van debetreffende auteurs: Volgens Nieweg en Groenhuis (2013) bestaat de ideale overdracht uit een combinatie van schriftelijke en mondelinge informatie, liefst aan het bed van de patiënt. Als je de verwijzing tussen haakjes zet, gebruik je een ampersand (&): De ideale overdracht omvat zowel schriftelijke en mondelinge informatie, die bij voorkeur wordt gegeven aan het bed van de patiënt (Nieweg & Groenhuis, 2013). Wanneer voor de eerste keer wordt verwezen naar een publicatie met drie, vier, vijf of zes auteurs, dienen alle namen te worden vermeld. Bijvoorbeeld: In de RATS-2 studie werd geen evidentie gevonden voor de hypothese dat afasiepatiënten na een CVA meer profiteren van een cognitief-linguïstische behandeling gericht op het activeren van onderliggende semantische en fonologische processen dan van een algemene communicatieve taaltherapie (De Jong-Hagelstein, Van de Sandt-Koenderman, Prins, Dippel, Koudstaal, & Visch-Brink, 2011). Bij een volgende verwijzing volstaat het de naam van de eerste auteur te noemen, waarna voor de andere auteurs de uitdrukking e.a. of et al. wordt toegevoegd: (De Jong-Hagelstein et al., 2011) Vermelding in de literatuurlijst Beers, M. (2003). Klankproductieproblemen: een fonologische benadering. Stem-, Spraak- en Taalpathologie, 11(4), 245-259. Nieweg, R., & Groenhuis, M. (2013). Verpleegkundige overdracht. TVZ, Tijdschrift voor Verpleegkundigen, 123(4), 51-54. Jong-Hagelstein, M. de, Sandt-Koenderman, W. M. E. van de, Prins, N. D., Dippel, D. W. J., Koudstaal, P. J., & Visch-Brink, E. G. (2011). Efficacy of early cognitive-linguistic treatment and communicative treatment in aphasia after stroke: a randomised controlled trial (RATS-2). Journal of Neurology, Neurosurgery & Psychiatry, 82(4), 399-404. doi: 10.1136/jnnp.2010.210559 Let op: het &-teken wordt voorafgegaan door een komma, zowel in de literatuurlijst als bij de bronvermelding in de tekst. Het doi-nummer is bekend en wordt achter aan de referentie genoemd (zonder punt). Schrijfwijzer 21

Tijdschriftartikelen (vervolg) TIJDSCHRIFTARTIKEL MET ZEVEN OF MEER AUTEURS TIJDSCHRIFTARTIKEL DAT ALLEEN NOG ONLINE IS GEPUBLI- CEERD [ EPUB AHEAD OF PRINT ] Verwijzing in de tekst Wanneer een publicatie is geschreven door zeven of meer auteurs kan bij de eerste verwijzing al worden volstaan met de toevoeging e.a. of et al., na de naam van de eerste auteur. Patiënten met diabetes type 2 ontvangen meer steun als hun sociale netwerken groter zijn en er buiten de familie sprake is van contacten met zorgverleners en maatschappelijke organisaties (Koetsenruijter et al., 2016). Groen-van de Ven et al. (2016) interviewden 113 mensen met dementie, hun mantelzorgers en hun zorgverleners over beslissingen over de zorg. Uit het onderzoek kwam naar voren dat een verschillende perceptie van het op te lossen probleem gedeelde besluitvorming in de weg staat. N.B. Het betreft hier een artikel met acht auteurs. Vermelding in de literatuurlijst Van een artikel met zeven auteurs moeten alle auteurs in de literatuurlijst worden genoemd. Bij acht of meer auteurs worden de eerste zes auteurs en de allerlaatste auteur genoemd, met daartussen het weglatingsteken (drie punten, steeds gescheiden door een spatie). Koetsenruijter, J., Eikelenboom, N. van, Lieshout, J. van, Vassilev, I., Lionis, C., Todorova, E.,... Wensing, M. (2016). Social support and selfmanagement capabilities in diabetes patients: an international observational study. Patient Education and Counseling, 99(4), 638-643. doi: 10.1016/j.pec.2015.10.029 De jaargang en de paginanummers zijn nog niet bekend. Na de naam van het tijdschrift volgt: Voorlopige online publicatie. Groen-van de Ven, L., Smits, C., Span, M., Jukema, J., Coppoolse, K., Lange, J. de,... Vernooij-Dassen, M. (2016). The challenges of shared decision making in dementia care networks. International Psychogeriatrics. Voorlopige online publicatie. doi: 10.1017/S1041610216001381 22 Schrijfwijzer

Websites, webpagina s en blogberichten Algemeen: Websitebronnen kunnen heel divers zijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om blogs, persberichten, interviews, enzovoorts. Globaal bestaat de bronvermeldng van een webpagina of blogbericht uit vier onderdelen (auteur, datum, titel en bron). Deze vermelding is dan als volgt opgebouwd: Auteur, A. (jaartal, datum). Titel. Geraadpleegd van http://url... (zonder punt) In de literatuurlijst is het belangrijk om ook de datum waarop je informatie aan een webpagina hebt ontleend, te vermelden wanneer deze pagina aan veranderingen onderhevig kan zijn. In de literatuurlijst worden de titels van webpagina s en blogberichten altijd cursief weergegeven (Werkgroep APA, 2017). VOLLEDIGE WEBSITE WEBPAGINA OF WEBDOCUMENT MET AUTEUR EN DATUM WEBPAGINA ZONDER AUTEUR WEBPAGINA ZONDER DATUM WEBPAGINA ZONDER AUTEUR EN ZONDER DATUM BLOG OF VLOG Verwijzing in de tekst De website Op Eigen Benen geeft jongeren met een chronische aandoening tips hoe zij kunnen omgaan met hun ziekte en hoe zij zich kunnen voorbereiden op de transitie naar de volwassenenzorg (www.opeigenbenen.nu). In de tekst worden auteur en jaartal genoemd. Mindfulness bij een beginnende depressie is één van de tien zorgideeën die door VGZ zijn genomineerd voor de Zinnige Zorg Award 2017 (Jansen, 2017). Noem tussen dubbele aanhalingstekens de eerste woorden van de verwijzing zoals die in de literatuurlijst staat (meestal de titel van de webpagina) en de datum. In 2015 waren er ruim 177.000 BIG-geregistreerde verpleegkundigen in Nederland ( Drie keer zoveel, 2017). Op de plaats van het jaartal zet je de afkorting z.d. (zonderdatum): De risicofactoren voor diabetes type 2 kunnen worden onderverdeeld in persoonsgebonden factoren en leefstijlfactoren (Baan & van Kranen, z.d.). Noem tussen dubbele aanhalingstekens de eerste woorden van de verwijzing zoals die in de literatuurlijst staat (meestal de titel van de webpagina), gevolgd door z.d.. Meet me @ the Gym is een sportprogramma op maat voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel ( Sport & bewegen, z.d.). Niessen (2016) veronderstelt dat mindfulness in het werk ook ten goede zal komen aan de aandacht voor de patiënt. Vermelding in de literatuurlijst Geen; volledige websites worden niet genoemd in de literatuurlijst. Jansen, R. (2017, 30 mei). 10 slimme zorgideeën genomineerd voor award. Geraadpleegd op 13 juni 2017, van https://www.nursing.nl/ Verpleegkundig-Experts/Nieuws/2017/6/10- slimme-zorgideeen-genomineerd-voor-award/ De vermelding in de literatuurlijst begint met de titel van de webpagina: Drie keer zoveel verpleegkundigen als artsen. (2017, 12 mei). Ontleend aan https://www.cbs.nl/nlnl/nieuws/2017/19/drie-keer-zoveel-verpleegkundigen-als-artsen Baan, C. A., & Kranen, H. J. van. (z.d.). Oorzaken diabetes type 2. Geraadpleegd op 7 juni 2017, van https://www.volksgezondheidenzorg.info/ onderwerp/diabetes-mellitus/cijfers-context/ oorzaken-en-gevolgen#node-oorzaken-diabetes-type-2 De vermelding in de literatuurlijst begint met de titel van de webpagina: Sport & bewegen. (z.d.). Geraadpleegd op 17 maart 2017, van https://www.hersenstichting.nl/ zorg/sport-bewegen Format: Auteur, A. (jaartal, datum van blogbericht). Titel van blogbericht [Blogbericht]. Geraadpleegd op <datum>, van <URL> Niessen, Th. (2016, 15 april). Mindfulness in de verpleging [Blogbericht]. Geraadpleegd op 22 augustus 2017, van https://www.nursing.nl/ verpleegkundigen/blogs/2016/4/blog-theomindfulness-in-de-verpleging/ Schrijfwijzer 23

Overige VERWIJZING NAAR AU- TEURS MET DEZELFDE ACHTERNAAM GELIJKTIJDIGE VERWIJ- ZING NAAR MEERDERE PUBLICATIES GELIJKTIJDIGE VERWIJ- ZING NAAR MEERDERE PUBLICATIES VAN DE- ZELFDE AUTEUR VERWIJZING NAAR MEERDERE PUBLICA- TIES VAN DEZELFDE AUTEUR(S) IN HETZELF- DE JAAR Verwijzing in de tekst Wanneer in een tekst wordt verwezen naar auteurs met dezelfde achternaam, is het raadzaam de voorletters van de auteurs te gebruiken. Een andere werkorganisatie kan ertoe leiden dat zorgverleners in de langdurige zorg meer tijd voor hun cliënten kunnen nemen (G. Verbeek, 2016). [...] Verloskundigen kiezen meer en meer voor een kleinere caseload om intensievere, persoonlijke zorg voor de zwangere mogelijk te maken (A. Verbeek, 2017). De namen en jaartallen van de afzonderlijke publicaties worden gescheiden door een puntkomma en genoemd in alfabetische volgorde (zoals in de literatuurlijst). Er zijn verschillende goede handleidingen voor professionals op het gebied van stempathologie (De Bodt, Heylen, Mertens, Vanderwegen, & Van de Heyning, 2008; Heylen, De Bodt, Mertens, & Van de Heyning, 2001). De auteursnaam wordt slechts eenmaal genoemd, gevolgd door de jaren van publicatie in chronologische volgorde: Gerrits (2001, 2004) heeft onderzoek gedaan naar de spraakperceptie bij kinderen met een hoog risico op dyslexie. Publicaties van dezelfde auteur(s) in hetzelfde jaar worden onderscheiden door achter het jaartal letters te plaatsen waarmee de volgorde van publicatie wordt aangeduid. De Gezondheidsraad (2017a, 2017b) heeft recent een advies uitgebracht over de rijgeschiktheid van mensen met een hersentumor en van mensen met diabetes mellitus. Vermelding in de literatuurlijst Bij een identieke achternaam wordt de volgorde in de literatuurlijst bepaald door de initialen: Verbeek, A. (2017). Tegen de stroom in. Caseload verloskunde in opkomst. Tijdschrift voor Verloskundigen, 42(2), 34-37. Verbeek, G. (2016). Tijd voor zorg, zorg voor tijd. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. De Bodt, M., Heylen, L., Mertens, F., Vanderwegen, J., & Van de Heyning, P. (2008). Stemstoornissen. Antwerpen: Garant. Heylen, L., De Bodt, M., Mertens, F., & Van de Heyning, P. (2001). Mijn stem, mijn beroep: Handleiding voor de professionele stemgebruiker. Antwerpen: Garant. Werken van dezelfde (eerste en enige) auteur worden op chronologische volgorde opgenomen in de literatuurlijst, met de oudste publicatie eerst: Gerrits, E. (2001). The categorisation of speech sounds by adults and children (Proefschrift). Utrecht: Rijksuniversiteit Utrecht, Utrecht Institute of Linguistics OTS. Gerrits, E. (2004). De spraakperceptie van kinderen met een genetisch risico voor dyslexie. Stem-, spraak- en taalpathologie, 12(3), 160-171. N.B. Als er co-auteurs zouden zijn, dan zou de volgorde worden bepaald door de achternaam van de tweede auteur. Gezondheidsraad. (2017a). Briefadvies Rijgeschiktheid bij curatief behandelde hersentumoren (Publicatienr. 2017/12). Den Haag: Auteur. Gezondheidsraad. (2017b). Briefadvies Rijgeschiktheid bij diabetes mellitus (Publicatienr. 2017/13). Den Haag: Auteur. 24 Schrijfwijzer

Overige (vervolg) VERWIJZING NAAR EEN SECUNDAIRE BRON PERSOONLIJKE COM- MUNICATIE TABEL OF FIGUUR UIT EEN ANDERE BRON Verwijzing in de tekst Soms wordt er in een door jou gelezen bron verwezen naar een ander boek of artikel. Het beste is natuurlijk om dat boek of artikel zelf op te zoeken. Lukt of kan dit absoluut niet, en wil je toch verwijzen naar het niet-gelezen werk, dan gaat dat als volgt: Integraal kwaliteitsmanagement richt zich vooral op werkprocessen en systemen, omdat inadequaat handelen gezien kan worden als een systeemfout en niet als een individueel probleem (Berwick, 1989, in Grol & Wensing, 2011, p. 60). In uitzonderlijke gevallen is informatie gebaseerd op een persoonlijke mededeling die bijvoorbeeld telefonisch of per e-mail is gedaan. Maak alleen als het echt niet anders kan gebruik van persoonlijke mededelingen en zorg ervoor dat de informant een autoriteit is op het betreffende (vak-)gebied. De informatie in deze paragraaf is aan dit bouwplan ontleend (Emma Poley, persoonlijke communicatie, 14 mei 2012). Bij een tabel wordt de bron als een noot onder de tabel genoemd, bijvoorbeeld: Noot: Overgenomen uit A nurse-led rapid access chest pain clinic post NICE guidance: analysis of audit results door G. Robson, 2012, British Journal of Cardiac Nursing, 7(5), p. 237. Bij een figuur volgt de bronvermelding aan het einde van de titel van de figuur (deze titel staat onder de figuur, zie ook paragraaf 2.4), bijvoorbeeld: Figuur 1. Definitieve diagnoses. Overgenomen uit A nurse-led rapid access chest pain clinic post NICE guidance: analysis of audit results door G. Robson, 2012, British Journal of Cardiac Nursing, 7(5), p. 239. Vermelding in de literatuurlijst In dit voorbeeld heb je het boek van Grol en Wensing (2011) gelezen, waarin wordt verwezen naar een artikel van Berwick (1989). Het boek van Grol en Wensing (2011) staat dan in je literatuurlijst. Grol, R., & Wensing, M. (2011). Implementatie: Effectieve verbetering van de patiëntenzorg (4e herziene druk). Amsterdam: Reed Business. Geen. Een verwijzing naar persoonlijke communicatie wordt alleen in de tekst vermeld en niet in de literatuurlijst. Robson, G. (2012). A nurse-led rapid access chest pain clinic post NICE guidance: analysis of audit results. British Journal of Cardiac Nursing, 7(5), 236-241. doi: 10.12968/bjca.2012.7.5.236 Schrijfwijzer 25

Overige (vervolg) AUTEURS GEVEN INSTRUCTIE VOOR VERWIJZING INTERNE PUBLICATIE WETTEN KRANTENARTIKEL Verwijzing in de tekst Op basis van modelberekeningen schatten Blokstra, Over, en Verschuren (2015) dat het aantal mensen met coronaire hartziekten in 2040 ten opzichte van 2011 met 55 procent gestegen zal zijn. De handleiding Praktijkgericht onderzoek in de masteropleiding ANP: Cohort 2015-2017 (Janse, 2016) bechrijft wat er van studenten van de masteropleiding Advanced Nursing Practice van Hogeschool Rotterdam wordt verwacht bij het schrijven van hun masterthese. Wanneer mensen met dementie verder achteruit gaan, zal intensieve langdurige zorg nodig zijn, gefinancierd vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz, 2014). In dat geval is eerst een Wlz-indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) nodig. In het Emma Kinderziekenhuis brengen muurgrote illustraties, met thema s als Hortus en Sport en Spel de buitenwereld naar binnen (Pama, 2015). Vermelding in de literatuurlijst Blokstra, A., Over, E. A. B., & Verschuren, W. M. M. (2015). Toekomstscenario s hart- en vaatziekten 2011-2040. In I. van Dis, J. Buddeke, I. Vaartjes, F. L. J. Visseren, & M. L. Bots, Hart- en vaatziekten in Nederland, 2015: Cijfers over heden, verleden en toekomst (pp. 39-68). Den Haag: Hartstichting. Vooral als meerdere partijen bij een publicatie betrokken zijn, is soms expliciet aangegeven hoe naar een publicatie moet worden verwezen, bijvoorbeeld door: Gegevens uit deze publicatie mogen met bronvermelding worden overgenomen. De juiste verwijzing luidt:... De APA-handleiding (APA, 2010) is hierover niet heel duidelijk. Ons voorstel voor vermelding is: Janse, B. (2016). Praktijkgericht onderzoek in de masteropleiding ANP: Cohort 2015-2017. Interne publicatie, Hogeschool Rotterdam, Masteropleiding Advanced Nursing Practice. De Werkgroep APA (2017) adviseert om niet-publieke documenten als persoonlijke communicatie te beschouwen. Wet langdurige zorg. (2014, 3 december). Geraadpleegd op 25 augustus 2017, van http://wetten.overheid.nl/bwbr0035917/2017-07-01 Pama, G. (7 oktober 2015). 800 vierkante meter illustratie in het kinderziekenhuis. NRC Handelsblad, pp. 12-13. Verder lezen Op de voorgaande pagina s gaven we voorbeelden van enkele veel voorkomende literatuurverwijzingen. Dit overzicht is zeker niet compleet. Indien je met de hiervoor genoemde voorbeelden onvoldoende uit de voeten kunt, raadpleeg dan ook: de officiële Publication Manual of the American Psychological Association (APA, 2010); de officiële website over de APA-stijl (http://www. apastyle.org); de praktische handleiding De APA-richtlijnen uitgelegd (Werkgroep APA, 2017), te raadplegen van https:// de handleiding Bronvermelding volgens de richtlijnen van de APA (Habraken, 2014). Maak bij het zoeken naar bronnen gebruik van de Toolbox informatievaardigheid van de mediatheek van IvG van Hogeschool Rotterdam (http://hint.hro.nl/nl/hr/ www.auteursrechten.nl/apa-richtlijnen; de website Bronnen vermelden volgens APA (2017), http://specials.han.nl/sites/studiecentra/auteursrechten/bronnen-vermelden/; Voorzieningen--Services/Mediatheken/Informatievaardigheid1/). Let op: in sommige Nederlandstalige handleidingen voor bronvermelding volgens de APA-stijl worden afwijkende regels gehanteerd. Deze afwijkende regels betreffen onder andere de spaties tussen de voorletters van de auteurs (in de literatuurlijst) en wel of geen plaatsing van een komma voor de ampersand (het &-teken). 26 Schrijfwijzer

Hoofdstuk 4 Brieven Onze communicatie verplaatst zich steeds meer van papier naar e-mail. Tegenwoordig mailen en sms en we veel en snel. Dit gaat nogal eens ten koste van stijl en spelling. Zakelijke correspondentie dient echter altijd zorgvuldig en efficiënt te zijn. In dit hoofdstuk volgen een aantal do s and don ts van zakelijke correspondentie via e-mail en per post. 4.1 Brieven per post Als verpleegkundige schrijf je niet heel vaak brieven. Tijdens je studie echter zul je op verschillende momenten een bijdrage leveren aan grotere of kleinere (wetenschappelijke) onderzoeken. De werving en selectie van respondenten is daarbij één van de eerste stappen. Aan de informatiebrief voor respondenten worden bepaalde eisen gesteld, zowel wat betreft inhoud als stijl (Toelichting voor gebruikers, 2017). Een goede informatiebrief bevat in ieder geval: een inleiding met daarin duidelijk het doel van de informatie; het doel van het onderzoek; waarom de persoon gevraagd wordt voor deelname; wat deelname aan het onderzoek inhoudt. Geadviseerd wordt om de brief zoveel mogelijk te structureren met behulp van vragende tussenkopjes. Voorbeelden hiervan zijn: Waarom dit onderzoek? of Wat is het doel van het onderzoek? Wat wordt er van de deelnemers gevraagd? of Wat betekent deelname aan het onderzoek? of Wat wordt er van u verwacht? Wat zijn mogelijke voor- en nadelen van deelname aan dit onderzoek? Wat gebeurt er als u niet wilt meedoen? of Wat gebeurt er als u niet wenst deel te nemen aan dit onderzoek? Wat gebeurt er met uw gegevens? Wilt u (verder) nog iets weten? Internationaal is het gebruikelijk om alle onderdelen van een brief op de linkerkantlijn te beginnen. Het voorbeeld in Kader 1 is een bewerking van de brief uit Renkema (2012, p. 517). Geadresseerde Noem indien van toepassing de naam van het bedrijf/de instelling, met daaronder de naam van de afdeling. Zet daaronder de naam van de geadresseerde. De toevoeging Aan de is overbodig; hetzelfde geldt voor t.a.v. (ter attentie van). Voor de naam van een persoon komt De heer of Mevrouw. Afkortingen (Dhr. of Mw.) worden als onbeleefd ervaren. Tussenvoegsels als de en van bij achternamen beginnen met een kleine letter wanneer er een voorletter aan voorafgaat (bijvoorbeeld Mevrouw C.A.M. de Jong). Het is gebruikelijk om in een officiële brief een eventuele academische graad van de geadresseerde te noemen, bijvoorbeeld Mevrouw drs. A. de Vries. De aanduiding Mevrouw of De heer mag in dit geval ook worden weggelaten (Drs. A. de Vries). Nieuwe titels, zoals MA, LMM, MSc en PhD komen achter de naam. Aanhef De woorden mevrouw en de heer krijgen in de aanhef een kleine letter omdat ze nu niet aan het begin van de zin staan (bijvoorbeeld Geachte heer Jansen). Een eventueel tussenvoegsel krijgt een hoofdletter omdat er geen voorletter gebruikt wordt (bijvoorbeeld Beste mevrouw De Vries). Als je niet weet of de geadresseerde een vrouw of een man is en je ook niet weet hoe de achternaam is is het gebruikelijk om te schrijven Geachte heer/ mevrouw. Wanneer de brief gericht is aan een groep of instantie, kun je bijvoorbeeld schrijven: Geacht bestuur of Geachte commissie. Achter de aanhef komt een komma. Ondanks de komma begint de eerste zin van de brief hierna met een hoofdletter. Begin een officiële brief nooit met Ik. Dit geldt nog steeds als onbeleefd. Renkema geeft verder de volgende tips voor het schrijven van een officiële brief: Afsluiting De afsluiting bestaat uit een slotformule of groet, gevolgd door een komma, de handtekening en de naam van de afzender met indien gewenst ver- Schrijfwijzer 27

Kader 1. Voorbeeld van een brief A.M. Afzender Straatnaam 25 1234 PC PLAATS 012 345 67 89 06 1234 5678 e-mail afzender@intercom.nl Mevrouw A. de Vries Postbus 1234 5678 AB PLAATS Plaats, 16 september 2013 Onderwerp: uitnodiging onderzoek Geachte mevrouw De Vries, Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx. Met vriendelijke groet, [handtekening] A.M. Afzender student-onderzoeker Bijlagen: Informed-consent formulier Antwoordenveloppe melding van de functie. Je kunt een brief formeel afsluiten met Hoogachtend of iets informeler met Met vriendelijke groet(en) of Vriendelijke groet(en). Bijlagen Als er bijlagen zijn toegevoegd, moeten deze onderaan de brief worden vermeld. Elke bijlage moet een titel hebben. Op een bijlage staat rechtsboven de vermelding Bijlage 1, Bijlage 2, enzovoorts. Kopie Als anderen een kopie krijgen, schrijf je onderaan de brief cc Naam. Je mag ook schrijven kopie naar Naam. 4.2 E-mailberichten Over het algemeen is de schrijfstijl in een e-mail informeel en heel bondig, maar bij meer formele correspondentie zoals een sollicitatiebrief wordt ook in een e-mail een meer formele stijl gebruikt. Uiteraard kan een 28 Schrijfwijzer

sollicitatiebrief ook als bijlage worden verzonden. Hieronder vind je nog een aantal tips voor zorgvuldige en efficiënte e-mailcorrespondentie: Geef je e-mailbericht altijd een duidelijk onderwerp (subject). Zorg ervoor dat de afzendernaam ( Van: ) altijd ook je volledige naam bevat, niet alleen je mailadres. Houd e-mailberichten zo kort mogelijk. Bij langere berichten kun je altijd een bijlage meesturen (maar houd het aantal en de omvang van de bijlages beperkt). Neem in je handtekening ( signature ) geen plaatjes, iconen of emoticons op. Let er bij het beantwoorden of doorsturen van mailberichten op dat je oude en irrelevante tekst verwijdert. Het komt nogal eens voor dat een mailbericht nog allerlei oude correspondentie bevat. Foto door StockSnap, Creative Commons CC0, ontleend aan pixabay.com Schrijfwijzer 29