De mondiale zoektocht naar nieuwe sociaal-economische evenwichten Turnhout, 3 maart 2010 Marcia DE WACHTER
DE INTERNATIONALE CONTEXT 3
Bbp-groei in de voornaamste economieën (veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar) 2007 2008 2009 p.m. Aandeel in de wereldeconomie 1 Verenigde Staten 2,1 0,4-2,5 20,8 Japan 2,3-0,7-5,3 6,4 Eurogebied 2,7 0,5-4,0 15,8 China 13,0 9,6 8,7 11,5 India 9,1 7,3 5,6 4,8 Wereld 5,1 3,0-0,8 100,0 p.m. Wereld handel 7,3 3,0-12,5 Bronnen: EC, IMF, OESO. 1 Procenten van het mondiale bbp van 2008, op basis van koopkrachtpariteiten. 4
De VS economie in 2009: de zwaarste recessie sinds WO II¹ Economische groei² (seizoengezuiverde kwartaalgegevens) Naoorlogse aanpassing 14 Korea Vietnam 1ste olieschok 2de olieschok Volcker 1ste Golfoorlog Dotcom bubble Subprime 12 10 8 6 4 2 0-2 -4 1948 1953 1958 1963 1968 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008 Bronnen: BEA, NBER. 1 Recessieperiodes, zoals bepaald door het NBER, aangeduid door grijze gebieden. ² Jaar-op-jaar veranderingspercentages van het bbp naar volume. 5
De particuliere consumptie: de voorbije decennia steeds meer de motor van de Amerikaanse economie (gemiddelde jaargegevens per decennium, bijdrage tot de bbp-groei naar volume, tenzij anders vermeld) 120 6 100 80 Bbp-groei 5 4 60 3 40 2 20 1 0 0-20 50s 60s 70s 80s 90s 2000-2008 0 Gemiddelde -1 Particuliere consumptie Netto-uitvoer Overige bestedingen Private investeringen Overheidsconsumptie en -investeringen Bbp groei¹ (rechtse as) Bron: BEA. 1 Gemiddelde van de veranderingen t.o.v. het voorgaande jaar. 6
Aandeel particuliere consumptie VS: internationaal zeer hoog (procenten van het bbp, lopende prijzen) 75 70 65 60 55 50 45 40 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 België Frankrijk Verenigd Koninkrijk Japan Verenigde Staten Duitsland Bronnen: BEA, OESO. 7
Verloop spaarquote gezinnen in de VS (procenten van het beschikbare inkomen) 12 11 10 9 8 7 6 Gemiddelde 1950-2008 (7,2 pct.) 5 4 3 IMF 9m 2009 * OESO 2 1 0 1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Bronnen: BEA, EC, IMF, OESO. 8
Welke omwentelingen hebben die trend begeleid? ideologische (tijdperk Ronald Reagan) suprematie van de deregulering financiële globalisering en innovatie financiële markten technologische informatierevolutie 9
1 Handelsbalans goederen VS met de belangrijkste handelspartners (procenten van het bbp) 0-1 -2-3 -4-5 -6-7 -8 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 EU27 Japan China Canada Latijns-Amerika Azië NICs OPEC Andere Totaal Bron: VN (Comtrade). 10
Productiviteitsverloop in VS (kwartaalgegevens, veranderingen t.o.v. dezelfde periode van het voorgaande jaar) 8 6 "New Economy" 4 2 0-2 -4 1971 1976 1981 1986 1991 1996 2001 2006 Totale economie Private sector Bronnen: BEA, OESO. 11
Vermogenseffecten in de VS (kwartaalgegevens, procenten van het beschikbare inkomen) 14 650 12 600 10 8 550 6 500 4 2 450 0 1952 1957 1962 1967 1972 1977 1982 1987 1992 1997 2002 2007 400 Spaarquote gezinnen (linkse as) Nettovermogen gezinnen (rechtse as) Bron: BEA. 12
Activa van de Amerikaanse gezinnen en aandelenen woningprijzen (kwartaalgegevens, indexcijfers 2000=100) 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 Aandelenprijzen¹ Woningprijzen² Activa Bron: Thomson Reuters Datastream. ¹ Wilshire 5000. ² Case-Shiller Nationale index. 13
1952 1957 1962 1967 1972 1977 1982 1987 1992 1997 2002 2007 1952 1957 1962 1967 1972 1977 1982 1987 1992 1997 2002 2007 Schuldopbouw van de gezinnen in de VS (kwartaalgegevens, procenten van het beschikbare inkomen) 800 Nettovermogen (kwartaalgegevens, procenten van het beschikbare inkomen) 160 Uitstaand krediet (kwartaalgegevens, procenten van het beschikbare inkomen) 700 140 600 120 500 100 400 80 300 60 200 40 100 20 0 0 Totale activa Totale passiva Nettovermogen Totaal Hypotheken Ander krediet Bron BEA, Federal Reserve. 14
Herstelmaatregelen op zoek naar nieuw evenwicht de centrale banken liquiditeitsverschaffing rentetarieven dicht bij nul en verschillende niet-conventionele maatregelen de regeringen kapitaalinjecties aankopen van activa verlenen van waarborgen goedkeuren van relanceplannen 15
Balanstotaal van de centrale banken van de voornaamste geavanceerde economieën (maandgemiddelden, in procenten van het gemiddelde bbp over de periode 2007-2009) 30 25 20 15 10 5 0 2007 2008 2009 Verenigde Staten Eurogebied Japan Verenigd Koninkrijk Bronnen: IMF, Bank of England, Bank of Japan, Federal Reserve, ECB. 16
Koers van het macro-economische beleid in de voornaamste economieën 0 Begrotingsbeleid (procenten bbp) Monetair beleid (referentietarieven) 6-1 -2 5-3 4-4 -5 3-6 -7 2-8 1-9 -10 2007 2008 2009 2007 2008 2009 0 US Japon VS Japan Eurogebied Bronnen: ECB, BIB, BOJ, EC, OESO. 17
Budgettaire stimulus: geschatte bijdrage¹ tot het herstel (bijdrage tot de verandering van het bbp, geannualiseerd, in procentpunten) 6 4 2 0-2 -4-6 -8 Q1 2009 Q2 Q3 Q4 Q1 2010 Q2 Q3 Q4 Q1 2011 Q2 Q3 Q4 Budgettaire stimulus Bbp² Bronnen: BEA, Congressional Budget Office (CBO), Goldman Sachs, OESO (EO, herfst 2009). ¹ Inclusief tweederonde-effecten. ² Verandering t.o.v. het voorgaande kwartaal, geannualiseerd, in procent. 18
Netto financiële vermogenpositie van de VS Gemiddeld saldo courante betalingsbalans (in procenten bbp) 15 10 5 0-5 -10 gemiddelde 1970-1980 gemiddelde 1980-1990 gemiddelde 1990-2000 gemiddelde 2000-2008 -15-20 -25-30 1970 1980 1990 2000 2008 19
Brutoschuldgraad van de VS (procenten bbp) 120,0 100,0 80,0 60,0 40,0 20,0 0,0 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Gerealiseerd Projectie OESO (EO86 November 2009) Projectie IMF (November 2009) Bronnen: IMF, OESO. 20
Aandeel van de BRICs in het mondiaal BBP in 2008 In marktwisselkoersen In koopkrachtpariteiten 16,1% 17,7% 22,1% 30,3% 7,4% 10,8% 2,6% 2,8% 2,0% 7,3% 2,9% 3,3% 4,8% 20,7% 8,1% 23,5% 11,4% 6,4% Totaal BRICs = 14,6% Totaal EU = 30,3% Totaal VS = 23,5% Totaal BRICs = 22,3% Totaal EU = 22,1% Totaal VS = 20,7% EU Verenigde Staten Japan China India Rusland Brazilië N-11 Andere 1 Bron: IMF. ¹ Next eleven, zijnde na de BRICS de volgende 11 grootste ontluikende economieën. 21
Particuliere consumptieve bestedingen in de VS en China (procenten van het bbp) 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Verenigde Staten China Bron: IMF. 22
Kwartaalprofiel van het bbp en van de uitvoer en van de invoer in China (niet voor seizoeninvloeden gezuiverde gegevens, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar) Bronnen : Nationaal statistisch bureau (China), General Administration of Customs (China). 23
Wat moeten de Chinese autoriteiten doen : de interne en externe onevenwichten wegwerken regelgevingen uitwerken omtrent de toekenning van consumentenkredieten 24
Bilaterale wisselkoers van de voornaamste valuta's ten opzichte van de VS-dollar (maandgemiddelden, indexcijfers januari 2005 = 100) 130 120 110 100 90 80 70 60 2005 2006 2007 2008 2009 Euro Japanse yen Brits pond Chinese renminbi p.m. Nominale effectieve wisselkoers van de VS-dollar 1 Bronnen: BIB, Thomson Reuters Datastream. 1 Gemiddelde wisselkoers van de dollar t.o.v. de valuta's van eenentwintig geavanceerde landen en vier opkomende economieën van Azië, gewogen aan de hand van hun gewicht in de buitenlandse handel van de Verenigde Staten. 25
DE BELGISCHE ECONOMIE 26
Bbp-groei in België vanuit een historisch perspectief 1 (veranderingspercentages naar volume t.o.v. het voorgaande jaar) Bronnen: Buyst E. 2, INR, NBB. 1 Vanaf 1996 voor kalenderinvloeden gezuiverde gegevens. 2 Buyst E. (1997), «New estimates for the Belgian economy», Review of Income and Wealth, 43, 357-375. 27
Bbp in België en in het eurogebied (voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens, veranderingspercentages naar volume t.o.v. het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar) Bronnen: EC, INR, NBB. 28
Indicatoren van de effecten van de crisis op het macro-economische evenwicht Bronnen : INR, NBB. 29
Bbp en toegevoegde waarde in de voornaamste bedrijfstakken (voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens naar volume, veranderingspercentages t.o.v. het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar) Bronnen: INR, NBB. 30
Bezettingsgraad van het productievermogen in de verwerkende nijverheid (seizoengezuiverde kwartaalgegevens in procenten) Bronnen: INR, NBB. 1 De bedrijfstakken worden ingedeeld volgens hun gerichtheid op het buitenland al naargelang hun openheidsgraad al dan niet hoger is dan 50%. 31
Openheidsgraad ten aanzien van de uitvoer en verloop van de industriële productie Bronnen: ADSEI, INR. 32
Bbp en voornaamste bestedingscategorieën in België (voor kalenderinvloeden gezuiverde gegevens, bijdrage tot de verandering van het bbp, in procentpunten, tenzij anders vermeld) Bronnen: EC, INR, NBB. 1 Jaarlijkse veranderingspercentages. 33
Bedrijfsinvesteringen Bronnen: INR, NBB. 1 Niet voor kalenderinvloeden gezuiverde gegevens naar waarde. 2 Ongerekend de voorraadwijziging. 3 Aandeel van de ondernemingen dat de ontoereikende vraag niet vermeldde als verklaring voor een onderbezetting van het productievermogen in de kwartaalenquête van de Bank bij de verwerkende nijverheid; niet-seizoengezuiverde gegevens. 34
Rekening van de vennootschappen: determinanten van het bruto-exploitatieoverschot, tegen lopende prijzen (veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar) 2005 2006 2007 2008 2009 r Bruto-exploitatieoverschot 6,8 4,9 8,1-0,4-8,1 Bruto-exploitatiemarge per verkochte eenheid 3,0 1,0 3,9-2,4-1,1 Verkoopprijs per eenheid 3,1 2,6 1,9 4,0-3,9 Kosten per verkochte eenheid 3,2 2,9 1,6 5,1-4,3 Ingevoerde goederen en diensten 4,5 3,4 1,9 6,6-7,2 Kosten van binnenlandse oorsprong per geproduceerde eenheid waarvan: loonkosten per eenheid product 0,8 2,0 0,8 2,5 2,8 1,1 1,8 2,3 3,7 4,2 Eindverkopen naar volume 3,7 3,8 4,0 2,1-7,1 Bronnen: INR, NBB. 35
Consumptie, beschikbaar inkomen en spaarquote van de particulieren (veranderingspercentages naar volume t.o.v. het voorgaande jaar 1, tenzij anders vermeld) Bronnen: INR, NBB. 1 Niet voor kalenderinvloeden gezuiverde gegevens. 2 Gegevens gedefleerd aan de hand van de deflator van de consumptieve bestedingen van de particulieren. 36
Andere determinanten van de spaarquote van de particulieren dan hun beschikbaar inkomen Bronnen: INR, NBB. 37
Uitvoervolume (voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens, tenzij anders vermeld) Bronnen: EC, INR, NBB. ¹ Voor seizoeninvloeden gezuiverde gegevens. 38
Uit- en invoerprijzen van goederen 1 (jaarlijkse veranderingspercentages, tenzij anders vermeld) Bronnen: INR, NBB. 1 Gemiddelde eenheidswaarden, gegevens van de buitenlandse handel volgens het nationale concept. 2 Bijdrage tot de jaarlijkse verandering van respectievelijk de in- en uitvoerprijzen, in procentpunten. 39
Verloop van de goederenbalans (in procenten bbp, tenzij anders vermeld) Bronnen: INR, NBB. 1 in procenten bbp. 40
R&D-uitgaven, innovatie en totale factorproductiviteit Bronnen: EC, OESO, EU KLEMS. 1 De gegevens betreffende de TFP zijn afkomstig van de gegevensbank EU KLEMS teneinde een internationale vergelijking mogelijk te maken op geharmoniseerde basis. Die gegevens zijn slechts beschikbaar tot 2005 en niet vergelijkbaar met die welke worden voorgesteld in grafiek 46, aangezien de decompositiemethode van de potentiële groei verschillend is van die van de Bank. 2 Score in de Europese innovatiebarometer, 2008. Een hogere score wijst op een meer innoverende economie. 41
Ondernemerschap (cijfers van 2007, schaal van 0 tot 1, een hogere score wijst op een meer ontwikkelde ondernemersactiviteit of op een gunstiger ondernemersklimaat) Bron : European Entrepreneurship Survey Scoreboard (2007). 42
Scholing en opleiding van de arbeidskrachten en totale factorproductiviteit 43 Bronnen: EC, OESO, EU KLEMS. 1 Index berekend door toekenning van een gewicht van 50% aan de genormaliseerde resultaten van de landen inzake basisscholing en permanente opleiding van de arbeidskrachten. 2 De gegevens betreffende de TFP zijn afkomstig van de gegevensbank EU KLEMS teneinde een internationale vergelijking mogelijk te maken op geharmoniseerde basis. Die gegevens zijn slechts beschikbaar tot 2005 en niet vergelijkbaar met die welke worden voorgesteld in grafiek 46, aangezien de decompositiemethode van de potentiële groei verschillend is van die van de Bank.
Reglementering van de productmarkten (cijfers van 2008, schaal van 0 tot 6, een hogere score wijst op een strengere reglementering) Bron : OESO. 44
Aanbod van en vraag naar arbeid (jaargemiddelden; veranderingen in duizenden personen t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2005 2006 2007 2008 2009 r p.m. 2009 r, niveau¹ Bevolking op arbeidsleeftijd² 44 63 70 59 44 7.114 Beroepsbevolking 72 47 19 57 26 5.065 Nationale werkgelegenheid 61 53 72 82-24 4.514 Grensarbeiders 2 2 2 0 0 77 Binnenlandse werkgelegenheid 59 50 70 82-24 4.437 Zelfstandigen 3 4 7 10 4 720 Loontrekkenden 56 46 63 72-28 3.717 Conjunctuurgevoelige bedrijfstakken³ 28 32 49 49-52 2.315 Overheid en onderwijs 16 7 7 9 7 787 Overige niet-marktdiensten 4 13 7 7 15 17 614 Werkloosheid 5 10-5 -53-26 50 551 Bronnen: ADSEI, FPB, INR, RVA, NBB. 1 Duizenden personen. 2 Bevolking van 15 tot 64 jaar. 3 Namelijk de bedrijfstakken «landbouw, jacht, bosbouw en visserij», «industrie», «bouwnijverheid», «handel, vervoer en communicatie» en «financiële diensten, vastgoed, verhuur en diensten aan ondernemingen». 4 Namelijk de bedrijfstakken «gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening», «gemeenschapsvoorzieningen en sociale en persoonlijke diensten» en «particuliere huishoudens met werknemers». 5 Niet-werkende werkzoekenden, bestaande uit de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen (exclusief de niet-werkzoekende oudere werklozen) alsook de andere verplicht of vrijwillig ingeschreven werkzoekenden. De werkzoekenden die in PWA-verband werken, werden buiten beschouwing gelaten, aangezien zij reeds in de werkgelegenheid zijn opgenomen. 45
Geharmoniseerde werkgelegenheidsgraad in België en de EU (in procenten van de overeenstemmende bevolking op arbeidsleeftijd) Bronnen : EC, ADSEI. 46
Loonkostenhandicap van de Belgische ondernemingen (procentuele verschillen met het indexcijfer voor de drie belangrijkste buurlanden) Bronnen: OESO,CRB, NBB. 47
Overheidsontvangsten (in procenten bbp) 2005 2006 2007 2008 2009r Fiscale en parafiscale ontvangsten 44,2 43,8 43,3 43,7 42,4 Heffingen die in hoofdzaak van toepassing zijn op de inkomens uit arbeid 25,9 25,2 25,1 25,8 25,7 Personenbelasting 11,9 11,4 11,2 11,6 11,1 Sociale bijdragen 13,9 13,8 13,9 14,2 14,6 Belastingen op de vennootschapswinsten 3,2 3,6 3,5 3,3 2,4 Heffingen op de overige inkomens en op het vermogen 3,8 3,8 3,8 3,8 3,5 Belastingen op goederen en diensten 11,3 11,3 10,9 10,8 10,8 waarvan : Btw 6,9 7,0 7,0 6,9 6,8 Accijnzen 2,4 2,2 2,2 2,1 2,1 Niet-fiscale en niet-parafiscale ontvangsten 5,2 4,9 4,9 5,1 5,2 Totale ontvangsten 49,4 48,7 48,2 48,8 47,7 Bronnen: INR, NBB. 48
Impliciete heffing op arbeid (in procenten van de loonkosten) Bronnen: EC, NBB. 1 Berekend op basis van de nationale rekeningen. ² Gedefinieerd als het geheel van de aan de overheid betaalde heffingen op arbeidsinkomens, gedeeld door de loonsom. Ongerekend de verschillende verminderingen van de bedrijfsvoorheffing, die volgens de methodologie van het ESR 1995 beschouwd worden als subsidies aan ondernemingen. ³ Niet-gewogen gemiddelde. 49
Primaire uitgaven van de overheid (gedefleerd aan de hand van de HICP, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2005 2006 2007 2008 2009r Gemiddelde 1998-2009r Feitelijk niveau 47,9 44,6 44,5 46,2 50,0 44,9 Feitelijke reële groei 8,9-4,5 3,3 2,2 6,1 2,9 Invloed van niet-recurrente of budgettair neutrale factoren Invloed van conjuncturele factoren 6,9-5,8 1,2-0,3 0,8 0,2 0,0-0,1-0,4-0,2 0,2 0,0 Indexeringseffect - 0,1-0,5-0,2-0,4 1,5 0,0 Reële groei gecorrigeerd voor de invloed van conjuncturele, niet-recurrente of budgettair neutrale factoren, alsook voor de indexeringseffecten 2,3 1,9 2,7 3,1 3,5 2,7 Bronnen: ADSEI, INR, NBB. 50
Overheidsschuld in België en in het eurogebied (in procenten bbp) Bronnen: EC, INR, NBB. 51
"Non quia difficilia sunt, non audemus, sed quia non audemus, difficilia sunt" "Het is niet omdat de dingen moeilijk zijn, dat we ze niet aandurven, maar omdat we ze niet aandurven, dat ze moeilijk zijn" Seneca 52