Energiejaarrapport 2011 Universiteit Gent



Vergelijkbare documenten
Huishoudelijk elektriciteitsverbruik per aangesloten inwoner Hoeveelheid elektriciteit die verbruikt wordt binnen de Genkse huisgezinnen.

Energieboekhouding BRISE. Thomas Deville. Facilitator Duurzame gebouwen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

CO 2 -uitstootrapportage 2011

Budgetmodule Budgetraming en -opvolging

Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

WKK-barometer 2016 juni Zwartzustersstraat 16, bus Leuven

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014

Door: Vincent Damen Ninja Hogenbirk Roel Theeuwen

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Energieverbruik gemeentelijke gebouwen

NOTARISBAROMETER VASTGOED AAN DE KUST OVERZICHT

De verwarming van de toekomst

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

DGMR Totaal. Figuur 1. DGMR - Milieubelasting per jaar

ENERGIE EN MILIEU VERBRUIKSCIJFERS ENERGIE ENERGIE-EFFICIËNTIE GASVERBRUIK

Milieubarometer

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2014

26 mei Begrotingsopmaak 2016

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB).

Compensatie CO 2 - emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2012

Hoge energieprijzen. Mazout blijft een voordelige brandstof.

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

CO 2 Prestatieladder Voortgangsrapportage 2016-H1. Periode: 1 januari t/m 30 juni 2016

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 2013

Evaluatie en Voortgangsrapportage BRANDWIJK PROMO

CO 2 reductieplan: doelstellingen en voortgang Thales Transportation Systems 2 e half jaar 2015

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

OBSERVATORIUM VAN DE GAS- EN ELEKTRICITEITSPRIJZEN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Management review Coolmark B.V. Mei 2014

PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN

GEMIDDELDE PRIJZEN EVOLUTIE 2017 S1 2018

De vastgoedactiviteit volgt de evolutie van het aantal vastgoed-gerelateerde dossiers op die maandelijks binnekomen in de notariskantoren.

3.C.1 Voortgangrapportage CO Ter Riele

Centraal Bureau voor de Statistiek

CO 2 -Voortgangsrapportage 2017 H1

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

ALGEMEEN OMZET DECEMBER /12/2016

Hoe gebruik ik

De waarde van stadswarmte. Hoe komt de prijs tot stand?

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

EVOLUTIE VAN DE MARKT

PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN

OBSERVATORIUM VAN DE GAS- EN ELEKTRICITEITSPRIJZEN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Crisismonitor Drechtsteden

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Oktober 2013

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 2014

Trendrapportage Markt. arktwerking en Consumentenvertrouwen in de energiemarkt. Eerste halfjaar 2012

NOTARISBAROMETER VASTGOED AAN DE KUST OVERZICHT VASTGOEDACTIVITEIT AAN DE KUST EVOLUTIE OP 5 JAAR ( )

Voortgangsrapportage Carbon Footprint eerste helft 2016 Takke Groep

CO2 PRESTATIELADDER ENERGIEVERBRUIKEN EN TRENDS

Ontwerp Technische specificaties OEPC

GEBRUIKSAANWIJZING VAN COGENCALC.XLS

Arnold Maassen Holding BV. Voortgangsrapportage scope 1 en 2 1e halfjaar 2014

Barometer kinesitherapie 2013

De evolutie en tendensen op regionaal en provinciaal niveau worden verderop in deze barometer besproken.

PERSBERICHT Brussel, 29 maart 2018

CO 2 Voortgangsrapportage 2016 Prins Bouw B.V.

Voortgang CO 2 emissie reductie H2-2012

kwh 28,2 ton CO2 15,0 personenwagen in km km 0,22 kg CO2 / km 28,3 ton CO2 15,1 Subtotaal 56,5 ton CO2 30,1

POLSSLAG VLAAMSE HORECA

Voortgangsrapportage Carbon Footprint 1 e helft 2018

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012

30 3 DE TRIMESTER 2016

Orderboekje historisch gezien op vrij hoog niveau

Crisismonitor Drechtsteden

CO 2 -Voortgangsrapportage 2016 Prins Bouw B.V.

CO 2 Voortgangsrapportage Kwartaal 1 en 2. Akkoord Directie:

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Milieubarometer

Nulmeting. Energieverbruikscijfers Wijnjewoude (plus verwachting 2014)

NOTARISBAROMETER VASTGOED MACRO-ECONOMISCHE FACTOREN. Barometer 35

Consumptieprijsindex en inflatie in september 2012

Monitoring scope 1 en 2

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Augustus 2014

CO 2 -Voortgangsrapportage 2017-H1

Netgekoppelde fotovoltaïsche zonnepanelen op daken van gebouwen in eigendom van ANB

NOTA (Z) CDC-1299

Ontwikkeling leerlingaantallen

M A R K T M O N I T O R E N E R G I E - februari 2015

Voortgangsrapportage emissies scope 1, 2 en 3. Monitoring doelstellingen 2015 scope 1 en 2

Enquête essenscia over de elektriciteits- en aardgasprijzen in 2010 Samenvatting van de resultaten

Rapport. Klimaatvoetafdruk 2010 van Van Vessem & Le Patichou. (openbare versie)

M A R K T M O N I T O R E N E R G I E - September Bijgaand ontvangt u de maandelijkse marktmonitor van Energy Services.

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater September 2013

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020

Marktontwikkelingen varkenssector

Monitoring scope 1 en 2

Voortgangsrapportage CO 2 -Prestatieladder 2016

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020

Energie aanpak eigen gebouwen: zelf doen? Energieprestatiecontract? Vlaams EnergieBedrijf

CO2 scope 3 verborgen Netto CO2-uitstoot 216 ton CO2 Tabel 1: CO 2-footprint Waalpartners 2016

Polsslag Ondernemend Limburg juli 2015: +4,8 Ondernemersvertrouwen op hoogste peil in 4 jaar Nog geen hitterecords voor Limburgse economie

Zelfs met hoge energieprijzen op de internationale markten kan de stijging van de eindfactuur van de Belgische verbruiker worden ongedaan gemaakt

3.C.1 Voortgangrapportage CO (1) Ter Riele

Transcriptie:

Energiejaarrapport 211 Document: Energiejaarrapport 211 Versie: V1 Datum: 1/3/212 Auteur: Benjamin Van de Velde

UGent DGFB 2/18 INHOUDSTAFEL 1. VOORWOORD/SAMENVATTING... 3 2. HET ENERGIE- EN WATERVERBRUIK IN 211 VOOR UGENT TOTAAL... 4 3. HET ENERGIE- EN WATERVERBRUIK IN 211 VOOR DSV... 5 4. EVOLUTIE VAN KOSTEN EN VERBRUIKEN VOOR UGENT TOTAAL... 6 4.1. EVOLUTIE VAN DE GLOBALE ENERGIE- EN WATERKOSTEN... 6 4.2. EVOLUTIE VAN HET GLOBALE ENERGIEVERBRUIK... 7 4.3. EVOLUTIE VAN HET BRANDSTOF VERBRUIK/KOST... 8 4.4. EVOLUTIE VAN HET ELEKTRICITEITSVERBRUIK/KOST...14 4.5. EVOLUTIE VAN HET WATERVERBRUIK/KOST...17

UGent DGFB 3/18 1. VOORWOORD/SAMENVATTING Dit document omvat het energiejaarrapport 211. Het rapport geeft een overzicht van het energie- en waterverbruik en bijhorende kosten van de voor het jaar 211 en de evolutie hiervan met de voorgaande jaren. Het energie- en waterverbruik en bijhorende kost voor de (incl. DSV) bedroeg in 211: Tabel 1 - Energie- en waterverbruik/kost UGent totaal 211 Verbruik Kost ( ) Elektriciteit 51.26.549 (kwh) 5.779.81 Brandstof 82.722.372 (kwh) 4.36.536 Subtotaal energie 133.748.921 (kwh) 1.14.345 Water 269.9 (m³) 924.978 Totaal 11.65.323 In vergelijking met vorig jaar is het elektriciteitsverbruiklicht gestegen (+1,8 %). Het werkelijk brandstofverbruik kende een sterke daling(-23.5%), echter het gecorrigeerd brandstofverbruik is beduidend hoger dan dit van 21 (1%): 21 was behoorlijk kouder dan 211. Voor water is het verbruik status licht gedaald (-3,6%). Er hebben zich in 211 significante wijzigingen in het gebouwenpark voorgedaan. De werkzaamheden aan het Ledeganck complex zijn in uitvoering, met een aantal verhuizingen naar de site INW tot gevolg. Het datacenter S1 werd in gebruik genomen. Het grootste deel van de studentenkamers met bijhorend restaurant op de Kantienberg werd in gebruik genomen. Terzelfdertijd werd het restaurant Overpoort buiten gebruik genomen. Op het vlak van energiekosten zien we in 211 een significante stijgingvoor elektriciteit (14,2%). De werkelijke brandstofkosten zijn in 211gedaald met 7,8 % hetgeen vnl. aan het zachte najaar van 211 te wijten is. De gecorrigeerde brandstoffactuur is nl. gestegen met 32%. De waterfactuurkent in 211 een status quo(+,6%).het aandeel van DSV in de totale energie- en waterkosten van UGent bedraagt 13 %. De grafieken en tabellen in dit energiejaarrapport werden samengesteld op basis van gegevens uit het energieboekhouding systeem Erbis. De verbruiksgegevens in Erbis voor 211 werden grotendeels bekomen door maandelijkse manuele meter opnames. Deze opnames werden uitgevoerd door medewerkers van de diverse DGFB secties. Overige gegevensbronnen waren: kopijen van energie- en waterfacturen en Excel overzichten samengesteld door DGFB medewerkers.

UGent DGFB 4/18 2. HET ENERGIE- EN WATERVERBRUIK IN 211 VOOR UGENT TOTAAL In volgende hoofdstukken worden het energie- en waterverbruik en bijhorende kosten behandeld voor de in zijn geheel. De cijfers in dit rapport hebben betrekking op de gebouwen aanwezig in de energieboekhouding. Op enkele kleine uitzonderingen na, betreft dit het ganse patrimonium van UGent. De hier vermelde cijfers kunnen als vrij compleet beschouwd worden. Door het ontbreken van enkele facturen dienden een aantal ramingen te worden gemaakt 1. Dit geldt in de eerste plaats voor de energiekosten in mindere mate voor verbruiken. Onderstaande tabel geeft het verbruik en de kosten voor de in zijn geheel (incl. DSV) op het vlak van elektriciteit, brandstoffen en water voor 211. Tabel 2 - Energie- en waterverbruik/kost UGent totaal 21 Verbruik Kost ( ) Elektriciteit 51.26.549 (kwh) 5.779.81 Brandstof 82.722.372 (kwh) 4.36.536 waarvan Aardgas 51.91.696 2.541.869 Stookolie 13.538.849 941.699 Warmte 17.272.826 876.968 Subtotaal energie 133.748.921 (kwh) 1.14.345 Water 269.9 (m³) 924.978 Totaal 11.65.323 Noot: Warmte betreft enerzijds stadswarmte van SPE en anderzijds warmte geleverd door UZ aan Home Boudewijn. Het totale energieverbruik voor UGent in 211 bedroeg ongeveer 153.. kwh. De totale kost voor energie en water bedroeg ongeveer 11.65.323EUR. 1 de kosten voor energie- en water worden in Erbis overgenomen van de facturen. De kosten worden toegewezen aan de verbruiksperiode die vermeld is op de factuur. Voor stookolie wordt de verbruiksperiode bepaald door de datum van huidige levering t.o.v. de datum van vorige levering. Voor water, elektriciteit en brandstof geldt dat de meeste grootverbruikers inmiddels maandelijks gefactureerd worden. Voor de andere meters is dit jaarlijks of meer-jaarlijks. Voor de meeste meetpunten werd afgerekend tegen eind 211. Waar dit niet het geval was, werden de (bijkomende) kosten voor water tot eind 211 ook geraamd.

UGent DGFB 5/18 3. HET ENERGIE- EN WATERVERBRUIK IN 211 VOOR DSV Onderstaande tabellen geven het verbruik en de kosten voor DSV (Directie Studentenvoorzieningen) op het vlak van elektriciteit, brandstoffen en water voor 211. De tabellen vermelden tevens het saldo voor de universiteit (excl. DSV) en het procentueel aandeel van DSV in UGent totaal. Tabel 3 - Energie en waterverbruik DSV versus UGent totaal Verbruik DSV UGent (min DSV) DSV (%) Elektriciteit (kwh) 4.973.39 46.53.51 9,7 Brandstof (kwh) 12.418.144 7.34.228 15, waarvan Aardgas 3.86.783 48.13.913 7,3 Stookolie 197.135 13.341.715 1,5 Warmte 8.414.226 8.858.61 48,7 Subtotaal energie (kwh) 17.391.183 116.357.738 13, Water (m³) 84.863 184.227 31,5 Uit bovenstaande tabel leiden we af dat ongeveer 9,7 % van het elektriciteitsverbruik van de universiteit voor rekening van DSV komt. Voor brandstof en vooral voor water liggen deze percentages hoger, nl. 15 % resp. 31,5 %. Dit wordt ondermeer verklaard door het feit dat het gebouwenpark vnl. uit studentenhomes bestaat. De top 3 voor het specifiek waterverbruik (m³/m²) wordt ingenomen door homes. Op het vlak van brandstofverbruik valt verder op dat binnen DSV praktisch geen stookolie installaties meer in gebruik zijn (enkel FI 2 Sportterreinen). Het brandstofverbruik komt voor ongeveer de helft op rekening van stadswarmte: 48,7 % van het totale verbruik van warmte (SPE en UZ) is voor DSV. Tabel 4 - Energie en waterkost DSV versus UGent totaal Kosten (EUR) DSV UGent (min DSV) DSV (%) Elektriciteit 632.273 5.147.537 1,9 Brandstof 63.297 3.73.238 14,5 waarvan Aardgas 28.2 2.333.669 8,2 Stookolie 14.975 926.724 1,6 Warmte 47.122 469.845 46,4 Subtotaal energie 1.262.57 8.877.775 12,5 Water 299.657 625.321 32,4 Totaal 1.562.227 9.53.96 14,1 Uit bovenstaande tabel leiden we af dat ruim 14 % van de energie- en waterkosten van de Universiteit - zijnde ongeveer 1.562. EURO - voor rekening van DSV komt. De kostenpercentages per energiesoort volgen grossomodo de verbruikspercentages.

Kosten ( ) UGent DGFB 6/18 4. EVOLUTIE VAN KOSTEN EN VERBRUIKEN VOOR UGENT TOTAAL In dit hoofdstuk vergelijken we het energie- en waterverbruik en -kosten van 21 voor de universiteit in zijn geheel met de voorgaande jaren. We bekijken de evolutie eerst voor de globale kosten en energieverbruiken en daarna voor brandstof, elektriciteit en water apart. 4.1. Evolutie van de globale energie- en waterkosten Figuur 1 geeft een overzicht van de evolutie van de totale kosten voor energie en water over de periode 26-21. Figuur 1: evolutie van de energie- en waterkosten: 27-211 11.5. 11.. 1.5. 1.. 9.5. 9.. 8.5. 8.. 7.5. 7.. 6.5. 6.. 5.5. 5.. 4.5. 4.. 3.5. 3.. 2.5. 2.. 1.5. 1.. 5. 27 28 29 21 211 Elektriciteit Brandstof Water Daar waar in 27 de totale energie- en waterkostlicht daalde (-2,1 %), is deze in 28 terug sterk gestegen met 22,8 % t.o.v. 27. De stijging van de kosten doet zich zowel bij brandstof als bij elektriciteit voor; 28 was een jaar met piekende energieprijzen. In 29 zijn de energieprijzen terug enigszins genormaliseerd hetgeen zich vertaalde in een daling van de globale kosten t.o.v. 28, nl. met 9,4 %, echter enkel bij brandstof en elektriciteit: de waterkosten zijn in dat jaar gestegen. In 21 bleef de globale kosten ongeveer gelijk: de hogere brandstofkosten (wegens het hogere verbruik) werden gecompenseerd door lagere kosten voor elektriciteit. De waterkosten kennen een slechts lichte stijging. In 211 steeg de totale kost met 3,3% tov 21, de hoofdoorzaak was de sterke stijging van de elektriciteitskost met 14,2 door een meerverbruik en een stijging van de eenheidsprijs. De kost van brandstof is gedaald tov 21 doordat 211 veel zachter was dan 21 waardoor het verbruik laag was. Maar de eenheidsprijs van de brandstoffen is in 211 sterk gestegen. Voor water wordt in 211 een status quo vast gesteld ivm met de totale kostprijs. Deze aspecten worden verder toegelicht in de respectievelijke hoofdstukken per energiesoort.

Warmte (kwh) UGent DGFB 7/18 4.2. Evolutie van het globale energieverbruik Op analoge wijze geeft onderstaande figuur de evolutie van het globale energieverbruik over de periode 27 211. Figuur 2: Evolutie van het energieverbruik: 27-211 16.. 14.. 12.. 1.. 8.. 6.. 4.. 2.. 27 28 29 21 211 Elektriciteit Brandstof Uit deze figuur blijkt dat het energieverbruik in 21 uitzonderlijk hoog was, en in 211 vrij laag was. Enige omzichtigheid bij het interpreteren van deze cijfers is echter geboden: het betreft hier werkelijke verbruikscijfers, daar waar bij brandstof gewerkt wordt met gecorrigeerde cijfers wanneer jaren met elkaar vergeleken worden (zie verder). Het totale (werkelijke) energieverbruik is in 211 gedaald met 23,5 %. Zoals verder blijkt is deze daling vooral aanwezig in het brandstofverbruik. Er hebben zich in 211 significante wijzigingen in het gebouwenpark voorgedaan. De werkzaamheden aan het Ledeganck complex zijn in uitvoering, met een aantal verhuizingen naar de site INW tot gevolg. Het datacenter S1 werd in gebruik genomen. Het grootste deel van de studentenkamers met bijhorend restaurant op de Kantienberg werd in gebruik genomen. Terzelfdertijd werd het restaurant Overpoort buiten gebruik genomen. In onderstaande secties geven meer details over de evolutie van verbruiken en kosten per energiesoort.

Warmte (kwh) Kosten ( ) UGent DGFB 8/18 4.3. Evolutie van het brandstof verbruik/kost Voorafgaande opmerking: Een significant deel van de brandstofbehoefte, nl. 14 %, wordt gedekt door stookolie. Stookolieverbruiken worden grotendeels geregistreerd aan de hand van leveringsfacturen (een beperkt aantal stookolie debietmeters zijn aanwezig). De kosten voor stookolie worden volledig op basis van leveringsfacturen verwerkt. Verbruiken en kosten worden toegewezen aan de periode die verstreken is sinds de vorige levering. Het spreekt voor zich dat de interpretatie hiervan minder nauwkeurig kan geschieden t.o.v. aardas en warmte waarbij het verbruik effectief gemeten en op basis hiervan afgerekend wordt. Figuur 3toont ons de evolutie van het brandstofverbruik en bijhorende kosten over de periode 27-211. Om jaren met een strenge winter en jaren met een zachte winter met elkaar te kunnen vergelijken, corrigeren we het brandstofverbruik aan de hand van graaddagen (klimaatcorrectie) 2. Zowel de reële als de gecorrigeerde verbruiken/kosten worden in onderstaande figuurweergegeven. Figuur 3: evolutie van het brandstofverbruik en kosten 27-211 125.. 5.. 1.. 4.. 75.. 3.. 5.. 2.. 25.. 1.. 27 28 29 21 211 Werkelijk verbruik Gecorr. verbruik Werkelijke kosten Gecorr. kosten Het werkelijk brandstofverbruik vertoondsinds 27 een stijgende trend, terwijl het voorbije jaar een duidelijke daling plaatsvond van 23,5%. Uit onderstaande tabel met graaddagen leiden we af dat 21 een zeer koud jaar was en dat 211 een zeer warm jaar was. De jaren 28en 29 warenop zich al relatief kouder bijvoorbeeld in vergelijking met 27. In vergelijking met deze jaren was 21 echter nog een flink stuk kouder: het aantal actuele graaddagen ligt zelfs beduidend boven de referentie graaddagen. Dat verklaart hoger genoemde stijging in het verbruik van 21. 2 De graaddagen worden niet bepaald a.d.v de klassieke 15/15 methode doch worden door Erbis berekend op basis van uurlijkse gemiddelde temperaturen en rekening houdend met bedrijfstijden (openingsuren) en interne warmte winsten. Het aldus bekomen aantal graaddagen ligt een stuk lager dan deze volgens de 15/15 methode. Het gecorrigeerde verbruik betreft het werkelijk verbruik dat herrekend wordt naar een klimatologisch referentiejaar (het referentiejaar in Erbis is gebaseerd op 3 jarige gemiddelde temperaturen en telt ongeveer 13 Erbis graaddagen).

UGent DGFB 9/18 Tabel 5 Erbis Graaddagen voor UGent 27-211 27 28 29 21 211 1.194 1.327 1.337 1.665 1.162 Het gecorrigeerd verbruik kent globaal een dalende trend dit ondanks de lichte stijging in 27. Het gecorrigeerd verbruik van 29was gelijkaardig in aan dit van 28 (+,3%). In 21 stellen we een daling van 9% vast. In 211 is de daling van het gecorrigeerd verbruik van 21 volledig te niet gedaan want er wordt een stijging van 1% vastgesteld. Waardoor het gecorrigeerde verbruik terug uitkomt op het niveau van 29. Het lager gecorrigeerd verbruik van de voorbije jaren betekent dat er per graaddag gemiddeld minder brandstof verbruikt werd. Dit betekent dat de voorbije jaren globaal de energie-efficiëntie van de stookinstallaties verbeterd is. Deze verbetering kan toegeschreven worden aan de geleidelijke toename van verwarming met stadswarmte, het geleidelijk aan vervangen van oudere gas- of stookolieketels door condenserende gasketels en het optimaliseren van de regeling van verwarmingsinstallaties. De bijzonder grote daling in het gecorrigeerd verbruik van 21 (koud jaar) en het licht hogere gecorrigeerd verbruik in 27 (warmer jaar) kunnen deels verklaard worden door het gegeven dat CV installaties globaal minder efficiënt werken in minder koude periodes. In de koude periodes zullen de installaties op het maximale rendement werken, maar het is niet zeker dat de gevraagde prestatiesop alle plaatsenworden gehaald. Daarbij komt dat in de relatieve warme wintermaanden er goed kan verwarmd worden en misschien op sommige plaatsen te veel, waardoor het gecorrigeerde verbruik dan toeneemt. Op analoge wijze toont Figuur 3 werkelijke en gecorrigeerde kosten. De werkelijke kosten vertonen een schommelend verloop t.g.v. de daling in 27van het werkelijke verbruik. Waar zich in 28 een sterke stijging van de werkelijke brandstofkosten voor doet, nl. met 29,2 %, zien we deze in 29 terug dalen met 12%. In beide gevallen is de hoofdoorzaak te vinden bij de evolutie van de brandstofprijzen. In 21 liggen de werkelijke kosten terug hoger, +15 %, vnl. door de stijging van het werkelijke verbruik. In 211 daalden de werkelijke koster terug met 7,8% door dat er weinig brandstof verbruikt werd. De evolutie van de gecorrigeerde kostenis in stijgende lijn tot in 28.In het jaar 27 is de stijging beperkt tot 4,8 % terwijl in 28 de stijging oploopt tot bijna 16%, maar minder groot is dan deze van de werkelijkekosten. Dit komt door de daling van het gecorrigeerde verbruik. In 29 stellen we terug een daling vast van de gecorrigeerde kosten, nl. 13%, bij een gelijkblijvend gecorrigeerd verbruik. Dit komt door de daling van de brandstofprijzen. In 21 zien we opnieuw een daling van de gecorrigeerde kosten, nl. 7,5%, analoog aan de daling van het gecorrigeerde verbruik. In 211 echter stegen de eenheidsprijzen van de verschillende brandstoffen waardoor de gecorrigeerde kost steeg met 32,7% tov 21

Warmte (kwh) UGent DGFB 1/18 In onderstaande figuur bekijken we vervolgens de evolutie per type brandstof (aardgas, stookolie en warmte) over de periode 27 211, aan de hand van het gecorrigeerde verbruik. Figuur 4: evolutie van het gecorrigeerd brandstofverbruik 27 211, per type brandstof. 12.. 1.. 8.. 6.. 4.. 2.. 27 28 29 21 211 Aardgas Stookolie Warmte De evolutie van de brandstofsoorten kenmerkte zich in het verleden door een geleidelijke vermindering van het aandeel stookolie en in mindere mate - het aandeel aardgas ten voordele van het aandeel stadswarmte. De verdeling van de brandstofsoorten in 27 is gelijkaardig aan 26. In 28 is vooral een afname van het gecorrigeerd stookolieverbruik vast te stellen. Deze wordt niet gecompenseerd door een toename bij de andere brandstofsoorten, integendeel, ook hier is een lichte afname aanwezig. In 29 zien we zowel een lichte afname van het stookolieverbruik als van het warmteverbruik en een toename van het gasverbruik. Voor 21 geldt uiteraard een lager gecorrigeerd verbruik voor alle brandstof soorten zoals hoger toegelicht. In de verhouding tussen de soorten stellen we vast dat het aandeel stookolie verder daalt ten gunste van het aandeel gas. In 211 steeg het gecorrigeerd warmteverbruik met 13%, stookolieverbruik met 36% en aardgasverbruik met 4%. Vooral het stookolieverbruik is erg veel gestegen en dat is voor een belangrijk deel te wijten aan het verhoogd verbruik van het Complex Ledeganck in 211.

Kosten (c /kwh) UGent DGFB 11/18 Tenslotte bekijken we de specifieke energiekosten voor de verschillende soorten brandstoffen. Onderstaande figuur toont de gemiddelde specifieke energiekost voor UGent die men bekomt door de effectief gefactureerde bedragen te delen door de gefactureerde verbruiken. Figuur 5 : evolutie van de specifieke brandstof kosten: 27-211 7 6 5 4 3 2 1 27 28 29 21 211 Aardgas Stookolie Warmte SPE Warmte UZ De specifieke kostprijs voor aardgas bedraagt in 273,6 ceur/kwh hetgeen een lichte daling is t.o.v. 26 (-2,4 %). In 28 daarentegen doet zich een sterke stijging voor met 37 % tot 4,94 ceur/kwh. Na de piek in 28 daalt de gasprijs in 29 terug met 12 % tot 4,3 ceur/kwh. Hij blijft gemiddeld op hetzelfde niveau in 21.In 211 steeg deze prijs opnieuw naar het niveau van 28, een prijsstijging van 2%. Voor stookolie is de specifieke kostprijs in stijgende lijn sinds 25 met een jaarlijkse stijging van 1 à 11%. In 29daarentegen kent de stookolieprijs een fikse daling van 28 % met een gemiddelde van 4,24 ceur/kwh. In 21 tekenden we terug een stijging op van 3 % met een gemiddelde van 5,53 ceur/kwh. In 211 werd deze lineaire prijsstijging verder gezet te een gemiddelde prijs van 6,95 ceur/kwh. In de figuur valt verder het verschil op tussen de twee warmte leveranciers, nl. SPE (stadswarmte) en U.Z. (enkel home Boudewijn): Kostprijs warmte SPE: 5,25cEUR/KWh Kostprijs warmte UZ: 3,4cEUR/KWh De kostprijs voor warmte van het UZ volgt de evolutie van de gasprijs, echter niet met dezelfde percentages. In 27 is de specifieke kost voor UZ warmte gedaald met 12,4 %: de energiekost is gedaald voor UZ dankzij de ingebruikname van de energierecuperatie van de IVAGOverbrandingsinstallatie. In 28 is de warmteprijs terug gestegen t.g.v. de stijgende gasprijzen. De stijging t.o.v. 27 bedraagt 22,6%. In 29 kennen terug een dalingmet 18 %, een grotere daling dus dan deze van de gasprijs.net als de gasprijs bleef ook de UZ warmte prijs in 21 op hetzelfde. In 211 steeg de gasprijs terug bijgevolg steeg de warmte prijs van het UZ met 18,5 %

Kosten (c /kwh) UGent DGFB 12/18 De specifieke kostprijs voor SPE stadswarmte is de voorbije jaren eveneens in stijgend lijn. De stijging is het grootst in 27 met 1,5 %. In tegenstelling tot de andere brandstoffen blijft in 28 de stijging beperkt tot 4,6 % en kennen we in 29 geen daling maar toch een zij het beperktere stijging (2%). In 21 stellen we wel een daling vast met 1,5 %. Deze daling werd in 211 terug teniet gedaan met een stijging van 11,5% Uit bovenstaande figuur zou men kunnen afleiden dat het toepassen van stadswarmte (SPE) per kwh duurder is dan aardgas. Deze vergelijking kan men echter niet zomaar maken op basis van deze cijfers. Om deze vergelijking te maken dient men rekening houden met het rendement van de verwarmingsinstallaties, zodat de kostprijs per hoeveelheid nuttige warmte bekomen wordt. Volledigheidshalve dient men tevens de afschrijvingskosten van de installaties in rekening brengen, alsmede de operationele kosten. In onderstaande figuur geven we de specifieke kost per nuttige energie. Hierbij gaan we uit van de volgende gemiddelde rendementen van de stookinstallaties: Stookolie: 75% Gas: 8% (klassiek) Gas: 9% (condenserend) Warmte: 98% (enkel een warmtewisselaar) Figuur 6 : evolutie van de specifieke brandstof kosten nuttige energie: 27-211 1 9 8 7 6 5 4 3 2 1 27 28 29 21 211 Aardgas Aardgas C Stookolie Warmte SPE Warmte UZ In deze simulatie blijkt de specifieke kost van stadswarmte een stuk gunstiger gepositioneerd. De specifieke kost van stadswarmte benadert vanaf 26 deze van aardgas en ligt lager dan deze van stookolie. Rekening houdend met het betere rendement van condenserende gasketels blijft de specifieke kost van aardgas in dat geval iets goedkoper dan stadswarmte, behalve bij de piekende gasprijzen in 28. Op basis van hoger vermelde rendementen ligt de specifieke kost van de verschillende brandstofsoorten voor 29 niet ver uit elkaar. Dit geldt ook in 21 voor gas en warmte (resp. 5,4 en 4,7 ceur per kwh nuttige warmte), echter het verschil met stookolie wordt groter. Van 211 bevindt zich de kost van nuttige warmte stadsverwarming onder deze van aardgas, de kost van aardgas en SPE stadsverwarming in mekaars buurt, warmte afkomstig van UZ is duidelijker goedkoper, terwijl de stookolie sneller duurder wordt dan de andere brandstoffen.

eenheidsprijs c /kwh UGent DGFB 13/18 Bekijken we tenslotte in onderstaande figuur de evolutie van de brandstofprijzen (ceur/kwh) over de periode 28-211. In deze figuur kan men de prijzen in de zomermaanden niet onderling vergelijken aangezien er in de eenheidsprijs van de warmte een grote vast kost zit die in de wintermaanden slechts enkele percentages van het factuurbedrag bedraagt maar in de zomermaanden is die vaste kost soms meer dan 5% van het factuurbedrag. Figuur 7 : evolutie van de brandstofprijzenover 28 211 12 1 8 6 4 2 Stookolie gas warmte In figuur 7 wordt duidelijk dat de prijs van aardgas en warmte minder onderhevig is aan prijsschommelingen dan deze van stookolie. De prijs van aardgas en warmte volgt met vertraging en voor een percentage de marktprijs van de stookolie. In mei 28 maakt de gasprijs een sprong van ruim 31% en in oktober met bijna 12 %. Naar het jaareinde van 28 zet zich terug een daling in die zich begin 29 sterk zal doorzetten t.g.v. de daling van de stookolieprijs in het najaar. Met name in januari en april zien we een fikse daling, waarna de gasprijs ongeveer op hetzelfde niveau blijft, met een lichte stijging naar het jaareinde toe. Deze stijgende trend zet zich door in 21 en 211. De stijgende trend van de stookolieprijs die in 27 reeds aanwezig was, zet zich in 28verder door. Naar de zomer toe piekt de stookolieprijs tot 8,8cEUR/kWh om nadien een sterke daling in te zetten: eind 28 is de prijs gedaald met 26 % t.o.v. het begin van het jaar. Deze daling is ondermeer het gevolg van een verminderde marktvraag door de economische crisis. Begin 29 zet deze daling zich nog licht door, om in de rest van het jaar langzaam terug te stijgen. In 21 is in het voorjaar en najaar terug een sterke stijging vast te stellen. Eind 21 is de prijs gestegen met 25 % t.o.v. het begin van het jaar. Dezelfde stijging met 2% zet zich door in 211. De eenheidsprijs warmte (SPE) kent een licht stijgende trend in 28. Deze stijging neemt toe rond de jaarwisseling om vervolgens vanaf april 29 om te slaan in een daling van de warmteprijs. In 21 is de warmteprijs vrij stabiel gebleven, de eenheidsprijs is iets hoger op het einde van het jaar tov het begin. In 211 steeg de prijs met 1% tot van het begin van 211.

Kosten ( ) UGent DGFB 14/18 4.4. Evolutie van het elektriciteitsverbruik/kost Onderstaande figuur toont ons de evolutie van het elektriciteitsverbruik en bijhorende kosten over de periode 27-211. Figuur 8 : evolutie van het elektriciteitsverbruik en kosten 27-211 6.. 6.. 5.. 5.. 4.. 4.. 3.. 3.. 2.. 2.. 1.. 1.. 27 28 29 21 211 Verbruik Kosten Het elektriciteitsverbruik kent de voorbije jaren een licht stijgende trend met toenames van achtereenvolgens 1,7%,,6 %, 2,1 %, 1,5 % en 1,8. Het verbruik in 211 is t.o.v. 27 met ongeveer 6 % gestegen. Bij de vergelijking van de kosten met het verbruik in Figuur 8, valt vooral de fikse stijging van de kosten in 28 op: ondanks gelijkaardig verbruik stijgen de kosten met 21 % t.o.v. 27. Dit is te wijten aan de algemeen piekende energieprijzen in het najaar van 28. Zowel in 29als in 21 dalen de kosten telkens met ruim 1 %. In 211 was er terug een stijgende trend in de elektriciteitsprijzen waardoor de elektriciteitskost met 14% is gestegen. De redenen voor de sterk stijging van de globale elektriciteitsfactuur is de ongunstige marktprijs op datum van aankoop vooral deze van kwartaal 4 en anderzijds wordt de eenheidsprijs gedrukt door de lagere eenheidsprijs van de aangekochte groene stroom afkomstig van de windturbines te Melle (8,cEUR/kWh). De windturbines bevoorraden de Campus Ardoyen; dat is ongeveer 24% van het elektriciteitsverbruik van UGent. 76% van het elektriciteitsverbruik van de Campus Ardoyen wordt rechtstreeks gedekt door opgewekte elektriciteit van de 3 windturbines, de overige 24% is het restprofiel dat eveneens bij de elektriciteitsleverancier van de windturbines wordt aangekocht. De eenheidsprijs van de algemene overige aangekochte elektriciteit is 11,9cEUR/kWh.

Kosten (c /kwh) UGent DGFB 15/18 Figuur 9 : Overzicht van de windturbines in 211 Figuur 1 geeft de evolutie weer van de specifieke elektriciteitskost. Figuur 1 : evolutie van de specifieke elektriciteitskosten: 27-211 13 12 11 1 9 8 7 6 5 4 3 2 1 27 28 29 21 211 Elektriciteit

Kosten (c /kwh) UGent DGFB 16/18 In 29 zakt de specifieke elektriciteitskost terug tot 11,26 ceur/kwh, hetgeen een daling is met 12,2 % t.o.v. 28, maar blijft wel een stuk boven het niveau van 27, nl. 5,6 %. Onderstaande figuur toont in het eerste kwartaal nog een stijgende eenheidsprijs, gevolgd door een sterke daling vanaf april waarbij de eenheidsprijs tot oktober zelfs beneden het niveau van 25 blijft. Na de stijging in het najaar 29 daalt de eenheidsprijs terug in april 21, waarna hij langzaam opklimt. De gemiddelde specifieke elektriciteitskost over 21 bedraagt 9,93 ceur/kwh hetgeen 11,8 % lager is dan in 29 en tevens de laagste waarde is over de voorbije 5 jaar. 211 vertoont over het algemeen een stijging in de maandelijkse eenheidsprijs met een goedkoop 3 de kwartaal en een relatief duur 4 de kwartaal. Het verschil in kosten heeft te maken met het moment van aankoop. Figuur 11 : evolutie van de specifieke elektriciteitskost over 28 211 18 17 16 15 14 13 12 11 1 9 8 7 6 5 4 3 2 1 jan 28 apr jul jan 29 mei sep jan 21 mei sep jan 211 mei sep Elektriciteit

Water (m3) Kosten ( ) UGent DGFB 17/18 4.5. Evolutie van het waterverbruik/kost Onderstaande figuur toont ons de evolutie van het waterverbruik en bijhorende kosten over de periode 27-211. Figuur 12 : evolutie van het waterverbruik en kosten 27-211 4. 1.. 35. 875. 3. 75. 25. 625. 2. 5. 15. 375. 1. 25. 5. 125. 27 28 29 21 211 Verbruik Kosten Het waterverbruik vertoont de laatste jaren een dalende trend. In 27 is het waterverbruik gedaald met 6,8 % en dit dankzij intensieve waterbesparingscampagnes.de dalende trend wordt in 28even onderbroken met een lichte stijging van het verbruik met 3,2 %. In 29 zien we terug een daling van het verbruik met 4,9% t.o.v. 28 en 1,9% t.o.v. 27. Het waterverbruik van 21 is gelijkaardig aan dit van 29 (-,4 %). In 211 ligt het verbruik 3,6% lager dan het vorige jaar. De waterkosten zijn in 27 gedaald, echter niet zo sterk als het waterverbruik, nl. slechts 2,5 %. In 28zien we een stijging van de waterkosten die gelijklopend is met de stijging van het verbruik, nl. ongeveer 3 %. Ondanks de daling van het verbruik in 211 stijgen de waterkosten met ruim,6%. Onderstaande figuur, waarin het verloop van de specifieke kost van water wordt getoond, bevestigt de evolutie van de waterkosten over de voorbije jaren.

Kosten ( /m³) UGent DGFB 18/18 Figuur 13 : evolutie van de specifieke waterkosten: 27-211 3,5 3, 2,5 2, 1,5 1,,5, 27 28 29 21 211 Water Na een lichte stijging in 27 met ongeveer 4 %, blijft de specifieke kost in 28ongeveer op hetzelfde niveau (2,61 EUR/m³). In 29 stijgt de specifieke kost met 2 % tot 3,16 EUR/m³ en in 21 met 1,9% tot 3,22 EUR/m³. Deze prijsstijging werd in 211 verdergezet met 4,5%.