BIJLAGE DERDE EDITIE ECONOMISCH GEWICHT VAN DE IZW S IN BELGIE Bijdrage tot de welvaart België telt tienduizenden vzw s, stichtingen, sociale economiebedrijven en feitelijke verenigingen. 18.847 daarvan vallen onder deze studie, omdat zij in 2014 mensen in dienst hebben en/of hun jaarrekening indienen bij de Nationale Bank van België. Tussen 2009 en 2014 verhoogde de bruto toegevoegde waarde van de sector jaarlijks gemiddeld met 3,9%, terwijl de gemiddelde jaarlijkse groei van de toegevoegde waarde van de economie als geheel 2,8% bedroeg. Die sterkere toename van de toegevoegde waarde van de izw s resulteert in een groter gewicht van de izw s in de nationale economie. Hierdoor is het aandeel van de izw s in de totale bruto toegevoegde waarde tussen 2010 en 2014 gestegen van 5,7% naar 6,1%. De sector zag zijn aandeel sinds 2009 groeien dankzij een gemiddelde groei die hoger ligt dan in de rest van de economie. Grafiek : Gewicht en dynamiek van de izw s in de Belgische economie bruto toegevoegde waarde 6.2% 5.0% 6.1% 5.9% 5.8% 5.7% 2010 2011 2012 2013 2014 Bruto toegevoegde waarde van de izw's, jaarlijks Bruto toegevoegde waarde van de economie als geheel, jaarlijks Gewicht van de izw's in de totale economie (schaal rechts) 5.6% 1
Grafiek: Gewicht en dynamiek van de izw s in de Belgische economie gemiddelde jaarlijkse groei van de bruto toegevoegde waarde en de gesalarieerde werkgelegenheid in de periode 2009-2014 7.0% 5.0% 6.3% Izw's De hele economie 3.9% 2.8% 2.1% 3.1% Bruto toegevoegde waarde 0.4% Gesalarieerde werkgelegenheid Investeringen Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening De izw s zijn actief in veel verschillende sectoren: landbouw en industrie, diensten, onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, kunsten, amusement en recreatie. Ze wegen echter vooral door in de sectoren menselijke gezondheid en maatschappelijke dienstverlening, omdat een groot deel van de ziekenhuizen en zorginstellingen onder de izw s vallen. Grafiek: Bedrijfstakken van de izw s in 2014 verdeling volgens aantal izw s 0.7% Landbouw en industrie 37.2% 5.6% Diensten Onderwijs 16.7% 23.5% Menselijke gezondheidszorg Maatschappelijke dienstverlening Kunsten, amusement en recreaze 2
Hoe is het gesteld met de toegevoegde waarde bij de diverse bedrijfstakken? Dat laat onderstaande grafiek zien. De izw s in de bedrijfstak menselijke gezondheidszorg dragen voor meer dan 34,4% bij aan de totale toegevoegde waarde van de sector van de izw s, terwijl ze slechts 4% uitmaken van het aantal organisaties die in de satellietrekening van de izw s zijn opgenomen. De izw s uit de bedrijfstakken maatschappelijke dienstverlening en diensten behouden hun belangrijke plaats, ook wat toegevoegde waarde betreft (met respectievelijk 34,9% en 11%). Het gewicht van de izw s uit de tak overige diensten bedraagt daarentegen slechts 12,2% wat toegevoegde waarde betreft, duidelijk minder dan het percentage dat ze qua aantal izw s vertegenwoordigen (37,2%). Grafiek: Bedrijfstakken van de izw s in 2014 verdeling van de toegevoegde waarde van de izw s 1.1% 1 Landbouw en industrie 3.9% 2.6% Diensten Onderwijs 34.9% 34.4% Menselijke gezondheidszorg Maatschappelijke dienstverlening Kunsten, amusement en recreaze 3
Belangrijke werkgever De 18.847 verenigingen uit de studie zijn samen goed voor 467.008 werknemers (tegenover 420.653 in 2009). Daarmee zorgen zij voor 12,3% van de beschikbare banen op de arbeidsmarkt (tegenover 11,3% in 2009). Ondanks de kwakkelende arbeidsmarkt namen de verenigingen tussen 2009 en 2014 58% van de netto- jobcreatie voor hun rekening. In de bedrijfstakken gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening is de werkgelegenheid het hoogst, met respectievelijk 145.000 en 181.000 werknemers. Door de vergrijzing zullen deze izw s nog groeien. Grafiek: Evolutie van het aantal werkuren en de bezoldiging van gesalarieerden in de izw s en in de rest van de economie (gecumuleerd over 2009-2014) 3.5% 2.5% 1.5% 0.5% - 0.5% - 2010 2011 2012 2013 2014 Gesalarieerde werkgelegenheid in de izw's, jaarlijkse schommeling 12.4% 1 11.8% 11.6% 11.4% 11.2% Gesalarieerde werkgelegenheid (Belgische economie) zonder izw's, jaarlijkse schommeling Gewicht van de izw's in de economie (schaal rechts) 4
Verschillen tussen gewesten Wallonië (38,6%) en Vlaanderen (34%) tellen in 2014 meer izw s dan Brussel ( 27,4%). In het Vlaams Gewest zijn de izw s gemiddeld groter dan in het Waalse Gewest. De bijdrage van de Vlaamse izw s aan werkgelegenheid telt 59,5 %, terwijl de Waalse izw s 26,8 % bijdragen. Het kleinere aandeel van Brussel is volgens de satellietrekening het gevolg van het feit dat dit gewest wel veel izw s telt, maar dat het waarschijnlijk vaak gaat om minder grote organisaties die de belangen van bepaalde groepen behartigen in de hoofdstad van Europa. Over de studie De studie is het werk van de Nationale Bank en het Observatorium van de verenigingen en stichtingen van de Koning Boudewijnstichting dat de sector gedetailleerd in kaart brengt en zijn economisch gewicht objectiveert. Instellingen zonder winstoogmerk (izw s) zijn een bonte verzameling organisaties, waaronder het geheel van vzw s, stichtingen, de vakverenigingen en beroepsorganisaties, de bedienaars van de eredienst en de politieke partijen. Organisaties die door de administratie worden gecontroleerd horen hier niet in thuis. Vanwege de onbeschikbaarheid van gegevens werden alleen de organisaties met bezoldigd personeel en/of die hun jaarrekeningen neerleggen bij de Balanscentrale van de NBB opgenomen. De Nationale Bank van België verzamelde de gegevens van deze izw s in een satellietrekening. Bij een satellietrekening zijn aan de gegevens uit de nationale rekeningen elementen toegevoegd die niet in de nationale rekeningen zitten. Zo kan de satellietrekening een preciezer beeld schetsen van het gewicht van de izw s in de Belgische economie. Deze satellietrekeningen geven informatie over de kenmerken, de plaats en de dynamiek van de izw s in de Belgische economie in haar geheel en per gewest. België is één van de weinige landen dat deze satellietrekeningen publiceert. Dit is de derde editie van deze studie. In 2019 volgt een rapport voor de periode 2014-2016. 5