Hoofdstuk 1 Bedrijfskunde Vraag 1.1 Welke naam hoort bij het concept Elementaire bewegingen voor arbeidsanalyse - McGregor - Elton Mayo - Frank Lilian Gilbreth - Alfred Sloan - Henri Fayol Vraag 1.2 Je wil over 6 jaar een bedrag van 1000 euro gespaard hebben, door het nu op een bankrekening te zetten aan 4%. Welk bedrag moet je storten? - 1265 euro - 790,3 euro - 821,9 euro - 1000 euro Vraag 1.3 Duid onder de vermelde rubrieken deze aan die behoren tot het PASSIEF van een bedrijf - Geld in de kas - Aandelen in een zusterbedrijf - Voorzieningen voor een herstructurering van het bedrijf - Een patent op een productieproces 1
Vraag 1.4 In welk van de 4 kwadranten van de BCG matrix bevinden zich de CASH COWS? - A - B 2
- C - D Vraag 1.5 Welke uitspraak behoort tot de Theory X stelling? - De menselijke creativiteit wordt zelden benut in een arbeidssituatie - Een mens heeft geen schrik om verantwoordelijkheid te nemen - Mensen moeten worden geleid in een arbeidssituatie Vraag 1.6 Welke van de onderstaande kosten is gn uitgave? - Voorschot op een aankoop van een machine - Afschrijving van computers - Weddes van het personeel - Betalen van de intrest op een lening Vraag 1.7 Als de vraag stijgt en het aanbod daalt zal ditmaak 1 keuze - alleen leiden tot een prijsstijging als de vraag elastisch is. - alleen leiden tot een prijsstiiging als de vraag inelastisch is. - altijd leiden tot een prijsstijging. Vraag 1.8 Een monopolist die zijn omzet wil maximaliseren moet die hoeveelheid produceren waarvoor de marginale opbrengst: - gelijk is aan de marginale kost. - gelijk is aan 0. - maximaal is. - minimaal is. Vraag 1.9 Een conjunctuurgolf wordt veroorzaakt door een schommeling van: 3
- de economische groei. - het bbp. - de productiecapaciteit. - de effectieve vraag. Vraag 1.10 Welke van onderstaande beweringen is juist? - Een economische unie cordineert het economisch en monetair beleid in de lidstaten. - Een douane-unie cordineert het economisch beleid in de lidstaten en er is een gemeenschappelijk buitentarief. - Een gemeenschappelijke markt kent een vrij verkeer van goederen en productiefactoren. - Een vrijhandelszone hanteert een gemeenschappelijk buitentarief. 4
Hoofdstuk 2 Waarschijnlijkheidsrekening en Statistiek Vraag 2.1 De ongecorreleerde continue toevallige veranderlijken X 1, X 2,..., X 10 zijn uniform verdeeld zijn over het interval [0, 2]. De variantie van Y = (X 1+X 2 + +X 10 ) 10 is dan gelijk aan: - 1 30-10 3-1 3-1 Vraag 2.2 X en Y zijn twee onafhankelijke toevallige veranderlijken, geometrisch verdeeld met parameter p = 1 5. De waarschijnlijkheid dat X = Y is dan gelijk aan: - 1 9-1 6-1 3-1 2 Vraag 2.3 X en Y zijn twee onafhankelijke toevallige veranderlijken, exponentieel verdeeld met verwachtingswaarde 2. De toevallige veranderlijke X geconditioneerd op X + Y = 4 - is exponentieel verdeeld met verwachtingswaarde 2 - heeft dichtheidsfunctie f X X+Y =4 (x) = x 4 e x 2 voor x 0 5
- is uniform verdeeld over het interval [0, 4] - geen van de bovenstaande antwoorden is correct Vraag 2.4 De centrale limietstelling is belangrijk omdat ze over elke grote steekproef zegt dat: - de steekproef bij goede benadering normaal verdeeld zal zijn - het steekproefgemiddelde bij goede benadering normaal verdeeld zal zijn - het steekproefgemiddelde standaardnormaal verdeeld zal zijn - geen van bovenstaande want alles hangt af van de distributiefunctie voor een enkele uitkomst van de steekproef. Vraag 2.5 Welke van de volgende verdelingen is het meest geschikt om vertragingstijden van vertrekkende vliegtuigen in de luchthaven van Antwerpen te modelleren? - de binomiale verdeling - de Poisson-verdeling - de normale verdeling - de exponentiële verdeling Vraag 2.6 We beschouwen de som van 100 onafhankelijke χ 2 - verdeelde veranderlijken met 2 vrijheidsgraden. Wat is (met goede benadering) de waarschijnlijkheid dat deze som strikt kleiner is dan 100? - Φ ( 1 ) 4 - Φ ( ) 1 2 - Φ (5) - 1 Φ (5) Vraag 2.7 Voor een continue toevallige veranderlijke X weten we dat E(X) = 5 en var(x) = 9. Dan levert de Chebyshevongelijkheid de volgende ondergrens voor P (0 < X < 10): - 9 25-16 25 6
- 9 100-4 5 Vraag 2.8 X en Y zijn twee gezamenlijk normaal verdeelde toevallige veranderlijken die ongecorreleerd zijn en als parameters µ X = 0, µ Y = 2 en σx 2 = 1, σ2 Y = 4 hebben. De correlatiecoefficient ρ(z, T ) van de toevallige veranderlijken Z = X + Y en T = X Y is dan gegeven door: - 3 25-3 5-1 3-1 3 Vraag 2.9 Onderzoekers aan het MIT bestudeerden de spectroscopische eigenschappen van een bepaald type planetoïden. Het aantal spectrale beelden per geobserveerde planetoïde werd genoteerd. De gegevens voor 40 planetoïden staan in onderstaande tabel: 3 4 3 3 1 4 1 3 2 3 1 1 4 2 3 3 2 6 1 1 3 3 2 2 2 2 1 3 2 1 6 1 3 2 2 1 2 2 4 2 De hieruit afgeleide absolute-frequentietabel is dan: Aantal spectrale beelden 1 2 3 4 5 6 Aantal planetoïden 10 13 11 4 0 2 Welke van de volgende figuren vat de data correct samen in een kader-met-staafdiagram? 7
- - - - Vraag 2.10 Er wordt een steekproef met grootte n = 10 genomen uit een standaardnormale verdeling. Welke van de volgende beweringen is juist? - 9S10 2 heeft een χ2 9 -verdeling - 9S10 2 heeft een Nm( 0, 10)-verdeling 8
- 9S10 2 heeft een χ2 10 -verdeling - 9S10 2 heeft een Ga( 5, 2)-verdeling 9