Regionaal Opleidingsplan Circuit Twente. Versie 1.0 (13-03-2012)



Vergelijkbare documenten
College Geneeskundige Specialismen

Centraal College Medische Specialismen

BETER Beschrijving Eerste Toetsbare Eindtermen Revalidatiegeneeskunde

Visiteren = implementeren

Landelijk Opleidingscompetentieprofiel. Master Physician Assistant

De opleiding tot Restauratief Tandarts van de Nederlands Vlaamse Vereniging voor Restauratieve Tandheelkunde

Patiëntklachten. Van Statistiek naar Casuïstiek. Beoordeling functioneren medisch specialisten: 1. MSRC 2. IFMS 3. Module disfunctioneren

Competentieprofiel van de genetisch consulent

Algemene competenties van de openbaar apotheker specialist

Bij de MSF (verwijzers) is het verplicht minimaal 3 verwijzers een vragenlijst te sturen, voor de

Competentieprofiel arts Maatschappij en Gezondheid

Het competentieprofiel van de verzekeringsarts

Revalidatiegeneeskunde

Workshop. Hoe maak ik een lokaal/regionaal plan? Scheltus van Luijk Corry den Rooyen. Donderdag 25 februari 2010

Revalidatiegeneeskunde

Welkom. Wietske van de Geer Peeters. Revalidatiearts. Klimmendaal locatie Zutphen Gelre. ziekenhuizen Zutphen

Revalidatie. Revalidatie & Herstel

Instrumenten EIF: de essentie. 10 oktober 2017

Bijlage 7 Profielen Goudvisteam

Workshop: Lokaal opleidingsplan

Verwacht niveau in de co-schappen

Algemeen Beroepskader Revalidatiegeneeskunde

Informatiegids 2019 Opleiding tot MSK-arts

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

Medisch Informatieprofessional 3.0 Waar sta jij (be)sta jij nog? Miebet Wilhelm St. Antonius ziekenhuis dinsdag 9 mei 2017

Competentieprofiel van de opleider CHVG

Revalidatiegeneeskunde bij oncologische patiënten Stefanie Kerkhof, revalidatiearts

Uitvoeringsregeling Toetsing en Beoordeling Huisartsopleiding

Project SO 2020 Medisch handelen Professionaliteit Kennis en wetenschap Samenwerking O et patiënt ppelijk unicatie m and Com elen

Leergang Praktijkondersteuner in de huisartsenpraktijk

Handvest Sectie kinderrevalidatiegeneeskunde

Het individuele opleidingsplan (IOP)

Onderscheid door Kwaliteit

Reglement Disfunctioneren

Competenties van de klinisch psycholoog. Ger Keijsers

Leerplan profileringsstage kinderneurologie

me nse nkennis Competentiegericht opleiden in de BIG opleidingen Getting started

TUSSENPROFIEL VAN DE HUISARTS IN OPLEIDING. Jaar 1. Versie 2

Besluit van (datum) houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme reumatologie

Revalidatie. Nederland

Getting Started. Competentie gericht opleiden in de BIG opleidingen

Centraal College Medische Specialismen

Evaluatie stage extra muros

Vernieuwing Opleiding CGt: de ontwikkeling van toetsen

Eindtermen voor de vervolgopleiding tot oncologie verpleegkundige

Keuzedeel mbo. Zorg en technologie. gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo. Code K0137

Algemene competenties van de medisch specialist

College Geneeskundige Specialismen

Toelichting De kerncompetentie vakinhoudelijk handelen vormt de rode draad van elke leerweg. De andere kerncompetenties zijn daarbij ondersteunend.

Kerncompetenties psychotherapeut

WORKSHOP: Wat zijn uw eigen competenties?

Dedicated Schakeljaar Vitale Functies

Klinische Stage Interne Geneeskunde. Bijlage 1

Competentieprofiel kaderhuisarts

Revalidatie. Informatie voor patiënten. Medisch Centrum Haaglanden

Dedicated Schakeljaar bij de Orthopedie ROGO Rotterdam. Aannamebeleid

OPLEIDING TOT BIJZONDERE BEKWAAMHEID HUNTINGTONZORG voor de specialist ouderengeneeskunde

INDICATIESTELLING MEDISCH SPECIALISTISCHE REVALIDATIE

Opbouw van de opleiding tot internist. Landelijke opleidingsplan Interne Geneeskunde 2011

FUNCTIEBESCHRIJVING. A. Plaats in de organisatie

Functieprofiel van de Verpleegkundig consulent

Besluit van 14 december 2016 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme cardiologie

Intern toetsingskader CGS voor een landelijk opleidingsplan 1

Informatiebrochure Deskundigheidsbevordering Wijkverpleegkundige Indiceren en organiseren van zorg

De CBP: Competentie Beoordeling Praktijk

Programma van toetsing

(Besluit geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten) Het College Geneeskundige Specialismen,

CanMEDS in het Medisch Onderwijs. Peter van Dijken, huisarts, universitair docent UMCG

Besluit van 14 maart 2018 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het geneeskundig specialisme maatschappij en gezondheid 1

Eindtermen vervolgopleiding intensive care verpleegkundige

Besluit van (datum) houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme orthopedie

Raamplan Artsopleiding 2009

Toelichting bij het formulier

Opleidingseisen voor het aandachtsgebied Ouderengeneeskunde binnen de Interne Geneeskunde

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Het individuele opleidingsplan (IOP)

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Landelijk opleidingsplan Interne geneeskunde 2019

Volwassenen met cerebrale parese. Revalidatie

Eindtermen voor de vervolgopleiding tot kinderverpleegkundige

Visie op Geriatrische Revalidatie in Groot Amsterdam. Notitie gemaakt voor platform Sigra GRZ. Versie 1.5

Onderwerp: Doelen: Voorgenomen acties. Kwaliteit

Visie op verpleegkundige professionaliteit

RICHTLIJN OPSTELLEN LEERWERKPLAN OPLEIDING IGT

Inhoudsopgave. 3 Introductie. 4 Procedure. 5 Voorbereiding. 7 Vraag & antwoord. 8 Informatie. 9 Vragenlijst ter voorbereiding op de visitatie

Besluit van 14 maart 2018 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het geneeskundig specialisme maatschappij en gezondheid OUD


Kinderrevalidatie in de regio. Saskia Houwen

College Geneeskundig Specialismen

Besluit van 8 november 2017 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme neurochirurgie

Leerplan profileringstage kinderneurologie

Functiebeschrijving Hoofd Opleidingsinstituut Huisartsgeneeskunde LUMC

Toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging

Mobiliteitspoli Nijmegen. Diagnostiek en behandeling op maat bij loop- en balansproblemen door een chronische neurologische aandoening

Intercollegiale Toetsing

Dienstdoen op de post

Stap voor stap weer aan het werk

Competentieprofiel praktijkopleider verpleegkundig specialist

Disclosure belangen spreker

Praktijkopdracht Klinisch Redeneren

Transcriptie:

Regionaal Opleidingsplan Circuit Twente Versie 1.0 (1-0-01)

Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0

Opleidingsinstellingen: Opleiders: Revalidatie Centrum Het Roessingh Roessinghsbleekweg Dr. M.J. Nederhand Dr. G.J. Snoek (waarnemend) 75 AH Enschede Medisch Spectrum Twente Haaksbergerstraat 55 751 ER Enschede Prof. Dr. J.S. Rietman Ziekenhuisgroep Twente Locatie Twenteborg Ziekenhuis Zilvermeeuw 1 7609 PP Almelo Drs. J. Wagenaar

Samenwerkingsovereenkomst De binding van de participerende instellingen aan de opleiding revalidatiegeneeskunde en het gedachtegoed van een bestaand (opleidings) circuit komt formeel tot uiting in de, door alle betrokken partijen onderschreven, samenwerkingsovereenkomst. De drie participerende instellingen hebben, wederom vanuit de circuitgedachte, één samenwerkingsovereenkomst opgesteld en ondertekend. Hierin wordt onder meer verwezen naar de gecentraliseerde onderzoek- en onderwijsactiviteiten waarvoor, contractueel, zowel de aios als de opleider wordt vrijgesteld. Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 5

Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 6

Inhoudsopgave Samenwerkingsovereenkomst...5 1. Inleiding...9. Doelstellingen van de opleiding...11. Profiel revalidatiearts...1 Toekomstige ontwikkeling...14 Inhoud van de revalidatiegeneeskunde...14 4. Competenties van de medisch specialist...17 Algemene competenties revalidatiegeneeskunde...17 1 Medisch handelen...17 Communicatie...18 Samenwerking...19 4 Kennis en wetenschap...0 5 Maatschappelijk handelen...1 6 Organisatie...1 7 Professionaliteit... 5. Opleidingsschema... 6. Onderwijs...5 7. Wetenschappelijk onderzoek...7 8. Toetsing...9 9. Verdeling van de thema s /setting/soort behandeling per stage...1 10. Leerdoelen... Amputatie onderste extremiteit...4 Chronische pijn...8 Dwarslaesie...4 Kinderen...46 Multi - traumatologie...49 Neuromusculaire aandoeningen (NMA)...5 Niet-aangeboren hersenaandoeningen...55 Reumatische aandoeningen...60 Niet-diagnosegebonden competenties...64 Diagnostiek...64 Prognostiek...65 Opstellen en uitvoeren behandelplan...66 Multidisciplinaire teambespreking...67 Slecht nieuwsgesprek...68 Afronding / Overdracht...69 Wetenschappelijk Onderzoek...70 11. Organisatie en Overlegstructuur...71 Opleidingscommissie...71 Supervisie...71 Bibliotheek...71 1. Bijlagen...7

Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 8

1. Inleiding Het voorliggende lokale Opleidingsplan van het Opleidingscircuit Revalidatiegeneeskunde Twente is gebaseerd op het opleidingsplan BETER (Beschrijving Eerste Toetsbare Eindtermen Revalidatiegeneeskunde) en volgt de criteria zoals door de CCMS (Centraal College Medische Specialismen) vastgelegd in het kaderbesluit van 1 januari 011. Dit Opleidingsplan bestaat uit een aantal hoofdstukken. Ieder hoofdstuk is een onderdeel van het totale plan. Natuurlijk is er onderlinge samenhang tussen deze onderdelen. Zonder toelichting verdwijnt die samenhang gemakkelijk uit het zicht. Daarom worden in dit hoofdstuk alle onderdelen kort benoemd en de onderlinge samenhang geschetst. Het Opleidingsplan begint met de doelstelling van de opleiding van het specialisme Revalidatiegeneeskunde (hoofdstuk ) en een profielbeschrijving van de revalidatiearts met daarbij de toekomstige ontwikkelingen (hoofdstuk ). Na dit profiel van het specialisme volgt het competentieprofiel van de revalidatiearts (hoofdstuk 4). Dit profiel is afgeleid van de algemene competenties zoals die zijn opgenomen in het kaderbesluit van het CCMS. Het CCMS onderscheidt zeven verschillende beroepsrollen: medisch handelen communicatie samenwerking professionaliteit organisatie maatschappelijk handelen kennis en wetenschap In de verschillende competenties wordt onderscheid gemaakt tussen algemene (specialisme - overstijgende) en vakspecifieke taken. Deze worden beschreven in hoofdstuk 4. De opbouw en de te volgen stages welke gevolgd moeten worden in het opleidingscircuit Twente worden beschreven in hoofdstuk 5. Onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nemen een centrale plaats in binnen het opleidingscircuit Twente en wordt beschreven in(hoofdstuk 6 en 7. De CCMS heeft bepaald dat met ingang van 1 april 101 een nieuwe aanzet gegeven moet worden in de beoordeling van aios 1. Deze nieuwe manier van beoordelen moet gebaseerd zijn op de vaststelling dat de arts in zijn beroepsbeoefening aspecten van kennis, vaardigheden en gedrag geïntegreerd binnen een bepaalde context verricht. De uitwerking van deze toetsing(instrumenten) is beschreven in hoofdstuk 8. In hoofdstuk 10 is schematisch een overzicht weergegeven van thema s, soort behandelsetting en soort behandelingvorm per stageplaats welke noodzakelijk gevolgd moeten worden. Binnen het regionale opleidingsplan Twente zijn de leerdoelen per diagnosegroep (hoofdstuk 10) verbijzonderd. Voor de niet-diagnose gebonden leerdoelen is een apart sjabloon ingevuld. De revalidatieopleiding in het opleidingscircuit Twente kent een kernprogramma dat voor iedere assistent in opleiding geldt. Het kernprogramma is verdeeld in inhoudelijke thema s (diagnosegroepen). Deze thema s zijn zo gekozen dat zij gezamenlijk de kernactiviteiten van de revalidatiearts weergeven. De thema s zijn gekoppeld aan de belangrijkste en grootste diagnosegroepen binnen de revalidatiegeneeskunde. Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 9

Concreet zijn de volgende thema s benoemd: Niet-aangeboren hersenletsel bij volwassenen (incl. cerebrovasculair accident) Dwarslaesie Neuromusculaire aandoeningen (NMA) Amputatie onderste extremiteit Gewrichtsgerelateerde aandoeningen / reumatische aandoeningen Chronische pijn Multitrauma-patiënten Kinderrevalidatie Voor de thema s zijn in het Opleidingsplan een aantal zaken vastgelegd: Beschreven wordt welke competenties gerelateerd aan de verschillende thema s in het bijzonder ontwikkeld kunnen en moeten worden. Er is vastgelegd hoe het toetsplan per thema en voor de opleiding als geheel eruit ziet Het Opleidingsplan sluit af met een hoofdstuk (10) waar ingegaan wordt op de organisatie en overlegstructuur van de opleiding tot revalidatiearts binnen het opleidingscircuit Twente. Vanwege de originaliteit van ons circuit, demografisch alsook de unieke binding met de Universiteit Twente, zijn er accenten voorstelbaar anders dan in de opleiding in andere revalidatiegeneeskundige circuits. Wij vinden dat er in de opleiding ruimte mag zijn voor het opplussen van de opleiding door gebruik te maken van de specifieke omgeving en de specifieke kennis. Voorbeelden hiervan zijn de explicietere aandacht voor de revalidatie technologie, voor behandeling van spasticiteit (waaronder de intra-thecale baclofen en weke delen chirurgie), bewegingsanalyse en voor chronische pijn. In dit opleidingsplan wordt met regelmaat verwezen naar het VRA Leerplan Revalidatiegeneeskunde. Dit betreft het bekende document uitgegeven onder auspiciën van de VRA. Het gebruik van het VRA leerplan naast het opleidingsplan wordt aanbevolen. 1 In de Staatscourant van 9 juli 010, nr. 101 is mededeling gedaan van de vaststelling van dit besluit. Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 10

. Doelstellingen van de opleiding Het opleidingscircuit Twente stelt zich als doel: Het bekwamen van de aios tot een revalidatiearts, die het medisch specialisme revalidatiegeneeskunde zelfstandig, klinisch bekwaam en wetenschappelijk onderbouwd kan uitoefenen. Aspecten die hierbij een rol spelen: Functioneel denken Systematische benadering van problemen o o basisfuncties, basisactiviteiten, doelgerichte activiteiten behandeling binnen het kader van het behandelplan met doelstellingen terreinbepaling, afronding en nacontrole Nastreven rationele, beargumenteerde beleids- en behandelbeslissingen Kunnen samenwerken met en leidinggeven aan het multidisciplinaire team Interdisciplinair kunnen samenwerken Profilering van het eigen specialisme ten opzichte van overige medisch specialismen Onderwijs- en onderzoekgericht zijn Openstaan voor ontwikkelingen binnen de revalidatiegeneeskunde gerelateerd aan maatschappelijke vraag en ontwikkelingen Opleidingsgeschiktheid Het opleidingscircuit Twente stelt aan de op te leiden aios de volgende eisen: beschikt over een goede medische basiskennis heeft bij voorkeur eerdere werkervaring maakt een weloverwogen keuze voor het specialisme revalidatiegeneeskunde heeft een duidelijk beeld over de belangen van een patiënt, stelt de patiënt centraal is in staat tot zelfreflectie t.a.v. het professionele en relationele handelen kan goed samenwerken, heeft oog voor de kwaliteiten van een ander heeft affiniteit met het wetenschappelijk onderzoek De aios in dienst van de organisatie De aios is lid van de medische dienst. Als arts heeft de aios een eigen verantwoordelijkheid bij het uitoefenen van de geneeskunde. De aios heeft oog voor de samenhang tussen inhoud (het medisch handelen) en organisatie (het bedrijf waarin dat wordt gedaan). De aios onderkent het belang van de organisatie en draagt, vanuit zijn of haar functie, mee aan de verantwoordelijkheden jegens de organisatie. De aios draagt bij aan algemene taken ten behoeve van het verbeteren van de kwaliteit van de zorg (commissiewerkzaamheden e.d.). Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 11

. Profiel revalidatiearts Revalidatiegeneeskunde is het medisch specialisme dat zich richt op het voorkomen en verminderen van (te verwachten) blijvende gevolgen van ziekte, lichamelijk letsel en aangeboren afwijkingen. De revalidatiearts maakt bij de diagnostiek, prognosestelling, behandeling en evaluatie gebruik van instrumenten en terminologie die passen binnen het ICF model. De International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF 00) beschrijft het functioneren van een persoon (patiënt) vanuit drie perspectieven: Het perspectief van de mens als organisme met het functioneren van de verschillende organen. Hier worden, naast de anatomische eigenschappen, functies beschreven van bijvoorbeeld het sensorische systeem (bv. horen, zien voelen) of het bewegingssysteem (bv. spierkracht, mobiliteit). Is de anatomie of functie niet zoals het hoort dan spreekt men van een functiestoornis (bv. gehoorsverlies of spierkrachtverlies). Het perspectief van het menselijk handelen. Welke activiteiten (vaardigheden) kan iemand nog uitvoeren of zou dat in de toekomst nog kunnen? Voorbeelden zijn: zitten, lopen, schrijven of het nemen van een beslissing. Wanneer hier problemen mee ontstaan (als gevolg van een functiestoornis) spreekt men van een beperking. Het perspectief van participatie. Kan iemand volledig deelnemen aan het maatschappelijke leven en doet hij of zij dit ook? Hier betreft het de communicatie over en weer van de persoon met zijn of haar omgeving (het onderhouden van sociale contacten, betaalde arbeid, verkeersdeelname). Wanneer dit in meer of mindere mate niet mogelijk is, bestaat er een participatieprobleem. Naast deze drie perspectieven wordt het functioneren van een persoon beïnvloed door medische factoren (ziekte, comorbiditeit), persoonlijke factoren (leeftijd, opleidingsniveau) en externe of omgevingsfactoren (sociaal netwerk, financiën, aanwezige hulpmiddelen). De revalidatiegeneeskunde maakt gebruik van verschillende methodieken om de gevolgen van functiestoornissen voor activiteiten en vaardigheden en dientengevolge ook voor participatie in kaart te brengen en houdt daarbij rekening met persoonlijke factoren en omgevingsfactoren. In het handelen van de revalidatiearts zijn de volgende fasen te onderscheiden: Diagnostiek: Prognostiek: Behandeling: Evaluatie: De revalidatiearts gebruikt zijn kennis en vaardigheden van aandoeningen die het bewegingsvermogen en de cognitie beïnvloeden, met inbegrip van specifieke diagnostische mogelijkheden zoals instrumentele bewegingsanalyse (bv. gangbeeldanalyse) en elektromyografie. De revalidatiearts gebruikt zijn kennis van de relatie tussen de functiestoornissen en vaardigheden en eventuele beperkingen voor het stellen van de functionele prognose. Tevens gebruikt hij hierbij zijn kennis van het natuurlijke beloop en het te verwachten effect van toe te passen behandelingen. De revalidatiearts gebruikt zijn kennis en vaardigheden om een integraal behandelplan op te stellen, bestaande uit medische, paramedische en perimedische onderdelen. Daarnaast beschikt hij over specifieke medische behandelingen, zoals intra-articulaire injecties, functionele elektrostimulatie en interventies gericht op het verminderen van spasticiteit. Tevens beschikt hij over kennis van orthesiologie en prothesiologie en kennis van indicatiestelling van specifieke chirurgische interventies gericht op functieverbetering. De revalidatiearts is in staat om het resultaat van het na de revalidatiebehandeling bereikte activiteitenniveau te relateren aan de vooraf gestelde doelstelling. Het uiteindelijke doel van de revalidatiegeneeskundige behandeling is, om de patiënt, rekening houdend met eventuele persisterende functiestoornissen, met een zo hoog mogelijk activiteitenniveau, optimaal te laten participeren in de maatschappij. Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 1

Toekomstige ontwikkeling (uit VRA beleidsplan 007-011): De behoefte aan gespecialiseerde revalidatiebehandeling neemt al jaren toe, en die toename blijft doorgaan. De groeiende vraag ontstaat vooral door vergrijzing van de bevolking en door de voortschrijdende medische technologie. Daardoor blijven mensen langer in leven, mét beperkingen. Hetzelfde geldt voor kinderen die te vroeg of met een handicap geboren worden. Verder is de revalidatiegeneeskunde zichtbaarder geworden: mensen weten dat het bestaat en maken er dus vaker gebruik van. Bovendien is de revalidatiegeneeskunde al enige tijd in alle Nederlandse ziekenhuizen bereikbaar. De behoefte aan revalidatiezorg groeit niet alleen, maar verandert ook. Door de verbeterde medische technologie blijven mensen met meer complexe beperkingen in leven en doen een beroep op de revalidatie. Ook het overheidsbeleid (denk bijvoorbeeld aan de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning) is erop gericht om mensen langer zelfstandig te laten leven. Dit soort maatschappelijke ontwikkelingen leveren een verschuiving van hulpvragen op. Ziekenhuizen ontslaan patiënten sneller, waardoor mensen die meer zorg nodig hebben in de revalidatie terechtkomen. Verder verschijnen soms nieuwe doelgroepen in de revalidatie, zoals patiënten met chronische pijn, en bestaat de behoefte om revalidatie-expertise toe te passen op doelgroepen die van oudsher buiten de sector behandeld werden, zoals patiënten met longproblemen of kanker. Inhoud van de revalidatiegeneeskunde Deskundigheid: In de inhoudelijke ontwikkeling van en de deskundigheidsbevordering op de verschillende gebieden van de revalidatiegeneeskunde spelen de geaccrediteerde werkgroepen van de VRA een belangrijke rol. Patiëntgericht werken: Revalideren is een actief proces voor patiënten: zij bepalen in hoge mate zelf de uitkomst ervan. Bovendien staan in de revalidatie de eigen behoeften van patiënten centraal: zij weten wat ze belangrijk vinden in hun leven en wat ze willen leren. Daarom zal in de opleiding aandacht nodig blijven voor het leren van patiënt- of vraaggericht werken. Organisatie van de zorg: Door de zorg goed te organiseren, wordt het zorgaanbod beter en doeltreffender. Een cruciale factor hierbij is samenwerking: binnen revalidatie-instellingen, tussen revalidatie-instellingen onderling en tussen revalidatie-instellingen en andere zorgverleners. Door samenwerking ontstaan meer mogelijkheden voor specialisatie en innovatie, en kan worden gezorgd dat de juiste kennis op de juiste momenten wordt ingezet. Het leren samenwerken, dient tijdens de opleiding structureel aan bod te blijven komen en nieuwe ontwikkelingen op dit gebied dienen in de opleiding geïntegreerd te worden. Ook het leren effectief gebruik te maken van het elektronisch patiëntendossier (EPD) zal helpen de zorg beter te organiseren. Informatie komt hierdoor sneller en completer beschikbaar. Inzichtelijk werken: De buitenwereld wil zorgaanbieders onderling kunnen vergelijken. Daarom zullen instellingen duidelijk moeten maken wat zij te bieden hebben. Daartoe worden meetinstrumenten ontwikkeld en verfijnd, en wordt onderzoek gedaan naar de tevredenheid van patiënten. Om versnippering en dubbel werk te voorkomen, wordt gewerkt aan het Visiedocument verantwoorde revalidatiezorg. Dit wordt een gezamenlijk document van VRA, Revalidatie Nederland en patiëntenorganisaties, in overleg met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, het ministerie van VWS en zorgverzekeraars. Een manier om meer duidelijkheid te geven over de inhoud van de behandeling, is het behandelen volgens omschreven richtlijnen en behandelkaders. Het actueel houden en verder ontwikkelen van richtlijnen en behandelkaders is daarom van belang. Tijdens de opleiding is het van belang dat de AIOS leert een actieve bijdrage te leveren aan ontwikkeling en implementatie van richtlijnen en behandelkaders. Deze behandelkaders die reeds voor een aantal themas ontwikkeld zijn, zijn tevens voor de AIOS een ondersteunend instrument ten behoeve van anamnese, diagnostiek, opstellen van het behandelplan alsmede de te gebruiken meetinstrumenten. Resultaatmeting (prestatie-indicatoren): Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 14

Resultaatmeting is nodig om verantwoording af te leggen: duidelijk wordt welke prestatie is geleverd. Resultaatmeting maakt daarnaast kwaliteitsverbetering mogelijk: duidelijk wordt welke aanpak het beste werkt en waar verbeteringen mogelijk zijn. Om de resultaten van behandeling te kunnen meten dient de AIOS te leren een attitude te ontwikkelen om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen op het gebied van de klinimetrie. Het gaat daarbij zowel om algemene instrumenten als om instrumenten die zijn gericht op bepaalde diagnosegroepen. Wetenschappelijk onderzoek: Onderzoek is onmisbaar om verantwoording af te leggen, om de kwaliteit van de revalidatie verder te verbeteren en om behandeling efficiënt in te zetten. Het e Programma Revalidatieonderzoek en het Landelijk Innovatieprogramma Kinderrevalidatie zullen de komende jaren sturing geven aan het revalidatieonderzoek. Op de jaarcongressen en colloquia die de VRA organiseert, presenteren onderzoekers, revalidatieartsen en revalidatieartsen in opleiding hun onderzoeksresultaten. Deze bijeenkomsten zijn een onmisbare schakel tussen wetenschap en behandelpraktijk geworden. Tijdens de opleiding wordt de AIOS gestimuleerd hier een actieve bijdrage aan te leveren. Met het geschetste profiel staat de revalidatiearts midden in de hedendaagse samenleving. Waar mogelijk sluit zij aan bij de nieuwe en high-tech gestuurde medische ontwikkelingen; tegelijkertijd heeft hij of zij oog voor patiëntgebonden waarden als kwaliteit van leven en voor maatschappelijke issues als beperking van medische kosten en behoud van arbeid. Dit spanningsveld impliceert dat aan de revalidatiearts en de opleiding revalidatiegeneeskunde bijzondere eisen worden gesteld, die niet direct aan de opleidingseisen van andere disciplines kunnen worden ontleend. Het unieke van de opleiding tot revalidatiearts is dat zij waarden en elementen van diverse disciplines (zoals neurologie en orthopedie) incorporeert. De opleidingseisen zijn hiervan een weerspiegeling. Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 15

Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 16

4. Competenties van de medisch specialist Het CCMS heeft competenties geformuleerd die iedere in Nederland werkzame medisch specialist moet bezitten. Daarvoor is aangesloten bij het model van de Canadian Medical Education Directives for Specialists 000 (CanMEDS 000). De competenties zijn ingedeeld in 7 gebieden waar het gaat om 7 elkaar overlappende rollen waarbij de rol als Medical expert de centrale integrerende rol vertegenwoordigt. Het CCMS spreekt over het competentiegebied medisch handelen. De overige zes rollen uit CanMEDS met de overeenkomende competentiegebieden in het Nederlandse systeem zijn communicator (communicatie), collaborator (samenwerken), manager(organisatie), health advocate (maatschappelijk handelen), scholar (kennis en wetenschap) en professional (professionaliteit). Er is sprake van aanzienlijke en noodzakelijke overlap tussen de verschillende rollen. De competenties die worden gehanteerd voor de medisch specialistische opleiding revalidatiegeneeskunde moeten nauw aansluiten op de algemene kerncompetenties voor de medisch specialismen, zoals vastgelegd door het CCMS. Voor ieder van deze 7 competentiegebieden heeft het CCMS 4 deelcompetenties geformuleerd. Gezamenlijk vormen deze 8 deelcompetenties het gemeenschappelijke kader van alle medisch specialistische vervolgopleidingen. Voor de revalidatiegeneeskunde worden deze algemene competenties in dit hoofdstuk nader uitgewerkt. Uitwerking van deze competenties: Algemene competenties revalidatiegeneeskunde 1 Medisch handelen 1.1 De specialist bezit adequate kennis en vaardigheid naar de stand van het vakgebied 1. gegeven een ziekte, diagnose of ongeval kan de revalidatiearts: - verstoorde basisfuncties verklaren uit de pathofysiologie - klachten en bevindingen benoemen in termen van verstoorde functie, activiteiten en participatie - de eventuele rol van persoonsgebonden en omgevingsgebonden factoren aangeven. gegeven de uitkomsten van ad 1 kan de revalidatiearts noodzakelijk aanvullend onderzoek benoemen en beargumenteren ter aantoning van: - de aard en kwaliteit van de verstoorde basisfuncties en zonodig van intacte basisfuncties - de onderliggende pathofysiologie - het bestaan van en de eventuele rol van persoonsgebonden aspecten en omgevingsfactoren in samenhang met deze verstoorde basisfuncties. gegeven de uitslag van onderzoek kan de revalidatiearts de prognose of beloop benoemen en beargumenteren betreffende: - de verstoorde basisfuncties en evt. complicerende verstoring van andere basisfuncties - onderliggende pathofysiologie, ook in termen van complicaties - persoonsgebonden aspecten en omgevingsfactoren in samenhang met deze verstoorde basisfuncties 4. gegeven de prognose en eventueel risico s kan de revalidatiearts een behandelplan benoemen en kan de aard, werking, het indicatiegebied en het te verwachten effect beargumenteren van: - preventieve maatregelen - maatregelen ter bevordering van herstel - maatregelen ter ondersteuning van functie bij onvolledig herstel - vervanging van functie als deze verloren is gegaan - inschakelen van een multidisciplinair revalidatie behandelteam 1. De specialist past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied goed en evidence-based toe. Kennis van het ICF model en uitwerking van de gevolgen van een ziekte, aandoening of ongeval aan de hand van dit model Klinische besluitvorming vindt plaats aan de hand van onderstaand ordenend principe voor de Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 17

praktijk: 1. Globale probleemoriëntatie - wie is de verwijzer / wat is de verwijsvraag? - wat is de aard en de oorsprong van het gepresenteerde probleem? - wat zijn de ideeën van patiënt over aard en oorsprong van probleem? - is op grond van deze oriëntatie de patiënt op het juiste adres?. Gegevensverzameling - medische gegevens: huidige situatie, voorgeschiedenis, interpretatie door andere revalidatiearts - huidig functioneren, verstoord en intact, in termen van basisfuncties, basisvaardigheden en doelgerichte activiteiten - invloeden door persoonlijke en omgevingsfactoren, op het functioneren - individuele waarden / standaard bij probleemervaring (verwachting, premorbide functioneren, premorbide verwachtingen en strevingen) bij patiënt en naasten.. Analyse - (differentiële) diagnose: vaststellen van relaties tussen functionele niveaus en relaties tussen functioneren en persoonsgebonden en omgevingsgebonden eigenschappen - inschatting van de prognose en van de risico s - inschatten en bespreken van impact / probleemervaring voor patiënt (en naasten) - identificatie van aangrijpingspunten voor interventie 4. Indicatiestelling - identificatie van relevant geachte interventies - selectie van beschikbare interventies waarbij systematisch gezocht wordt naar onderbouwing in de literatuur - uitspreken van een verwachting van de uitkomst van de interventies. 5. In overleg met de patiënt (en naasten) behandelplan opstellen - identificeren van behandeldoelen van patiënt en naasten - formuleren van professionele doelen( oa enkelvoudig, korte en lange termijn) waarbij kritische evaluatie van medische literatuur en ander bewijs wordt gebruikt om de besluitvorming te optimaliseren - bereiken van overeenstemming met patiënt en naasten over de doelen 6. Behandeling - realiseren van de behandeling (plannen, uitvoeren, delegeren) - vervolgen van de behandeling (vastleggen resultaten, interpreteren) - leiding geven aan team (bereid tot overleg en afstemming; in staat tot selectie van informatie) 7. Evaluatie - vaststellen van verandering: (mate; al of niet gewenst; al of niet beoogd) - vaststellen van de reden tot verandering ( natuurlijk beloop; proces; interventie) - bijstellen beleid 1. De specialist levert effectieve en ethisch verantwoorde patiëntenzorg Behandeldoelen worden volgens SMART principes geformuleerd Relevante behandelrichtlijnen en -protocollen van een bepaalde aandoening worden toegepast. Wijkt, indien nodig, goed gemotiveerd af van protocollen. 1.4 De specialist vindt snel de vereiste informatie en past deze goed toe. Beschikbare informatie (handboeken, tijdschriftartikelen internet databases) wordt gebruikt om snel en adequaat informatie om de gevolgen van ziekte, aandoening of ongeval te vergaren. Communicatie.1 De specialist bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten op Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 18

Uitgangspunt voor een heldere en effectieve behandelrelatie is het adequaat (rekening houdende met sekse, leeftijd, levensbeschouwing, cultuurpatroon, belastbaarheid en opleidingsniveau) kunnen structureren van: - anamnese - lichamelijke onderzoek - opstellen en bespreken behandelplan In de behandelrelatie is er ruimte is voor open bespreking van - verwachtingen - resultaten van gegeven behandeling (resultaatmeting) - begeleiding bij verwerking De revalidatiearts weet de patiënt en zo nodig de partner/ouders positief te motiveren voor het voorgestelde behandelplan. Er vindt regelmatige evaluatie plaats met de patiënt of gestelde behandeldoelen nog overeenkomen met de wensen / mogelijkheden van patiënt. De specialist luistert goed en verkrijgt doelmatig relevante patiënteninformatie Bij verheldering van de hulpvraag worden ideeën, zorgen en verwachtingen van de patiënt (en diens naaste omgeving) over het ontstaan, de aard en behandeling van het probleem, betrokken. De specialist bespreekt medische informatie goed met patiënten en familie Er wordt adequate informatie verstrekt aan patiënt en zijn familie over: - de functionele prognose (toekomstperspectief) - de gezamenlijk geformuleerde hulpvraag en het hierbij passende behandelplan (SMART doelen) - de voor- en nadelen van diverse interventies De patiënt en zijn naasten worden gewezen op beschikbaar voorlichtingmateriaal en/ of patiëntenverenigingen.4 De specialist doet adequaat mondeling en schriftelijk verslag over patiëntencasus Een patiëntencasus kan kort en bondig mondeling of schriftelijk volgens ICF-model worden overdragen aan supervisor, collegae en anderen die bij de behandeling zijn betrokken De statusvoering is actueel en leesbaar Gestreefd wordt naar tijdige en adequate correspondentie naar huisartsen en andere specialisten. Samenwerking.1 De specialist overlegt doelmatig met collegae en andere zorgverleners Voor adequate aansturing van het revalidatieteam en het nemen van medische eindverantwoordelijkheid kan de revalidatiearts: - functionele prognose opstellen - doelen SMART formuleren - realistische revalidatieduur inschatten - behandelplan gespecificeerd naar disciplines opstellen - teamleden stimuleren tot: interdisciplinaire samenwerking analyseren hulpvraag - behandelacties en doelen evalueren per discipline - coördineren nabehandeling - teamvergadering leiden: adequate voorbereiding tijdsbewaking teamleden stimuleren tot actieve participatie tijdig samenvatten Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 19

De revalidatiearts kan doelmatig overleggen met gemeentelijke instanties (WVG), zorgverzekeraar, verpleeghuizen, patiëntenverenigingen en relevante maatschappelijke organisaties. De revalidatiearts werkt structureel samen met een orthopedisch instrumentmaker en orthopedisch schoenmaker. Hij/zij kan hierbij de medische problematiek vertalen in adequate receptuur en denkt mee bij het vinden van een technische oplossing bij voorkomende problemen. De revalidatiearts kan conflicten in een professionele relatie hanteren en werkt actief mee aan oplossing hiervan.. De specialist verwijst adequaat Aan de hand van - functionele prognose - premorbide functioneren - leerbaarheid - trainbaarheid - aanwezige mantelzorg. is men in staat de indicatie te stellen of een patiënt met een bepaalde ziekte, aandoening of ongevalletsel vanuit het ziekenhuis naar een revalidatiecentrum, een verpleeghuis of naar huis verwezen kan worden. Er wordt rond een patiënt een effectieve behandelrelatie met zowel eerste, tweede als derde lijn opgebouwd. De specialist levert effectief intercollegiaal consult Met in achtneming van de volgende aspecten wordt een behandelplan en behandeltraject geadviseerd: - functionele prognose - premorbide functioneren - leerbaarheid - trainbaarheid - aanwezige mantelzorg Dit wordt zowel met verwijzer, verpleging en patiënt en eventueel diens naasten besproken. Tijdens een intercollegiaal consult worden ook de verpleging en paramedische diensten effectief geïnstrueerd. Tijdens het intercollegiale consult wordt aan patiënt en eventuele naasten uitleg gegeven over de aanwezige stoornissen, verstoorde activiteiten, de functionele prognose en het voorgestelde behandeltraject..4 De specialist draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg De revalidatiearts neemt deel aan interdisciplinair overleg en laat zien meningen van anderen te respecteren, te overwegen en accepteren en eigen expertise en meningen in te brengen Waar nodig wordt aan andere hulpverleners uitleg gegeven over het voorgestelde revalidatie beleid en wordt verantwoordelijkheid genomen voor de continuïteit van de zorg. De revalidatiearts draagt zorg voor een goede samenwerking met nabij gelegen verpleeghuizen, bij voorkeur door structurele consultatie over en weer. De revalidatiearts is op de hoogte van de mogelijkheden van ketenzorg bij een bepaalde aandoening. De revalidatiearts heeft adequate kennis van de relevante multidisciplinaire spreekuren in de omliggende ziekenhuizen. 4 Kennis en wetenschap 4.1 De specialist beschouwt medische informatie kritisch Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 0

De revalidatiearts weet de juiste vragen te stellen, kan doelmatig zoeken en kan de kwaliteit van de literatuur beoordelen bij rationele (bij voorkeur EBM) onderbouwingen van de besluitvorming. 4. De specialist bevordert de verbreding van en ontwikkelt de wetenschappelijke vakkennis De revalidatiearts heeft de vaardigheid om deel te nemen aan een gemeenschappelijk researchproject, kwaliteitsborging of ontwikkeling van richtlijnen die relevant zijn voor het revalidatiegeneeskundig handelen. 4. De specialist ontwikkelt en onderhoudt een persoonlijk bij- en nascholingsplan De revalidatiearts neemt verantwoordelijkheid om zijn persoonlijke leerbehoefte op de verschillende competentiegebieden vast te stellen. Hierna worden persoonlijke leerdoelen en het kiezen van geschikte leermethoden gekozen. 4.4 De specialist bevordert de deskundigheid van studenten, aio s, collegae, patiënten en andere betrokkenen bij de gezondheidszorg De revalidatiearts participeert actief in het regionale refereercircuit. De revalidatiearts faciliteert en bevordert het leren door studenten, arts-assistenten en andere medische deskundigen 5 Maatschappelijk handelen 5.1 De specialist kent en herkent de determinanten van ziekte De revalidatiearts kent en herkent de maatschappelijke oorzaken en gevolgen van een bepaalde aandoening bij een patiënt. 5. De specialist bevordert de gezondheid van patiënten en de gemeenschap als geheel De revalidatiearts kent de risicofactoren voor dreigend disfunctioneren (overbelasting) en anticipeert hierop in de behandeling. 5. De specialist handelt volgens de relevante wettelijke bepalingen De revalidatiearts kent de strekking van de WGBO (Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst), de WBP (Wet Bescherming Persoonsgegevens) en de gedragsregels van KNMG en VRA De revalidatiearts heeft adequate en up-to-date kennis van relevante wetgeving, vooral wat betreft vergoeding hulpmiddelen, voorzieningen en vervoerskosten(o.a. WMO). 5.4 De specialist treedt adequaat op bij incidenten in de zorg De revalidatiearts herkent en erkent fouten / incidenten in de zorg en heeft geleerd deze bespreekbaar en hanteerbaar te maken ook met het oog op preventie in de toekomst. 6 Organisatie 6.1 De specialist organiseert het werk naar een balans in patiëntenzorg en persoonlijke ontwikkeling De revalidatiearts organiseert het werk naar een balans in patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en persoonlijke ontwikkeling en stelt hierbij prioriteiten (timemanagement) om te komen tot een evenwichtige werkbelasting. De revalidatiearts geeft duidelijk zijn eigen grenzen (draagkracht) aan en onderneemt waar nodig actie. 6. De specialist werkt effectief en doelmatig binnen een gezondheidszorgorganisatie De revalidatiearts heeft inzicht in de rollen en verantwoordelijkheden van de specialisten, de organisatie en functioneren van het gezondheidssysteem en het maatschappelijke krachtenspel. De revalidatiearts kan inhoudelijk leidinggeven aan een multidisciplinair behandelteam. Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 1

De revalidatiearts is zich bewust van de effectiviteit en kosten van bepaalde diagnostiek en behandeling. De revalidatiearts neemt waar mogelijk actief deel aan ziekenhuiscommissies, VRA commissies of andere voor de revalidatiegeneeskunde relevante commissies. 6. De specialist besteedt de beschikbare middelen voor de patiëntenzorg verantwoord De revalidatiearts weegt de individuele nood af versus het collectieve belang. De revalidatiearts stuurt de revalidatiebehandeling mede op grond van wachtlijsten, patiëntgebonden factoren en toewijzing van middelen in belang van patiënt en organisatie. 6.4 De specialist gebruikt informatietechnologie voor optimale patiëntenzorg en voor bij- en nascholing 7 Professionaliteit 7.1 De specialist levert hoogstaande patiëntenzorg op integere, oprechte en betrokken wijze De revalidatiearts toont bij zijn functie passend fatsoen en respect. 7. De specialist vertoont adequaat persoonlijk en interpersoonlijk professioneel gedrag De revalidatiearts toont zichtbare inzet, betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel De revalidatiearts kan adequaat omgaan met feedback De revalidatiearts kan adequaat omgaan met eigen emoties, normen, waarden en vooroordelen 7. De specialist kent de grenzen van de eigen competentie en handelt daarbinnen De revalidatiearts handelt adequaat zelfstandig naar bevoegdheid en bekwaamheid en vraagt waar nodig supervisie. 7.4 De specialist oefent de geneeskunde uit naar de gebruikelijke ethische normen van het beroep De revalidatiearts houdt zich aan het medische beroepsgeheim en weet er adequaat mee om te gaan binnen de multidisciplinaire revalidatiebehandeling. De revalidatiearts gaat vertrouwelijk om met patiëntengegevens en stelt indien gewenst de dossiergegevens open voor patiënt en/of mantelzorger (toestemming conform WGBO en WPB). Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0

5. Opleidingsschema De opleiding tot revalidatiearts bestaat uit een 4 jarige vervolgopleiding Om structuur aan de opleiding te geven is de opleiding opgedeeld in stages. Voor de revalidatiegeneeskunde is indeling van ziekten en aandoeningen in stadia wenselijk. Hierbij kunnen stadia worden onderscheiden: het acute stadium het subacute of revalidatiestadium het chronische stadium In de revalidatiegeneeskunde kent elk stadium zijn eigen aandachtspunten en complexiteit. Daarom is het voor de AIOS belangrijk is dat kennis en ervaring met de revalidatiegeneeskundige behandeling kan worden opgedaan tijdens de verschillende stadia van ziektebeelden. In het acute stadium is de klinische of poliklinische revalidatiebehandeling de meest geëigende leeromgeving. In het chronische stadium lopen patiëntcontacten meestal via poliklinische spreekuren. Om er zorg voor te kunnen dragen dat de AIOS voldoende kennis en ervaring kan opdoen met de verschillende stadia is het nodig dat de AIOS in verschillende opleidingsinrichtingen stages volgt: Algemene ziekenhuizen. Onderdelen die hierbij aan bod komen zijn: o intercollegiale consulten (essentieel onderdeel) o (poliklinische) spreekuren (essentieel onderdeel) Poliklinische revalidatiebehandeling (facultatief, kan ook in revalidatiecentrum) Revalidatiecentra. Onderdelen die hierbij aan bod komen zijn: o (poliklinische) spreekuren (facultatief, kan ook in algemeen of academisch ziekenhuis) o poliklinische revalidatiebehandeling (essentieel onderdeel) o klinische revalidatiebehandeling (essentieel onderdeel) Het opleidingsschema voor het specialisme revalidatiegeneeskunde binnen het opleidingscircuit Twente is opgebouwd uit 5-maandelijkse stageperiodes, met uitzondering van de kinderrevalidatie (6 maanden stage). De resterende maanden is een eigen invulling van een stage mogelijk. Het opleidingsschema voorziet in een grote beschikbaarheid van de aios voor de afdelingen, waarmee de continuïteit in de patiëntenzorg is gewaarborgd. Gecombineerde werkzaamheden worden, zoveel als mogelijk, voorkomen. Er is sprake van een opbouw in zwaarte van het opleidingsprogramma. Het schema voorziet in actuele thema s zoals het opdoen van onderzoekservaring en het werken in deeltijd. Er bestaan afspraken met de raden van bestuur van de participerende instellingen over de binding van een aios aan het opleidingsschema; schuiven met de aios vanwege organisatiebelang is niet mogelijk. Hiertoe werd in 00/004 bewust gekozen voor het inkrimpen van de opleidingscapaciteit met 1 aios. De aios werd weggeschreven tegen een assistent geneeskundige niet in opleiding, aangesteld binnen revalidatiecentrum Het Roessingh welke als vliegende keep wordt ingezet daar waar de (medische) dienst erom vraagt. Hiermee wordt tevens voorzien in een eigen kweekschool voor kandidaat aios. In chronologie doorloopt de aios de volgende afdelingen: 15 maanden kliniek volwassen RC Het Roessingh ( afdelingen, elk 5 maanden); diagnosegroepen NAH, CVA, NMA en Orthopedie 5 maanden kliniek en polikliniek RC Het Roessingh; diagnosegroep Dwarslaesie 6 maanden kliniek en polikliniek Het Roessingh; diagnosegroep Kinderen 5 maanden 50% ziekenhuisrevalidatie Medisch Spectrum Twente (nadruk op consulten) 50% onderzoek ondergebracht bij Roessingh Research and Development 5 maanden polikliniek RC Het Roessingh, diagnosegroepen Orthopedie en NMA 5 maanden ziekenhuisrevalidatie Medisch Spectrum Twente (consulten en medebehandeling op de afdelingen alsmede poliklinische spreekuren, revalidatiedagbehandeling handletsel-) Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0

5 maanden ziekenhuisrevalidatie Ziekenhuis Groep Twente, locatie Almelo (consulten en medebehandeling, polikliniek inclusief revalidatiedagbehandeling) maanden keuze stage De chronologie is geen toevallige maar houdt rekening met de fase van de opleiding. Bij aanvang van de opleiding wordt ervan uitgegaan dat de aios weliswaar zelfstandig kan werken, maar onvoldoende specialistische ervaring heeft. Inbedding in de veilige omgeving van de kliniek heeft dan ook de voorkeur. Via zelfstandigere werkzaamheden op de polikliniek van het revalidatiecentrum sluit de aios zijn of haar opleiding af in een van de ziekenhuizen, waar een grotere mate van zelfstandigheid en een goed overzicht van de verschillende diagnosegroepen onontbeerlijk is. Uniek in het opleidingsschema is de clustering van het wetenschappelijk onderzoek in het e of e opleidingsjaar, waarbij de aios gedurende een half jaar voor 50% van zijn of haar werkzaamheden onderzoeksactiviteiten verricht. Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 4

6. Onderwijs De aios is verplicht deel te nemen aan de basis-, bij- en nascholingscursussen, die worden georganiseerd door de scholingscommissie van de vereniging van revalidatieartsen (VRA). Het bijwonen van de wetenschappelijke vergaderingen van VRA (voor- en najaarsvergadering) is eveneens verplicht. Intern scholingsprogramma (geldend voor het opleidingscircuit Twente) Door de onderwijscommissie, bestaande uit minimaal 1 opleider en 1 aios, wordt een onderwijsprogramma samengesteld. Dit onderwijs vindt wekelijks plaats op de dinsdagmiddag van 1.00 14.00 uur. Deelname is voor de aios verplicht. Aanwezigheid van staf leden wordt gestimuleerd. Opleiders zijn standaard aanwezig. (in de bijlagen treft u een voorbeeld van het onderwijsschema geldend voor het lopende jaar) Inhoud: cursorisch onderwijs, halfjaarlijks thema casuïstiek artikelreferaat (inhoudelijk). Dit is ook een jaarlijks toetsmoment. artikelreferaat (methodologisch)= x per jaar Critical Appraised Topic (CAT) of methodologisch refereren presentatie onderzoeksvoortgang (i.s.m. Roessingh Research and Development) röntgenonderzoek farmacologie capita selecta (bijdrage medische stafleden) basis medische zorg In het opleidingscircuit zijn de onderwerpen van het cursorisch onderwijs gelinkt aan de haljaarlijkse landelijke toets. De te toetsen onderwerpen sluiten tevens aan bij het landelijke bij- en nascholingsprogramma zoals dat door de VRA scholingscommissie wordt georganiseerd. Een AIOS maakt tijdens zijn opleiding gedurende jaar (in het 1 e jaar facultatief) in totaal 6 kennistoetsen, om inzage te krijgen in de aanwezige kennis van de AIOS en hoe deze wordt toegepast. In het kader daarvan wordt ook verwezen naar diverse boeken, presentaties tijdens de landelijke bij- en nascholingscursussen en de daarbij verstrekte literatuur. De toetsonderwerpen zijn: Inleiding revalidatiegeneeskunde, paramedische aspecten, chronische pijn, gewrichtsgerelateerde aandoeningen / reumatische aandoeningen en overige (te toetsen in juni 01 en daarna om de jaar) Dwarslaesierevalidatie en multitrauma-patiënten (te toetsen in december 01 en daarna om de jaar) Kinderrevalidatie (te toetsen in juni 011 en daarna om de jaar) Neuromusculaire aandoeningen, degeneratieve aandoeningen van het zenuwstelsel en zenuwletsels (te toetsen in december 011 en daarna om de jaar) Amputatie bovenste en onderste extremiteit, prothesen, orthesen en de orthopedische schoen (te toetsen in juni 01 en daarna om de jaar) Niet aangeboren hersenletsel bij volwassenen (inclusief CVA) (te toetsen in december 01 en daarna om de jaar) Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 5

Op de woensdag (namiddag) vindt met regelmaat onderwijs aangaande het vaardigheidsonderzoek en theoretisch scholing plaats. De organisatie hiervan is volledig in handen van de aios zelf. Voor dit onderwijs zijn alle stafleden aanspreekbaar. Deelname wordt gestimuleerd, maar is facultatief. Extern refereren: - Het circuit Twente organiseert 4 x per jaar, op wisselende locatie, een refereeravond. Voor de aios heeft dit een verplichte status. - Jaarlijks wordt in samenwerking met de afdeling revalidatie van het UMCG en RRD (OOR- NO) een wetenschapsdag georganiseerd waar de aios de gelegenheid hebben hun lopend onderzoek te presenteren en bediscussiëren. Deelname voor aios is verplicht. - Jaarlijks wordt in samenwerking met de afdeling revalidatie van het UMCG en RRD (OOR- NO) een onderwijsdag georganiseerd waar de aios de gelegenheid hebben inhoudelijke voordrachten te presenteren en bediscussiëren. Deelname voor aios is verplicht. Coassistenten. In samenwerking met MST en ZGT verzorgt het Roessingh in het kader van het opleidingscurriculum G010 van de medische faculteit van de universiteit Groningen een senior coassistentschap revalidatie van 4 weken. Tevens kan een keuze co schap van 6 maanden (semi arts stage) en een wetenschappelijke stage van 6 maanden worden ingevuld. Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 6

7. Wetenschappelijk onderzoek Het wetenschappelijk onderzoek dat in het Roessingh verricht wordt, is sinds de oprichting van het Roessingh Research and Development ingebed bij dit kenniscentrum. Het RRD heeft een zeer nauwe samenwerking met de Universiteit Twente. Dit uit zich met name door de aanstelling van een drietal hoogleraarstoelen aan de UT waarvan de leerstoel Revalidatiegeneeskunde en Technologie er één is. Deze samenwerking tussen Het Roessingh RC, het RRD en de UT is formeel vastgelegd in het Centrum voor Revalidatie Technogie (CeRT). RRD heeft twee belangrijke onderzoeksthema s geformuleerd: Revalidatietechnologie en Telemedicine. Het thema Revalidatie Technologie heeft drie onderzoekslijnen: Analysis of Posture and Movement (APM), Active Therapeutic Devices (ATD) en Active Assisted Devices (AAD). Diagnose groepen zoals bijvoorbeeld Cerebro Vasculaire Accident, Dwarslaesie, Amputaties, Chronische Pijn etc. zijn binnen deze onderzoeksthema s het toepassingsgebied. Zo zal onderzoek naar nieuwe prothesetechnieken bijvoorbeeld passen binnen de onderzoekslijn AAD en zal robotondersteunde therapie bij CVA pat. passen binnen de ATD lijn. Revalidatie Technologie als thema past heel goed binnen het onderzoeksgebied dat een aios revalidatiegeneeskunde zou kunnen beheersen. Het thema Telemedicine is breder dan de revalidatiegeneeskunde alleen. Kortgezegd betreft het hier de toepassing van sensing en ICT technieken bij het leveren van zorg op afstand. Maar ook hier is afhankelijk van de patiëntendoelgroep als toepassingsgebied een uitstekende relatie naar het werkveld van de revalidatiearts te maken. Het aios onderzoek betreft meestal innovatieonderzoek waarin ook de implementatie van nieuwe innovaties een belangrijke rol inneemt. Voor die aspecten is een zeer nauwe samenwerking met het Roessingh centrum voor Revalidatie van groot belang. De aios kan hierin een verbindende schakel zijn. Het Roessingh is door de minister VWS erkend als landelijk innovatiecentrum voor pijnrevalidatie en revalidatietechnologie. Deze functie is ondergebracht bij Roessingh R&D en stelt het CeRT ook in de gelegenheid om de ambitie richting implementatie in de zorg waar te maken. Opleidingsgebonden onderzoek Elke aios is in het kader van zijn of haar opleiding verplicht om een wetenschappelijke probleemstelling uit te werken, hetgeen bij voorkeur dient te resulteren in het schrijven van een artikel dan wel in een presentatie voor een internationaal congres. Alternatieve vormen zijn; een voordracht voor de VRA of een vergelijkbaar landelijk of internationaal platform, een posterpresentatie of een clinical round over het verrichte wetenschappelijk onderzoek. Binnen het opleidingscircuit Twente wordt de wetenschappelijke vorming van de aios als volgt gewaarborgd: In het eerste of tweede opleidingsstage (jaar 1) heeft de aios de mogelijkheid om 1 dagdeel per week te besteden aan onderzoek; hierin vindt oriëntatie op onderwerpen plaats en een eerste literatuur overzicht. In het derde opleidingsjaar kent het opleidingsschema een stageplaats voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek (gedurende 5 maanden, 50% per week) In het vierde jaar heeft de AIOS gedurende een half jaar, 1 dagdeel per week ter beschikking ten behoeve van de afronding van het onderzoek, artikel of presentatie. Elke aios verricht in principe zijn/haar onderzoek binnen de muren, en passend binnen de onderzoeksclusters, van het Roessingh Research & Development. De onderzoeksbegeleiding van de aios wordt gevormd door minimaal een wetenschappelijk medewerker (senior onderzoeker Roessingh Research and Development) en een clinicus onder eindverantwoording van de directeur van het RRD en de hoogleraar revalidatiegeneeskunde. De onderzoeksbegeleiding wordt bekostigd vanuit het opleidingsbudget. Zodoende bestaat er een inspanningsverplichting voor de wetenschappelijke medewerkers van het RRD. De directie RRD is hiervoor rechtstreeks verantwoordelijk. Elke aios kan jaarlijks over 450 euro beschikken, te besteden aan activiteiten t.b.v. zijn/haar onderzoek. Het betreft een, over de 4 opleidingsjaren, cumulatief geld bedrag. In eerste opzet Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 7

is dit bedrag bestemd voor deelname/presentatie aan een internationaal congres. Hiermee kan tegemoet worden gekomen aan de verplichting vanwege het kaderbesluit om gedurende de opleiding, minimaal, 1 maal deel te nemen aan een internationaal congres/symposium Maandelijks zijn er onderwijsactiviteiten met betrekking tot het wetenschappelijk onderzoek. Ook hier is een rol weggelegd voor de senior onderzoekers. RRD verplicht zich minimaal x per jaar het methodologisch onderwijs te verzorgen. Elke aios doet jaarlijks verslag van zijn/haar vorderingen. De opleider bewaakt samen met de hoogleraar revalidatiegeneeskunde de onderzoeksvoortgang van elke individuele aios. Zonodig stuurt de opleider bij. Als gevolg van de inbedding en borging van het opleidingsgebonden onderzoek binnen de onderzoeksclusters en de organisatie van het RRD, met de daarbij behorende begeleiding van de wetenschappelijk medewerkers, zijn er duidelijke randvoorwaarden gecreëerd waarbinnen een goed wetenschappelijk klimaat zorg draagt voor de optimalisatie van dit onderzoek. Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 8

8. Toetsing Doel: Beoordeling van de professionele ontwikkeling van de aios Feedback geven t.a.v. positieve en negatieve punten in functioneren Toetsen van kennis Tijdig onderkennen van disfunctioneren Wijze van toetsen Voortgangsgesprek Tijdens eerste opleidingsjaar 4x en daarna x per jaar Besproken worden in ieder geval: A/B formulier, portfolio en voortgang onderzoek Aanwezig: supervisor en tenminste 1 opleider Aan einde eerste en tweede jaar is er een formele beoordeling t.a.v. voortzetten van de opleiding en aan het eind van het vierde jaar wordt het C formulier getekend indien aan alle opleidingseisen is voldaan. Bij (dreigend) onderpresteren worden extra afspraken gemaakt t.a.v. activiteiten van de aios, de begeleiding en beoordeling. Zo nodig kan hierbij een tweede opleider aanwezig zijn en kan de aios een collega vragen aanwezig te zijn. Portfolio Bijgehouden door aios conform VRA richtlijnen. Korte praktijk beoordeling (KPB) Per stage (9) worden tenminste 4 KPB s afgenomen. Tijdens de klinische stage (4) in het Roessingh aangevuld met x een team KPB per stage. Dit betekent dat aan het eind van de opleiding er tenminste 6 KPB s in het portfolio dienen te zitten, aangevuld met 8 team KPB s. Vaardigheden De diverse vaardigheden per thema worden door de supervisor afgetekend als de aios deze conform opgegeven niveau beheerst. De aios is verantwoordelijk dat alle vaardigheden aan het eind van de opleiding zijn behaald. Locale kennistoets Het thematisch onderwijs wordt jaarlijks getoetst met een kennistoets. Het resultaat heeft geen direct gevolg voor continuering van de opleiding maar dient als instrument om eventuele lacunes in kennis op te sporen en corrigeren. Het resultaat kan worden betrokken bij de voortgangsgesprekken. Landelijke kennistoets x per jaar vindt er een landelijke kennistoets plaats. Het resultaat heeft geen direct gevolg voor de continuering van de opleiding, maar dient als instrument om eventuele lacunes in kennis op te sporen en te corrigeren. Het resultaat kan betrokken worden bij de voortgangsgesprekken Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0 9