SECUNDAIR ONDERWIJS BSO. tweede graad. eerste en tweede leerjaar. Handel. Kantoor. Specifiek gedeelte. TV Kantoortechnieken TV Toegepaste economie

Vergelijkbare documenten
SECUNDAIR ONDERWIJS. eerste en tweede leerjaar. TV Kantoortechnieken TV Toegepaste economie TV Verkoop (enkel voor SG Handel)

TV KANTOORTECHNIEKEN(HT):

BSO. TWEEDE GRAAD Eerste leerjaar TV KANTOORTECHNIEKEN: 2000/052 (vervangt 97210) vakken. 5 u/week. WW-s

SECUNDAIR ONDERWIJS TSO. tweede graad. eerste en tweede leerjaar. Toerisme. Toerisme. Specifiek gedeelte. (vervangt 2003/019)

SECUNDAIR ONDERWIJS ASO. tweede graad. eerste en tweede leerjaar. Economie. Specifiek gedeelte. (vervangt: 2003/012)

VAKFICHE EXAMENCOMMISSIE SECUNDAIR ONDERWIJS. Dit is een vakfiche kantoortechnieken voor 3de graad bso kantoor/kantooradministratie en gegevensbeheer

OPLEIDINGENSTRUCTUUR ADMINISTRATIEF MEDEWERKER KMO

Inleiding: kennismaking met het spilbedrijf + voorstelling van het assortiment

BSO. TWEEDE GRAAD Tweede leerjaar TV KANTOORTECHNIEKEN: 2000/053 (vervangt 97210) vakken. 5 u/week. WW-s

TSO TV KANTOORTECHNIEKEN(H): TWEEDE GRAAD Tweede leerjaar. 2000/078 (vervangt 96212) vak. 1 u/week. WW-s

Opleiding: ADMINISTRATIEF MEDEWERKER

OPLEIDINGENSTRUCTUUR ADMINISTRATIEF MEDEWERKER

HOOFDSTUK 1 BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN

OPLEIDINGENSTRUCTUUR ADMINISTRATIEF MEDEWERKER EXPEDITIE

TSO TWEEDE GRAAD Eerste leerjaar vak(ken) handelseconomie en registratie 6 u/week handelsrekenen 2 u/week WW-s 2000/007 (vervangt 94066, 96213

Inzicht in uw cijfers

Leerplandoelstellingen. Ik begin met een idee 8 blz. 1

JAARPLAN Handel: onderdeel 8.2 Initiatie in de bedrijfseconomie

1. FINANCIËLE INFORMATIESYSTEMEN

4. Wettelijke basis Europese richtlijnen en verordeningen Belgische wetgeving Voor vzw s 18

VAKFICHE EXAMENCOMMISSIE SECUNDAIR ONDERWIJS. Dit is een vakfiche boekhouden voor 3de graad bso kantoor/kantooradministratie en gegevensbeheer.

Boxenoverzicht LINK2 Handel & Administratie Versie juni 2008

Inhoud. DEEL I Het systeem van dubbel boekhouden 19. Inleiding 21

Inhaalbeweging economie

samenvoegen van Word en Excel bestanden Rollenspel telefoneren Toe kunnen passen van nationaal telefoonalfabet Invullen telefoonnotitie

De leerplandoelstellingen zijn rechtstreeks vertaald vanuit de leerplannen (GO! onderwijs) van volgende richtingen:

Sint-Jan Berchmanscollege

Bridgeboetiek vzw. Balans en Jaarrekening. Seizoen

Sint-Jan Berchmanscollege

BSO. TWEEDE GRAAD Tweede leerjaar. Studiegebied HANDEL. optie VERKOOP. vakken. TV TOEGEPASTE ECONOMIE: handelseconomie en registratie.

REGISTRATIE DUBBEL BOEKHOUDEN

Sint-Jan Berchmanscollege

Sint-Jan Berchmanscollege

Cursus Boekhoudkundig Bediende Test: 18 november 2016 OPLOSSING

STUDIEGEBIED HANDEL (bso)

Je beschrijving was vrij kort en niet echt interessant. Je neemt voor de hand liggende voorbeelden.

Sint-Jan Berchmanscollege

Samenvatting Economie Boekhouden: THEORIE

Functiekaart. Werkt onder leiding van en rapporteert aan: hoofddeskundige(ondersteuning, financiën)

Datum: 23/12/2000 Lead Tijd: 10:12:30 Aanvrager: JV 1-Z9003 OEFENING 1/5.14 (01/01/ /12/1998)

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming STUDIEGEBIED HANDEL. Modulaire opleiding Secretariaatsmedewerker BO HA 002

Modulefiche. Begincompetenties Geen voorkennis vereist. Eindcompetenties. Modulenummer + Naam module: B1 Bedrijfsbeheer. Datum: 25 januari 2012

Basis dubbel boekhouden (module A1)

LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS Vak: AV Socio-economische initiatie/economie

Studietoets

440 aan Leveranciers AF/643 22/ Btw op aankopen 617, aan Versch. btw ICV 617,40 Btw-verrekening ICV 23/ Bank 475

Interne jaarrekening - Uitgebreid verslag (Vennootschap)

Referentie kader. S301 1 Algemene beroepsvaardigheden Kern a en b Digitaal 50 min. Gemiddelde van toetsen/praktische opdrachten.

SECUNDAIR ONDERWIJS. eerste en tweede leerjaar. Lichamelijke opvoeding en sport. Specifiek gedeelte

Vereiste basiscompetenties om rechtstreeks te kunnen instappen in Boekhouden voor een boekhoudkundige bediende

Sint-Jan Berchmanscollege

Minimumindeling van het algemeen rekeningstelsel

Balans en Jaarrekening. Seizoen

VOET EN STUDIEGEBIED HANDEL

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS WISKUNDE. Derde graad BSO Derde leerjaar: 1 of 2 uur/week

OEFENING Het divers journaal inclusief de boeking van de resultaatverdeling

EIGEN VERMOGEN, VOORZIENINGEN VOOR RISICO'S EN KOSTEN, SCHULDEN OP MEER DAN EEN JAAR

Onderstaande studierichtingsfoto kan service verlenen in volgende contexten/het formuleren van antwoorden op:

Behaal je diploma secundair onderwijs

SPOORBOEKJE ECONOMIE EN ONDERNEMEN

OPLOSSING OEFENINGEN REEKS 2

Functiekaart. Werkt onder leiding van en rapporteert aan de bestuurssecretaris (Algemene zaken - Financiën).

Secundair volwassenenonderwijs STUDIEGEBIED HANDEL

BSO. TWEEDE GRAAD Tweede leerjaar TV VERKOOP: 2000/051 (vervangt 97210) vakken. 2 u/week verkoopleer: 2 u/week. WW-s

Secundair volwassenenonderwijs STUDIEGEBIED HANDEL

ECONOMIE: INLEIDING EN SITUERING

Secundair volwassenenonderwijs STUDIEGEBIED HANDEL

Examenprogramma en syllabus Handel en Administratie, KB, (BB, GL), 2010

Thema 4 Eindejaarsverrichtingen

FUNCTIEBESCHRIJVING. Afdeling: Subafdeling:

Behaal je diploma secundair onderwijs

Internetopgaven hoofdstuk 3

Financieel verslag. NEWB Europese coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BOEKHOUDEN MOET JE LEREN NIET VERGETEN! Vademecum bso afdeling kantoor

3KA Toegepaste informatica

Onderstaande studierichtingsfoto kan service verlenen in volgende contexten/het formuleren van antwoorden op:

Jaarrapport. Onderneming. Rapporteringsperiode. Bridgeboetiek VZW

HARTELIJK WELKOM. 18 mei Startersdag Unizo. BAERT Alfred

Beroepsopleiding Studiegebied Handel BO HA Bedrijfsbeheer. Opleidingsprofiel secundair volwassenenonderwijs

Leerplandoelstellingen (GO!-onderwijs: 2008/062, 2008/063, 2008/065) DEEL 1 Burgerlijk recht. Inleiding tot het burgerlijk recht

Interne balans (2jaar)

Modulefiche. Naam module: Bedrijfsbeheer (A3) Datum: 1 september 2012 ECONOMIE. Begincompetenties: Geen

JAARREKENING. Toel / / / / ,67 Aandelen /8

Inhoud DEEL 1. DE REGISTRATIE IN DE KLEINE ONDERNEMING... 1 HOOFDSTUK 1 DE KLEINE ONDERNEMING... 3

8. ONZE FINANCIËLE MIDDELEN

Beroepsopleiding Studiegebied Handel BO HA Bedrijfsbeheer. Opleidingsprofiel secundair volwassenenonderwijs

5,3. Samenvatting door een scholier 1952 woorden 24 april keer beoordeeld

Dit uitwerkingenformulier bestaat uit 11 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

E TE XCO HAL FJA AR R E SU LTATE N 2016

onderneming : Algemene informatie Naam onderneming Ondernemingsvorm (maak een keuze uit de lijst) Minimum geplaatst kapitaal 18.

Secundair volwassenenonderwijs STUDIEGEBIED HANDEL

TOTAAL ACTIVA ,42

SECUNDAIR ONDERWIJS. eerste leerjaar SPECIFIEK GEDEELTE

Paritair leercomité 330 OPLEIDINGSPROGRAMMA ADMINISTRATIEF MEDEWERKER 24 maanden

Paritair leercomité 330 OPLEIDINGSPROGRAMMA LOGISTIEK ASSISTENT IN DE ZIEKENHUIZEN 12 maanden

SECTORAAL BEROEPSPROFIEL

Opleiding. Meertalig Secretariaat. Code + officiële benaming van de module. B1 Bedrijfsbeheer. Academiejaar

SECTORAAL BEROEPSPROFIEL

Transcriptie:

SECUNDAIR ONDERWIJS Onderwijsvorm: BSO Graad: tweede graad Jaar: eerste en tweede leerjaar Studiegebied: Handel Studierichting: Kantoor Specifiek gedeelte Vak(ken): TV Kantoortechnieken TV Toegepaste economie 3/3 lt/w 5/5 lt/w Leerplannummer: 2006/126 (vervangt 2000/052, 2000/053, 2000/009, 2000/010) Nummer inspectie: 2006 / 22 // 1 / J / SG / 1 / II / / D/

BSO 2e graad SG Kantoor 1 TV Toegepaste economie (1e jaar: 5 lestijden/week, 2e jaar: 5 lestijden/week) TV Kantoortechnieken (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week) INHOUD Visie...2 Beginsituatie...3 Algemene doelstellingen...4 Leerplandoelstellingen / leerinhouden...6 Pedagogisch-didactische wenken... 45 Minimale materiële vereisten... 58 Evaluatie... 59 Bibliografie... 60

BSO 2e graad SG Kantoor 2 TV Toegepaste economie (1e jaar: 5 lestijden/week, 2e jaar: 5 lestijden/week) TV Kantoortechnieken (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week) VISIE Van de studierichting Kantoor wordt verwacht dat ze een praktijk- en bedrijfsgerichte vorming aanbiedt die een flexibele inzet op de arbeidsmarkt mogelijk moet maken. In de tweede graad wordt hiervoor de basis gelegd. Deze basiscompetenties worden in de derde graad verder ontwikkeld door onder meer een ruime stage. Na het voltooien van de derde graad Kantoor zijn de leerlingen voldoende gewapend om routinematige, administratieve taken te vervullen als bediende, telefonist, receptionist in KMO s, grote ondernemingen, openbare diensten, scholen, ziekenhuizen De nadruk in de opleiding ligt op een praktijkgerichte aanpak van alle leerstofitems, weliswaar onder sterke begeleiding van de leerkracht. Het ontwikkelen van communicatieve en sociale vaardigheden en een correcte attitudevorming zijn de pijlers van de vorming. Een leerling uit de studierichting Kantoor heeft interesse voor de brede administratieve taken binnen het bedrijf. Hij is bereid tot uitvoerend werk, maar kan deze zelfstandig vervullen. Het vak toegepaste economie speelt hier ruimschoots op in door een uitgebreide kennismaking met de handelsdocumenten en de boekhouding. De nadruk ligt op het correct en efficiënt omgaan met deze documenten. Het vak kantoortechnieken vormt de meer praktijkgerichte component in de opleiding. Administratieve medewerkers dienen taken uit te voeren met een hoge mate van nauwkeurigheid. De mate van autonomie bij het uitvoeren van de taken is relatief beperkt. Het werk is vaak iteratief en daarom in veel gevallen gestandaardiseerd. Naast de noodzakelijke beroepscompetenties worden ook de attituden en vaardigheden sterk gewaardeerd. Bij het opstellen van dit leerplan werd rekening gehouden met het beroepsopleidingprofiel van secretariaatsmedewerk(st)er.

BSO 2e graad SG Kantoor 3 TV Toegepaste economie (1e jaar: 5 lestijden/week, 2e jaar: 5 lestijden/week) TV Kantoortechnieken (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week) BEGINSITUATIE Een specifieke voorkennis voor handelseconomie, boekhouden en kantoortechnieken is niet vereist. Het merendeel van de leerlingen in het 1e jaar van de 2e graad Kantoor komen ofwel uit 2 BVL, beroepenveld Kantoor verkoop, ofwel uit de 1e graad basisoptie Handel. De leerlingen die afkomstig zijn uit 2 BVL, beroepenveld Kantoor verkoop, of uit de 1e graad basisoptie Moderne wetenschappen of Handel beschikken al over een initiërend inzicht in de basisbeginselen van de handelseconomie. Ze hebben reeds kennis gemaakt met koopgedrag, goederen en diensten, inkomen, sparen, de winkel en het kantoor. Leerlingen die uit een andere basisoptie komen, hebben nog geen voorkennis maar dit vormt geen beletsel.

BSO 2e graad SG Kantoor 4 TV Toegepaste economie (1e jaar: 5 lestijden/week, 2e jaar: 5 lestijden/week) TV Kantoortechnieken (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week) ALGEMENE DOELSTELLINGEN Het vak toegepaste economie betekent voor de leerlingen een verdere kennismaking met het boeiende economische leven. Het doel van de handelseconomie is de leerlingen kennis te laten maken met de handelswereld en de courante handelsdocumenten, gesitueerd in een breder economisch kader. Het boekhouden richt zich in de eerste plaats tot de basisprincipes van het dubbel boekhouden en de studie van de elementaire balans- en resultatenrekeningen. In beide deelvakken dienen de leerlingen de volgende vaardigheden te verwerven: hanteren van de documenten; reken- en cijfervaardigheid; sociale en communicatieve vaardigheden; vaardigheid in het zien van details. In elk geval moeten zij bijzondere aandacht besteden aan een correct taalgebruik. De leerlingen moeten tijdens het vak kantoortechnieken een beroepsondersteunende kennis en een praktijkgericht inzicht verwerven in de werking van een kantoor. Het leerplan omvat hierbij de volgende streefdoelen: de leerlingen vertrouwd maken met de specifieke termen en begrippen; ze kennis laten maken met de recente ontwikkelingen in de kantoorwereld. De leerlingen dienen vooral de specifieke vaardigheden te verwerven die nodig zijn voor het vervullen van de functie van secretariaatsmedewerk(st)er: in staat zijn om routinematige werkzaamheden op het gebied van post- en tekstverwerking, communicatie en klassement onder begeleiding te verrichten; sociale en communicatieve vaardigheden; moderne burotica-apparatuur kunnen hanteren; bijzondere aandacht besteden aan een correct taalgebruik. In aansluiting op het Pedagogisch Project van het Gemeenschapsonderwijs wordt van de leerlingen verwacht dat zij zowel in toegepaste economie als in kantoortechnieken onder begeleiding van de leerkracht de volgende attitudes 1, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelen en nastreven: zin voor orde, netheid en nauwkeurigheid: bij het vastleggen van zakelijke gegevens moet men ordelijk, met netheid en uiterst precies te werk gaan. Nauwkeurigheid is eveneens vereist bij het verwerken van gegevens, organiseren en archiveren; assertiviteit in functie van het uitvoeren van een taak: niet aarzelen om meer uitleg te vragen over een opdracht opdat men een exact beeld heeft van het verwachte eindresultaat; resultaatgerichtheid: gedreven naar het einddoel van de activiteit werken; zelfstandigheid en zin voor initiatief: zelfstandig een taak kunnen afwerken en problemen durven aanpakken; 1 De weergegeven omschrijving is in functie van de beroepshouding.

BSO 2e graad SG Kantoor 5 TV Toegepaste economie (1e jaar: 5 lestijden/week, 2e jaar: 5 lestijden/week) TV Kantoortechnieken (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week) contactbereidheid en zin voor samenwerking: correct kunnen omgaan met personen binnen en buiten het bedrijf. Belangrijk is dat men zeer goed samenwerkt met collegae en vooral met de directe verantwoordelijke; discretie en betrouwbaarheid: alle vertrouwelijke en geheime informatie met de nodige omzichtigheid behandelen ten einde niet bedoelde informatieoverdracht te voorkomen; veiligheid-, milieu- en hygiënebewustzijn: actief en pro-actief gericht zijn op veiligheid, op het voorkomen van situaties die personen, de infrastructuur en / of het milieu kunnen schaden en op het naleven van hygiënische richtlijnen. accuratesse: erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een taak nauwkeurig te voltooien. Het is essentieel dat het leerplan als een geheel geïnterpreteerd wordt, m.a.w. naast de leerinhouden en leerplandoelstellingen zijn de pedagogisch-didactische wenken duidende en waardevolle aanvullingen.

BSO 2e graad SG Kantoor 6 / TV TOEGEPASTE ECONOMIE: HANDELSECONOMIE 1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week DECR. NR. 1 1 Inleiding en situering het begrip behoefte omschrijven en concretiseren via voorbeelden; de begrippen goederen en diensten omschrijven en concretiseren via voorbeelden; de begrippen produceren (productie) en consumeren (consumptie) omschrijven en concretiseren via voorbeelden; de productiefactoren (natuurlijke hulpbronnen, arbeid en kapitaal) opsommen en omschrijven; het begrip economie omschrijven; 1.1 Basisbegrippen 1.1.1 Behoeften 1.1.2 Goederen en diensten 1.1.3 Produceren en consumeren 1.1.4 Productiefactoren 1.1.5 Economie 2 een eenvoudige economische kringloop opbouwen (gezinnen en bedrijven) en toelichten via voorbeelden. 1.2 Economische kringloop 2 Ondernemingen en bedrijven de verschillende stappen beschrijven en schematisch voorstellen hoe een product bij de consument komt; het begrip toegevoegde waarde omschrijven en uit de bedrijfskolom de toegevoegde waarde voor elke stap bepalen; 2.1 Bedrijfskolom 2.1.1 Begrip bedrijfskolom 2.1.2 Toegevoegde waarde

BSO 2e graad SG Kantoor 7 DECR. NR. het begrip BTW omschrijven; aan de hand van de bedrijfskolom het principe van de BTW verklaren en aantonen dat BTW een verbruiksbelasting is; 2.1.3 BTW 2.1.4 Principe van de BTW de verschillende sectoren opsommen en bedrijven in de juiste sector onderbrengen; 2.2 Sectoren de verschillende ontstaansreden tussen bedrijven uit de profit en de non-profit sector verklaren en toelichten met voorbeelden; 2.3 Profit en non-profit sector de begrippen grootbedrijf en kleinbedrijf omschrijven en toelichten via voorbeelden; enkele voor- en nadelen beschrijven van een grootbedrijf en een kleinbedrijf; 2.4 Bedrijven: indeling volgens grootte 2.4.1 Grootbedrijf kleinbedrijf 2.4.2 Voor- en nadelen de begrippen eenmanszaak en vennootschap omschrijven, concretiseren via voorbeelden en enkele voor- en nadelen van beide ondernemingsvormen (formaliteiten, aansprakelijkheid, continuïteit, winstverdeling ) toelichten; de voornaamste handelsvennootschappen (NV, (E)BVBA) vergelijken op basis van enkele criteria (aansprakelijkheid, kapitaal, vennoten ); 2.5 Indeling van de ondernemingen naar juridische maatstaven 2.5.1 Eenmanszaak versus vennootschappen 2.5.2 Indeling van de handelsvennootschappen

BSO 2e graad SG Kantoor 8 DECR. NR. 3 de rol van financiële instellingen omschrijven en hun bestaansredenen verantwoorden; de begrippen debetrente en creditrente toelichten; uitgaande van de deposito-opneming en kredietverstrekking het ontstaan van de intrestmarge verklaren; de dienstverlening van financiële instellingen omschrijven en illustreren (beleggingsadvies, aanbod van verzekeringen, vreemde valuta, safes, belastingadvies...). 2.6 Financiële instellingen 2.6.1 Bestaansredenen 2.6.2 Debetrente en creditrente 2.6.3 Deposito-opneming, kredietverstrekking en intrestmarge 2.6.4 Bankdiensten 3 Handel en handelaar de begrippen handel en handelaar omschrijven; 3.1 Begrippen de voornaamste functies van de handel schetsen; 3.2 Functies van de handel de begrippen groothandel en kleinhandel omschrijven en toelichten met voorbeelden; de begrippen collecterende en distribuerende handel omschrijven en toelichten met voorbeelden; de begrippen binnenlandse en buitenlandse handel omschrijven en toelichten met voorbeelden; de begrippen intracommunautaire levering, intracommunautaire verwerving, invoer en uitvoer omschrijven en toelichten met voorbeelden; de begrippen doorvoerhandel en veredelingsverkeer omschrijven en toelichten met voorbeelden. 3.3 Indeling van de handel 3.3.1 Groothandel en kleinhandel 3.3.2 Collecterende en distribuerende handel 3.3.3 Binnenlandse en buitenlandse handel 3.3.4 Intracommunautaire levering, intracommunautaire verwerving, invoer en uitvoer 3.3.5 Doorvoerhandel en veredelingsverkeer

BSO 2e graad SG Kantoor 9 DECR. NR. 4 4 Kopen en verkopen de stappen in het verkoopproces (prijsaanvraag, prijsofferte, bestelling, levering, betaling) ordenen en omschrijven; 4.1 Het verkoopproces de functie van de prijsaanvraag aantonen, het document herkennen en rangschikken binnen het koopproces; de functie van de prijsofferte (bestek) aantonen, het document herkennen en rangschikken binnen het koopproces; de functie van de bestelbon aantonen, het document herkennen en rangschikken binnen het koopproces en de bestelbon invullen uitgaande van een prijsofferte; de functie van de leveringsbon aantonen, het document herkennen en rangschikken binnen het koopproces; de functie van de factuur aantonen, het document herkennen en rangschikken binnen het koopproces (zie ook boekhouden); de functie van de creditnota aantonen, het document herkennen en rangschikken binnen het koopproces (zie ook boekhouden); een klachtenbrief opstellen; 4.2 Documenten in het verkoopproces 4.2.1 Prijsaanvraag 4.2.2 Prijsofferte (bestek) 4.2.3 Bestelbon 4.2.4 Leveringsbon 4.2.5 Factuur 4.2.6 Creditnota 4.2.7 Klacht de verkoopsvoorwaarden (hoeveelheid, kwaliteit, prijs, levering, betaling) opzoeken en toelichten. 4.3 Verkoopsvoorwaarden

BSO 2e graad SG Kantoor 10 DECR. NR. 5 5 Betaling het begrip kwijting omschrijven, de kwijting herkennen en hanteren; het begrip kwijtschrift (kwitantie) omschrijven, het kwijtschrift (kwitantie) herkennen en hanteren; het begrip ontvangstbewijs omschrijven, het ontvangstbewijs herkennen en hanteren; 5.1 Rechtstreekse betaling 5.1.1 Kwijting 5.1.2 Kwijtschrift (kwitantie) 5.1.3 Ontvangstbewijs de rol van financiële instellingen bij onrechtstreekse betaling toelichten; het begrip storting omschrijven, de storting herkennen en het document invullen; het begrip overschrijving omschrijven, de overschrijving herkennen en het document invullen; het begrip bankcheque omschrijven en de bankcheque herkennen; het begrip domiciliëring omschrijven en voorbeelden van nuttige toepassingen aanhalen; het begrip permanente of doorlopende opdracht omschrijven en voorbeelden van nuttige toepassingen aanhalen; het begrip protonkaart omschrijven, de gebruikswijze toelichten en voorbeelden van nuttige toepassingen aanhalen; 5.2 Onrechtstreekse betaling 5.2.1 Tussenkomst van de financiële instellingen 5.2.2 Betalingstechnieken 5.2.2.1 Storting 5.2.2.2 Overschrijving 5.2.2.3 Bankcheque 5.2.2.4 Domiciliëring 5.2.2.5 Permanente of doorlopende opdracht 5.2.2.6 Elektronische betaling: protonkaart 5.2.2.7 Elektronische betaling: debetkaart

BSO 2e graad SG Kantoor 11 DECR. NR. het begrip debetkaart omschrijven, de gebruikswijze toelichten en voorbeelden van nuttige toepassingen aanhalen; het begrip kredietkaart omschrijven, de gebruikswijze toelichten, voorbeelden van nuttige toepassingen aanhalen en de gevaren van het gebruik toelichten; actuele software hanteren voor financiële toepassingen; 5.3 PC-banking 5.2.2.8 Elektronische betaling: kredietkaart 6 uit een rekeninguittreksel relevante informatie afleiden. 5.4 Het rekeninguittreksel 6 Krediet het begrip krediet omschrijven en het belang ervan aantonen; 6.1 Begrip en belang het begrip kredietopening omschrijven en het gebruik van de kredietopening toelichten; het begrip kaskrediet omschrijven en het gebruik van het kaskrediet toelichten; 6.2 Krediet op korte termijn 6.2.1 Kredietopening 6.2.2 Kaskrediet het begrip lening op afbetaling omschrijven en het gebruik van de lening op afbetaling toelichten; het begrip verkoop op afbetaling omschrijven en het gebruik van de verkoop op afbetaling toelichten; het begrip verkoop op termijn omschrijven, het gebruik van de verkoop op termijn toelichten en concrete toepassingen opzoeken; 6.3 Krediet op lange termijn 6.3.1 Lening op afbetaling 6.3.2 Verkoop op afbetaling 6.3.3 Verkoop op termijn

BSO 2e graad SG Kantoor 12 DECR. NR. 7 het begrip persoonlijke lening omschrijven en het gebruik van de persoonlijke lening toelichten; het begrip hypothecaire lening omschrijven en het gebruik van de hypothecaire lening toelichten; het begrip leasing omschrijven en het gebruik van leasing toelichten; een eenvoudige intrestberekening toepassen (bijvoorbeeld voor een kaskrediet); de (reële) intrestlasten van een aantal kredietvormen vergelijken en de voor- en nadelen van de verschillende financieringsvormen afwegen; de mogelijke gevaren voor de kredietnemer toelichten (terugbetalingsplicht, financiële draagkracht, risico s en waarborgen); de wet op het consumentenkrediet opzoeken en het doel ervan verduidelijken; de steunmaatregelen bij specifieke financieringsvormen opzoeken. verzekeringen begripsmatig omschrijven en het belang van (verplichte en wenselijke) verzekeringen voor de verzekeringsnemer aantonen; 6.3.4 Persoonlijke lening 6.3.5 Hypothecaire lening 6.3.6 Leasing 6.4 Intrestberekening 6.5 Intrestvergelijking 6.6 Valkuilen voor de kredietnemer 6.7 Bescherming van de kredietnemer: wet op het consumentenkrediet 6.8 Steunmaatregelen bij specifieke financieringsvormen 7 Verzekeringen 7.1 Begrip en belang de basisterminologie met betrekking tot verzekeringen hanteren op basis van een contract uit de leefwereld van de leerling (bijvoorbeeld bromfietsverzekering) en met voorbeelden illustreren; 7.2 Verzekeringscontracten en verzekeringspartijen

BSO 2e graad SG Kantoor 13 DECR. NR. 8 de belangrijkste verzekeringen (burgerlijke aansprakelijkheid, autoverzekering, brandverzekering ) schematisch ordenen en bondig toelichten. 7.3 Soorten van verzekeringen 8 Gezinnen de verschillende stelsels van vergoedingen verklaren en beoordelen; de inkomensvorming uit arbeid omschrijven m.b.t. stelsels van vergoedingen van arbeid in dienstverband versus zelfstandige; de begrippen nominaal en reëel loon verwoorden; de verschillende inkomsten uit kapitaal omschrijven en toelichten; 8.1 Inkomensvorming 8.1.1 Inkomen uit arbeid 8.1.1.1 Vergoeding van arbeid 8.1.1.2 Dienstverband versus zelfstandige ondernemer 8.1.1.3 Nominaal en reëel loon 8.1.2 Inkomen uit kapitaal de elementen van de inkomensbesteding (consumptie, sparen en belastingen) omschrijven en onderling vergelijken; de noodzaak van belastingen met voorbeelden aantonen; het onderscheid tussen directe en indirecte belastingen aantonen en verduidelijken met voorbeelden; 8.2 Inkomensbesteding 8.3 Belastingen 8.3.1 Noodzaak 8.3.2 Directe en indirecte belastingen de begrippen sparen en beleggen omschrijven; enkele bepalende factoren bij de keuze van beleggingen opsommen (inclusief ethisch beleggen); 8.4 Sparen en beleggen 8.4.1 Begrippen 8.4.2 Motieven voor beleggen

BSO 2e graad SG Kantoor 14 DECR. NR. 9 een beperkt aantal spaar- en beleggingsvormen (spaarrekening, termijnrekening, aandelen ) toelichten en onderling vergelijken. 8.4.3 Spaar- en beleggingsvormen 9 Actualiteitsmap een actualiteitsmap aansluitend bij leerplanitems over bedrijven / ondernemingen en / of over een bedrijfseconomisch thema (voorbeeld een bedrijfssector, bedrijven uit de regio ) aanleggen en erover communiceren; 9.1 Het bedrijfsleven 10 een actualiteitsmap over een algemeen economisch onderwerp (voorbeeld de arbeidsmarkt, sparen en beleggen, buitenlandse handel ) aanleggen en erover communiceren. 9.2 Algemeen economisch 10 Didactische uitstappen (minimaal 1 per jaar) de doelstellingen van de didactische uitstap formuleren; 10.1 Formulering van doelstellingen in samenwerking met de leerkracht de didactische uitstap voorbereiden; 10.2 Voorbereiding verslag over de didactische uitstap uitbrengen; 10.3 Rapportering de didactische uitstap evalueren in functie van de doelstellingen. 10.4 Evaluatie

BSO 2e graad SG Kantoor 15 TV TOEGEPASTE ECONOMIE: BOEKHOUDEN 1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week DECR. NR. De cursief gedrukte leerplandoelstellingen (U) zijn uitbreidingsdoelstellingen en kunnen worden aangeboden wanneer de overige leerplandoelstellingen zijn gerealiseerd of wanneer de school economie aanbiedt in het complementair gedeelte. 1 1 Inleiding tot het boekhouden het begrip boekhouden omschrijven; de noodzaak van het bijhouden van een boekhouding toelichten. 1.1 Begrip 1.2 Noodzaak 2 2 Basisbegrippen van het dubbel boekhouden het begrip inventaris omschrijven; een (eenvoudige) inventaris opstellen aan de hand van beschikbaar cijfermateriaal; uit de inventaris het vermogen van de onderneming afleiden; het begrip balans omschrijven door gebruik te maken van de begrippen actief en passief, de begrippen actief en passief hanteren in concrete situaties en het balansevenwicht toelichten; het begrip balanspost toelichten; de balans afleiden uit de inventaris; een (eenvoudige) balans rubriceren; 2.1 Inventaris 2.1.1 Begrip inventaris 2.1.2 Opstellen van een inventaris 2.1.3 Vermogen 2.2 Balans 2.2.1 Begrippen balans, actief, passief, balansevenwicht 2.2.2 Balansposten 2.2.3 Opstellen van een balans 2.2.4 Rubrieken van de balans (eenvoudige) wijzigingen in actief en passief op de balans weergeven; 2.3 Wijzigingen in actief en passief

BSO 2e graad SG Kantoor 16 DECR. NR. het begrip rekening en grootboek toelichten; de balans uitsplitsen in rekeningen; de boekingsregels van rekeningen van het actief en passief toepassen door gebruik te maken van de begrippen debet en credit; het boekhoudalgoritme / de coderingstabel gebruiken bij boekhoudkundige verrichtingen; 2.4 Rekeningen en grootboek 2.4.1 Begrippen rekeningen en grootboek 2.4.2 Van beginbalans naar rekeningen 2.4.3 Werking van de balansrekeningen 2.4.4 Boekhoudalgoritme / coderingstabel de noodzaak van het gebruik van het MAR illustreren; de rekeningnummers uit het MAR afleiden; het saldo van de rekeningen bepalen en interpreteren; 2.5 MAR 2.5.1 Noodzaak van het gebruik van een rekeningstelsel 2.5.2 Werking van het MAR 2.6 Salderen van de rekeningen het begrip journaal omschrijven; (eenvoudige) verrichtingen in het journaal registreren; 2.7 Journaal 2.7.1 Begrip journaal 2.7.2 Journaliseren het begrip proef- en saldibalans omschrijven; de noodzaak van het opstellen van een proef- en saldibalans verduidelijken; uitgaande van het grootboek de proef- en saldibalans opstellen; uitgaande van de saldibalans de eindbalans afleiden; 2.8 Proef- en saldibalans 2.8.1 Begrip proef- en saldibalans 2.8.2 Noodzaak van het opstellen van een proef- en saldibalans 2.8.3 Opstellen van een proef- en saldibalans 2.9 Eindbalans

BSO 2e graad SG Kantoor 17 DECR. NR. zelfstandig de opeenvolgende stappen van inventaris tot eindbalans toepassen in een (eenvoudige) monografie. 2.10 Monografie 3 3 Resultaat en resultatenrekening het begrip resultaat omschrijven; het resultaat berekenen (eenvoudig); 3.1 Resultaat 3.1.1 Begrip 3.1.2 Berekening het begrip resultatenrekening omschrijven; de resultaten groeperen volgens hun aard (bedrijfsresultaten, financiële resultaten, uitzonderlijke resultaten en belastingen op het resultaat); het boekhoudalgoritme / de coderingstabel gebruiken bij boekhoudkundige verrichtingen; de boekingsregels voor resultatenrekeningen afleiden uit de werking van de rekening kapitaal; de resultatenrekeningen situeren in het MAR. 3.2 Resultatenrekening 3.2.1 Begrip resultatenrekening 3.2.2 Indeling 3.2.3 Boekhoudalgoritme / coderingstabel 3.2.4 Boekingsregels 3.2.5 Situering in het MAR

BSO 2e graad SG Kantoor 18 DECR. NR. 4 4 Verrichtingen in verband met aankopen en verkopen van handelsgoederen de aankopen indelen volgens hun aard (aankopen van handelsgoederen, aankopen van diensten en diverse goederen en aankopen van vaste activa); 4.1 Soorten aankopen het begrip factuur omschrijven en het document herkennen; het belang van het opstellen van een factuur toelichten; een factuurberekening (met BTW, handelskorting, aankoopkosten, waarborg verpakking en financiële korting) uitvoeren; de factuur (met BTW, handelskorting, aankoopkosten, waarborg verpakking en financiële korting) invullen (zie ook handelseconomie); 4.2 Factuur 4.2.1 Begrip factuur 4.2.2 Belang van het opstellen van een factuur 4.2.3 Factuurberekening 4.2.4 Opstellen van een factuur het begrip creditnota omschrijven en het document herkennen; het belang van het opstellen van een creditnota toelichten; een berekening van een creditnota uitvoeren; de creditnota invullen (zie ook handelseconomie); een aankoopfactuur van handelsgoederen (met BTW, handelskorting, aankoopkosten, waarborg verpakking en financiële korting) boekhoudkundig verwerken; 4.3 Creditnota 4.3.1 Begrip creditnota 4.3.2 Belang van het opstellen van een creditnota 4.3.3 Berekening van een creditnota 4.3.4 Opstellen van een creditnota 4.4 Aankoopfacturen van handelsgoederen

BSO 2e graad SG Kantoor 19 DECR. NR. een inkomende creditnota van handelsgoederen boekhoudkundig verwerken; 4.5 Inkomende creditnota s van handelsgoederen de betaling van aankoopfacturen van handelsgoederen (inclusief creditnota s) boekhoudkundig verwerken; 4.6 Betaling van aankoopfacturen (inclusief inkomende creditnota s) een verkoopfactuur van handelsgoederen (met BTW, handelskorting, aankoopkosten, waarborg verpakking en financiële korting) boekhoudkundig verwerken; 4.7 Verkoopfacturen van handelsgoederen een uitgaande creditnota van handelsgoederen boekhoudkundig verwerken; 4.8 Uitgaande creditnota s de inning van verkoopfacturen van handelsgoederen (inclusief creditnota s) boekhoudkundig verwerken; 4.9 Inning van verkoopfacturen (inclusief uitgaande creditnota s) zelfstandig aankoopfacturen, verkoopfacturen, inkomende creditnota s, uitgaande creditnota s, inningen en betalingen registreren in het grootboek en in het journaal via een monografie. 4.10 Monografie

BSO 2e graad SG Kantoor 20 DECR. NR. 5 5 Verrichtingen met bedrijfsresultaten een aankoopfactuur van diensten en diverse goederen (inclusief BTW, handelskorting, aankoopkosten en financiële korting) boekhoudkundig verwerken; 5.1 Aankopen van diensten en diverse goederen (U) (U) (U) 6 uitgaande van het brutoloon van een arbeider of een bediende, de RSZ, de bedrijfsvoorheffing en het nettoloon berekenen en uitgaande van het nettoloon van een bediende, het brutoloon bepalen (via de teruggaande calculatie); de werkgeversbijdrage voor een arbeider en een bediende berekenen; de totale loonkost van een werknemer bepalen; een loonstaat herkennen en uit het document relevante gegevens afleiden (brutoloon, nettoloon, RSZ, bedrijfsvoorheffing, werkgeversbijdrage en loonkost); bezoldigingen van arbeiders en bedienden (inclusief de werkgeversbijdrage) boekhoudkundig verwerken. 5.2 Bezoldigingen en sociale lasten 5.2.1 Loonberekening 5.2.2 Werkgeversbijdrage 5.2.3 Loonkost 5.2.4 Loonstaat 5.2.5 Boekhoudkundige verwerking 6 Verrichtingen met balansrekeningen verrichtingen in verband met de kas, kredietinstellingen en de Bank van de Post boekhoudkundig verwerken (betalingen, inningen, bankkosten ); de noodzaak van de rekening interne overboekingen toelichten en interne overboekingen gebruiken bij transfers tussen kas, kredietinstellingen en Bank van de post; 6.1 Liquide middelen 6.1.1 Kas, Kredietinstellingen en Bank van de Post 6.1.2 Interne overboekingen

BSO 2e graad SG Kantoor 21 DECR. NR. (U) (U) 7 de materiële vaste activa indelen naar hun aard (terreinen en gebouwen, installaties, machines en uitrusting, meubilair en rollend materieel) en toelichten met voorbeelden; een aankoop van materiële vaste activa boekhoudkundig verwerken (inclusief aankoopkosten); de grootte van de jaarlijkse afschrijving bepalen volgens de lineaire afschrijvingsmethode; een jaarlijkse afschrijving van materiële vaste activa boekhoudkundig verwerken. 6.2 Materiële vaste activa 6.2.1 Indeling 6.2.2 Aankoop (inclusief aankoopkosten) 6.2.3 Jaarlijkse afschrijving 6.2.3.1 Bepalen van de grootte van de jaarlijkse afschrijving 6.2.3.2 Boekhoudkundige verwerking 7 Eindejaarsverrichtingen de noodzaak van de eindejaarsverrichtingen verantwoorden; 7.1 Verantwoording 8 het verloop van de eindejaarsverrichtingen schetsen. zelfstandig de behandelde verrichtingen uit de tweede graad registreren via een monografie. 7.2 Verloop 8 Monografie

BSO 2e graad SG Kantoor 22 TV KANTOORTECHNIEKEN 1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week DSET 1 1 Bedrijven en hun werkzaamheden het begrip organisatie omschrijven; de noodzaak van organisatie aantonen via concrete voorbeelden; enkele functies binnen een bedrijf opnoemen en de inhoud van deze functies illustreren met voorbeelden; 1.1 De structuur van een bedrijf 1.1.1 Begrip organisatie 1.1.2 Noodzaak van een organisatie 1.1.3 Functies in een bedrijf het begrip organogram omschrijven en op basis van beschikbare informatie een (eenvoudig) organogram opstellen; de verschillende afdelingen binnen een bedrijf in het organogram situeren en de belangrijkste taken beschrijven; een onderscheid maken tussen lijn- en stafafdelingen; uitgaande van personeelsadvertenties een aantal (essentiële) vereisten op gebied van kennis, vaardigheden en attitudes afleiden voor werknemers in verschillende afdelingen; 1.2 Organogram 1.2.1 Begrip 1.2.2 De afdelingen van een bedrijf 1.2.3 Lijn- en stafafdelingen 1.2.4 Profielen van de werknemers het begrip kantoorwerk omschrijven en situeren; het profiel van een kantoorbediende afleiden (uit bijvoorbeeld personeelsadvertenties) en toelichten. 1.3 Het kantoorwerk 1.3.1 Begrip en situering 1.3.2 Profiel van een kantoorbediende

BSO 2e graad SG Kantoor 23 DSET 2 2 De kantoorinrichting het begrip kantoorinrichting omschrijven en illustreren; 2.1 Begrip het belang van een aangepaste kantoorinrichting aantonen; 2.2 Het belang van de kantoorinrichting een cellenkantoor herkennen, de opstelling omschrijven en verantwoorden; een landschapskantoor herkennen, de opstelling omschrijven en verantwoorden; een schematische voorstelling van een kantoorinrichting (met de juiste verhoudingen en verdelingen) opstellen; enkele nieuwe tendensen op het vlak van de kantoorinrichting opzoeken en toelichten; 2.3 De kantoorruimte 2.3.1 Het cellenkantoor 2.3.2 Het landschapskantoor 2.3.3 Schematische voorstelling 2.3.4 Nieuwe tendensen. het begrip ergonomie op kantoor omschrijven; ergonomische aspecten op kantoor herkennen en aantonen; ergonomisch werken; de eigenschappen van verschillende soorten kantoormeubilair (schrijftafel, bureaustoel, bijzetmeubelen ) opzoeken; opstellingsmodaliteiten van verschillende soorten kantoormeubilair (schrijftafel, bureaustoel, bijzetmeubelen ) opzoeken en verantwoorden; 2.4 Het kantoormeubilair. 2.4.1 Ergonomie 2.4.1.1 Begrip 2.4.1.2 Ergonomische aspecten op kantoor 2.4.1.3 Ergonomisch werken 2.4.2 Eigenschappen van kantoormeubilair 2.4.3 Opstellingsmodaliteiten van kantoormeubilair

BSO 2e graad SG Kantoor 24 DSET het meest gebruikelijke kantoormaterieel herkennen, benoemen en correct hanteren; het meest gebruikelijke kantoormateriaal herkennen, benoemen en correct hanteren; 2.5 Kantoorbenodigdheden. 2.5.1 Het kantoormaterieel: o.a. perforator, nietjesmachine, brievenopener... 2.5.2 Het kantoormateriaal: o.a. papier, omslagen... 3 de gebruiksmogelijkheden van kantoorapparatuur opzoeken, toelichten en hanteren in routinematige situaties; het klein onderhoud van kantoorapparatuur uitvoeren (zoals vervangen van een toner in een kopieermachine, vervangen van een cartridge in een printer, vervangen van batterijen in een rekenmachine, ledigen van de papiervernietiger ). 2.6 Kantoorapparatuur (o.a. computer, printer, scanner, beamer, kopieerapparaat, dicteerapparaat, rekenmachine, papiervernietiger, overheadprojector... ) 2.6.1 Gebruiksmogelijkheden 2.6.2 Klein onderhoud 3 De postbehandeling inkomende post ontvangen en voorsorteren (daarbij persoonlijke post van bedrijfspost onderscheiden); ontvangen post vakkundig openen; geopende post afstempelen; afgestempelde post registreren; inkomende post na registratie sorteren; inkomende post na sorteren verdelen; 3.1 De inkomende post 3.1.1 Ontvangen en voorsorteren 3.1.2 Openen 3.1.3 Afstempelen 3.1.4 Registreren 3.1.5 Sorteren 3.1.6 Verdelen

BSO 2e graad SG Kantoor 25 DSET op aanwijzing van de directe chef via een pc een kort briefje of tekst typen en opmaken; uitgaande post sorteren; gepaste omslagen kiezen voor het verzenden van de uitgaande post; brieven (ook met bijlagen) vouwen en in omslagen steken; brieven manueel adresseren; adressenbestanden raadplegen, updaten en gebruiken voor adressering van omslagen; 3.2 De uitgaande post 3.2.1 Typen van een briefje of korte tekst 3.2.2 Sorteren 3.2.3 Vullen van de omslagen 3.2.3.1 Soorten omslagen 3.2.3.2 Brieven vouwen 3.2.4 Adresseren 3.2.4.1 Manueel 3.2.4.2 Op basis van een adressenbestand, na updating 4 briefomslagen gepast frankeren op basis van hun gewicht en van de geldende posttarieven; het gebruik van een frankeermachine toelichten na een verkregen demonstratie; verschillende manieren van verzenden onderscheiden en toepassen (gewone zending, luchtpost, aangetekende zending, koerierdienst ). 3.2.5 Frankeren 3.2.5.1 Wegen van de briefomslagen Posttarieven 3.2.5.2 Frankeermachine 3.2.5.3 Het verzenden (gewone verzending, luchtpost, aangetekende zending, koerierdiensten ) 4 Het klassement en het archief het onderscheid tussen klassement en archief verwoorden en illustreren; 4.1 Onderscheid tussen klassement en archief de vereisten van een klassement en archief toelichten; 4.2 Vereisten van een goed klassement en archief

BSO 2e graad SG Kantoor 26 DSET te klasseren of te archiveren documenten verzamelen, sorteren, coderen en inschrijven op lijsten en / of steekkaarten; 4.3 Te klasseren documenten overhandigingfiches bij het uitlenen van geklasseerde documenten opstellen en invullen; 4.4 Overhandigingfiches de alfabetische klasseermethode herkennen en gegevens klasseren, opzoeken en terugzetten volgens de alfabetische klasseermethode; de numerieke klasseermethode herkennen en gegevens klasseren, opzoeken en terugzetten volgens de numerieke klasseermethode; de chronologische klasseermethode herkennen en gegevens klasseren, opzoeken en terugzetten volgens de chronologische klasseermethode; de geografische klasseermethode herkennen en gegevens klasseren, opzoeken en terugzetten volgens de geografische klasseermethode; de decimale klasseermethode herkennen en gegevens klasseren, opzoeken en terugzetten volgens de decimale klasseermethode; 4.5 Methoden 4.5.1 Alfabetisch 4.5.2 Numeriek 4.5.3 Chronologisch 4.5.4 Geografisch 4.5.5 Decimaal het beschikbaar klasseermateriaal herkennen en hanteren; 4.6 Klasseermateriaal documenten op aanwijzing in het archief opbergen; documenten in het archief opzoeken. 4.7 Het archief 4.7.1 Opbergen 4.7.2 Opzoeken

BSO 2e graad SG Kantoor 27 DSET 5 5 Communicatie het begrip communicatie omschrijven; het belang van communicatie herkennen en becommentariëren; vormen van communicatie aanbrengen, herkennen en omschrijven; 5.1 Inleiding 5.1.1 Begrip 5.1.2 Belang 5.1.3 Vormen de evolutie van de telefonie opzoeken en toelichten; de voor- en nadelen van de telefoon toelichten; de concurrentie in de telefonie vaststellen en een persoonlijke keuze verantwoorden onder andere op basis van een vergelijking van de prijzen en aangeboden service; telefoonfacturen begrijpend lezen en toelichten; functies van de telefoon (opnemen, afsluiten, doorverbinden, in wachtrij plaatsen, telefoonnummers opzoeken, laatste nummer oproepen, telefoonnummers programmeren ) aanwenden; comfortdiensten onderscheiden en toelichten; telefoongidsen hanteren (in boekvorm, op cd-rom en via het internet); binnen- en buitenlandse telefoonverbindingen realiseren; een kort zakelijk telefoongesprek voeren; enkele voor- en nadelen van verschillende soorten telefoons en aanverwante toestellen opzoeken en toelichten; 5.2 De telefoon 5.2.1 Evolutie 5.2.2 Voor- en nadelen 5.2.3 De concurrentie in de telefonie 5.2.4 Telefoonfacturen 5.2.5 Telefoonfuncties 5.2.6 Comfortdiensten 5.2.7 Binnen- en buitenlandse telefoonnummers opzoeken in telefoongidsen, op cd-rom en op het internet 5.2.8 Binnen- en buitenlandse verbindingen 5.2.9 Efficiënt telefoneren 5.2.10 Soorten telefoons en aanverwante toestellen o.a.: standaardtelefoon, draadloze telefoon, gsm, antwoord- en registreerapparaat...

BSO 2e graad SG Kantoor 28 DSET het principe van de fax en zijn werking toelichten; een faxnummer (nationaal, internationaal) opzoeken; een faxverbinding tot stand brengen; de voor- en nadelen van een fax aangeven; 5.3 Fax 5.3.1 Principe en werking 5.3.2 Opzoeken van faxnummers 5.3.3 De verbinding 5.3.4 Voor- en nadelen 6 communicatiesoftware voor het werken met e-mails opstarten; een e-mail versturen (inclusief meerdere afzenders, bijlagen, CC, BCC en het aangeven van de prioriteit)) een e-mail ontvangen en openen (inclusief bijlagen); een e-mail beantwoorden (inclusief bijlagen, CC, BCC, leesbevestiging en het aangeven van de prioriteit); ontvangen en verzonden e-mail bewaren in mappen. 5.4 Email 5.4.1 Communicatiesoftware 5.4.2 Versturen van een e-mail 5.4.3 Ontvangen van een e-mail (inclusief bijlagen) 5.4.4 Beantwoorden van een e-mail (inclusief bijlagen, CC, BCC, leesbevestiging, prioriteit) 5.4.5 Klasseren in mappen 6 Ondersteunen van vergaderingen een uitnodiging versturen (via e-mail en per post); 6.1 Uitnodigingen een vergadering logistiek voorbereiden (aanbrengen van bewegwijzering, klaarzetten van de vergaderzaal en voorzien van de nodige apparatuur zoals beamer, overhead, flip-over, aanmaken van naamkaartjes, voorzien van drank ); 6.2 Voorbereiding het onthaal van een vergadering verzorgen (registratie van de aanwezigen, registratie van afwezigen en verontschuldigingen, uitdelen van documentatie, begeleiden naar de vergaderruimte ). 6.3 Onthaal

BSO 2e graad SG Kantoor 29 DSET 7 7 Verplaatsingen de meest efficiënte reisroute uitzoeken (ook via routeplanner); 7.1 Uitstippelen van een reisroute routeplanner trein-, vlieg-, hotel- en restaurantgidsen raadplegen op internet; 7.2 Raadplegen van trein-, vlieg-, hotel- en restaurantgidsen (op internet) 8 9 een taxi, hotel en restaurant bespreken. een actualiteitsmap aansluitend bij leerplanitems over het moderne kantoor aanleggen en erover communiceren. 7.3 Bespreken van taxi, hotel en restaurant 8 Actualiteitsmap 9 Didactische uitstappen de doelstellingen van de didactische uitstap formuleren; 9.1 Formulering van doelstellingen in samenwerking met de leerkracht de didactische uitstap voorbereiden; 9.2 Voorbereiding verslag uitbrengen over de didactische uitstap; 9.3 Rapportering de didactische uitstap evalueren in functie van de doelstellingen. 9.4 Evaluatie

BSO 2e graad SG Kantoor 30 UITBREIDINSDOELSTELLINGEN HANDELSECONOMIE Decr. nr. De cursief gedrukte leerplandoelstellingen (U) zijn uitbreidingsdoelstellingen en kunnen worden aangeboden wanneer de overige leerplandoelstellingen zijn gerealiseerd of wanneer de school economie aanbiedt in het complementair gedeelte. (U) 1 1 Uitdieping van de leerstof handelseconomie (U) 2 2 Handelsrekenen de optelling in de courante praktijk van handelsactiviteiten correct toepassen; de aftrekking in de courante praktijk van handelsactiviteiten correct toepassen; de vermenigvuldiging in de courante praktijk van handelsactiviteiten correct toepassen; de deling in de courante praktijk van handelsactiviteiten correct toepassen; 2.1 De vier hoofdbewerkingen 2.1.1 Optellen 2.1.2 Aftrekken 2.1.3 Vermenigvuldigen 2.1.4 Delen een eenvoudige zakrekenmachine gebruiken voor courante handelsberekeningen; 2.2 Zakrekenmachine het procent van het honderd berekenen in handelsgerichte toepassingen; het procent onder het honderd berekenen in handelsgerichte toepassingen; het procent boven het honderd berekenen in handelsgerichte toepassingen; 2.3 Procentberekening 2.3.1 Procent van het honderd 2.3.2 Procent onder het honderd 2.3.3 Procent boven het honderd

BSO 2e graad SG Kantoor 31 Decr. nr. enkelvoudige intrestberekeningen uitvoeren; 2.3.4 Enkelvoudige intrest (U) 3 via de regel van drie een onbekende grootheid (voor courante handelsberekeningen) berekenen. 2.4 Regel van drie 3 Uitbreiding leerstof handelseconomie (U) 4 de rol van het ondernemingsplan bij het beperken van het ondernemingsrisico beschrijven; de voornaamste onderdelen van het ondernemingsplan onderscheiden (eenvoudig). 3.1 Ondernemingsplan 3.1.1 Rol 3.1.2 Voornaamste onderdelen 4 Projecten de doelstellingen van het project formuleren; contacten leggen met een bedrijf (individueel of in groep) om er relevante informatie (bijvoorbeeld geschiedenis van de onderneming, juridische vorm van de onderneming, beschrijving van de producten, afzetmarkten, samenstelling van het personeelsbestand, het organogram van het bedrijf, de vereiste competenties van enkele medewerkers, ) te verzamelen; een schriftelijk verslag opstellen (gebruik makend van een tekstverwerkingsprogramma en een rekenblad) van hun bevindingen; hun bevindingen presenteren; 4.1 Het bedrijf 4.1.1 Formuleren van doelstellingen 4.1.2 Verzamelen van gegevens 4.1.3 Verslaggeving (gebruik maken van tekstverwerking en rekenblad) 4.1.4 Presentatie

BSO 2e graad SG Kantoor 32 Decr. nr. de doelstellingen van het project formuleren; in samenwerking met de leerkracht het project voorbereiden en uitvoeren; verslag over het project uitbrengen; het project evalueren in functie van de doelstellingen. 4.2 Bedrijfssimulatie of simulatie van een bedrijfsactiviteit 4.2.1 Formulering van doelstellingen 4.2.2 Voorbereiding en uitvoering 4.2.3 Rapportering 4.2.4 Evaluatie

BSO 2e graad SG Kantoor 33 UITBREIDINSDOELSTELLINGEN BOEKHOUDEN Decr. nr. De cursief gedrukte leerplandoelstellingen (U) zijn uitbreidingsdoelstellingen en kunnen worden aangeboden wanneer de overige leerplandoelstellingen zijn gerealiseerd of wanneer de school economie aanbiedt in het complementair gedeelte. (U) 1 1 Uitdieping van de leerstof boekhouden (U) 2 2 Uitbreiding leerstof boekhouden een uitzonderlijke afschrijving van materiële vaste activa motiveren en boekhoudkundig verwerken; een verkoop van materiële vaste activa boekhoudkundig verwerken; 2.1 Materiële vaste activa 2.1.1 Uitzonderlijke afschrijving 2.1.2 Verkoop het begrip bedrijfsbelastingen omschrijven en boekhoudkundig verwerken; een voorbeeld van diverse bedrijfskosten opnoemen en boekhoudkundig verwerken; 2.2 Andere bedrijfskosten 2.2.1 Bedrijfsbelastingen 2.2.2 Diverse bedrijfskosten het begrip bedrijfssubsidies omschrijven en boekhoudkundig verwerken; huuropbrengsten boekhoudkundig verwerken; 2.3 Andere bedrijfsopbrengsten 2.3.1 Bedrijfssubsidies 2.3.2 Huuropbrengsten

BSO 2e graad SG Kantoor 34 Decr. nr. (eenvoudige) intrestberekeningen uitvoeren; de verschillende stappen in de levensloop van een lening boekhoudkundig registreren (aangaan van de lening, kosten verbonden aan de lening, kapitaalaflossingen en intresten); 2.4 Leningen op korte termijn 2.4.1 Intrestberekening 2.4.2 Boekhoudkundige verwerking een BTW-regularisatie doorvoeren; 2.5 BTW-regularisatie de betekenis van het saldo van de rekening Voorraad handelsgoederen omschrijven; wijzigingen in de voorraad handelsgoederen boekhoudkundig verwerken. 2.6 Voorraadrekeningen 2.6.1 Betekenis 2.6.2 Voorraadwijzigingen handelsgoederen (U) 3 een aantal veel voorkomende verrichtingen (aankopen, verkopen, betalingen, inningen ) registreren via een didactisch boekhoudpakket. 3 Didactisch boekhoudpakket

BSO 2e graad SG Kantoor 35 UITBREIDINSDOELSTELLINGEN VERKOOP DSET De cursief gedrukte leerplandoelstellingen (U) zijn uitbreidingsdoelstellingen en kunnen worden aangeboden wanneer de overige leerplandoelstellingen zijn gerealiseerd of wanneer de school economie aanbiedt in het complementair gedeelte. (U) 1 1 Verkopen, een beroep het verkopen toelichten en omschrijven; 1.1 Wat is verkopen? de functie van winkelbediende onderscheiden van de andere functies in de detailhandel en de taken van een winkelbediende in de winkel herkennen en toelichten; de functie van verkoopchef onderscheiden van de andere functies in de detailhandel en de taken van een verkoopchef in de winkel herkennen en toelichten; de functie van filiaalhouder onderscheiden van de andere functies in de detailhandel en de taken van een filiaalhouder in de winkel herkennen en toelichten; de functie van zaakvoerder onderscheiden van de andere functies in de detailhandel en de taken van een zaakvoerder in de winkel herkennen en toelichten; 1.2 Taken van de verkoper 1.2.1 Winkelbediende 1.2.2 Verkoopchef 1.2.3 Filiaalhouder 1.2.4 Zaakvoerder de noodzaak van een grondige opleiding tot verkoper naast de vereiste aanleg en ervaring inzien en aantonen; 1.3 Opleiding van de verkoper kenmerken van de verkoper afleiden uit jobaanbiedingen; 1.4 Kenmerken van de verkoper

BSO 2e graad SG Kantoor 36 DSET (U) 2 de vereiste attitudes van de goede verkoper (beleefdheid, respect, tact, eerlijkheid, hulpvaardigheid, geestdrift, inlevingsvermogen en zelfvertrouwen) herkennen. 1.5 Vereiste attitudes van de verkoper 1.5.1 Beleefdheid 1.5.2 Respect 1.5.3 Tact 1.5.4 Eerlijkheid 1.5.5 Hulpvaardigheid 1.5.6 Geestdrift 1.5.7 Inlevingsvermogen 1.5.8 Zelfvertrouwen 2 Het uiterlijk van de verkoper fysische kenmerken van een verkoper herkennen en toelichten; 2.1 Fysische kenmerken enkele richtlijnen met betrekking tot persoonlijke hygiëne verwoorden en toepassen; 2.2 Persoonlijke hygiëne enkele voorschriften betreffende kleding illustreren en toepassen; 2.3 Kledij de impact van een verzorgd uiterlijk op klanten aantonen. 2.4 Verzorging van het uiterlijk

BSO 2e graad SG Kantoor 37 DSET (U) 3 3 De klanten het begrip koopmotief omschrijven en illustreren; 3.1 Begrip koopmotief de koopmotieven van klanten herkennen en toelichten; 3.2 Koopmotieven van klanten enkele factoren die de koopmotieven beïnvloeden, opsommen en toelichten; 3.3 Factoren die de koopmotieven beïnvloeden verkoopargumenten formuleren in functie van de koopmotieven; 3.4 Verkoopargumenten in functie van de koopmotieven de klantentypes herkennen en toelichten en deze verscheidenheid aan klanten specifiek benaderen; 3.5 Klantentypes 3.5.1 Indeling naar sekse 3.5.2 Indeling naar leeftijd 3.5.3 Indeling naar gedrag 3.5.4 Bijzondere klantentypes de verkoop stimuleren en klantenbinding creëren. 3.6 Stimulering van de verkoop en klantenbinding

BSO 2e graad SG Kantoor 38 DSET (U) 4 4 De goederen het onderscheid tussen massaconsumptiegoederen, duurzame consumptiegoederen, kapitaalgoederen en diensten herkennen en toelichten; 4.1 Soorten goederen informatie over de praktische warenkennis van een artikel / artikelengroep naar keuze opzoeken en toelichten aan de hand van verschillende bronnen en dit klantgericht benaderen, rekening houdend met bijvoorbeeld het gebruik, de oorsprong, de kwaliteitsverschillen, het belang van de grondstoffen, de presentatie, de verpakkingsmogelijkheden ; 4.2 Warenkennis van een artikel / artikelengroep aantonen dat een grondige kennis van het artikel noodzakelijk is voor een goede verkoper; 4.3 Noodzaak van een goede warenkennis de principes voor het plaatsen van goederen in de toonbank en de display toepassen; 4.4 Plaats van de goederen in de winkel het begrip assortiment gepast hanteren; afmetingen van een assortiment herkennen en toelichten; assortimentstypes herkennen, toelichten en illustreren; het onderscheid tussen kern- en randassortiment aantonen; 4.5 Het assortiment 4.5.1 Begrip 4.5.2 Afmetingen van het assortiment 4.5.3 Assortimentstypes 4.5.4 Kernassortiment versus randassortiment

BSO 2e graad SG Kantoor 39 DSET (U) 5 voor- en nadelen van een grote en kleine voorraad omschrijven; voorraden aanvullen volgens de aanvulprincipes; de voorraadadministratie toepassen; de volgorde van de eigen opdrachten plannen; de veiligheidsvoorschriften en richtlijnen i.v.m. bedrijfshygiëne naleven; etiketteringmethoden toepassen; defecten en gevaarlijke situaties herkennen en signaleren; winkeldiefstal herkennen en gepast reageren; beveiligingsmethoden herkennen en toelichten. de verschillende verkoopvormen in de kleinhandel herkennen, bondig toelichten (inclusief de voor- en nadelen van elk) en illustreren op basis van het contact met de koper; de verschillende verkoopvormen in de kleinhandel herkennen, 4.6 Winkelvoorraad 4.6.1 Grootte van de voorraad 4.6.2 Aanvulprincipes 4.6.3 Voorraadadministratie 4.6.4 Planning van de werkzaamheden 4.6.5 Veiligheid en hygiëne 4.6.6 Etikettering 4.6.7 Defecten en gevaarlijke situaties 4.6.8 Winkeldiefstal 4.6.9 Beveiligingsmethoden 5 Verkoopvormen 5.1 Indeling op basis van het contact met de koper 5.1.1 Traditionele bediening (toonbankwinkel) 5.1.2 Visuele verkoop 5.1.3 Zelfbediening 5.1.4 Verkoop via automaten 5.1.5 Ambulante verkoop 5.1.6 Directe verkoop aan de consument 5.1.7 Partyverkoop 5.1.8 Verkoop op beurzen 5.1.9 Postorderverkoop 5.1.10 Televerkoop 5.1.11 Elektronische verkoop

BSO 2e graad SG Kantoor 40 DSET (U) 6 bondig toelichten (inclusief de voor- en nadelen en de mogelijke vestigingsplaatsen van elk) en illustreren op basis van de aard van de winkel; 5.2 Indeling volgens de aard van de winkel 5.2.1 Traditionele winkel 5.2.2 Hypermarkten en supermarkten 5.2.3 Discounts 5.2.4 Nachtwinkels 5.2.5 Convenience stores 5.2.6 Outletstores (fabriekswinkels) 6 De kassa-activiteiten de kassa-activiteiten in de juiste volgorde toepassen: controle van de verkochte goederen, etiketten en beveiligingen van de verkochte artikelen verwijderen, inpakken van de verkochte artikelen; het werkmateriaal en materieel van de kassa-activiteiten herkennen en hanteren; 6.1 Kassa-activiteiten 6.1.1 Handelingen 6.1.2 Materiaal en materieel kortingsystemen (zoals klantenkaart, zegels, waardebonnen, promotieacties, solden ) herkennen en hanteren; 6.2 Kortingsystemen omgaan met retouren; 6.3 Retouren de kassa werkklaar maken en bedienen; verschillende betaalmiddelen herkennen en hanteren (zie ook handelseconomie). 6.4 Afrekening 6.4.1 Kassa 6.4.2 Betaalmiddelen en betaling

BSO 2e graad SG Kantoor 41 DSET (U) 7 7 Het verkoopgesprek structuur van het verkoopproces (AIDA-formule) toelichten; 7.1 Structuur van het verkoopproces de verschillende fasen in het verkoopgesprek herkennen en toelichten; 7.2 Fasen in het verkoopgesprek de klanten op de gepaste manier ontvangen; 7.3 Klanten ontvangen de koopbehoeften van de klanten vaststellen; 7.4 Klanten en hun koopbehoeften de kooplust van de klanten opwekken; 7.5 Klanten en hun kooplust nevenaspecten van een verkoop toelichten, illustreren en ermee omgaan; 7.6 Nevenaspecten van een verkoop 7.6.1 Bijverkoop 7.6.2 Omruilen 7.6.3 Klachten eenvoudige verkoopgesprekken voorbereiden en een verkoop correct afhandelen met toepassing van de AIDA-formule en in verschillende situaties (inclusief bijverkoop, omruilen, klachtenbehandeling). 7.7 Het voeren van verkoopgesprekken

BSO 2e graad SG Kantoor 42 DSET (U) 8 8 Project Mijn eigen winkel (Via het project Jieha zijn deze doelstellingen perfect te realiseren. De leerkracht is echter vrij om een ander project te definiëren met dezelfde doelstellingen.) de rol van het ondernemingsplan bij het beperken van het ondernemingsrisico beschrijven; aan de hand van een voorbeeld de voornaamste onderdelen van het ondernemingsplan onderscheiden; een originele naam voor de eigen winkel bedenken en de keuze verantwoorden; een origineel logo voor de eigen winkel ontwerpen en de keuze verantwoorden; 8.1 Ondernemingsplan 8.1.1 Rol 8.1.2 Voornaamste onderdelen 8.1.3 Keuze van de naam 8.1.4 Keuze van het logo een (eenvoudig) marktonderzoek opstellen; een (eenvoudig) marktonderzoek uitvoeren; de resultaten van het marktonderzoek verwerken via een grafiek of een tabel; de resultaten van een marktonderzoek interpreteren en hieruit conclusies trekken voor de eigen winkel; de keuze van de verkoopplaatsen (binnen én buiten school) en de verkooptijdstippen (minimaal vier) plannen; de potentiële klantengroep bepalen en beschrijven; de potentiële concurrenten opzoeken en beschrijven; 8.1.5 Het marktonderzoek 8.1.5.1 Opstellen van een marktonderzoek 8.1.5.2 Uitvoeren van een marktonderzoek 8.1.5.3 Verwerking van het marktonderzoek 8.1.5.4 Interpretatie van de resultaten 8.1.6 Keuze van de verkoopplaats en verkooptijdstippen 8.1.7 Klanten 8.1.8 Concurrenten