Fiscale uitdagingen bij het reële pensioencontract

Vergelijkbare documenten
Fiscale aspecten pensioenmaatregelen

Herziening pensioenstelsel

Pensioen in beweging. Lenteakkoord 2012, Hoofdlijnennota herziening FTK en Septemberpakket

De fiscale aspecten van het pensioenakkoord: het is lastiger dan het lijkt. Workshop 9 mei 2012

PENSIOEN 2.0 REGIOBIJEENKOMSTEN FEBRUARI EN MAART 2011

Actualiteiten pensioen

Wanneer ga jij met pensioen?

Deutsche Bank Nederland Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland

1 Inleiding. Wanneer ga jij met pensioen Versie: Pagina: 3 van 7

RBS pensioen update. Van premie tot pensioen

Pensioenbijeenkomst Abvakabo FNV Het pensioen van nu en de toekomst in zicht November Welkom

Fiscale hervorming pensioenopbouw 2015

68 De Pensioenwereld in 2014

Pensioennieuwsbrief AC Rijksvakbonden. Februari Ferry Pereboom Angelique Kansouh

Aanpassing pensioenregeling een must. Presentatie: Marcel Brussee / voorzitter SPH Kees Lekkerkerker / directeur HRM

Een sterke tweede pijler Naar een toekomstbestendig stelsel van aanvullende pensioenen

Stichting CRH Pensioenfonds. 20 februari 2013 Utrecht-De Meern

Martin Gast. Edmond Halley BV Increase PensioenKnowHow BV. Increase Pensioen KnowHow

Samenvatting Pensioenakkoord 10 juni 2011

Sociaal akkoord aow en Witteveenkader Op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Pensioenactualiteiten

Risicoverdeling en ambitieniveau in bestaande pensioencontracten

Versobering van de fiscale pensioenopbouw

Ballast Nedam Pensioenfonds. Informatiebijeenkomst Premievrijen en gepensioneerden. Theo Bruijninckx 1 november 2004

Wet verhoging AOW en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP) Verhoging AOW leeftijd vanaf 2013 Verhoging pensioenleeftijd vanaf 2014 Overgangsrecht?

Fiscale kader aanvullende pensioenen minder beperkt

Bulletin Informatie voor kaderleden

Nederlandse Orde van PensioenDeskundigen

KPMG Meijburg & Co ABCD. Wetsvoorstel Witteveen 2015

ONDERWERP PRESENTATIE IS EEN STELSELWIJZIGING IN BELANG VAN U ALS DEELNEMER? GENOEMDE ONTWIKKELINGEN / PROBLEMEN OM ONS PENSIOEN STELSEL TE WIJZIGEN

Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland

Terugblik 2011 in cijfers

Vragen en antwoorden pensioenakkoord

Een nieuwe pensioenregeling

11 e Interpolis Pensioenlezing. Naar een nieuw fiscaal pensioenkader! Competence Centre for Pension research Tilburg University

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Nederlandse Vereniging van Organisaties van Gepensioneerden

Moet een werkgever nog wel pensioen bieden? In hoeverre kan pensioen excellent zijn?

PRINCIPE-AKKOORD PENSIOEN VOOR DE TECHNIEK

Pensioenen. Datum: januari/februari 2013

1. Wat betekent het dat de AOW volgens het pensioenakkoord wordt gekoppeld aan de verdiende lonen?

Veranderingen in de Pensioenwereld

nieuwsplus Pensioenwijzigingen in 2014 en 2015 Inhoud 1. Wijzigingen in 2014

CPB Notitie. Samenvatting. Aan: Ministerie van SZW

INFOSESSIES PENSIOENEN - 20, 22 en 26 november Infosessies PENSIOENEN en 26 november door Peter Boonen en Jan Lodewijks

Nieuwe pensioenregeling vanaf 1 januari Jan Raaijmakers Aad van der Tak Michel Stok Voorzitter Manager Pensioenfonds Extern actuarieel adviseur

FAQ s over vastgelopen pensioenonderhandelingen en herziening ABP-pensioenregeling December 2012

- 1. afschaffing van doorsneepremiesystematiek

De dekkingsgraad van het Pensioenfonds is bijna elke maand anders. Dat komt vooral door de rentestand en onze beleggingsopbrengsten.

Pensioen Informatie sessie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Nieuwsbrief Pensioen AC Rijksvakbonden

Pensioenactualiteiten

Stelseldiscussie Stand van zaken

Prinsjesdagspecial De pensioennota. Samenvatting

Presentatie met uitleg per slide

Seminar MontClair. pensioenrichtleeftijd

Mr. drs. Michael Visser. 11 oktober 2013

: Wetsvoorstel Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd door Tweede Kamer aangenomen

Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland. Waardeoverdracht uit dienst

ALV CDAV Brabant 3 oktober 2015

Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan? De verplichte omzetting van de opgebouwde pensioenaanspraken naar de nieuwe pensioenrichtleeftijd

Stichting Pensioenfonds RBS Nederland

Spoorboekje. Pensioenakkoord Waar ging dat ook al weer over? Hoofdlijnen no33e Welke type contracten zijn denkbaar? Lenteakkoord Wat betekent dat?

Pensioen vanaf.. Impact sociaal akkoord op pensioenregelingen. drs. Rajish Sagoenie, Actuaris AG. Aon Hewitt Consulting Retirement Actuarial Services

Afdeling Gouda Senioren Pensioenakkoord; stand van zaken 27 Mei 2011

Notitie. 11 juni Datum. Onderwerp De meest gestelde vragen over het principe-akkoord AOW-pensioen. 1 Gemiddelde op basis van het verleden

Berkenlaan XB Rijssen. T F E W

Update! WIJZIGINGEN PENSIOENREGELING PER 1 JANUARI bpfhibin.nl

Voorlichtingsbijeenkomsten pensioen

2010/2011; de fiscale aspecten

PENSIOEN IN BEWEGING! KLAAR VOOR DE TOEKOMST? SAMEN DELEN, EEN STERKE KEUZE

Witteveen Algemeen

Roadshow Hoofdlijnennotitie Pensioenakkoord / FTK

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord

Via deze brief krijgt u verdere (achtergrond)informatie over de huidige situatie en wat dit voor uw pensioen betekent.

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum Betreft Financiële positie pensioenfondsen

Zicht op de indexatiekwaliteit van pensioenregelingen

Pensioenfonds DSM Nederland

Pensioenregeling 2015 en nieuw FTK

Nieuw pensioencontract. DIRK BROEDERS, Toezichtstrategie Seminar voor vermogensbeheerders, 27 juni 2012

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 5 februari Stand van zaken SVG. 1 van 20

(070) Kern van de afspraken: De pensioenrichtleeftijd stijgt naar 67 jaar Het opbouwpercentage daalt met 0,1% De pensioenpremie gaat omlaag

Pensioenakkoord, de stand van zaken. Rosarium, Amstelpark 6 juni 2013

Antwoorden op de vragen en opmerkingen in het verslag van een schriftelijk overleg, vastgesteld 14 december 2012

Datum: 12 december 2014 Betreft: Effecten aanpassing pensioenregels 2015: een toelichting

De meest gestelde vragen over het pensioenakkoord van de Stichting van de Arbeid (StvdA).

Datum 31 januari Betreft Nota van wijziging Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW (33046)

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Wetsvoorstel Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd door Eerste Kamer aangenomen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA. Datum Betreft Septemberpakket pensioenen

Gelden de kortingen op het pensioen per en voor beide regelingen?

Prinsjesdag Special AOW, arbeidspensioenen en arbeidsparticipatie

Steens & Partners Accountants en Adviseurs Pensioen DGA 25 november 2013

Wijziging pensioenregeling

Sociale Partners en Pensioen

1.B. Jouw Cosun pensioen. Informatiebijeenkomsten voor pensioengerechtigden mei 2014

Transcriptie:

TILBURG UNIVERSITY Fiscale uitdagingen bij het reële pensioencontract Een onderzoek naar fiscale uitdagingen naar aanleiding van de Wet Verhoging AOW- en pensioengerechtigde leeftijd en het reële pensioencontract Naam: Matthijs Elemans ANR: 456741 Opleiding: Master Fiscale Economie Begeleider: mr. drs. M.R. Visser Instelling: Tilburg University Faculteit: Rechtsgeleerdheid Instituut: FIT (Fiscaal Instituut Tilburg) Datum: 02 mei 2013

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 4 2. Het huidige Nederlandse pensioenstelsel... 6 2.1 De drie Nederlandse pensioenpijlers... 6 2.1.1. Eerste pijler: De AOW... 6 2.1.2. Tweede pijler: Het aanvullend pensioen... 6 2.1.3. Derde pijler: Individuele aanvullende pensioenvoorziening... 7 2.2 Wet op de loonbelasting 1964... 7 2.2.1. Eindloonregeling... 8 2.2.2. Middelloonregeling... 8 2.2.3. Beschikbarepremieregeling... 9 2.3 Financiering... 9 2.4 Commissie Goudswaard... 11 3. Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd verhoging... 12 3.1 Pensioenakkoord... 12 3.1.1. Pensioenakkoord 2011... 13 3.1.2. Lenteakkoord 2012... 14 3.2 Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd... 16 3.3 Financieel toetsingskader pensioenen... 18 3.3.1. Nieuw financieel toetsingskader pensioenen... 18 3.3.2. Keuzemogelijkheid... 19 3.3.3. Uitgangspunten... 20 3.3.4. Verschillen... 21 3.4 Septemberpakket pensioenen... 22 3.5 Regeerakkoord VVD-PVDA... 24 4. Het nieuwe pensioencontract in het huidige Witteveenkader.... 27 4.1 Het reële pensioencontract... 27 4.2 Is pensioen loon?... 28 4.3 Pensioenovereenkomst... 29 4.3.1. Uitkeringsovereenkomst... 29 4.3.2. De premieovereenkomst... 30 4.3.3. Kapitaalovereenkomst... 30 4.4 Kwalificatie reële pensioencontract... 31 4.5 Nieuwe pensioencontract in het huidige Witteveenkader... 35 2

4.5.1. AOW... 35 4.5.2. Maximaal toegestane pensioenopbouw... 36 4.5.3. Onregelmatige afwikkeling pensioenregeling... 38 4.5.4 Uiterste ingangsdatum ouderdomspensioen... 39 4.5.5. Opbouwpercentages... 40 4.5.6. Indexatie... 42 4.5.7. Tijdsevenredige pensioenopbouw... 44 4.6 Aanpassingen... 49 5. Een blauwdruk voor een nieuw Nederlands (fiscaal) pensioenstelsel... 51 5.1 Ontwikkelingen... 51 5.1.1. Arbeidsvormneutraliteit... 51 5.1.2. Maatschappelijke ontwikkelingen... 52 5.1.3. Eenvoud en uitvoerbaarheid... 53 5.2 Niet fiscale elementen van een Pensioenstelsel... 53 5.2.1. De verplichtstelling... 53 5.2.2. Doorsneepremie... 56 5.3 Deens pensioenstelsel... 59 5.3.1. Eerste pijler... 59 5.3.2. Tweede pijler... 60 5.3.3. Derde pijler... 60 5.3.4. Onderscheid Deense en Nederlandse pensioenstelsel... 61 5.3.5. Elementen voor een blauwdruk... 61 5.4 Blauwdruk Nederlands (fiscaal) pensioenstelsel... 62 6. Conclusie en aanbevelingen... 66 6.1 Witteveenkader vs. nieuw flexibel pensioencontract... 66 6.2 Blauwdruk Nederlands (fiscaal) pensioenstelsel... 68 literatuurlijst... 70 3

1. Inleiding In oktober 2011 is het de overheid en sociale partners gelukt om gezamenlijk een pensioenakkoord te sluiten. Door het mislukken van het Catshuis-overleg is dit pensioenakkoord echter op losse schroeven komen te staan. Na het mislukken van het Catshuis-overleg heeft de zogeheten Kunduz-coalitie alsnog een akkoord bereikt, het zogeheten Lenteakkoord, om de benodigde bezuinigingen en hervormingen in gang te zetten. Het pensioenakkoord dat de regering in oktober 2011 heeft bereikt is in het Lenteakkoord niet overgenomen, maar wel als uitgangspunt genomen. Net voor het zomerreces van 2012 van de Tweede Kamer is de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd aangenomen. De maatregelen die zijn genomen met de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd moeten er voor zorgen dat ons pensioenstelsel toekomstbestendig blijft. De demografische tijdbom tikt verder en de financiële crisis houdt Nederland sinds 2008 in zijn greep, met een lage marktrente en dalende aandelenkoersen tot gevolg. Dit oefent druk uit op het Nederlandse pensioenstelsel en de toekomstbestendigheid ervan. Met de genomen maatregelen probeert men de problemen het hoofd te bieden. In deze scriptie wil ik aan de hand van het pensioenakkoord en de inmiddels door de Eerste en Tweede Kamer aangenomen Wet verhoging AOW-en pensioenrichtleeftijd twee onderwerpen onderzoeken: Welke aanpassingen zijn naar aanleiding van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd aan de Wet op de Loonbelasting 1964 gedaan en sluiten deze aan op het nieuwe reële pensioencontract. In het tweede gedeelte van mijn scriptie bekijk ik, nu het Nederlandse pensioenstelsel toch wordt veranderd, of het een geheel andere kant op kan met het Nederlandse (fiscale) pensioenstelsel. Ik wil in dit gedeelte een blauwdruk geven voor een nieuw Nederlands (fiscaal) pensioenstelsel. 4

Mijn centrale vraagstelling is: Sluiten de aanpassingen in de Wet op de loonbelasting 1964 naar aanleiding van de invoering van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd aan op het nieuwe reële pensioencontract en welke andere kant kan het op met het Nederlandse (fiscale) pensioenstelsel? Deze onderzoeksvraag onderzoek ik met behulp van de volgende deelvragen: 1. Hoe is het wetsvoorstel Wet verhoging AOW-en pensioenrichtleeftijd tot stand gekomen en welke aanvullende fiscale maatregelen zijn er genomen? 2. Welke aanpassingen zijn naar aanleiding van de invoering van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd gedaan aan de Wet op de loonbelasting 1964 en sluiten deze aan op het nieuwe reële pensioencontract? 3. Welke andere kant kan het op met het Nederlandse (fiscale) pensioenstelsel? Voor de opzet van deze scriptie zal ik de volgende volgorde aanhouden. In het eerste hoofdstuk zal ik een korte beschrijving geven van het huidige Nederlandse pensioenstelsel. Vervolgens zal ik in het tweede hoofdstuk een uiteenzetting geven van de wetswijzigingen in de Wet op de loonbelasting 1964 naar aanleiding van de Wet verhoging AOW- en pensioengerechtigde leeftijd plus een korte uiteenzetting van de werking van het nieuwe reële pensioencontract. In het derde hoofdstuk ga ik onderzoeken of deze wijzigingen in de Wet op de loonbelasting 1964 aansluiten op het nieuwe reële pensioencontract. Het vierde hoofdstuk zal in het teken staan van een blauwdruk voor een nieuw Nederlands (fiscaal) pensioenstelsel. Tot slot geef ik in hoofdstuk vijf een conclusie en aanbevelingen naar aanleiding van mijn onderzoek. 5

2. Het huidige Nederlandse pensioenstelsel 2.1 De drie Nederlandse pensioenpijlers Het Nederlandse pensioenstel bestaat uit drie pijlers. De eerste pijler bestaat uit de AOW, de tweede pijler uit een aanvullende pensioenvoorziening die is opgebouwd in dienstbetrekking, en de derde pijler uit een individuele aanvullende pensioenvoorziening. 2.1.1. Eerste pijler: De AOW De Algemene Ouderdomswet is ingevoerd in 1957 door Willem Drees. De AOW voorziet in een basisvoorziening en wordt toegekend vanuit de overheid. De hoogte van de AOW-uitkering hangt af van de vraag of iemand tussen 15- en 65 jarige leeftijd de gehele periode in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Ieder jaar bouwt een inwoner van Nederland tussen de 15- en 65 jaar een recht van 2% AOW op. 1 Het recht op AOW of de hoogte van de AOW-uitkering is niet direct gerelateerd aan genoten inkomen uit arbeid. De AOW wordt gefinancierd op basis van het omslagstelsel. Dit houdt in dat het werkende bevolking de premies voor de AOW-gerechtigden moeten opbrengen. 2 2.1.2. Tweede pijler: Het aanvullend pensioen De tweede pijler, de aanvullende pensioenvoorziening, vormt een aanvulling op de AOW. De tweede pijler heeft als kenmerk dat er een directe relatie is tussen het verrichten van arbeid en de pensioentoezegging. 3 De pensioentoezegging komt voort uit een pensioenovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer. Deelname aan de tweede pijler is op grond van afgesloten CAO overeenkomsten voor bepaalde bedrijfstakken verplicht, maar een pensioentoezegging is ook een gebruikelijke arbeidsvoorwaarde geworden. 4 Dit kan de hoge deelname aan de tweede pijler 1 A.H.H. Bollen Vandenboorn, Pensioen en de belangrijkste toekomstvoorzieningen, fiscale geschriften, 2e druk, SDU Den Haag 2011, blz. 22. 2 G.J.B. Dietvorst, De drie pijlers van toekomstvoorzieningen en belastingen, fiscale monografien nr. 68, Kluwer Deventer, 1994, blz. 55. 3 G.J.B. Dietvorst, De drie pijlers van toekomstvoorzieningen en belastingen, fiscale monografien nr. 68, Kluwer Deventer, 1994, blz. 57. 4 A.H.H. Bollen Vandenboorn, Pensioen en de belangrijkste toekomstvoorzieningen, fiscale geschriften, 2e druk, SDU Den Haag 2011, blz. 24. 6

verklaren, 5.7 miljoen actieve deelnemers en 8,7 miljoen gewezen deelnemers. 5 De hoogte van het aanvullende pensioen is afhankelijk van genoten inkomen gedurende de werkzame periode en het soort pensioenovereenkomst. 2.1.3. Derde pijler: Individuele aanvullende pensioenvoorziening De derde pijler, de individuele aanvullende pensioenvoorziening, vormt een aanvulling op de andere twee pensioenvoorzieningen. De individuele aanvullende pensioenvoorziening is niet verplicht. De individuele aanvullende pensioenvoorziening kan een aanvulling zijn op een gemis aan opgebouwd pensioen in de eerste of tweede pijler. Om gebruik te maken van een individueel aanvullende pensioenregeling ligt het initiatief geheel bij de belastingplichtige zelf. 6 De derde pijler is, bijvoorbeeld, een goede aanvulling voor een zelfstandige ondernemer die niet kan deelnemen aan de tweede pijler omdat hij niet in dienstbetrekking is bij een werkgever. 2.2 Wet op de loonbelasting 1964 In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt uitgegaan van drie soorten pensioenregelingen voor de tweede pijler. Het gaat om een eindloon-, middelloon- en een beschikbarepremieregeling. De huidige fiscale faciliteiten voor pensioenopbouw zijn gebaseerd op het onderzoeksrapport van de commissie Witteveen. 7 De aanbevelingen die door de commissie Witteveen zijn gedaan zijn grotendeels overgenomen in de Wet fiscale behandeling pensioenen. 8 De commissie constateerde dat er zich in de laatste jaren, eind jaren 80 en begin jaren 90, veel maatschappelijke ontwikkelingen hadden voor gedaan. Hiermee doelt de commissie op de flexibilisering van arbeid en de individualisering van de samenleving. Ook wilde de commissie mensen zo lang mogelijk aan het arbeidsproces laten deelnemen. Deze constateringen waren voor de Commissie Witteveen het 5 Zie overzicht pensioenfondsen en deelnemers: http://statline.cbs.nl/statweb/publication/?vw=t&dm=slnl&pa=37179pfd&d1=0,2-4,9&d2=a&d3=(l-6)- l&hd=130307-1134&hdr=g2&stb=t,g1 6 G.J.B. Dietvorst, De drie pijlers van toekomstvoorzieningen en belastingen, fiscale monografieën nr. 68, Kluwer Deventer, 1994, blz. 65. 7 Fiscale behandeling pensioenen 8 Kamerstukken II 1997/1998, 26020, nr. 3 7

uitgangspunt bij de aanbevelingen van het rapport en de basis van het huidige Witteveenkader. 9 2.2.1. Eindloonregeling Bij een eindloonregeling ligt de pensioenambitie op 70% van het laatst verdiende loon en bedraagt het maximale opbouwpercentage niet meer dan 2% van het laatste verdiende pensioengevend loon per dienstjaar. 10 Indien blijkt dat over eerdere dienstjaren minder dan 2% pensioen is opgebouwd kan dit later nog hersteld worden op basis van artikel 18a lid 1 Wet LB 1964. 11 De ratio achter het opbouwpercentage van 2% is dat er wordt uitgegaan van een pensioenopbouw periode van 35 jaar. De ambitie van de pensioenuitkering is 70% van het laatst verdiende loon. 35 jaar x 2% = 70%. Het is bij een eindloonregeling mogelijk om individuele loonstijgingen door te laten werken in de pensioenopbouw van eerdere jaren, hierdoor ontstaat een backservice. Door middel van een backservice wordt de opgebouwde aanspraak automatisch aangepast aan de feitelijke loonstijging. 12 2.2.2. Middelloonregeling Net als bij een eindloonregeling ligt bij de middelloonregeling de pensioenambitie op 70% van het laatst verdiende loon. Bij een middelloonregeling wordt ook voor elk dienstjaar een pensioen toegekend op basis van het pensioengevend loon van dat jaar. Op basis van artikel 18a, lid 2, Wet LB 1964 is het opbouwpercentage gesteld op maximaal 2,25% van het pensioengevend loon. 13 In tegenstelling tot een eindloonregeling is het bij een middelloonregeling mogelijk om pensioenen te indexeren. Indexatie kan gekoppeld zijn aan de salarisontwikkeling of aan de prijsontwikkeling. 14 Bij een middelloonregeling is het niet zeker dat de pensioenambitie wordt bereikt. Hoe eerder een carrièreontwikkeling plaatsvindt hoe beter dit is voor het pensioenresultaat. De wetgever heeft geprobeerd een vertaling te 9 Kamerstukken II 1997/1998, 26020, nr. 3 10 Artikelgewijs commentaar VN op artikel 18a, aantekeningnummer: 3.1.1. 11 Artikelgewijs commentaar VN op artikel 18a, aantekeningnummer: 3.5. 12 A.H.H. Bollen-Vandenboorn, pensioen en de belangrijkste toekomstvoorzieningen, Fiscale geschriften, 2 e druk, SDU: Den Haag, blz. 115. 13 Artikelgewijs commentaar VN artikel 18a, aantekeningnummer: 4.1. 14 A.H.H. Bollen-Vandenboorn, pensioen en de belangrijkste toekomstvoorzieningen, Fiscale geschriften, 2 e druk, SDU: Den Haag, blz. 117. 8

maken van de gemiddelde loopbaan 15 ontwikkeling door het maximale opbouwpercentage te stellen op 2,25%. 16 2.2.3. Beschikbarepremieregeling Een ouderdomspensioen moet op basis van artikel 18a, lid 3 Wet LB 1964 tijdsevenredig worden opgebouwd. Het pensioen mag echter niet meer dan 70% van het pensioengevend loon bedragen na 35 jaar opbouw. Een tijdsevenredige opbouw wil zeggen dat ieder jaar een stuk van het uiteindelijke pensioen naar evenredigheid wordt opgebouwd. Bij een beschikbarepremieregeling wordt de premie vastgesteld op basis van een drietal uitgangspunten: 17 De premie dient per leeftijdsklasse vastgesteld te worden. De premie loopt namelijk per leeftijdscategorie op omdat de ingelegde premie minder tijd heeft om te renderen en inkomsten te genereren. Er dient rekening te worden gehouden met de gemiddelde loopbaanontwikkeling. Namelijk tot 35 jaar een jaarlijkse loonstijging van 3%, gedurende de 10 opvolgende jaren 2%, gedurende de daarop volgende jaren 1%, en de 10 daarop volgende jaren nihil. Er dient een rekenrente van 4% in aanmerking te worden genomen en inflatie wordt gesteld op nihil. Deze drie uitgangspunten zijn door de Belastingdienst vertaald in premie staffels en gepubliceerd in het besluit van 12 februari 2013. 18 Dit besluit treedt pas in werking vanaf 1 januari 2014. 2.3 Financiering De eerste pijler, de AOW, wordt gefinancierd door middel van het omslagstelsel. Dit houdt in dat het AOW-premieplichtige gedeelte van de bevolking premie betaalt voor het AOW- gerechtigde deel van de bevolking, dat is momenteel iedereen van 65 jaar en ouder. De werkende beroepsbevolking zal de komende jaren echter steeds kleiner 15 Tot 35 jaar een jaarlijkse loonsstijging van 3%, gedurende de 10 opvolgende jaren 2%, gedurende de daarop volgende jaren 1%, en de 10 daarop volgende jaren nihil. 16 Kamerstukken II 1997/1998, 26020, nr. 3, p. 7. 17 A.H.H. Bollen-Vandenboorn, pensioen en de belangrijkste toekomstvoorzieningen, Fiscale geschriften, 2 e druk, SDU: Den Haag, blz. 120. 18 Besluit van 12 februari 2013 nr. BLKB 2013/43M. 9

worden ten opzichte van de groep gepensioneerden omdat veel babyboomers straks met pensioen zullen gaan. Gevolg hiervan is dat het aantal mensen die de premie moeten betalen voor de AOW-gerechtigden kleiner wordt en de kosten per AOWpremieplichtige hoger. Tevens moet er rekening worden gehouden met het feit dat de levensverwachting sinds de invoering in 1957 sterk is toegenomen, en ook de komende tijd nog zal stijgen. 19 Daardoor moet er door de AOW-premieplichtige langer AOW-premie betaald worden aan de AOW-gerechtigde. De tweede pijler, de aanvullende pensioenvoorziening, is in tegenstelling tot de eerste pijler kapitaal gedekt. 20 De kapitaaldekking houdt in dat er nu geld opzij gelegd wordt voor later. Echter door de huidige kredietcrisis staan de dekkingsgraden van pensioenfondsen onder druk. Als gevolg van de dalende dekkingsgraden van pensioenfondsen zijn deze verplicht om herstelplannen in te dienen bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: minister van SZW). 21 Inmiddels hebben de eerste pensioenkortingen al plaats gevonden en is het niet uitgesloten dat er nog meer zullen volgen. Ondanks dat de tweede pijler een sterke pijler is, is de kapitaaldekking in de tweede pijler toch gevoelig voor schokken op de financiële markten. 22 De derde pijler is net zoals de tweede pijler kapitaal gedekt. Lijfrenten in de derde pijler zijn in Nederland niet het terrein van pensioenfondsen maar van verzekeraars. 23 Sinds 1 januari 2008 is het ook mogelijk om een lijfrente product bij een bank af te sluiten (banksparen). Dit betekende het einde van de monopoliepositie van levensverzekeraars. De wijziging heeft plaats gevonden naar aanleiding van een initiatief wetsvoorstel van Kamerleden Depla en De Vries. 24 Zij wilde een einde maken aan de winkelnering bij levensverzekeraars en zorgen voor meer transparantie bij verzekeringsproducten. 19 Zie bevolkingsontwikkeling 2011-2060: http://statline.cbs.nl/statweb/publication/?vw=t&dm=slnl&pa=80748ned&d1=a&d2=0&d3=0-1,5,10,15,20,25,30,35,40,45,l&hd=110419-1313&hdr=g1,g2&stb=t 20 Artikel 127 Pensioenwet 21 Brief van de minister van SZW d.d. 25 januari 2012, rekenrente en pensioenkortingen. 22 Commissie Toekomstbestendigheid Aanvullende Pensioenregelingen, blz 9. 23 A.H.H. Bollen Vandenboorn, Pensioen en de belangrijkste toekomstvoorzieningen, fiscale geschriften, 2e druk, SDU Den Haag 2011, blz. 278. 24 A.H.H. Bollen Vandenboorn, Pensioen en de belangrijkste toekomstvoorzieningen, fiscale geschriften, 2e druk, SDU Den Haag 2011, blz. 278. 10

2.4 Commissie Goudswaard Al een aantal jaren is het onrustig rondom het Nederlandse pensioenstelsel. De beroepsbevolking wordt kleiner, de groep 65-plussers neemt toe en de dekkingsgraden van pensioenfondsen staan door de economische crisis en de stijgende levensverwachting onder druk. Om deze kosten en met name de kosten van de stijgende levensverwachting op te vangen is een herziening van het pensioenstelsel noodzakelijk. Het toenmalige kabinet-balkenende IV heeft in 2009 twee commissies ingesteld die de houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel hebben onderzocht. Het gaat om de commissie-goudswaard 25 en de commissie-frijns. 26 De belangrijkste conclusies van de commissies zijn 27 : Ongewijzigd beleid en een stijgende levensverwachting leiden tot een verlenging van het aantal pensioenjaren. Dit heeft een kostenstijging tot gevolg die onhoudbaar is. Het huidige pensioenstelsel is onvoldoende bestendig tegen schokken op de financiële markten (rente, inflatie en rendementen). In het huidige systeem kunnen deze klappen alleen worden opgevangen door het niet indexeren van de pensioenen of een verlaging van de nominale rechten. Naar aanleiding van het onderzoek van de commissies en hun conclusies heeft het toenmalige kabinet besloten tot het sluiten van een pensioenakkoord. 28 Het pensioenakkoord werd gesloten op 4 juni 2010. Toen het akkoord door de sociale partners werd voorgelegd aan de achterban werd het door een groot deel de achterban goed gekeurd. De grootste aangesloten vakbond (FNV Bondgenoten) bood echter fel verzet tegen het gesloten pensioenakkoord. Uiteindelijk is besloten om te heronderhandelen over het overeengekomen pensioenakkoord. 25 Commissie Goudswaard, Commissie Toekomstbestendigheid Aanvullende Pensioenregelingen, K.P. Goudswaard, R.M.W.J. Beetsma, th. E. Nijman en P. Schnabel, Een sterke tweede pijler; Naar een toekomstbestendig stelsel van aanvullende pensioenen, 2010. 26 Commissie Frijns, Commissie beleggingsbeleid en risicobeheer, prof. dr. J.M.G. Frijns, drs. J.A. Nijssen, Prof dr. L..J.R. Scholtens. 27 Commissie Toekomstbestendigheid Aanvullende Pensioenregelingen, blz 46-47. 28 Kamerstukken II 2009/2010, 30413, nr. 145. 11

3. Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd verhoging Na de korte beschrijving van het huidige Nederlandse pensioenstel van hoofdstuk 2 zal ik in dit hoofdstuk beschrijven hoe de Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd tot stand is gekomen. Tevens zullen in dit hoofdstuk de belangrijkste aanvullende maatregelen die te maken hebben met de Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd besproken worden. 3.1 Pensioenakkoord Op 4 juni 2010 zijn er door de sociale partners, verenigd in de Stichting van de Arbeid (hierna: STAR), en het kabinet afspraken gemaakt over een toekomstige inrichting van ons stelsel voor toekomstvoorzieningen. 29 In vervolg op deze afspraken hebben op 10 juni 2011 de sociale partners en het kabinet een pensioenakkoord gesloten. Dit akkoord omvatte belangrijke aanpassingen aan ons stelsel van toekomstvoorziening. 30 Vervolgens zijn deze afspraken omgezet in het wetsvoorstel Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW'. 31 Door de steeds grote tekorten op de overheidsfinanciën waren CDA, VVD en PVV voor de val het kabinet in het voorjaar van 2012 begonnen aan het overleg in het Catshuis om de tekorten terug te dringen. Na enkele weken was het mislukte overleg voorbij met als gevolg de val van het kabinet Rutte I. Nieuwe verkiezingen werden uitgeschreven voor 12 september 2012. Na het mislukte Catshuis-overleg heeft de zogeheten Kunduz-coalitie, een gelegenheidscoalitie die bestond uit VVD, CDA, D66, ChristenUnie en Groenlinks, door het Lenteakkoord op 26 april 2012 een begroting voor het jaar 2013 gemaakt. Onderdeel van het Lenteakkoord is een aangepast pensioenakkoord. Daarin zijn sommige elementen van het Pensioenakkoord en van de Wet Verhoging AOW, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW niet overgenomen. Demissionair minister Kamp van SZW heeft het wetsvoorstel 29 Kamerstukken II 2009/2010, 30413, nr. 157 30 Kamerstukken II 2010/2011, 30413. nr. 48 31 Kamerstukken II 2010/2011, 30413, nr. 62 12

Verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW op 3 mei 2012 laten aanhouden door de Eerste Kamer. 32 3.1.1. Pensioenakkoord 2011 Het pensioenakkoord van 2011 was gebaseerd op het uitgangspunt dat de pensioenambitie nooit hoger mag zijn dan de ingelegde premie en het werkelijk behaalde rendement. 33 Er moest consistentie zijn ten aanzien van de pensioenambitie en de financiering hiervan. Dit heeft men geprobeerd te bereiken door te kiezen voor een nieuw reële pensioencontract waarin de uiteindelijke pensioenaanspraak rendementsafhankelijk is. Bij een reële pensioencontract kan de pensioenuitkering nooit hoger zijn dan de werkelijk gerealiseerde pensioenaanspraak Dit in tegenstelling tot het huidige nominale pensioencontract waarin de uitkomst ook rendementsafhankelijk is, maar het pensioenfonds vast zit aan de nominale toezegging. De belangrijkste elementen van het pensioenakkoord met betrekking tot een nieuw pensioencontract zijn de volgende: Premiestabilisatie: premie aanpassingen maken niet langer deel uit van het automatisme waarmee veranderingen in de levensverwachting en slechte resultaten op de financiële markten worden opgevangen. De premie zal dus niet meer worden verhoogd. Beleggingsbeleid: Er moet meer aandacht besteedt worden aan het te voeren beleggingsbeleid want de mate van zekerheid van de pensioenhoogte hangt niet alleen meer af van de nominale garanties, maar ook van de samenstelling van de beleggingsportefeuille. Veel risico kan leiden tot grote rendementen, maar ook grote verliezen. Weinig risico kan leiden tot weinig rendement, maar ook tot weinig verlies. 32 Brief minister SZW aan Tweede Kamer, d.d. 5 juni 2012, Wetsvoorstel verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd en wetsvoorstel bonussen voor werkgevers voor het aannemen van oudere uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapte werknemers. 33 Schrijven d.d. 4 juni 2010 Stichting van de Arbeid, Pensioenakkoord voorjaar 2010, blz. 6. 13

3.1.2. Lenteakkoord 2012 De zogeheten Kunduz-coalitie heeft door het sluiten van het Lenteakkoord voor 2013 een aantal aanpassingen gedaan aan het overeengekomen Pensioenakkoord met de sociale partners. Deze aanpassingen zijn verwerkt in het wetsvoorstel Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Dit wetsvoorstel werd door de Tweede Kamer aangenomen op 21 juni 2012 34 en door de Eerste Kamer op 10 juli 2012 35. De verschillen ten opzichte van Pensioenakkoord 2011 en de aangenomen Wet zijn de volgende: 36 De AOW leeftijd wordt al in 2013 met een maand verhoogd en loopt op naar 66. De stijging moet uiterlijk zijn gerealiseerd in 2019. Vervolgens zal de leeftijd verder oplopen naar 67. Deze stijging moet uiterlijk zijn gerealiseerd in 2023. In het pensioenakkoord van 2011 ging de AOW-leeftijd langzamer omhoog. De pensioenleeftijd in het Witteveenkader wordt per 1 januari 2014 aangepast naar 67 jaar en deze wordt, net als in het Pensioenakkoord 2011, gekoppeld aan de levensverwachting. De maximale opbouwpercentages worden verlaagd met 0,1% punt in 2014. Dit houdt in dat het opbouwpercentage voor eindloonregeling wordt gesteld op 1,9% en middelloonregelingen op 2,15%. Er wordt afgezien van de maatregelen met betrekking tot de vitaliteitsregeling, de flexibele ingangsdatum van de AOW, de verhoging van de AOW met 0,6% per jaar tot 2028, de verhoging van de AOW-franchise en het mobiliteitspakket. De doorwerkbonus zal worden aangepast. Kavelaars 37 is van mening dat we met de maatregelen van het Lenteakkoord de goede weg zijn ingeslagen. Door de snel stijgende levensverwachting was de afgesproken stijging van de AOW-leeftijd in het Pensioenakkoord 2011 veel te langzaam. Toch vindt Kavelaars dat de sociale partners alle reden mogen hebben om boos te zijn met dit hernieuwde akkoord. Zij zijn immers in het overleg om tot deze maatregelen te komen geheel ter zijde geschoven op het terrein van sociale zekerheid dat van oudsher 34 Kamerstukken II 2011/2012, 33290 35 Kamerstukken I 2011/2012, 33290 36 Brief van minister van SZW aan Stichting van de Arbeid d.d. 25 mei 2012, Stabiliteitsprogramma Nederland en het Pensioenakkoord, blz. 2. 37 Prof. dr. P. Kavelaars, Pensioenakkoord of Stabiliteitsakkoord?, TFO 2012/20, blz. 1. 14

als dat van hun beschouwd mag worden. Kavelaars maakt hierbij wel de kanttekening dat de afspraken die de sociale partners met het kabinet overeen waren gekomen niet ver genoeg gingen om de problematiek aan te pakken. Naar aanleiding van het Lenteakkoord en het aangepaste Pensioenakkoord heeft demissionair minister Kamp van SZW een brief gestuurd aan de Stichting van de Arbeid. 38 De sociale partners zijn immers niet betrokken geweest bij aanpassingen van het Pensioenakkoord die gedaan zijn naar aanleiding van het Lenteakkoord. In een reactie op de brief van demissionair minister Kamp van SZW merkt de STAR 39 op dat het ingediende wetsvoorstel behoorlijk afwijkt van het eerder door de STAR en het kabinet gesloten pensioenakkoord. Tevens geeft de STAR aan dat men de wijzigingen betreurt. In de brief ageert de STAR vooral tegen het schrappen van de mogelijkheid tot flexibilisering van de ingangsdatum van de AOW. In het door de STAR gesloten pensioenakkoord was deze bepaling expliciet opgenomen om tegemoet te komen aan degene met een langer dan gemiddeld arbeidsverleden of een zwaar beroep. De STAR is van mening dat het huidige stelsel te veel is gaan rusten op de tweede pijler en dat door een hogere AOW-uitkering hieraan tegenwicht kon worden geboden. Nu de verhoging van de AOW-uitkering niet wordt doorgezet en het feit dat een flexibilisering van de AOW niet meer mogelijk is, is dit voor de STAR reden om zich niet achter het Pensioenakkoord van de Kunduz-coalitie te scharen. Na de verkiezingen, de formatie en het aantreden van een nieuw kabinet is het onduidelijk welke positie de sociale partners innemen ten aanzien van kabinet. Het pensioenakkoord 2011 diende wel als uitgangspunt van de huidige Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, maar uiteindelijk heeft de Wet niet de vorm gekregen die overeen was overeengekomen met de sociale partners. De sociale partners zijn door de Kunduz-coalitie buiten spel gezet door ze niet te raadplegen tijdens de totstandkoming van het Lenteakkoord. 38 Brief van minister van SZW aan Stichting van de Arbeid d.d. 25 mei 2012, Stabiliteitsprogramma Nederland en het Pensioenakkoord 39 Brief van Stichting van de Arbeid aan minister van SZW d.d. 13 juni 2012 Wetsvoorstel verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. 15

3.2 Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd De Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd is op 10 juli 2012 aangenomen door de Eerste Kamer 40 nadat deze eerder door de Tweede Kamer was goedgekeurd. 41 In het aangenomen wetsvoorstel worden maatregelen genomen ten aanzien van alle drie de pijlers. Een overzicht van de maatregelen per pijler. 42 Aanpassingen aan de AOW Vanaf 2013 zal de AOW-leeftijd stapsgewijs met een jaar worden verhoogd naar 66 jaar in 2019. In de periode 2020 tot en met 2023 zal de AOW-leeftijd stapsgewijs worden verhoogd naar 67 jaar. De AOW wordt vanaf 2024 gekoppeld aan de levensverwachting. Elke 5 jaar wordt bekeken of er aanleiding is om de AOW leeftijd met 3 maanden te verhogen. Indien dat het geval is duurt het minimaal nog 5 jaar voordat de daadwerkelijke aanpassing zal plaatsvinden. De resterende levensverwachting zal berekend worden aan de hand van een formule 43 die in de Wet is opgenomen. De verhoging vindt alleen plaats wanneer de formule, zonder de uitkomst af te ronden naar boven, dit rechtvaardigt. Aanpassingen fiscaal kader werknemerspensioen (Witteveenkader) Vanaf 2014 wordt de pensioenrichtleeftijd in het Witteveenkader aangepast naar 67 jaar. Vervolgens wordt deze leeftijd, net als bij de AOW, gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Dit houdt in dat jaarlijks wordt bekeken of de ontwikkeling van de levensverwachting aanleiding geeft tot verhoging van de pensioenrichtleeftijd. De heer Kappelle schrijft in een artikel van het nieuwsblad van verzekeraar AEGON dat de pensioengerechtigde leeftijd hoogstwaarschijnlijk al in 2015 wordt verhoogd naar 68. Aan de hand van de in de Wet opgenomen formule wordt jaarlijks bekeken of een verhoging van de pensioenleeftijd gerechtvaardigd is. Als in 2014 de levensverwachting van een 65 jarige meer dan 21,26 jaar bedraagt wordt de pensioengerechtigde leeftijd wederom verhoogd. De beslissing over een verhoging van de 40 Kamerstukken I 2011/2012, 33290, nr. 2 41 Kamerstukken II 2011/2012, 33290, nr. 2 42 Kamerstukken II 2011/2012, 33290, nr. 3 43 V=(L-18,26)-(P-65), V= verhoging AOW-leeftijd, L=levensverwachting, P=geldende AOW-leeftijd. 16

pensioengerechtigde leeftijd wordt genomen in 2014. De maatregel zal vervolgens ingaan per 2015. 44 Naast de verhoging van de pensioenrichtleeftijd worden ook de opbouwpercentages voor de eind- en middelloonregeling aangepast. Dit houdt in dat de opbouwpercentages voor eindloonregeling worden aangepast van 2% naar 1,9%. Voor de middelloonregeling vindt er een aanpassing plaats van 2,25% naar 2,15%. Bij beide aanpassingen heeft dit als gevolg dat er meer dienstjaren nodig zijn voor het bereiken van een pensioen met de hoogte van 70% van het laatst verdiende loon. De regering heeft aangegeven dat het nieuwe Witteveenkader alleen van toepassing zal zijn op de toekomstige pensioenopbouw en het oude Witteveenkader van toepassing blijft op de huidige pensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot 2014. 45 Ook heeft het kabinet op 12 februari 2013 een nieuw besluit 46 voor de beschikbare premiestaffel gepubliceerd dat in gaat per 1 januari 2014. In dit besluit van 12 februari 2013 zijn naar aanleiding van de verhoging van de pensioenrichtleeftijd ook de staffels voor een beschikbarepremieregeling verlaagd. Aanpassingen in de individuele aanvullende pensioenvoorziening In de derde pijler vindt er een aanpassing plaats in de opbouwruimte. Het maximale percentage wordt verlaagd van 17% naar 15,5%. In lijn met de andere aanpassingen wordt ook hier de koppeling gemaakt met de levensverwachting. Ieder jaar dat de pensioengerechtigde leeftijd wordt verhoogd wordt de het maximale opbouwpercentage met 0,6% punt verlaagd; In navolging van de aanpassingen aan de derde pijler vindt er ook een aanpassing plaats in de maximale opbouwpercentages van de fiscale oudedagsreserve (hierna: FOR). Het maximale dotatiepercentage wordt teruggebracht van 12% naar 10,9%. In lijn met de koppeling met de levensverwachting wordt ook voor de FOR ieder jaar dat de pensioengerechtigde leeftijd wordt verhoogd het opbouwpercentage met 0,4% punt 44 Prof. H. Kappelle, Al in 2015 doorwerken tot 68, 07 november 2012. 45 Kamerstukken II 2011/2012 33290, nr. 2, blz. 13 46 Besluit van 12 februari 2013 nr. BLKB 2013/43M. 17

verlaagd. 47 Dit betekent een versobering van de pensioenopbouw voor IBondernemers. 3.3 Financieel toetsingskader pensioenen Voor een toekomstbestendig pensioenstelsel was niet alleen behoefte aan een verhoging van de pensioenrichtleeftijd, maar diende ook het financieel toetsingskader te worden herzien. Het financieel toetsingskader moet ervoor zorgen dat pensioenfondsen het afgesproken pensioen ook daadwerkelijk gaan uitkeren. Aan zowel jong, als oud. 48 Destijds demissionair minister Kamp van SZW geeft in zijn brief bij de hoofdlijnennota van 30 mei 2012 aan dat een hernieuwd financieel toetsingskader mede nodig is om het nieuwe pensioencontract zoals uitgewerkt door de sociale partners mogelijk te maken. 49 De minister van SZW geeft in zijn brief aan dat met het hernieuwde financiële toetsingskader niet alle risico s zijn weggenomen, maar dit is volgens de minister ook niet mogelijk. De nieuwe spelregels zorgen er volgens de minister van SZW vooral voor dat pensioenfondsen verplicht worden om duidelijk met hun deelnemers te communiceren zodat deelnemers en gepensioneerden beter weten waar ze aan toe zijn. De nieuwe staatssecretaris van SZW mevrouw Klijnsma heeft middels een brief aan de kamer duidelijk gemaakt dat de nieuwe regelgeving aangekondigd in Hoofdlijnennota ftk verwerkt in wetgeving pas rond het kerstreces van 2013 kan worden verwacht. Als gevolg hiervan zal het nieuwe financiële toetsingskader pas vanaf 1 januari 2015 worden ingevoerd. Aanvankelijk was de bedoeling om dit per 1 januari 2014 in te voeren. 50 3.3.1. Nieuw financieel toetsingskader pensioenen Het nieuwe financieel toetsingskader is mede gebaseerd op de conclusie van de commissie-frijns 51 en de commissie-goudswaard. 52 Beide commissies zijn ingesteld 47 Kamerstukken II 2011/2012 33290, nr. 3, blz. 13. 48 Brief minister van SZW aan de tweede kamer d.d. 30 mei 2012, Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskaderpensioenen, bijlage 1: Uitwerking van het nieuwe Financieel toetsingskader, blz. 1 49 Brief minister van SZW aan de Tweede Kamer d.d. 30 mei 2012, Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader pensioenen, blz. 4 50 Brief van de staatssecretaris van SZW d.d. 21 november 2012, Uitstel nieuw financieeltoetsingskader pensioenen 51 Commissie-Frijns, beleggingsbeleid en risicobeheer. 52 Commissie-Goudswaard, een sterke tweede pijler. 18

om het Nederlandse pensioenstelsel en de houdbaarheid ervan te onderzoeken. De belangrijkste conclusies van de commissies zijn: Pensioen staat bij de meeste mensen gelijk aan zekerheid, maar dit niet strookt met de realiteit. Om meer zekerheid te bieden voor een pensioen is een nieuw pensioencontract en een nieuwe bijpassende pensioenambitie nodig. Zekerheden met betrekking tot pensioenaanspraken zijn niet meer te geven. Dit is alleen mogelijk als het ten koste gaat van de huidige gepensioneerde of de toekomstige gepensioneerde. De minister van SZW geeft aan dat het kabinet dit niet wenselijk acht. Pensioenfondsen kiezen voor steeds meer risicovolle beleggingen om hogere rendementen te realiseren. Dit brengt risico s en ook onzekerheid met zich mee over het uiteindelijke pensioenniveau. Deelnemers zijn hier vaak niet van op de hoogte. 53 Het kabinet heeft er voor gekozen om een nieuw financieel toetsingskader te ontwikkelen dat zowel voor het huidige nominale pensioencontract als het nieuwe reële pensioencontract van toepassing is. In het uitwerkingsmemorandum van het pensioenakkoord is ervoor gekozen om een keuze te geven uit de twee pensioencontracten. 54 Deze keuzemogelijkheid is vervolgens verwerkt in het nieuwe financiële toetsingskader. 3.3.2. Keuzemogelijkheid De eerste optie is om te kiezen voor een nominaal gegarandeerd pensioencontract. Het kan gezien worden als een gegarandeerd pensioencontract omdat het nominale pensioenrecht voor 97,5% zeker is. De tweede optie is een reëel zacht pensioencontract. Het reële karakter houdt in dat het pensioen geïndexeerd wordt voor inflatie. Het zachte karakter houdt in dat pensioenfondsen een geïndexeerd pensioen beloven, maar niet garanderen. In het reële pensioencontract ligt het beleggingsrisico geheel bij de deelnemer. Dit houdt in 53 Brief minister van SZW aan de Tweede Kamer d.d. 30 mei 2012, hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader, blz. 4 54 Schrijven d.d. 4 juni 2010 Stichting van de Arbeid, Pensioenakkoord voorjaar 2010, blz. 6. 19

dat er geen mis match meer zal ontstaan tussen het ambitieniveau van het pensioenfonds en het werkelijk gerealiseerde rendement op de ingelegde premies. 3.3.3. Uitgangspunten Zoals door de commissie-goudswaard 55 is aangegeven wordt er voor beide pensioencontracten uitgegaan van premiestabiliteit. Volgens de commissie is de premie de laatste jaren dusdanig gestegen dat een verdere stijging van de premie niet wenselijk is. Een verdere stijging van de premie zal nadelige gevolgen hebben voor de concurrentiepositie en daarmee ook voor de ontwikkeling van welvaart en werkgelegenheid. 56 Ondanks de keuze uit het reële pensioencontract en het nominale pensioencontract heeft het financieel toetsingskader wel dezelfde uitgangspunten voor beide pensioencontracten: Voor beide contracten moet er duidelijkheid bestaan op welke manier er wordt geïndexeerd. Bij het nominale contract moet eerst een bepaalde normdekkingsgraad worden bereikt voordat er geïndexeerd mag worden. Voor het reële pensioencontract krijgt dit vorm in een discontovoet. Als uitgangspunt voor de discontovoet geldt een marktconforme waardering van beleggingen en verplichtingen. Er moet voor beide contracten transparantie zijn over de toedeling van risico s en aanpassingen aan de financiële markten. Hogere risico s kan inhouden meer rendement. Er moet duidelijk gecommuniceerd worden over wat een deelnemer kan verwachten als het mee- of tegenzit op de financiële markten. Bij beide contracten zullen pensioenfondsen duidelijker naar hun deelnemers en gepensioneerden moeten gaan communiceren over risico s van een gekozen beleggingsbeleid en de gevolgen hiervan. Hiervoor zal wetgeving in het leven worden geroepen. 55 Commissie-Goudswaard, een sterke tweede pijler, blz. 34. 56 Commissie-Goudswaard, een sterke tweede pijler, blz. 37. 20

Voor beide contracten zal het toetsingskader er voor moeten zorgen dat het minder afhankelijk is van de dagkoers vaan de financiële markten. Het toetsingskader moet als geheel dus reëler worden. 57 3.3.4. Verschillen Een duidelijk verschil tussen beide contracten is de manier waarop wordt omgegaan met de pensioenaanspraak naar aanleiding van een wijziging in de dekkingsgraad of de levensverwachting. Bij een reëel pensioencontract worden de pensioenverplichting ieder jaar dusdanig aangepast dat er een reële dekkingsgraad van minimaal 100% zal ontstaan. Deze aanpassing gaat automatisch en mag worden uitgesmeerd over een periode van 10 jaar. Op deze manier worden schokken op de financiële markt direct verwerkt in de pensioenaanspraak. Voor elke nieuwe schok geldt weer een nieuwe maximale spreiding van de aanpassing van 10 jaar. 58 Bij een nominaal pensioencontract zullen er minder vaak aanpassingen aan de pensioenverplichting plaats vinden. Echter als deze wel plaats vinden zal de korting vele malen groter zijn dan bij het reële pensioencontract. 59 Een stijging van de levensverwachting heeft per contract ook andere gevolgen. Bij een reëel pensioencontract stijgt de pensioenrichtleeftijd mee met de levensverwachting. Pensioenfondsen zullen bij een reëel pensioencontract een specifiek levensaanpassingsmechanisme (hierna: LAM) opnemen. 60 Een aanpassing van de pensioenrichtleeftijd heeft geen gevolgen voor de dekkingsgraad omdat die geen kosten met zich meebrengt; deze worden namelijk direct in de pensioenaanspraak verwerkt. 61 Bij een nominaal pensioencontract zal ook de pensioenrichtleeftijd meestijgen met de levensverwachting. Er kan vrijwillig worden gekozen voor hetzelfde mechanisme als bij het reële pensioencontract. Gebeurt dit niet dan kan een 57 Brief minister van SZW aan de Tweede Kamer d.d. 30 mei 2012, hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader, blz. 4 58 Brief minister van SZW aan de Tweede Kamer d.d. 30 mei 2012, Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskaderpensioenen, bijlage 1: Uitwerking van het nieuwe Financieel toetsingskader, blz. 5 59 Brief minister van SZW aan de Tweede Kamer d.d. 30 mei 2012, Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskaderpensioenen, bijlage 1: Uitwerking van het nieuwe Financieel toetsingskader, blz. 8 60 Levensverwachtingsaanpassingsmechanise 61 Brief minister van SZW aan de Tweede Kamer d.d. 30 mei 2012, Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskaderpensioenen, bijlage 1: Uitwerking van het nieuwe Financieel toetsingskader, blz. 5 21

pensioenfonds er voor kiezen de kosten op te vangen door een voorwaardelijke indexatie te verminderen of als ultieme remedie te kiezen voor een korting van een nominale aanspraak. 3.4 Septemberpakket pensioenen In september 2012 heeft de minister van SZW als laatste set maatregelen het septemberpakket pensioenen aangekondigd. 62 Het septemberpakket heeft vooral betrekking op de financiering van pensioenfondsen. Dit pakket betreft vooral financiële maatregelen en weinig fiscale maatregelen. Veel pensioenfondsen zijn in 2008 onder de dekkingsgraad van 105% gezakt. Dit betekent dat zij herstelplannen moeten indienen bij de minister van SZW. Het doel van het herstelplan moet zijn om binnen 5 jaar weer een dekkingsgraad van 105% te bereiken. Mocht dit niet zijn gelukt dan volgt er een verplichte korting op de pensioenaanspraken. Het septemberpakket moet voorkomen dat er harder wordt ingegrepen dan noodzakelijk. Vooral van belang is om te voorkomen dat de problemen worden doorgeschoven naar toekomstige generaties. Ook het behoud van het vertrouwen in het pensioenstelsel staat voorop. 63 Het septemberpakket is er bovendien op gericht om pensioenkortingen eind 2013 te beperken en om premiestijging zo veel mogelijk te voorkomen. Om dit te realiseren bestaat het septemberpakket uit een viertal maatregelen: 64 Aanpassing van de rentecurve voor pensioenfondsen. In overleg met De Nederlandse Bank (hierna: DNB) is de rentecurve voor langlopende verplichtingen in overeenstemming gebracht met de rentecurve die geldt voor verzekeraars. Op deze manier wordt de rentecurve minder gevoelig voor schokken op de financiële markten. Deze maatregelen staan ook in het vernieuwde financiële toetsingskader dat per 2014 in werking treedt, maar om grote pensioenkortingen te voorkomen is deze nu al ingevoerd. 62 Brief minister van SZW aan de Tweede Kamer d.d. 24 september 2012, Septemberpakket pensioenen. 63 Brief minister van SZW aan de Tweede Kamer d.d. 24 september 2012, Septemberpakket pensioenen. Blz. 1 64 Brief minister van SZW aan de Tweede Kamer d.d. 24 september 2012, Septemberpakket pensioenen. Blz. 3 t/m 5. 22

Adempauze verhoging premie die dient bij te dragen aan herstel. Pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 105% moeten zorgen voor een premie die bijdraagt aan het herstel van de dekkingsgraad. In 2011 en 2012 kon er gebruik worden gemaakt van een adempauze van 1 jaar. Dit hield in dat voor een periode van 1 jaar de premie niet hoefde te worden verhoogd terwijl de dekkingsgraad wel onder de 105% lag. In overleg met de DNB is besloten om deze mogelijk ook in 2013 toe te staan. Er kan echter alleen gebruik worden gemaakt van deze maatregel door fondsen die in 2011 en 2012 nog geen beroep op deze regeling hebben gedaan. Indien een pensioenfonds gebruik maakt van deze regeling is het verplicht in 2013 de pensioenrichtleeftijd te verhogen. Dit vooruitlopend op de aanpassing van het Witteveenkader in 2014. Voorwaardelijke mogelijkheid tot spreiding noodzakelijke pensioenkortingen. De meeste dekkingstekorten bij pensioenfondsen zijn ontstaan eind 2008. De dekkingsgraad was in dat geval minder dan het wettelijke vereiste van 105%. Als blijkt dat op basis van de stand per 31-12-2012 pensioenfondsen een dekkingsgraad hebben van onder de 105% dient er gekort te worden op de pensioenaanspraken. Door deze maatregel blijft de korting voor geheel 2013 gemaximeerd op 7%. Op deze manier worden te grote kortingen van pensioenaanspraken voorkomen Stimulans om pensioenregeling toekomstbestendiger te maken. Om pensioenregelingen toekomstbestendiger te maken is een aantal maatregelen genomen. De belangrijkste hiervan is het indexatiebeleid. In 2013 is er een ondergrens vanaf waar pensioenfondsen mogen indexeren. Indien een pensioenfonds een dekkingsgraad van 110% of meer heeft, dan pas mogen pensioenfondsen de pensioenen indexeren. Hiermee wil de minister voorkomen dat een dekkingsgraad boven de 105% te snel leidt tot indexatie van pensioenen en opgebouwde aanspraken. Dit is in lijn met het nieuwe financiële toetsingskader waarin een dergelijke maatregel ook is opgenomen. Zowel het Centraal Plan Bureau (hierna: CPB) 65 als de STAR 66 geven aan dat het septemberpakket een stap in de goede richting is. Beide zijn echter van mening dat er 65 CPB Notitie aan minister van SZW, d.d. 24 september 2012, aanpassing toezicht pensioenfondsen. 23

voor de toekomst nog meer moet gebeuren om te komen tot een stabiel tweede pijler pensioen. Het CPB geeft aan dat het zeer wenselijk is om over te gaan op het nieuwe reële pensioencontract waarin de premie stabiel is en de uitkeringen geleidelijk mee ademen met de financiële markten. De STAR heeft meer aandacht voor de vast te stellen rekenrente. De STAR is blij met de huidige aanpassingen, maar ziet graag een definitieve oplossing bij het in werking treden van het nieuwe pensioenstelsel in 2014. Ik ben van mening dat dit een politiek correct pakket aan maatregelen is. Pensioenfondsen mogen maximaal 7% korten op hun pensioenaanspraken terwijl misschien op basis van huidige wetgeving een grotere korting van de pensioenaanspraken noodzakelijk is. De vijf grootste pensioenfondsen behaalde weliswaar in de eerste 3 kwartalen van 2012 een rendement van 10,8% en over geheel 2011 was het rendement bij dezelfde pensioenfondsen gemiddeld 7,6%. 67 Echter staat hier tegenover dat de verplichtingen van pensioenfondsen, door een lage marktrente en het langer doorleven van gepensioneerden dan voorzien, fors zijn gestegen. Ik ben van mening dat door dit pakket niet de benodigde maatregelen worden genomen die noodzakelijk zijn omdat de kortingen van pensioenaanspraken al 5 jaar zijn uitgesteld. Met dit pakket aan maatregelen wordt de rekenrente verhoogd en de maximale korting gesteld op 7% terwijl op basis van de huidige wetgeving een grote korting noodzakelijk is. Met deze maatregelen wordt de korting van pensioenaanspraken wederom, deels, uitgesteld. Het kabinet lijkt het niet aan te durven de noodzakelijke pensioenkortingen door te laten voeren en heeft daarom gekozen voor een compromis. In mijn ogen is dit een slechte oplossing. 3.5 Regeerakkoord VVD-PVDA Na de verkiezingen van 12 september 2012 waren VVD en PVDA de grote winnaars. Een week na de verkiezingen zijn beide partijen samen begonnen met de onderhandelingen voor een nieuw regeerakkoord. Op 29 oktober 2012 hebben beide partijen het overeengekomen regeerakkoord gepresenteerd. In het regeerakkoord met 66 Persbericht STAR, d.d. 24 september 2012, Sociale partners: crisispakket pensioenen stap in de geode richt, maar niet voldoende. 67 Pensioengeld rendeert 10,8%, Financieel Dagblad 19 oktober 2012. 24

de titel Bruggen slaan is het volgende opgenomen met betrekking tot de toekomstvoorzieningen: 68 De AOW-leeftijd wordt versneld verhoogd tot 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021 vervolgens gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting. Er komt een doorwerkbonus voor werknemers van 61 tot 65 jaar met een laag inkomen. Hiermee kan een werknemer die doorwerkt, sparen om de financiële gevolgen van de stijging van de AOW-leeftijd vanaf 2013 op te vangen. Wanneer in 2021 de AOW-leeftijd 67 is kunnen degenen die doorwerken tot 65,5 jaar gemiddeld anderhalf jaar eerder met pensioen zonder er financieel op achteruit te gaan. De doorwerkbonus geldt voor werknemers met een inkomen vanaf 90% van het wettelijk minimumloon tot een inkomen van 175% van het wettelijke minimumloon. Het is een maatschappelijk aanvaarde norm dat met veertig jaar werken iedereen redelijk in staat moet zijn om een pensioen bij elkaar te sparen van 70% van het gemiddeld verdiende loon. Het Witteveenkader, de wettelijke regeling waarbij fiscaal aantrekkelijk sparen voor het pensioen mogelijk wordt gemaakt, wordt op deze norm gebaseerd. Dit leidt tot een verlaging van het opbouwpercentage met -0,4% punt. Met het inkomen boven 100.000 (drie keer modaal) kan niet langer fiscaal gunstig pensioen worden opgebouwd. De eerste maatregel die in het oog springt, is de versnelde stijging van de AOWleeftijd ten opzichte van de stijging die is opgenomen in de Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd naar aanleiding van het Lenteakkoord. De meest ingrijpende maatregel is de verlaging van de opbouwpercentages met -0,4% punt. De verlaging van de opbouwpercentages komt nog bovenop de verlaging die door de Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd al heeft plaats gevonden. Dit houdt in dat het opbouwpercentage voor een eindloonregeling wordt gesteld op 1,5% en voor een middelloonregeling op 1,75%. Het is de bedoeling van het kabinet dat iedereen een pensioen opbouwt van 70% van het gemiddeld verdiende loon in een 68 Regeerakkoord VVD-PVDA d.d. 29 oktober 2012, te raadplegen via www.kabinetsformatie2012.nl/actueel/documenten/regeerakkoord. 25