Connectieven in de rechterperiferie

Vergelijkbare documenten
''Maar dus ik denk dat...''

De automatische analyse van subjectiviteit en causale samenhang in tekst

The expression of modifiers and arguments in the noun phrase and beyond van Rijn, M.A.

53. Anders ga je met pensioen!

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Perrez, Julien. Document type : Thèse (Dissertation)

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.


Person Markers in Spoken Spontaneous Israeli Hebrew. A Systematic Description and Analysis S. Cohen

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens

Zijn respondenten interviewerresistent?

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

Kan ik het wel of kan ik het niet?

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Latijnse epistemische partikels. Nempe, quippe, scilicet, videlicet en nimirum.

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991.

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

Samenvatting Nederlands Module 9

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

Genrekennis en het schrijven van vakteksten

Gebruik van Engels door leerlingen tijdens de Engelse les.

Aantekening Frans les pronoms personnels

Biedt genreverschil perspectief? Een corpusonderzoek naar afwijkende gebruiksgevallen van de voorwaartse causale connectieven daardoor, daarom en dus.

Nota Deel 1. Rick Nouwen. 8 december 2009

Grammatica op school

BEGRIJPEN EPISTEMISCH SIGNIFICANT?

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS BELGISCHE KAMER VAN

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

SAMENVATTING (Summary in Dutch)

Classification of triangles

The Value of Deliberate Metaphor W.G. Reijnierse

A. Business en Management Onderzoek

Tenslotte / Uiteindelijk

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

Profiel Academische Taalvaardigheid PAT

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

College 4: Gegeneraliseerde Kwantoren

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Cognitieve Taalkunde: eigenlijk toch wel een goede theorie. Hogeweg, L.; van Bergen, G.

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Semantiek 1 college 4. Jan Koster

Academisch schrijven Inleiding

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

De Sinn van fictie. Wouter Bouvy March 12, 2006

Hoe oefen je grammatica? Liesbeth Schenk Sonja van Boxtel TUDelft, ITAV Nederlands voor buitenlanders

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

S e v e n P h o t o s f o r O A S E. K r i j n d e K o n i n g

Connectieven, spreker-betrokkenheid en semantische lagen Hoe daarom en dus zich gedragen in niet-declaratieve omgevingen

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner

Niveaus Europees Referentie Kader

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2

De kunst van wetenschappelijk schrijven

SAMENVATTING (Dutch summary)

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Theorie en Empirisch Onderzoek. Werkcollege 4.1 Kwalitatief onderzoek: Yazilitas et al.


Cover Page. Author: Scholz, Franziska Title: Tone sandhi, prosodic phrasing, and focus marking in Wenzhou Chinese Issue Date:

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

Luister alsjeblieft naar een opname als je de vragen beantwoordt of speel de stukken zelf!

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots?

Voorwoord 7. 1 De vaardigheden van de jurist Ongeveer zoals een kip een ei legt Instrumenten voor het oplossen van casusposities 10

Citation for published version (APA): Khalil, E. N. (1999). Grounding in English and Arabic News Discourse. Milsbeek: in eigen beheer.

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Mense va mijne leeftijd

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

Europees Referentiekader

Workshop discoursanalyse. Sarah Scheepers Genderdag 26 januari 2016

Niveaus van het Europees Referentiekader (ERK)

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Maken van een woordenboek:4 hoofdfasen

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

omschrijven wat je ermee bedoelt. Dat geldt dus ook voor dom en de vraag of je dat met een IQ-test kunt meten. Dan naar een ander aspect van de

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

Relationele Databases 2002/2003

Academisch schrijven Inleiding

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

En, wat hebben we deze les geleerd?

Kanker en naasten: 'Vergeet ons niet te lezen'

A matter of time: tense, mood and aspect in spontaneous Spoken Israeli Hebrew

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

Boekverslag Nederlands La place de la bastille door Leon de Winter

Transcriptie:

Connectieven in de rechterperiferie Connectieven in de rechterperiferie Een contrastieve analyse van dus en donc in gesproken taal Liesbeth Degand * Abstract This article presents a corpus-based analysis of the Dutch discourse marker dus ( so ) and its French translation equivalent donc in right peripheral position in spoken language. The working hypothesis of this study is that discourse markers in the right periphery of the utterance can be described in terms of an intersubjective paradigm, with discourse functions oriented towards the hearer. Results show that this is indeed the case, both for dus and for donc In the right periphery, the two markers express metadiscursive meanings of reformulation and explicitation, more than of causal conclusion. These meanings have been interpreted as hearer-oriented, since they either help the reader to make sense of the message (reformulation, explicitation) or they invite the hearer to co-construct the conclusive meanings (causal conclusion). In addition, both markers seem to play a specific role in turn transitions thus adding to their intersubjective character. 1 Inleiding Dus en donc worden doorgaans beschreven als voorwaarts causale 1 connectieven die in het Nederlands respectievelijk het Frans semantisch een breed spectrum van relaties kunnen uitdrukken (Pander Maat & Sanders 1995, 1996, Degand 2001, Pander Maat & Degand 2001, Stukker, Sanders & Verhagen 2008). In hun functie van causaal connectief komen deze markeerders voor in de linkerperiferie van de zin of eventueel in het middenstuk, bij * Adres : Université catholique de Louvain. Institute for Language and Communication. Place B. Pascal 1, Boîte : L3.03.33, B-1348 Louvain-la-Neuve, België. liesbeth.degand@uclouvain.be Mijn oprechte dank gaat uit naar Kristel Van Goethem (UCL) voor haar commentaar en suggesties op een vorige versie van dit artikel. Ook de anonieme reviewers en de redactieraad van Nederlandse Taalkunde wens ik van harte te bedanken voor uiterst nuttige op- en aanmerkingen. Dit onderzoek werd financieel ondersteund door een Interuniversitair Attractiepoolproject Grammaticalization & (Inter)Subjectification van de Belgische Federale Regering (P6/44). De auteur is als senior onderzoeker verbonden aan het FRS-FNRS (Fonds voor wetenschappelijk onderzoek). 1 Een voorwaartse causale relatie volgt de logische (iconische) relatie oorzaak-gevolg (of argument-gevolg) en wordt in het Nederlands typisch uitgedrukt door daardoor, daarom, dus, terwijl een achterwaartse causale relatie vanuit het gevolg naar de oorzaak redeneert (cf. doordat, omdat, want). Nederlandse Taalkunde, jaargang 16, 2011-3 333

liesbeth degand adverbiaal gebruik. Dus en donc komen in gesproken taal echter ook voor in de rechterperiferie, zoals in de voorbeelden 2 (1) en (2). (1) ik moet nog veertien dagen in september als ie vrij heeft DUS. (2) mes autres grands-parents ils parlent en patois DONC mijn andere grootouders (ze) praten dialect dus De doelstelling van deze bijdrage bestaat erin te onderzoeken of de verplaatsing van de linker- naar de rechterperiferie gepaard gaat met een verschuiving in de betekenis van deze markeerders. Discourse markers 3 komen zelden voor in de rechterperiferie (Fraser 1999), maar als ze er toch voorkomen, dan zouden ze er eerder een interactionele dan een tekststructurerende rol vervullen (Brinton 1996). De rechterperiferie is immers de plek bij uitstek waar de spreker zijn begrip of onbegrip met betrekking tot de pas gecommuniceerde boodschap kan uitdrukken, gedeelde kennis kan bevestigen en/of commentaar kan leveren. Aan de hand van een semantische analyse van dus en donc in de laatste zinspositie in gesproken taal tracht ik in dit artikel te achterhalen of deze markeerders er een gelijkaardige functie vervullen in beide talen, en of deze functie als interactioneel beschreven kan worden, dan wel of de twee markeerders er een verschillende (taalgebonden) functie vervullen. Dit artikel is als volgt gestructureerd. In paragraaf 2 ga ik kort in op de relatie tussen zinsplaats en betekenis van discourse markers zoals die in het kader van de semantische evolutie van deze talige uitdrukkingen wordt beschreven; hierin ga ik onder meer in op grammaticalisatie en (inter)subjectificatie. In paragraaf 3 beschrijf ik de rol van de rechterperiferie in de organisatie van het discours en formuleer ik de hypotheses voor de empirische studie. In paragraaf 4 volgt de onderzoeksopzet. Ik geef er een overzicht van de semantische studies van dus en donc en besteed aandacht aan de vergelijkbaarheid van de twee markeerders. Daarna volgt een operationalisering van het begrip rechterperiferie en een beschrijving van de corpora en van de variabelen die in de analyse zijn gebruikt. In paragraaf 5 presenteer ik de resultaten van de corpusgebaseerde semantische analyse van beide markeerders in de rechterperiferie. Algemene conclusies volgen in slotparagraaf 6. 2 Semantische evolutie van discourse markers Er wordt algemeen aangenomen dat de diachrone ontwikkeling van discourse markers vaak gepaard gaat met een proces van intersubjectificatie (cf. Traugott & Dasher 2002, Athanasiadou, Canakis & Cornillie 2006). Volgens deze stelling ondergaan discourse markers 2 Alle voorbeelden komen uit het Corpus Gesproken Nederlands (http://lands.let.kun.nl/cgn) respectievelijk de Valibel-databasis gesproken Frans (http://www.uclouvain.be/valibel), tenzij anders aangegeven. 3 Ik gebruik in dit artikel de term discourse marker in een brede zin, namelijk als verzamelnaam voor een reeks lexicale elementen (voegwoorden, bijwoorden, propositionele deelzinnen, ) die gekenmerkt worden door hun structurerende functie op het niveau van het discours, die context-afhankelijk zijn en die vaak gepaard gaan met een subjectieve of intersubjectieve dimensie. Syntactisch zijn ze niet geïntegreerd en ze zijn informatief weinig saillant. Connectieven zijn een subcategorie van discourse markers, die als hoofdfunctie hebben clauses relationeel met elkaar te verbinden. 334

Connectieven in de rechterperiferie in de loop van hun evolutie een betekenisverschuiving van referenties die in de objectieve wereld verankerd zijn naar betekenissen die te maken hebben met het uitdrukken van persoonlijke attitudes, opinies en gedachten van de spreker (subjectivering) en ten slotte naar betekenissen die te maken hebben met spreker-hoorderinteracties (intersubjectivering). Dus en donc passen mooi in dit patroon. Evers-Vermeul (2010a; zie ook Evers- Vermeul en Stukker 2003) beschrijft de evolutie van dus als volgt. In het Middelnederlands (13 e eeuw) is het gebruik van dus in de eerste plaats referentieel. Het gaat om een verwijzend gebruik met de betekenis zo/als volgt (cataforisch gebruik) of zo/op deze manier (anaforisch gebruik). Deze functies zijn nog van toepassing op het modern Nederlandse aldus. Van een duidelijk (causaal) connectiefgebruik is in de 13 e eeuw nog geen sprake. Ook in het Nieuwnederlands (16 e eeuw) blijft het verwijzende gebruik dominant, zij het in mindere mate, en komt het gebruik als causaal connectief op. In het modern Nederlands (20 e eeuw) zet dit connectiefgebruik door, ten koste van het anaforische gebruik dat helemaal verdwijnt. Een nieuw gebruik als discourse marker verschijnt voor het eerst in de 20 e eeuw, waarbij de informatie in de dus-zin wordt gemarkeerd als reeds bekend bij de lezer ( ) [of] waarin dus een parafraserelatie tussen de dus-zin en (een deel van) de voorafgaande zin markeert (Evers-Vermeul 2010a:161). Er is dus duidelijk sprake van een evolutie van een referentieel naar een metadiscursief gebruik (dat in sommige gevallen als intersubjectief bestempeld kan worden, cf. paragraaf 6). Hansen (1997: 164) geeft een vergelijkbare verklaring voor donc met een verschuiving van een propositioneel (temporeel) gebruik naar metadiscursieve functies; een evolutie die ze expliciet in verband brengt met Traugotts (1982: 256) oorspronkelijke hypothese: [i]f there occurs a meaning-shift which, in the process of grammaticalization, entails shifts from one functional-semantic component to another, then such a shift is more likely to be from propositional through textual to expressive than in reverse direction. Ter ondersteuning citeert Hansen Gamillscheg (1957: 587), volgens wie donc in het Oudfrans eerst een temporele betekenis ontwikkelde (vergelijkbaar met hedendaags alors toen ), daarna een hypothetische, als inleidend voegwoord in de consequens van de alsconstructie, en ten slotte een causale betekenis, als resultatief of concluderend voegwoord. De drie betekenissen ontstonden in het Oudfrans, maar enkel de causale betekenis is vandaag nog in gebruik. Het uitgangspunt van dit artikel is dat deze betekenisverschuivingen gepaard gaan met structurele wijzigingen, en dan voornamelijk met de plaats die deze markeerders innemen in de uiting. Dat er een interactie bestaat tussen de positie van een connectief en zijn functie is in verschillende studies aangetoond (zie Evers-Vermeul 2005, 2010a, voor een overzicht). Ook Traugott en Dasher (2002: 158) vermelden een aantal studies dat de positie van bijwoorden in de uiting koppelen aan verschillen in betekenis. Ze illustreren deze correlatie aan de hand van de bijwoorden in fact, actually en indeed, die een diachrone ontwikkeling tot discourse marker vertonen die gepaard gaat met uitbreiding van de semantische reikwijdte en positie in de uiting. Ook voor dus zijn er aanwijzingen dat een dergelijke relatie bestaat. Evers-Vermeul (2010a) laat zien dat de grammaticalisatie van dus van anaforisch bijwoord naar zinsverbindend connectief gepaard gaat met een 335

liesbeth degand syntactische migratie naar de linkerperiferie. Degand en Fagard (2011) tonen dat een vergelijkbare syntactische migratie van alors ( toen, dan, dus, nou ) van de middenpositie (intra-propositioneel) naar de linker- (en in mindere mate rechter-)periferie van de zin voorafgaat aan de semantische evolutie van temporeel bijwoord naar causaal/conditioneel voegwoord en uiteindelijk metadiscursieve markeerder (in gesproken Frans). 4 Het zou dus de syntactische innovatie zijn die de deur opent voor semantische vernieuwing (zie ook Bolly, in druk). 5 Volgens Traugott (2010) zou er voor subjectieve betekenissen bovendien een tendens zijn om in de linkerperiferie van de zin voor te komen (in functie van de talen kan dit ook de rechterperiferie zijn) als resultaat van een subjectiveringsproces. Ze citeert studies uit het Engels en het Japans ter ondersteuning, maar houdt de vraag open of er sprake kan zijn van cross-constructional and cross-linguistic constraints on the leftward (or rightward) shift over time of expressions that undergo (inter)subjectification (60, zie ook Traugott 2007). Als we deze bevindingen koppelen aan die van Degand en Fagard (2011), dan zouden expressies eerst van middenpositie naar perifere positie moeten migreren, om daar dan (inter)subjectieve betekenissen te gaan bekleden (via een subjectiveringsproces). Een synchrone aanpak van dit probleem vergt dat precies beschreven wordt welke functie(s) beide periferieën vervullen in de talige communicatie. Voor ik hier in de volgende paragraaf dieper op inga, wil ik eerst nog een paar woorden wijden aan de vraag of de structurele evolutie van discourse markers beschouwd kan worden als een geval van grammaticalisatie. In navolging van Traugotts (1982, 1995) baanbrekende studies is mijn antwoord kort en bondig ja. Tal van onderzoekers volgen de stelling dat het ontstaan van discourse markers in termen van grammaticalisatie beschreven kan worden (o.a. Jucker 1995, Brinton 1996, Onodera 2000, 2004, Hansen & Rossari 2005, Günthner & Mutz 2006). Dit is ook de stelling van de studies in een recent verschenen themanummer van Linguistics (Degand en Simon-Vandenbergen 2011) waarin aan de auteurs werd gevraagd om een standpunt in te nemen over de kwestie of grammaticalisatie dan wel pragmaticalisatie het meest geschikte concept is om de diachrone ontwikkeling van discourse markers in kaart te brengen. Het resultaat was dat alle auteurs pleitten voor grammaticalisatie as the best possible explanation for the developments described, on condition that grammar is given a wider sense (Degand & Simon-Vandenbergen 2011: 293), namelijk dat ook contextgebonden uitdrukkingen, zoals discourse markers of modale partikels, beschouwd worden als grammaticale elementen (zie ook Diewald 2011). Daarmee kan ook hun evolutie van lexeem (bijvoorbeeld bijwoord of werkwoord/werkwoordelijke constructie) naar discourse marker in termen van grammaticalisatie beschreven worden, zij het op een minder prototypische wijze (cf. Hopper & Traugott 1993: 126). 4 Dit is volledig in lijn met Traugotts (1995) voorstel om de grammaticalisatie van discourse markers te beschrijven op een schaal van Clause-internal Adverbial > Sentence Adverbial > Discourse Particle. 5 Het waarom van deze syntactische innovatie laat ik hier in het midden. Verschillende factoren kunnen een rol hebben gespeeld, waaronder de individuele behoefte om expressief en creatief te zijn, zie o.a. Labov (2010) en verschillende bijdragen in Hickey (2003). 336

Connectieven in de rechterperiferie 3 Discourse en rechterperiferie Mijn aandacht voor de rechterperiferie vloeit voort uit de specifieke functie die de laatste zinspositie in het discours vervult. Er bestaat een asymmetrie tussen de linker- en rechterperiferie die haar oorsprong vindt in het lineaire verloop van (spreek)taal. De linkerperiferie vormt het anker voor het opkomende discours en is dus de plek bij uitstek om coherentierelaties te markeren of beurtwisselingen aan te geven (cf. Fischer 2002). De rechterperiferie is de plek waar de spreker commentaar kan leveren op de pas geleverde boodschap, maar ook de beurt aan de hoorder kan geven en/of op een andere manier met de hoorder rekening kan houden (Brinton 1996). Het is dus een plek waar spreker en hoorder de structuur van de conversatie bemiddelen. Beurtwisselingen spelen hierin een belangrijke rol en verschaffen een ideale pragmatische context voor taalverandering (Detges & Waltereit 2004). De rechterperiferie vormt zo een interessante plek voor taalinnovatie. We zouden er bij voorkeur linguïstische uitdrukkingen moeten aantreffen met modale en interpersoonlijke functies. Een aantal studies lijkt inderdaad te bevestigen dat de rechterperiferie de voorrang geeft aan metadiscursieve en intersubjectieve betekenissen. Strauss en Xiang (2009) beschrijven het gebruik van interactionele partikels in het Mandarijn, het Cantonees en het Shishan-dialect, die typisch in de rechterperiferie van de zin voorkomen. De functie van deze partikels is aan de hoorder te signaleren dat een voor de gesprekssituatie relevante wijziging heeft plaatsgevonden, die een verkeerde assumptie van de spreker corrigeert. Barth-Weingarten en Couper-Kuhlen (2002) argumenteren dat zinsfinaal though in spontane gesprekken zich in het hedendaagse Engels aan het ontwikkelen is van concessief bijwoord tot discourse marker met tekstuele functies, namelijk als topic shifter en zo bijdraagt aan de interactie tussen spreker en hoorder. Volgens Mulder en Thompson (2008) volgt but een gelijkaardige evolutie als het op het einde van een sprekersbeurt voorkomt en daar een retrospectief contrast legt als beurtafsluiter; een evolutie die expliciet beschreven wordt als een geval van grammaticalisatie van zinsinitieel connectief tot zinsfinaal discourse partikel. Op basis van deze studies wil ik de hypothese formuleren dat dus en donc in de rechterperiferie in gesproken taal beschreven kunnen worden in termen van een intersubjectief paradigma. Ik verwacht dus dat ze er een rol zullen spelen in de beurtwisseling en/of terugblikken op de (relevant geachte) informatie in de voorgaande uiting en zo bijdragen aan de (gespreks)relatie tussen spreker en hoorder. 4 Onderzoeksopzet 4.1 Vergelijkbaarheid van dus en donc Dus wordt in de literatuur doorgaans beschreven als een voorwaarts causaal connectief dat in geschreven taal in vergelijking met daardoor en daarom hoog op de Sprekerbetrokkenheid-schaal (SB) staat (Pander Maat & Sanders 1996, Pander Maat & Degand 2001). Het drukt veelal epistemische relaties uit en komt voor in subjectieve contexten (Pander Maat & Sanders 2001, Stukker 2005, Stukker, Sanders & Verhagen 2008). Bij mijn weten zijn 337

liesbeth degand er geen vergelijkbare studies voor gesproken Nederlands. 6 Illustratieve dus-voorbeelden uit de literatuur zijn (3)-(5). (3) Er is een probleem. Dus wat doen we? (Pander Maat & Degand 2005) (4) Het waren grote grijze vogels, die veel lawaai maakten. Dus het moeten wel kraanvogels geweest zijn. (Sanders & Spooren 2007) (5) Het is onbewolkt. Dus het wordt koud vandaag. (Stukker et al. 2008) Donc is beschreven als causaal connectief, als discourse marker en als modaal partikel (zie Bolly en Degand 2009 voor een overzicht). In vergelijking met de ce fait ( daardoor ) en c est pourquoi ( daarom ) ligt donc hoog op de SB-schaal en drukt het zowel epistemische gevolgrelaties als taalhandelingsrelaties uit (Pander Maat & Degand 2001). Volgens Rossari en Jayez (1996, 1997) is donc een sterk inferentieel connectief dat de conclusie als de enig mogelijke voorstelt. In gesproken taal wordt donc, naast zijn gebruik als gevolgmarkeerder, frequent gebruikt als discourse marker van herformulering of verduidelijking, maar ook ter structurering van het discours (Bolly & Degand 2009), als inferentiële discourse marker in imperatiefconstructies (Vlemings 2003) of als modaal partikel ter versterking van de illocutieve waarde van de uiting (Hansen 1997). Prototypische voorbeelden uit de literatuur zijn (6)-(9). (6) on ne savait plus avancer donc euh on est sorti du bus (Bolly en Degand 2009) we konden niet doorrijden donc (dus) we zijn uit de bus gestapt (7) La voiture ne démarre pas. Appelle donc un taxi! (Vlemings 2003) De auto start niet. Bel donc (dus/dan) een taxi! (8) Que ta maison est donc jolie! (Hansen 1997) Wat is je huis donc (toch) mooi! (9) C est une baleine, donc c est un mammifère. (Rossari en Jayez 1997) Het is een walvis, donc (dus) het is een zoogdier. Op het eerste gezicht lijken dus en donc een deel van hun semantische distributie te delen: beide markeerders drukken gevolgrelaties uit, staan hoog op de SB-schaal en drukken vooral epistemische en taalhandelingsrelaties uit. Daarnaast lijkt donc in gesproken taal een breder spectrum van gebruikscontexten te bekleden, die we globaal als metadiscursief zouden kunnen bestempelen. Deze semantische overeenstemming pleit ervoor om dus en donc als tegenhangers van elkaar te beschouwen. In vertaalwoordenboeken gelden ze in ieder geval als een vertaalpaar. Dit wordt ook bevestigd door een overzicht van het vertaalpatroon 7 van de twee markeerders in het Dutch Parallel Corpus 8 (Macken et al. 2007). 6 Pander Maat en Degand (2005) nemen ook gesproken taal in beschouwing, maar concentreren zich enkel op niet-declaratieve contexten (vraagzinnen en bevelende zinnen). Ze onderzoeken of zulke contexten systematisch als taalhandelingsrelaties geanalyseerd moeten worden. Dit blijkt niet het geval. 7 Ik wens Katelijne Den Turck (Hogeschool Gent) van harte te danken voor haar hulp bij het extraheren van de gewenste data. 8 Dutch Parallel Corpus is een onderzoeksproject dat als doel heeft het aanmaken, het structureren en annoteren van een kwaliteitsvol zinsgealigneerd parallel corpus van tien miljoen woorden voor de talenparen Nederlands- Engels en Nederlands-Frans (cf. http://www.kuleuven-kortrijk.be/dpc/). 338

Connectieven in de rechterperiferie In literaire teksten wordt dus in 42% van de gevallen door donc vertaald en in politieke toespraken stijgt dit percentage tot 65%. Voor de vertaalrichting Frans-Nederlands zijn de cijfers vergelijkbaar: in het literair subcorpus wordt donc in 48% van de gevallen door dus vertaald, en in politieke toespraken in 59% van de gevallen. Dus en donc lijken dus de minimale vereisten voor een contrastieve analyse te doorstaan: ze hebben voldoende kenmerken gemeenschappelijk om aan de hand van gelijke parameters vergeleken te worden (zie 4.3). 4.2 Afbakening van de rechterperiferie Uitgangspunt om de rechterperiferie te definiëren is de clause (zin of deelzin) zoals die in de dependentiegrammatica 9 wordt beschreven; namelijk als een werkwoordelijk of naamwoordelijk hoofd met dependenten. 10 Ik beschouw de elementen die zich rechts van de clause bevinden en die buiten de dependentiestructuur van het werkwoord/naamwoord vallen als rechtsperifeer. Elementen in de rechterperiferie zijn heel vaak ook uitingsfinaal, maar zijn dat niet per se. Voorbeelden (10)-(12) illustreren enkele prototypische gevallen. (10) ja tuurlijk in Utrecht wil je niet wonen DUS. (11) en daar stonden die scooters DUS en daar lagen ook die pakken of die zaten daarbij of weet ik veel wat. (12) oh Simon DUS. In voorbeeld (10) zit dus duidelijk in de rechterperiferie van de zin, buiten de dependentiestructuur van het werkwoord wonen, aan het eind van de clause, op de laatste uitingspositie en op het einde van de sprekersbeurt. In voorbeeld (11) is dus clausefinaal maar niet uitingsfinaal, noch beurtfinaal, en in (12) gaat het om een uitingsfinale dus van een werkwoordloze uiting. Voorbeeld (13) vergt meer uitleg. (13) Spr1 iedereen heeft er wel een mening over [over de milleniumbug] maar niemand kan voorspellen wat er echt gaat gebeuren DUS uh... Spr2 ja Spr3 xxx Spr1 wij kre wij kregen dus een mailtje op t werk ( ) (13 ) iedereen heeft er wel een mening over maar niemand kan voorspellen wat er echt gaat gebeuren DUS [het loont niet de moeite om hierover te blijven zeuren] 9 In de Franse traditie van onderzoek naar gesproken taal vormt dependentiegrammatica het uitgangspunt voor de beschrijving van de grammatica van de gesproken Franse taal (zie, in het bijzonder, Blanche-Benveniste et al. 1990; Berrendonner 2002). Deze traditie ontstond uit onvrede met de ontoereikende manier waarop typisch gesprokentaalverschijnsels in de traditionele grammatica beschreven werden. Bij mijn weten bestaat een dergelijke traditie niet voor het Nederlands. Ik meen echter dat het uitgangspunt ook geldig is voor het Nederlands en om de vergelijkbaarheid van de analyses tussen het Nederlands en het Frans te verzekeren, heb ik hetzelfde analysemodel toegepast. 10 Ook voorzetsels kunnen dienst doen als hoofd van een voorzetselconstituent, dergelijke gevallen komen in mijn steekproeven echter niet voor. 339

liesbeth degand Op het eerste zicht lijkt (13) vergelijkbaar met voorbeeld (10) behalve dat het op een aarzelingsmarkeerder eindigt, waardoor de uiting niet af lijkt. Zonder verdere context zou deze dus ook geïnterpreteerd kunnen worden als het begin van een nieuwe clause die om één of andere reden wordt afgebroken. We staan hier voor verschillende interpretatiemogelijkheden. De eerste is dat de spreker in (13) met behulp van dus een poging doet om aan het woord te blijven, maar dat deze poging mislukt doordat de hoorder de beurt opeist. De context leert ons dat dit hier niet het geval is aangezien de hoorder in de volgende beurt gewoon bevestigend antwoordt, zonder zijn beurt verder op te nemen. Een tweede mogelijkheid is dat het gaat om een specifiek inferentieel gebruik, dat voortvloeit uit de causaal-conclusieve betekenis van dus zoals we die in (13 ) kunnen reconstrueren. In (13) laat de spreker het segment dat op dus volgt bewust impliciet, omdat de hoorder het segment zelf kan infereren. We hebben hier te maken met informatie die zo redundant is dat de spreker het overbodig acht ze te verwoorden. Met zijn bevestigend antwoord geeft de hoorder aan dat hij de redenering inderdaad gevolgd heeft. Dit gebruik werd door Schmale (2008) beschreven als typerend voor beurtwissels. De spreker laat met behulp van de impliciete redenering ruimte aan de hoorder om de beurt eventueel over te nemen. Met zijn korte ja geeft de hoorder aan dat hij dat begrepen heeft maar de beurt aan de spreker laat. Om die reden heb ik dergelijke (soms ambigue) gevallen systematisch tot de rechterperiferie gerekend. 11 Vanuit een diachroon standpunt zou ik willen bepleiten dat dergelijke contexten als bridging contexts (Heine 2002) opgevat kunnen worden, waarbij een markeerder die zich oorspronkelijk in de afgebroken linkerperiferie bevindt in zulke inferentiële contexten gaandeweg geïnterpreteerd kan worden als rechtsperifeer zonder tussenkomst van de hoorder, en zonder dat de inferentie expliciet gemaakt wordt. De huidige studie bevindt zich in dat opzicht in een exploratief stadium. Gevallen zoals in (13) moeten onderscheiden worden van gevallen zoals in (14), die ik wel als afgebroken heb geïnterpreteerd en dus niet tot de rechterperiferie heb geteld. Afgebroken zinnen zijn legio in gesproken taal en beantwoorden aan bepaalde criteria. Ze worden bijvoorbeeld bijna systematisch geherformuleerd of er volgt een (bijna) onmiddellijke autocorrectie (Levelt 1983). Meestal zijn het gevallen van productieproblemen die gecorrigeerd worden. In (14) breekt de spreekster haar clause na de eerste dus af, ze voegt verduidelijkende informatie toe en pikt dan de draad van haar verhaal weer op met behulp van de tweede dus. (14) [sprekers beschrijven een foto] ik vind t hier net of ik heb hier DUS... en t waaide daar ook heel hard DUS ik heb daar die tas van die videocamera zo t is net of ik met m n handtasje sta zo ggg. 11 Zoals één van de anonieme reviewers opmerkt zou intonatie hier uitsluitsel kunnen geven. Om technische redenen was het echter niet mogelijk om de geluidsband van de Nederlandse voorbeelden te beluisteren, waardoor geen rekening gehouden kon worden met intonatiepatronen. Dit is voor een vervolgstudie echter wel wenselijk. 340

Connectieven in de rechterperiferie 4.3 Corpora en variabelen Voor mijn empirische analyse heb ik gebruik gemaakt van twee subcorpora van spontane conversatie. Voor de analyse van dus is dat teksttype 1 uit de Nederlandse component van het Corpus Gesproken Nederlands. Voor de analyse van donc is dat de Valibel-databank (Dister et al. 2009), een lopende verzameling gesproken materiaal uit Franstalig België van circa vier miljoen woorden dat bestaat uit (sociolinguïstische) interviews, spontane conversatie, radiogesprekken en professionele interacties. Om de genres in de vergelijking van de Franse en Nederlandse markeerders constant te houden, werden enkel data uit spontane conversatie gebruikt. Het Nederlandse subcorpus telt 7.542 voorkomens van dus (op een totaal van 1.747.789, of een frequentie van 43,15 per 10.000 woorden). Op basis van 250 willekeurig geselecteerde voorkomens is vastgesteld dat dus in 7,65% van de gevallen in de rechterperiferie voorkomt. Donc komt in het subcorpus spontane conversatie van Valibel 200 keer voor op een totaal van 50.668 woorden (of een frequentie van 39,47 per 10.000 woorden); daarvan komt 19% in de rechterperiferie voor. Dus en donc hebben dus een vergelijkbare frequentie in gesproken taal (log likelihood = 1,59; N.S.), maar donc komt meer dan twee keer vaker voor in de rechterperiferie. De corpusanalyse van dus en donc in de rechterperiferie werd uitgevoerd op basis van 50 rechtsperifere voorkomens van elk van de markeerders in de getranscribeerde context. 12 Daarvoor werd een bestand met alle geëxtraheerde dus- en donc-voorkomens manueel onderzocht op positie volgens de hierboven vermelde regels. De zo geselecteerde voorkomens van dus en donc werden met een context van vijf regels voor en na de betreffende uiting in een nieuw bestand opgeslagen. Elke dus/donc-uiting werd ten slotte manueel gecategoriseerd op basis van een codeboek door een enkele analist: de auteur (cf. Spooren & Degand 2010 voor een bespreking van deze methodologie). De in het codeboek opgenomen variabelen vormen de zogenaamde tertium comparationis (Jaszczolt 2003, Connor & Moreno 2005), die moet garanderen dat de markeerders in de twee talen op een identieke manier geanalyseerd worden. Ze vloeien voort uit de literatuuranalyse (zie 4.1), en werden waar nodig vereenvoudigd of gegroepeerd om een statistische analyse op basis van een steekproef van 50 voorkomens mogelijk te maken. 13 De categorisering van dus en donc werd uitgevoerd op basis van de volgende variabelen: 12 Zoals reeds vermeld (zie voetnoot 10) kon om technische redenen de geluidsband van de CGN-segmenten niet beluisterd worden. Om de methodologie vergelijkbaar te houden, heb ik de geluidsbestanden van de Valibeldata dus ook niet geraadpleegd. 13 Een anonieme reviewer merkt op dat een steekproef van 50 voorkomens per taal een fragiele basis vormt voor een corpusstudie. Dit kan inderdaad het geval zijn als die voorkomens verdeeld moeten worden over meer dan drie waarden van sommige variabelen, wat hier niet het geval is. Ook in andere corpusstudies van discourse markers worden vaak niet meer dan 50 voorkomens geanalyseerd zonder dat wordt afgezien van statistische analyses (vgl. Pander Maat & Sanders 1995, Pit 2007, Evers-Vermeul 2010a, en Spooren & Degand 2010 en Evers-Vermeul (2010b) voor een methodologische bespreking). 341

liesbeth degand v1: aanwezigheid van aarzelingsmarkering: ja/nee v2: zinstype: declaratief/interrogatief/anders v3: situationele context: feit-kennis/handeling/opinie v4: positie aan het einde van de sprekersbeurt: ja/nee v5: aard van de relatie: causaal gevolg-conclusie/metadiscursief Variabele 1 heeft te maken met de onmiddellijke co-text en codeert of dus en donc al dan niet samen met aarzelingsmarkeringen (euh, uh) voorkomen. Variabelen 2 en 3 betreffen de situationele context en coderen de modus van de dus/donc-clause (v2) en of deze feitelijke informatie uitdrukt, dan wel een handeling of een opinie (v3). Samen verschaffen deze variabelen informatie over het subjectiviteitsgehalte van de dus/donc-context (cf. Sanders & Spooren 2007, Spooren & Degand 2010). Variabele 4 heeft te maken met de conversationele organisatie en codeert of dus/donc een sprekersbeurt beëindigt, en dus eventueel een rol speelt in de beurtwissels. Welke semantische relatie dus/donc uitdrukt, wordt gecodeerd door variabele 5. Om deze code vast te leggen werd een parafrasetest gebruikt (Sanders 1997). Een causale gevolgrelatie of conclusie stemt overeen met de parafrase bijgevolg, hieruit leid ik af dat. De metadiscursieve relatie is een verzamelnaam voor een type gebruik dat in de literatuur beschreven wordt als tekstuele recapitulatie, herformulering, of discourse-structurerend (zie 4.1). Deze waarde werd toegekend zodra één van de volgende parafrases van toepassing was: kortom, samenvattend, met andere woorden, dat wil zeggen, zoals reeds vermeld. 5 Resultaten Ik presenteer eerst de resultaten voor dus en ga dan de vergelijking aan met donc. Hierbij zal de aard van de relatie die door dus/donc uitgedrukt wordt centraal staan. De doelstelling van dit artikel is immers om te onderzoeken of dus en donc in de rechterperiferie een gelijkaardige functie vervullen die intersubjectief van aard zou zijn, en dus gericht op de hoorder. De corpusanalyse wijst uit dat dus slechts in 48% van de gevallen een causale relatie uitdrukt, die altijd van concluderende aard is (epistemisch in de terminologie van Sweetser (1990)). In de rechterperiferie, in gesproken taal, wordt dus voornamelijk metadiscursief gebruikt (52%). In (15) verwijst de spreker (herformulerend) met behulp van dus naar een vorige vermelding van kastjes ter verduidelijking van zijn verhaal; in (16) markeert dus de herformulering van een vorige uiting door de spreker. (15) [gesprek over Siematic Keukens] Spr1 ja alles is mogelijk. alles. en de de ook deze deurtjes die we hebben. daar kunnen we ook nog kastjes bij kopen. de al die kleuren die zijn d r nog. die die worden nog gemaakt die kastjes DUS. Spr2 maar waarom zou je dat niet doen dan? (16) Spr1 ah toen hebben we een film gehuurd. Spr2 ja / mmm ja dat was niet zo n heel leuke film maar oké dat uh kan ook niet... 342

Connectieven in de rechterperiferie [Spr1 en Spr3 lachen] Spr2 kan ook niet altijd even leuk zijn DUS uh. Spr3 nee dat is zo. Dit veelvuldige metadiscursieve gebruik staat in contrast met resultaten over dus in geschreven taal (krantenberichten), die 76% (Stukker 2005: 103) tot 78% (Pander Maat en Degand 2001: 232) causaal-epistemisch gebruik voor dus rapporteren. Bovendien komt dus opvallend vaak (72%) in objectiverende contexten voor (feiten en handelingen), wat in tegenspraak is met de resultaten uit vorige studies die voor dus een opiniërende (subjectieve) context noteerden. De gegevens in Tabel 1 tonen verder aan dat de situationele context niet verschilt in functie van de aard van de uitgedrukte relatie (c² = 0.02; df = 1; p =.89; N.S). Het is dus niet zo dat de objectievere context (feiten en handelingen) samenvalt met een metadiscursieve relatie, en de subjectievere context (opinies) met causale relaties. Waarschijnlijk speelt het genre van de onderzochte teksten hier een rol, en het feit dat het om gesproken taal gaat en niet om geschreven taal (krantenberichten vs. spontane conversatie). feit/handeling opinie causaal 18 6 metadiscursief 18 8 totaal 36 14 Tabel 1: Aard van de dus-relatie in functie van de situationele context Wat de onmiddellijke co-tekst betreft komt dus uitsluitend in een declaratieve context voor (100%), en in ongeveer een derde van de gevallen wordt dus onmiddellijk gevolgd door een aarzelingsmarkering (32%). In paragraaf 4.2 opperden we de hypothese dat dergelijke aarzelingsmarkeringen kunnen samenvallen met een impliciet gelaten inferentie. Dit wordt voor dus niet bevestigd door de data: de aarzelingsmarkering komt niet significant vaker voor met een causale conclusie (c² = 1.22; df = 1; p =.27; N.S); zie Tabel 2. Wel is het zo dat het in zeven van de tien gevallen waarin causale conclusie en aarzelingsmarkering samenvallen, gaat om een impliciet gelaten inferentie. In een aantal gevallen wordt die inferentie door de hoorder expliciet aangevuld, zoals in (17) en (18). aarzelingsmarkering geen aarzelingsmarkering causaal 10 14 metadiscursief 6 20 totaal 16 34 Tabel 2: Aard van de dus-relatie in functie van de aanwezigheid van een aarzelingsmarkering 343

liesbeth degand (17) Spr1 zondagochtend ah na zondag eind van de o ah begin van de middag zondag gaan we weg. Spr2 ggg. Spr1 na we willen ieder geval voor t eten thuis zijn zondag. Spr3 ggg Spr4 nou we hebben nog genoeg te doen DUS uh... Spr1 het wordt nu donker laten we nu maar ns gaan. (18) Spr1 jullie zitten met je benen zeker? ggg. Spr2 oh ja maar da s niet zo n ramp Spr3 nou jullie hebben een bredere tafel dan wij DUS... Spr2 dat scheelt weer. In meer dan de helft van de gevallen (58%) sluit dus een sprekersbeurt af. Dus in de rechterperiferie moeten we dus in de eerste plaats als een beurtgever beschouwen, meer dan een beurthouder. Opvallend is ook dat wanneer er geen echte sprekerswissel plaatsvindt, omdat de spreker het verloop van het gesprek blijft leiden, er in niet minder dan 30% van de gevallen toch een korte, vaak bevestigende, tussenkomst van de hoorder komt na de rechtsperifere dus, zoals in (19). Het is alsof de hoorder hierdoor aangeeft dat hij begrepen heeft dat hij de beurt zou kunnen overnemen, maar het niet doet. We hebben hier kennelijk te maken met een transition relevance place (Sacks et al. 1974). (19) [Spreker 1 vertelt over huwelijksdag van vrienden] Spr1 t was natuurlijk heel slecht weer. Spr2 ja ongelofelijk wat sneu. Spr1 ja / ja dat was wel jammer. / maar t was uh ja t was dus op t uh stadhuis in Nijmegen. / en uh ja dat is wel handig want daar kan je gewoon ja zij reden met de auto voor./ en uh uitstappen en naar binnen DUS... Spr2 ja. Spr1 zo n weet je wel zo n hele lange limousine en zo n huurauto hadden ze. Samenvattend kunnen we voor dus in de rechterperiferie stellen dat het voornamelijk een metadiscursief gebruik heeft, maar duidelijk plaats laat voor causaal-concluderende contexten. Dus is bovendien voornamelijk een beurtafsluiter en komt regelmatig voor met een aarzelingsmarkeerder. Donc lijkt een iets verschillend patroon te vertonen. In de eerste plaats wijst de corpusanalyse uit dat donc slechts in 26% van de gevallen een causaal-concluderende relatie uitdrukt. In gesproken taal is donc dus bij uitstek een metadiscursieve markeerder, veel meer dan voor dus het geval is. Statistisch is dit verschil tussen dus en donc significant (c² = 9.46; df = 1; p <.01). Deze gegevens bevestigen grotendeels vorige resultaten voor donc in gesproken Frans, die een causaal gebruik rond de 33% rapporteren (Bolly en Degand 2009), maar verschillen erg van de resultaten in geschreven taal. Het zou dus best kunnen dat het metadiscursieve gebruik van donc (en dus) voornamelijk te maken heeft met gesproken taal, meer dan met zijn positie in de uiting (zie par. 6). In zijn metadiscursieve functie dient donc om de informatie duidelijker te maken voor de hoorder door bepaalde 344

Connectieven in de rechterperiferie uitingen te expliciteren. Zo wordt in (20) met behulp van donc duidelijk gemaakt om welke familie Schumacher het gaat. In voorbeeld (21) wordt een deel van de uiting geherformuleerd: ze moeten het kennen wordt ze zouden het moeten kennen. (20) [gesprek over de beroepsactiviteiten van een gezamenlijke vriend] Spr1 il j/ / enfin c est ce qu il fait ça marche non Spr2 oui - ça va oui <L1> ça le - il est engagé pour faire de la charcuterie et c est ce qu il voulait faire mais il fait que de la charcuterie pour tous les Schumacher les trois Schumacher de la région liégeoise DONC / c est vraiment ce qu il - voulait faire <L1> mm - quoi / ( ) Spr1 wat hij doet loopt toch vlot niet Spr2 ja het gaat ja hij is aangenomen om fijne vleeswaren te maken en dat is wat hij wilde doen maar hij maakt enkel vleeswaren voor alle Schumachers de drie Schumachers uit het Luikse donc (dus) / dat is echt wat hij wilde doen / ( ) (21) [gesprek tussen leerkrachten Frans als vreemde taal] quand - tu as des gens quand tu as des gens qui font vraiment des erreurs alors que ça fait euh six mois que je répète la même chose enfin j exagère un peu mais / presque // les autres savent que c est un truc qu ils doivent qui est connu quoi qui est censé être connu DONC euh als je er hebt die echt fouten maken terwijl je al zes maanden hetzelfde vertelt wel ik overdrijf misschien een beetje maar / bijna // de anderen weten dat het iets is dat ze moeten dat gekend is dat gekend zou moeten zijn donc (dus) euh De onmiddellijke co-tekst van donc is vergelijkbaar met die van dus. Donc komt vaker voor in feitelijke contexten dan in opiniërende (72% vs. 28%) en het komt bijna uitsluitend in een declaratieve context voor (90%), met één opvallend niet-declaratief geval waarin donc ter ondersteuning van een bevelende wijs wordt gebruikt, dat in het Nederlands best vertaald wordt door het modale maar (22). Dit gebruik werd uitvoerig beschreven door Vlemings (2003). (22) mais fais DONC fais DONC maar doe donc (maar) doe donc (maar) Vaker dan dus wordt donc onmiddellijk gevolgd door een aarzelingsmarkering (58%), maar net als voor dus is er geen relatie tussen de aanwezigheid van een aarzelingsmarkering en het type donc-relatie (c² = 0.09; df = 1; p =.76; N.S); zie Tabel 3. Net zoals voor dus observeren we wel dat het in zeven van de acht gevallen waarin causale conclusie en aarzelingsmarkering samenvallen, opnieuw gaat om een impliciet gelaten inferentie (23). 345

liesbeth degand aarzelingsmarkering geen aarzelingsmarkering causaal 8 5 metadiscursief 21 16 totaal 29 21 Tabel 3: Aard van de donc-relatie in functie van de aanwezigheid van een aarzelingsmarkering (23) [over een gezamenlijke vriend die te hard rijdt] c est mieux ça que de boire mais peut-être qu il fait les - deux DONC euh het is zeker beter dan drinken maar misschien doet hij de twee donc (dus) uh Ook voor de beurtwissels vertonen dus en donc een opvallend gelijk patroon, met 60% donc-voorkomens die een beurt afsluiten en die zo bevestigen dat deze markeerders een rol spelen in het beurtverloop tussen spreker en hoorder. Samenvattend, in de rechterperiferie tonen dus en donc een aantal verschillen: dus drukt vaker concluderende relaties uit dan donc (48% vs. 26%), maar in beide gevallen gaat het om conclusies die regelmatig impliciet gelaten worden, en waarbij aan de hoorder wordt geappelleerd om de inferentie zelf in te vullen. Donc komt vaker voor met een aarzelingsmarkering dan dus (58% vs. 32%), maar dit verschil lijkt geen invloed te hebben op de relationele context of op het gespreksverloop. Dus en donc vertonen inderdaad een opvallend gelijklopend gebruik als beurtafsluiter en kunnen dus beschouwd worden als markering voor een relevante beurtwisselplek. Verder komen beide markeerders voornamelijk voor in een declaratieve context, en in segmenten die eerder feitelijke informatie dragen (72% zowel voor dus als donc). 6 Discussie en conclusies Hoofddoel van dit artikel was te onderzoeken of discourse markers in de rechterperiferie beschreven kunnen worden aan hand van een intersubjectief paradigma zoals aangenomen wordt in de literatuur. Uit mijn corpusanalyses van dus en donc blijkt dat beide markeerders in de rechterperiferie een gelijkaardig profiel vertonen. In tegenstelling tot het connectiefgebruik van beide markeringen (in geschreven taal), vinden we tamelijk weinig epistemische gevolgrelaties, die bovendien vaak voorkomen met een impliciet gelaten gevolgsegment zodat het aan de hoorder wordt overgelaten om dit gevolg te infereren. Ik heb ervoor gekozen om deze gevallen tot de rechterperiferie te rekenen, en niet tot een afgebroken linkerperiferie, omdat de spreker het in zijn ogen niet relevante gevolgsegment bewust impliciet laat en het aan de hoorder overlaat om informatie die al is gegeven in de voorafgaande context nogmaals te infereren. Dergelijke context zou ik als een bridging context (Heine 2002: 86) willen interpreteren voor een verdere ontwikkeling als rechtmatige uitingsfinale markeerder (cf. but in het Engels; Mulder & Thompson 2008). 346

Connectieven in de rechterperiferie Het merendeel van de dus- en donc-relaties in de rechterperiferie is van metadiscursieve aard. Het gaat om (i) het recapituleren van voorafgaande informatie (vaak met een concluderende oriëntatie), (ii) het herformuleren of expliciteren van informatie, of (iii) het organiseren van het discours om de heractivatie van oude informatie te bewerkstelligen. Kunnen we dit metadiscursieve gebruik als intersubjectief bestempelen? Volgens mij wel. Volgens Aguilar (2008: 17) is het metadiscours a linguistic, rhetorical and pragmatic resource to refer to and reflect the relationship between the content of the message, the sender and the receiver. Het gaat dus om taalgebruik waarbij de spreker specifiek rekening houdt met de noden van de hoorder. De relatie tussen spreker en hoorder staat voorop en dat is precies wat intersubjectiviteit inhoudt, met name the explicit expression of the SP/W s attention to the self of addressee/reader in both an epistemic sense (paying attention to their presumed attitudes to the content of what is said), and in a more social sense (paying attention to their face or image needs associated with social stance and identity). (Traugott 2003: 128) Deze meer sociaal georiënteerde betekenis lijkt geen deel uit te maken van het hierboven beschreven dus/donc-paradigma, in tegenstelling tot de betekenissen die Traugott epistemisch noemt. Daarom denk ik dat we dus en donc in de rechterperiferie best beschrijven als ten minste deels intersubjectief. De rechterperiferie creëert inderdaad verwachtingen richting de hoorder, die uitgenodigd wordt om de causale redenering af te maken ( invited inference ) en herformulering en explicitering moeten het de hoorder gemakkelijker maken om de boodschap van de spreker te begrijpen. Er wordt dus wel degelijk rekening gehouden met de hoorder. Dat rechtsperifeer dus en donc bovendien meestal samenvallen met een sprekersbeurteinde is een bijkomend argument voor een intersubjectieve interpretatie van dit gebruik. Beurtwissels zijn namelijk de context bij uitstek voor intersubjectieve uitdrukkingen (Traugott 2007). Toch mogen we niet uit het oog verliezen dat het metadiscursieve gebruik waarschijnlijk niet uitsluitend verbonden is aan de rechterperiferie. Uit de vergelijking met vorig onderzoek blijkt namelijk dat donc ook buiten de rechterperiferie hoofdzakelijk een metadiscursieve betekenis heeft, in gesproken taal dan (Bolly & Degand 2009). In geschreven taal is het metadiscursieve gebruik van dus en van donc echter erg beperkt (8% voor beide markeerders in Pander Maat & Degand 2001). Misschien heeft het metadiscursieve gebruik van beide markeerders dus meer te maken met de modus van de taal (gesproken vs. geschreven), of met de productieomstandigheden (spontaan vs. voorbereid), meer dan met de rechterperiferie. Een vergelijking van het gebruik van de twee discourse markers in functie van de positie die ze bezetten in de uiting zou hierover uitsluitsel kunnen geven. Een bijkomende open vraag is of dus en donc de beschreven intersubjectiviteit ook werkelijk coderen dan wel of ze slechts verenigbaar zijn met een intersubjectieve context. Met andere woorden, dragen dus en donc zelf bij tot de intersubjectieve betekenis of is het de rechterperiferie die dus en donc intersubjectief maken? In het eerste geval zouden we kunnen stellen dat dus en donc een intersubjectiveringsproces achter de rug hebben, in het tweede geval veronderstellen we dat de discourse markers zich minstens in een gunstige context bevinden om dit intersubjectiveringsproces (eventueel) te ondergaan. Hierbij stelt 347

liesbeth degand zich ook de vraag of het Frans in dit opzicht misschien al verder gevorderd is in dit intersubjectiveringsproces dan het Nederlands, aangezien het oorspronkelijk causale donc in de rechterperiferie nog slechts een kwart concluderende relaties uitdrukt, en er heel duidelijk het metadiscursieve pad heeft gekozen. Deze vragen alsook de preciezere relatie tussen metadiscourse en intersubjectiviteit vragen om verder onderzoek, zowel synchroon als diachroon. 348

Rechterperiferie en intersubjectiviteit. In hoeverre hangen plaats en functie samen? Rechterperiferie en intersubjectiviteit. In hoeverre hangen plaats en functie samen? Ad Foolen en Ton van der Wouden Liesbeth Degand heeft het zinsfinale voorkomen van Nederlands dus vergeleken met zinsfinaal donc in het Frans. Daarbij heeft ze naast opmerkelijke overeenkomsten ook verschillen vastgesteld. Donc gaat meestal verder, vertoont bepaalde kenmerken sterker dan dus. Een overeenkomst tussen mondeling Nederlands en Frans is dat het helemaal niet gek is om een uiting met dus of donc af te sluiten. Maar in het Nederlands staat 7.6% van de voorkomens van dus in deze positie, in het Frans is dat 19%. Dat bedoelen we met verder gaan : de percentages liggen voor donc hoger. Dat geldt ook voor het al of niet gevolgd worden door een aarzelingsmarkeerder: 58% in het Frans, 32% in het Nederlands. Bij de twee functies die Degand voor dus en donc onderscheidt, epistemisch concluderend en metadiscursief, is donc sterker in laatstgenoemde functie (74%) dan dus (52%). De combinatie van procentuele verschillen ten gunste van donc maken Degands claim aannemelijk dat de grammaticalisatie van het Franse donc verder voortgeschreden is dan die van het Nederlandse dus. Deze interessante bevinding blijft onzes inziens overeind, wat men verder ook aan kanttekeningen bij haar bijdrage zou willen maken Na een paar kleinere kanttekeningen haken we hieronder met name in op de discussie over de samenhang tussen positie en functie waarmee Degand haar artikel afsluit. Degand werkt voor dus en donc uit wat we in onze bijdrage over de rechterperiferie op globaler niveau voor veel functiewoorden vastgesteld hebben, namelijk dat ze vaker dan gedacht de rechtsbuitenpositie opzoeken. Wij hebben in ons overzicht dus bij de bijwoorden behandeld maar het had ook bij de voegwoorden behandeld kunnen worden. Of dus in finale positie als grammaticalisatie van het voegwoord of bijwoord gezien moet worden, is niet zo duidelijk en waarschijnlijk doet het er ook niet zoveel toe. Degand spreekt van connectieven, waarmee zij woorden met verbindende betekenis bedoelt. De woordsoortendiscussie wordt daarmee handig en verstandig uit de weg gegaan. Een tweede opmerking betreft de afbakening van de rechterperiferie. Wij hebben daarbij het topologische model overgenomen dat o.a. in de ANS gehanteerd wordt. De werkwoordelijke eindgroep fungeert daarbij als oriëntatiepunt. Degand (zie haar paragraaf 4.2) sluit aan bij de dependentiegrammatica die in de Franse taalkunde voor de analyse van gesproken taal vaak gebruikt wordt (zie haar voetnoot 9). Toepassing van dat model op het Nederlands zal deels dezelfde resultaten opleveren als het topologische model, bijvoorbeeld in haar voorbeeld (10) in Utrecht wil je niet wonen DUS waar wonen de werkwoordelijke eindgroep vormt met dus in de rechterperiferie. Maar in haar voorbeeld (11) en daar stonden die scooters DUS zou ons topologische model geen uitsluitsel gegeven hebben omdat er geen werkwoordelijke eindgroep is, terwijl dus vanuit de Nederlandse Taalkunde, jaargang 16, 2011-3 349

Ad Foolen en Ton van der Wouden dependentiegrammatica gezien hier blijkbaar in de rechterperiferie staat. We kunnen op dit moment niets anders doen dan dit verschil signaleren en naar toekomstig onderzoek het besef meenemen dat de keuze van het grammaticamodel de kwantitatieve gegevens en daardoor de conclusies over functies mede beïnvloedt. Dan het theoretisch lastige punt van de samenhang tussen positie en functie. Het grootste deel van Degands bijdrage staat in het licht van het idee dat er een natuurlijke samenhang is tussen de laatste zinsplaats en de functies die dus en donc op die positie vervullen. Naast de te verwachten epistemisch causaal connectieve functie, vervullen dus en donc op deze plaats ook vaak de functie van een metadiscursieve markeerder, waarmee de spreker aangeeft dat het voorgaande bedoeld was als parafrase of samenvatting van iets wat eerder gezegd is. Degand maakt overtuigend duidelijk dat we dit metadiscursieve gebruik een sterk intersubjectief karakter mogen toekennen. De spreker vat samen, parafraseert met het oog op de hoorder. En ook het eerder genoemde epistemisch causale gebruik is op deze positie vaak niet iets wat zich primair in het hoofd van de spreker afspeelt ( ik concludeer dus x ), het is evenzeer hoordergericht doordat de spreker met dus of donc suggereert dat er een gevolgtrekking te maken valt, waarbij het aan de hoorder overgelaten wordt om dat daadwerkelijk te doen. Dus en donc krijgen zo op de finale positie een sterk intersubjectieve functie toegekend. Het artikel gaat uit van de aanname dat die functie en die positie sterk samenhangen. In de discussie in de slotparagraaf wordt dit idee echter gerelativeerd. Deze relativering willen we in de rest van dit commentaar nog wat verder doordenken. Elementen als dus en donc kunnen waarschijnlijk ook wel op andere posities intersubjectieve functies aannemen (al is dit een punt dat nog in verder onderzoek uitgezocht moet worden), en waarschijnlijk kunnen deze elementen in finale positie ook wel nietintersubjectieve functies vervullen. Ook dit laatste punt verdient nog verder onderzoek en had eigenlijk in het artikel zelf nog wel wat meer aandacht mogen krijgen. Er hadden voorbeelden besproken kunnen worden waarin dus en donc een normale causaal epistemische functie vervullen, waarbij het dus primair de spreker is die de gevolgtrekking maakt en deze niet naar de hoorder doorschuift. Mogelijk dat dit verschil tussen sprekeren hoordergerichte functie samengaat met het voorkomen van een aarzelingsmarkeerder (als markeerder van impliciete, aan de hoorder overgelaten, gevolgtrekkingen). Die correlatie blijkt echter toch maar partieel, zie de discussie onder tabel 1 in het artikel, waar gerapporteerd wordt dat die samenhang er in zeven van de tien gevallen wel is. Misschien valt in verder onderzoek het beeld op dit punt toch nog wat aan te scherpen, bijvoorbeeld door intonatie erbij te betrekken. Dan blijkt wellicht dat de ene aarzelingsmarkeerder de andere niet is, met andere woorden dat we via de intonatie op de aarzelingsmarkeerder toch kunnen horen of we met een spreker- of hoordergerichte epistemische conclusie te maken hebben. Hoe dit ook zij, de relativering van samenhang tussen positie en functie blijft staan. Eén-op-één is die samenhang in ieder geval niet, zo stelde ook Evers-Vermeul (2010a) al vast met betrekking tot linksperifere en middenveldvoorkomens van dus. Dezelfde relativerende constatering maakt Degand ook ten aanzien van dus in de rechterperiferie. Daarbij brengt zij ook nog de vraag naar voren of het misschien beter is functies niet aan posities te koppelen maar juist aan elementen. Dan zouden we dus moeten zeggen dat dus en donc een betekenisprofiel hebben waar de intersubjectieve functie één van de te onderscheiden 350