Educatieve Hogeschool van Amsterdam, lerarenopleiding vo/bve sformulier voor het werkplekleren (definitieve versie, november 2007) Toelichting bij het beoordelen in het Werkplekleren. De tweedegraads lerarenopleiding van de EHvA richt zich op de ontwikkeling van de competenties de daaruit afgeleide bekwaamheidseisen voor het beroep van leraar, zoals die zijn vastgelegd door de wet BIO (Beroepen In het Onderwijs). Bij competentiegericht opleiden past ook competentiegericht beoordelen. Dat betekent twee dingen. Ten eerste is de student zelf verantwoordelijk voor het verwerven van zijn competenties, maar ook voor het aantonen van een behaald niveau van competentie. De student laat o.a. via het portfolio zien welke leeractiviteiten zijn ondernomen en tot welke resultaten dat heeft geleid. Ten tweede gaat het bij het beoordelen om het inschatten van het bereikte niveau van competentie, niet om het 'afvinken' van een lijst met vaste opdrachten. Bij de verantwoordelijkheid voor de eigen ontwikkeling behoort ook de vrijheid om een eigen route te kiezen. De concrete activiteiten, de geïnvesteerde tijd enz. kunnen dus per student verschillen. Bij het beoordelen in het werkplekleren, zowel bij een tussenevaluatie als bij een eindbeoordeling, wordt gekeken naar de ontwikkeling van de competenties van de student. Die wordt zichtbaar in competent gedrag, portfolioproducten, reflectie door de student, inzet en initiatief, communicatie en samenwerking, enz. Deze beoordelingsaspecten staan nader beschreven in de Leidraden Werkplekleren voor de diverse jaren. Om vast te stellen of de competenties het gewenste niveau hebben bereikt, wordt gebruik gemaakt van de leerdoelen voor het werkplekleren. Deze leerdoelen verschillen voor ieder van de vier jaren van de opleiding, zodat er in feite vier varianten van het beoordelingsinstrument zijn, één per jaar. De competenties zijn de kapstok voor de beoordeling: de leerdoelen waarnaar gekeken wordt zijn verdeeld over de zeven competenties en per competentie wordt een oordeel gegeven. Als hulpmiddel kan gebruik gemaakt worden van de gedragsindicatoren, die te vinden zijn in de competentiebeschrijving in elk van de Leidraden Werkplekleren. Deze indicatoren kunnen, bij het tot stand komen van de beoordeling, houvast geven bij de vraag wat men in een bepaald jaar als competent gedrag mag beschouwen. Bij het werken met dit beoordelingsformulier is de toelichting per competentie altijd van belang. Die moet nl. tot conclusies leiden over nieuwe leerdoelen voor de student, bijv. in zijn POP of in een volgend leerwerktraject. Zowel de werkbegeleider als de student zelf hebben hierbij een belangrijke inbreng. Het beoordelingsformulier kan zowel bij een tussenevaluatie als bij een eindbeoordeling gebruikt worden. Bij een tussenevaluatie hoeft niet persé een oordeel per competentie of een eindoordeel gegeven te worden, de nadruk kan liggen op het toewerken naar nieuwe leerdoelen. Bij een afsluitende beoordeling moet er, naast conclusies over nieuwe leerdoelen, uiteraard wél een eindoordeel tot stand komen, uit te drukken in een cijfer. Het beoordelingsformulier heeft dan als functie om op gefundeerde en transparante wijze tot dat oordeel te komen. Anders gezegd: het formulier is niet de beoordeling, het is een hulpmiddel om tot een beoordeling te komen. Bij een eindbeoordeling wordt per competentie een cijfer gegeven. Het eindcijfer is een gewogen gemiddelde van die beoordelingen. Deze weging is nodig omdat er per leerjaar een verschil in nadruk is op de verschillende competenties. De formele verantwoordelijkheid voor iedere eindbeoordeling ligt bij de EHvA-begeleider. Op opleidingsscholen wordt die verantwoordelijkheid gedeeld met de schoolopleider. In 2007-200 mag voor het laatst de beoordeling van 4 e jaars studenten nog met voldoende/onvoldoende plaatsvinden.
Gebruik van het beoordelingsformulier Werkplekleren.. Het beoordelingsformulier wordt digitaal ingevuld 2. Het formulier kan gedownload worden vanaf het EHvA-intranet via deze link: https://intra.ehva.nl/tweedegraads/werkplekleren 2. Er wordt een beoordeling van de student gegeven bij ieder van de zeven competenties. Beoordeeld wordt: het organiseren en uitvoeren van de eigen activiteiten producten of resultaten activiteiten inzet en initiatief communicatie en samenwerking met anderen documentatie in het portfolio van de student. Zie verder de Leidraad Werkplekleren van het betreffende jaar voor nadere uitleg bij de te beoordelen aspecten. 3. Bij de beoordeling worden de leerdoelen per competentie voor het betreffende leerjaar als richtlijn gebruikt. Deze leerdoelen staan in het beoordelingsformulier. De gedragsindicatoren bij de competentiebeschrijving (in de Leidraad Werkplekleren) kunnen een aanvullend hulpmiddel zijn. 4. Bij iedere competentie wordt de ontwikkeling van de student uitvoerig toegelicht en onderbouwd met concrete voorbeelden. Er wordt daarbij verwezen naar producten in het portfolio die de beoordeling ondersteunen. Bij geen of onvoldoende relevante portfolioproducten kan dus geen beoordeling plaatsvinden. Met de begeleider op school wordt vooraf geregeld hoe deze inzage in portfolioproducten kan krijgen. 6. De werkbegeleider op de school en de student vullen beide het beoordelingsformulier in. Over de ingevulde formulieren wordt een gesprek gevoerd tussen student, werkbegeleider en EHvA-begeleider. Dit gesprek leidt tot bijstelling van leerdoelen in bijv. het POP en bij een eindbeoordeling ook tot vaststelling van een eindcijfer. Een tijdsbesparende variant kan zijn dat de student het formulier invult en de werkbegeleider daarop commentaar en aanvullingen geeft. 7. Bij een eindbeoordeling wordt een cijfer ( t/m 0) gegeven per competentie. Deze cijfers per competentie worden door middelen gecombineerd tot het eindcijfer. Het eindcijfer wordt afgerond op een heel getal. Bij het middelen krijgen competenties een verschillend gewicht. Daardoor wordt rekening gehouden met het verschil in nadruk die de verschillende competenties krijgen in de vier jaren. De wegingsfactoren per jaar zijn: comp.nr. 2 3 4 5 6 7 e jr. 3 2 2 2 2 3 2 e jr. 2 2 2 2 2 3 e jr. 2 2 2 4 e jr. 2 In het beoordelingsformulier voor ieder jaar staat een berekeningstabel voor het eindcijfer, waarin deze wegingsfactoren ook zijn vermeld. 5. Het beoordelingsformulier kan zowel bij een tussenevaluatie als bij een eindbeoordeling gebruikt worden. Bij een tussenevaluatie kan desgewenst worden volstaan met de toelichting en kan een oordeel per competentie of een eindoordeel achterwege blijven; ook kan gekozen worden voor een omschreven oordeel. Bij een eindeoordeling worden uiteraard wel oordelen (in cijfers) gegeven. 2 Tip: wis de eerste twee pagina s (de toelichting en gebruiksaanwijzing) en vergeet niet de gegevens van student en stageschool in te vullen.
werkplekleren jaar 3 naam student: Mark van Rooden EHvA-opleiding (vak) : Cons. Techn. DT naam werkbegeleider: Rene desmet naam & plaats school:teylingen College Sector KTS-Voorhout naam EHvA-begeleider: Mevr. Josien Schothorst datum beoordeling: uitslag/cijfer:,2 berekening van het cijfer voor jaar 3 met weging per competentie nr. 2 3 4 5 6 7 totaal eindcijfer cijfer weging 2 2 2 0 (totaal van de gewogen cijfers, delen door 0) gewogen cijfer (cijfer x weging) 6 6 6 2,2. de docent als (sociaal vaardig) persoon: interpersoonlijk competent actief sturen in relaties met en tussen leerlingen, in normale onderwijssituaties, door het inzetten van communicatieve en sociale vaardigheden; deze sturing gebruiken ten behoeve van een positief leerklimaat, zowel voor leerlingen individueel als voor een groep (klas); over deze relaties communiceren met leerlingen en met anderen. Mark is buitengewoon sociaal vaardig. Hij is vrijwel altijd vriendelijk, positief en motiverend naar leerlingen, maar ook naar collega s.
2. de docent als opvoeder: pedagogisch competent vanuit belangstelling voor de leerlingen en vanuit kennis van hun achtergronden een veilig leef- en werkklimaat bevorderen door waarderen, stimuleren en gepast corrigeren; gewenst en ongewenst gedrag met leerlingen bespreken op individueel en op groepsniveau; over zijn bevindingen en werkwijze communiceren met collega s. verwijzing naar bewijsstukken in het portfolio: Mede door zijn communicatieve vaardigheden is Mark ook pedagogisch sterk. Hij prijst de leerlingen waar hij kan. Als hij niet tevreden is, zal hij dat helder, maar op zeer vriendelijke wijze duidelijk maken. 3. de docent als vakdocent/didacticus en ontwikkelaar: vakinhoudelijk en didactisch competent de leerlingen een goede leeromgeving aanbieden, afgestemd op de mogelijkheden van de leerlingen ; daarbij oog hebben voor de beroepscontext en/of het vervolgonderwijs; rekening houden met individuele verschillen en adequate variatie in werkvormen en hulpmiddelen toepassen. Mark slaagt er heel behoorlijk in om de leerlingen leerstof aan te bieden op het gewenste niveau. Het is waar te nemen, dat de leerlingen hem zien als DE vakman. 4. de docent als organisator: organisatorisch competent door goede planning en organisatie van de leeromgeving zorgen voor een taakgericht leerklimaat voor de leerlingen; de eigen werkzaamheden efficiënt organiseren; bijdragen aan de organisatie van het team en de school. Omdat hij alles op zo n vanzelfsprekende wijze doet, lijkt het soms, dat Mark het uit zijn mouw schudt. Hij heeft echter wel degelijk zijn zaken goed voorbereid en prima op orde.
5. de docent als teamlid: competent in samenwerken mede op eigen initiatief school- of teamtaken uitvoeren; samenwerken met medestudenten en docenten bij het voorbereiden en uitvoeren van taken; actief bijdragen aan team- of ander overleg. Ook hier spelen de positieve,extraverte trekken van Mark weer een grote rol. Hij is initiatiefrijk, pakt de zaken voortvarend aan en werkt met zijn collega s voortreffelijk samen. Afspraken die gemaakt zijn worden immer nagekomen. 6. de docent in contact met de omgeving: competent in samenwerken met de omgeving deelnemen aan contacten met de buitenwereld, bijv. ouders, zo mogelijk ook bedrijven of instellingen in de beroepscontext; mogelijkheden onderzoeken die de omgeving (in brede zin) van de school biedt voor het leren in zijn vak- of leergebied. 7. de docent als zelfsturend professional: competent in reflectie en ontwikkeling de eigen competenties en de sterke en zwakke kanten daarin benoemen; met behulp van reflectie en feedback systematisch werken aan het verbeteren van zijn functioneren; een uitgewerkte en persoonlijke visie op het leraarschap verwoorden. Mark is mentor van een groep en heeft daardoor veel contact met ouders, die dat als prettig ervaren, omdat Mark oprecht geïnteresseerd is in hun kind. Daarnaast speelt hij ook een prima rol in de contacten met leerbedrijven. Mark is een open persoon en staat dus open voor kritiek. Uiteraard maakte hij in het begin de bekende beginnersfoutjes. Als hij daarop gewezen werd ging hij er terstond mee aan de gang. Ook nu hij al een stuk verder is, is hij goed in staat zichzelf kritisch te beschouwen.