1. Le jeu de dames des articles et des noms A1 bepaald en onbepaald lidwoord voornaamwoorden / zelfstandige naamwoorden:



Vergelijkbare documenten
GRAMMAIRE DE BASE FRANS VOOR DE LAGERE SCHOOL

III. L adjectif. III. L adjectif. 1. Accord de l adjectif 1.1 L adjectif prend s 1.2 L adjectif + E 1.3 L adjectif substantivé

J aimerais savoir. Que je suis content! Pourrais-tu parler plus lentement? Bouger me fait mal.

Talenquest Frans 2thv: Grammatica

Aantekening Frans les pronoms personnels

UNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté!

Hôtel Eurocatering. 26 oct. Sauna 24, , oct. Petit-déjeuner 14, ,50. Sous-total 3645,25 TVA 21% 765,50.

basiszinnen spreekvaardigheid

Comprendre et se faire comprendre commence par s exprimer en néerlandais

17609_Manual_zet in en win.indd :03

Samenvatting Frans Grammaticatijden

Chapitre 4, Ensemble!

pagina 1 van 5 VAN IN

4 nummer 1 nummer 2 nummer 3

SECTION 7. LES PRONOMS PERSONNELS de persoonlijke voornaamwoorden

Spreek Nederlands tijdens de koffiepauze. Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens een vergadering.

U21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon.

Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens een vergadering. Spreek Nederlands tijdens de koffiepauze.

INHOUDSTAFEL. Les 1 Terug naar school! Les 2 Na school TAALCHECK. Les 3 Je ziet er goed uit! Les 4 - Vakantie... Schiet in actie!

Exercice A Vocabulaire F-N I Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. II Noteer het juiste woord en vertaal het in het Nederlands.

pendant le mieux serait de il vaut mieux

6,6. Begrippenlijst door Jessy 1095 woorden 25 juni keer beoordeeld. Grandes Lignes Phrases Clés. Hoofdstuk 1. Ça va? = Hoe gaat het?

Taalregels. Praten, hebben, zijn, gaan, De werkwoorden

Frans grammatica hoofdstuk 1 en 2

Zich voorstellen. Hoofdstuk 1 Chapitre 1. Se présenter OBJECTIFS

Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens je volgende vergadering. Utilisez 3 phrases en français pendant votre prochaine réunion d équipe.

Box and Blocks Test Of Manual Dexterity

Vandaag met de fiets? Waarom ook niet morgen naar het werk, naar de sportclub of om je boodschappen te doen?

J' à Amersfoort, Lindenlaan 23.

En action 6. Woordtrainer. Salut! Ga naar voor meer informatie.

Samenvatting Frans Stencil Franse tijden

Référentiel grammaire : «Bouwstenen»

LEXIQUE DE BASE FRANS VOOR DE LAGERE SCHOOL

15 et qui paie le loyer?

geen voorzetsel in het NL iemand antwoorden répondre à qn ( = quelqu'un = iemand )

Voyage Logement. Logement - Trouver. Logement - Réserver. Demander son chemin vers un logement

3 L adjectif Het bijvoeglijk naamwoord

Voudriez-vous me faire savoir si vous pouvez nous recevoir dans votre hôtel le 16 août dans l après-midi?

Paper 4 Betere voorbereiding voor minder fouten bij schrijfopdrachten Frans

Hoe snel. ben jij? Serez-vous assez rapide? Spelregels. Règles du Jeu min _Manual_5se.indd :02

Bonjour, Amicalement. Peter SE PRÉSENTER (2DE GRAAD BSO)

Voorbeelden van taaltaken

Wie helpt? Weet je het nog? Luister en kies de juiste foto. Datum:... Klas:... Naam:... Voornaam:...

E. Cours 4: Mes goûts

Quel travail font tes parents? Ma mère travaille à la maison et mon père travaille dans une office. Welk

Alberta Language and Development Questionnaire (ALDeQ) Johanne Paradis, University of Alberta

Leerinhouden Mélange 2.1

Le transfert de la magnifique collection des livres français vers l OBA de cette année est une énorme valeur ajoutée pour tous les Amstellodamois!

Style 21 ROBE. fashion. Juillet 2017 FOURNITURES

Spandoeken met ringen Bâches et banderoles avec œillets

Unité 6 Diagnose Kopieerblad 1

Antwoorden thème 2 Après le bac

Le comptable-fiscaliste de demain : un consultant? De boekhouder-fiscalist van morgen : een consultant?

Ce précis grammatical s'adresse à tout public francophone (souhaitant actualiser ses connaissances grammaticales en néerlandais) et en particulier

NUCLEAIR RISICO? BEREID JE VOOR! Meer tips op Informeer je op

FABULOUS CHIC WINTER LODGE CHRISTMAS MORNING BALANCED WHITE

RailTime : l info vous accompagne!

Samenvatting Frans Franconville tape 9

Quelle est votre fonction actuelle? Quelles sont les missions de votre organisme? Quelles sont vos tâches personnelles?

WAT MOET JE WETEN VOOR HET TAALDORP FRANS?

l'argent Donne. L'argent! pris J'ai pris mon suppositoire. Dépêche-toi! sûr - T'es sûr? Je connais quelqu'un qui peut. Merci Merci. Au revoir.

Siemens SITRAIN Institute Mode d emploi Website

Opdracht A1/A2 EERSTE RONDE TOP 50 FRANCOPHONE

Vakantietaak Nederlands

Voyage Logement. Logement - Trouver. Logement - Réserver. Waar kan ik vinden? Demander son chemin vers un logement

Barema's op 01/09/2008 Barèmes au 01/09/2008

Ballonnen Ballons. Taal. Langue. Nederlands. Français

Installatie van versie 2.2 van Atoum

LESVOORBEREIDINGSFORMULIER (LVF)

Mogelijke 'vragen' mondelinge examens zesde leerjaar (per 4 contacten):

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

Bon, mon! S! 6. Au! / S! 7 V. / C'. 8 P! 9 M. 9

22490 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

Vendredi le dix-huit de cembre 2015.

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît?

Inleiding 10 Downloads bij dit boek 12

NOM, Prénom :. Dit is een schrift. Dit is een boek. Dit is een papier Dit is een blad. Dit is een schoen. Dit is een schoe. Dit is een schoon.

DREAMS NATURE GLAMOUR WINTER

Vernieuwde reeks volgens het ritme en de vereisten van de nieuwe eindtermen en leerplannen In september 2013 kunt u aan de slag met de nieuwe Branché

WAT MOET JE WETEN VOOR HET TAALDORP FRANS?

LE SUBJONCTIF OU L'INDICATIF

Grande enquête IPCF - Grote enquête BIBF

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie

VERKLARING VAN WOONPLAATS

elke hap telt! 11 mei 2012 doe mee! participe! Chaque bouchée compte! 11 mai 2012 World Fair Trade Day

VOCABULAIRE FRANCOFAN 1 MODULE 1 5. bonjour goeiedag voilà daarzo. salut hallo voici hierzo. oui ja aussi ook. non nee d accord ok.

Objectif général J aime lire ce livre O O O O O. Je peux comprendre un roman sous forme de récit de voyage de quelqu un de mon âge

Exercice 18a De Franse schooldagen zijn lang (omdat er meer lesuren zijn dan in andere landen).

Spandoek met tunnelzoom-dubbelzijdig Bâches et banderoles avec fourreaux, impression recto-verso

Toetsen juni Wat moet ik leren voor. Frans. Toetsenplanning juni de leerjaar De eik Wellen

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen

Spandoek met tunnelzoom-enkelzijdig

52686 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

Le Français des vacances. Niveau

Servetten Serviettes. Langue. Taal. Nederlands. Français

Chers parents, Les examens approchent

Kennismaken met AIM Introductie. Janny Spreen Dr. Nassau College, loc. Gieten 31 maart 2016

Unité 3 Diagnose Kopieerblad 1. Bon! Je kunt in het Frans tot en met 39 tellen. 17,

J' à Amersfoort, Lindenlaan 23.

AAN DE ANDERSTALIGE OUDERS VAN KINDEREN IN DE SCHOLEN VAN TERVUREN

Transcriptie:

Inhoudsopgave Voorwoord I Le substantif 12 1. Le jeu de dames des articles et des noms A1 bepaald en onbepaald lidwoord voornaamwoorden / zelfstandige naamwoorden: 12 geslacht en getal 2. Le tennis parlé des métiers A1 beroepsaanduidingen mannelijk, vrouwelijk 3. La course contre la montre A1 B1 mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden indelen aan de hand van de uitgang 15 16 II L adjectif 18 4. La phrase vivante A1 zinsbouw plaats in de zin van het bijvoeglijk naamwoord 18 5. Discussion : le jeu des comparaisons A1 vergrotende trap 20 6. Pour faire connaissance : se saluer, se présenter, se comparer A1 A2 vergrotende trap elkaar begroeten: se serrer la main / se faire la bise zich voorstellen: Je m appelle et toi? / J habite 21 près d ici. Et toi? 7. Vive les soldes! C est moins cher et c est plus sympa! A1 A2 vergrotende trap vragen: Est-ce que? / Combien coûte? woordenschat: les vêtements shoppen: taille, pointure, matière, essayer, choisir, 22 payer 8. Discussion : le jeu des superlatifs! A1 overtreffende trap vergelijken van meerdere voorwerpen zijn mening geven: moi, je pense que / personnellement, je / à mon avis 9. Le super quiz des superlatifs A1 A2 overtreffende trap herhaling van woordenschat: géographie, tourisme 10. Débat : Pour ou contre l aéroport? A1 B1 vergrotende trap le futur zijn mening geven: je pense que / à mon avis / d après les spécialistes discussiëren: d un côté de l autre / c est vrai mais / tu as raison mais 24 25 26 III L adverbe 28 11. Mimez et devinez A1 bijwoorden op -ment 28 12. Le trio des adverbes A1 A2 gebruik van bijwoorden 29 5

IV Les déterminants 30 13. Devinettes A1 les partitifs herhaling van woordenschat: l alimentation 30 14. Je le mets sur ma tête! Qu est-ce que c est? A1 bezittelijke voornaamwoorden het menselijk lichaam 31 kleding accessoires: lunettes, bague, chaîne, collier, oreillettes, boucles d oreilles 15. Les phrases mélangées A1 A2 les adjectifs possessifs les adjectifs démonstratifs 16. Le jeu de dames des adjectifs possessifs A1 bezittelijke voornaamwoorden woordenschat: les objets, les vêtements 17. Ma famille, mes amis, mes voisins A1 herhaling en gebruik van bezittelijke voornaamwoorden woordenschat: la famille 32 32 34 V Les prépositions 35 18. Trouvez les 9 différences A1 voorzetsels ontkenning: ne pas woordenschat: les meubles, le corps 19. Memory A1 voorzetsels: sur, sous, dans, derrière, devant, entre, à côté de, à droite, à gauche onzekerheid uitdrukken: il me semble que / je ne suis pas sûr(e) mais je pense que woordenschat: la plage 20. Le quiz de géographie : villes et pays A1 voorzetsels: à Rotterdam, en France, au Caire, aux Pays-Bas, aux États-Unis landen en steden 21. Où est-ce? Et qu est-ce que c est? A1 voorzetsels woordenschat: les objets quotidiens 22. Une photo trois souvenirs! A1 A2 penser à / se souvenir de / ça me rappelle voor gevorderde groepen: le passé composé, 35 36 37 38 39 l imparfait 23. Sondage Vos vacances : Où? Quand? Comment? A1 A2 voorzetsels: à, dans en été, en hiver, en automne, au printemps en famille, en groupe, en couple, avec des amis 40 faire du sport, jouer à voyager en voiture, en train, en avion, en bateau, à pied vragen, intonatie woordenschat: les vacances 24. Jeu de cartes des verbes à prépositions A1 A2 werkwoorden met voorzetsels: à, de le présent 42 25. Le poème : J ai rêvé de A1 rêver de / avoir besoin de / avoir envie de 44 6

VI Les pronoms 45 26. Le loto des pronoms A1 voornaamwoorden: y, en, le, la, les, lui, leur 45 27. Jeux de rôles : C est le tien ou le mien? A1 A2 bezittelijke voornaamwoorden s excuser, remercier, s expliquer 28. La phrase vivante A2 persoonlijke voornaamwoorden zinsbouw 29. Le trio des pronoms indéfinis A2 onbepaalde voornaamwoorden: tout le monde, tout, personne, quelqu un, rien, quelque part, partout 30. Les définitions A2 betrekkelijke voornaamwoorden: qui, que, où, quelqu un qui / que, quelque chose qui / que, un endroit où 31. Les phrases mélangées A2 onbepaalde voornaamwoorden: tout le monde, tout, personne, quelqu un, rien, quelque part, partout 46 48 50 51 52 32. Devinettes A2 betrekkelijke voornaamwoorden: qui, que 54 VII La négation 55 33. Menteur! Menteuse! Ce n est pas vrai! A1 ne pas 55 34. J aime, je n aime pas A1 ontkenning over smaken en voorkeuren praten intonatievraag, vraag met est-ce que 35. Discussion : C est l horreur! A1 ontkenning: ne pas / ne jamais / ne ni ni over smaken en voorkeuren praten je mening geven: je suis d accord / je ne suis pas 56 57 d accord 36. Qu est-ce que vous n avez jamais fait et que vous aimeriez faire? A1 A2 ontkenning in de passé composé: je n ai jamais fait / je n ai pas encore fait / je ne suis jamais allé(e) / je ne suis pas encore allé(e) over wensen praten: j aimerais / je voudrais 58 bien VIII L interrogation 59 37. Le jeu des petits chevaux : Des questions pour se connaître A1 vragen, vragend voornaamwoord herkennen over jezelf praten 59 38. À la brasserie : commander un repas A1 vragen met est-ce que / qu est-ce que iets bestellen in een restaurant 39. À quoi je pense? A1 B1 vragen: Est-ce que? / Qu est-ce que? / Où? / Quand? / À quoi? 40. Testez vos connaissances A1 B1 vragen: Comment? / Où? / Qu est-ce que? / Quand? / Pourquoi? / Quel, quels, quelle, quelles? / Qui? / Combien? 60 61 61 7

41. Mes habitudes : est-ce que toi aussi tu? A1 vragen bijwoorden en uitdrukkingen van frequentie: toujours, souvent, de temps en temps, jamais woordenschat: les actions de la vie quotidienne 62 42. Les petites annonces : À vendre! A1 A2 vragen: Est-ce que? / Comment? / En quoi? / De quelle couleur? / Quelles dimensions? / Quelle taille? / Combien? woordenschat: les meubles, les vêtements Au téléphone : Je voudrais parler à / Un instant, 64 je vous le / la passe. C est à quel sujet? / Je vous appelle au sujet des annonces. 43. L interview A1 A2 vragen 66 IX Les connecteurs 67 44. Trio : cause, conséquence, but A1 A2 exprimer la cause, la conséquence, le but 67 45. De la phrase au texte A2 B1 onderschikkende voegwoorden woordenschat: les langues, le créole 68 46. Alors? Pourquoi? Donc? A1 A2 exprimer la cause, la conséquence, le but 70 X Les conjugaisons 72 47. Trio des conjugaisons A1 B1 herhaling werkwoordvervoeging in le présent, le passé composé, le futur 48. Mimez! A1 Il / Elle est en train de Il / Elle va Il / Elle vient de 72 73 XI L impératif 74 49. Les mots cachés de l informatique A1 B1 gebiedende wijs 74 50. Le jeu de l oie des bons conseils A1 gebiedende wijs advies geven 76 XII Le passé composé 77 51. Mimez ce que vous avez fait avant d arriver au cours A1 le passé composé 77 52. À qui je pense? Est-ce qu il a fait? A1 le passé composé vragen wat iemand gedaan heeft 53. Grands hommes courtes biographies A1 A2 le passé composé een biografie schrijven 77 78 54. Fermez les yeux! Concentration et participes passés A1 B1 le passé composé 79 55. Un week-end formidable A1 A2 le passé composé 79 8

56. Les petites annonces : Jobs, CV et entretiens A1 A2 le passé composé, l imparfait vragen, zich voorstellen over jezelf praten: parler de ses études, de ses 80 expériences, de ses intérêts XIII L imparfait 82 57. C était la première fois A2 le passé composé, l imparfait zich herinneren: décrire comment c était à cette 82 époque-là 58. Situations incroyables mais vraies! Expliquez-vous! A1 B1 le passé composé, l imparfait exprimer la cause, la conséquence, le but : parce que, à cause de, alors, pour, afin de vragen 82 zich rechtvaardigen 59. Les anachronismes A2 l imparfait 84 60. Souvenirs, souvenirs! A2 l imparfait 85 61. Ma vie et notre vie A1 A2 le passé composé, l imparfait les évènements de la vie 86 XIV Le gérondif 87 62. Il lit en mangeant A2 B1 le gérondif : formation et emploi 87 XV Le futur 88 63. Préparez votre prochain voyage A1 A2 le futur over een plan/planning praten een reis voorbereiden 88 64. Le jeu de l oie des bonnes résolutions pour le futur A2 le futur, le passé composé 90 65. Les dix commandements A1 le futur, l impératif 91 66. Faites votre inscription A2 le futur demander des renseignements donner ses coordonnées 92 67. Le poème collectif : Qui vivra, verra A2 le futur 95 XVI Le conditionnel 96 68. Un peu de politesse, s il vous plaît! A1 A2 le conditionnel usage de politesse 96 9

XVII La condition et l hypothèse 98 69. Du tac au tac A2 la phrase conditionnelle 98 70. Si j étais lui A2 B1 l hypothèse : si j étais (imparfait), je ferais (conditionnel) 100 71. La chaîne des catastrophes A2 B1 faire des hypothèses 101 72. Un voyage ou des études? A2 B1 la phrase conditionnelle : si tu fais, tu pourras donner des conseils : à ta place je ferais je mening geven: à mon avis / personnellement, 102 je pense que discussiëren: je suis d accord / je ne suis pas d accord / tu as raison / tu as tort XVIII Le discours indirect 104 73. Le message A1 B1 le discours indirect au présent : elle dit que / elle demande pourquoi / elle demande si le discours indirect au passé : la concordance des 104 temps 74. Si j ai bien compris, il a dit que A2 le discours indirect : la concordance des temps 105 XIX Le subjonctif 106 75. Mon vœu le plus cher B1 le subjonctif pour que il faut que 106 76. Le poème collectif : Pour un monde meilleur B1 le subjonctif j aimerais que / je voudrais que 107 XX Révision générale 108 77. Le petit Chelem A1 A2 herhaling: le présent, le passé composé, le futur les accords au pluriel l interrogation, la négation 108 Bronvermelding 111 10

Voorwoord Voorwoord Het doel van deze 77 communicatieve activiteiten is om de grammaticale leerstof op speelse wijze te herhalen. Daarbij is de leerstof ingedeeld in grammaticale thema s. Het overgrote deel van de activiteiten heeft een basisniveau. Toch kunnen de activiteiten ook in gevorderde groepen gebruikt worden, omdat de communicatie voorop staat en de eisen die aan het toepassen van de grammatica gesteld worden, opgeschroefd kunnen worden. Elk spel duurt ongeveer tien minuten. Langer durende spelen kunnen zo nodig in tweeën gedeeld worden. De volgende spelvormen komen voor: interactieve spelen, die de spelers de mogelijkheid biedt om in dialogen of gesprekken informatie, ervaringen en voorkeuren uit te wisselen over verschillende onderwerpen en thema s discussies en debatten rollenspelen wedstrijden per team zoals trio, quiz, pèle-mêle, le triangle magique, le petit chelem gezelschapsspelen zoals le jeu de dames, le jeu de l oie, les jeux de cartes. Opbouw van de activiteiten Bij elk spel staan het leerdoel of de leerdoelen, het benodigde materiaal, de voorbereiding en het verloop aangegeven. Ter verduidelijking staan er meestal een aantal voorbeelden. Bij sommige activiteiten staan meerdere thema s of onderwerpen, zodat de activiteit in een andere context opnieuw uitgevoerd kan worden. De voorbereidingstijd is minimaal. Meestal is het genoeg om het kopieerblad te kopiëren en aan de spelers te geven of de kaartjes van het kopieerblad uit te knippen of door de spelers te laten uitknippen. Aard van de activiteiten De activiteiten zijn te gebruiken als consolidatie, oefening en herhaling van de grammaticale structuren. Ze kunnen worden ingezet nadat de betreffende grammaticale structuren zijn behandeld. Aantal spelers per activiteit De activiteiten stimuleren de spelers vooral om te praten. De spelers werken in tweetallen of in (kleine) groepen. Bij wedstrijden deelt u de spelers in teams van 6 à 8 personen in. Tot slot volgt er een plenaire nabespreking waarin tweetallen, (kleine) groepen of teams hun resultaten/producten presenteren. Doel van de activiteiten De activiteiten geven de spelers de gelegenheid het geleerde te oefenen en te herhalen in verschillende situaties en spreekgelegenheden en de daarbij horende grammaticale structuren te gebruiken. Bovendien worden de spelers gestimuleerd zelf verantwoordelijk te zijn voor wat ze leren, zoals bij de quizen het geval is waar de spelers zelf creatieve ideeën moeten inbrengen. Grammatica is geen doel op zich. Belangrijk is de context waarin de grammatica wordt ingebed. De activiteiten geven de spelers de gelegenheid om grammaticale structuren op een speelse en communicatieve manier in een context toe te passen. Zo wordt de motivatie en het zelfvertrouwen van de spelers versterkt. Extra materiaal op internet Voor een aantal activiteiten zijn vierkleuren kopieerbladen beschikbaar op de website van Intertaal. Ga naar www. intertaal.nl en klik op Docenten, daarna op Extra materiaal. Log in en kies als taal Frans. Daar vindt u de kopieerbladen. 11

I Le substantif 1. Le jeu de dames des articles et des noms A1 Leerdoel bepaald en onbepaald lidwoord voornaamwoorden / zelfstandige naamwoorden: geslacht en getal Materiaal: kopieerblad 1 in A3 formaat en kopieerblad 2 in A4 formaat Voorbereiding: Knip de speelkaartjes van kopieerblad 2 uit. Zorg ervoor dat de speelkaartjes per onderwerp bij elkaar blijven. De leerlingen krijgen in tweetallen kopieerblad 1 en 12 bij elkaar horende speelkaartjes van kopieerblad 2 (les pions noirs = grijze speelkaartjes en les pions blancs = witte speelkaartjes). Verloop: Leerdoel van het spel is om het juiste lidwoord bij de zelfstandige naamwoorden te zetten. Leg uit dat de spelregels van het dammen gelden. Partner A en B van elk tweetal kiezen een kleur uit. De witte speelvelden staan voor de lidwoorden, daar worden de witte pionnen gezet. De grijze speelvelden staan voor de zelfstandige naamwoorden, daar worden de grijze pionnen gezet. Het spel kan nu volgens de damregels gespeeld worden. Let op! De speelkaarten moeten met elkaar overkomen en elkaar aanvullen: dus een zelfstandig naamwoord in het meervoud krijgt een lidwoord in het meervoud: bij élèves hoort dus des. Opmerking over de keuze van de zelfstandige naamwoorden: de woordenschat die in dit spel aangeboden wordt, moet bekend zijn. U kunt ook varianten op dit spel maken, bijvoorbeeld met woorden uit hetzelfde semantische woordveld of met woorden uit voorafgaande lessen. Consignes : En paire, chacun choisit une couleur. Si vous avez les pions blancs (les articles), placez-les sur les cases blanches. Si vous avez les pions noirs (les noms), placez-les sur les cases noires. Comme au jeu de dames, le but du jeu est de prendre des pions de votre partenaire. Pour prendre un pion d une autre couleur, il faut que les deux pions se trouvent sur des cases voisines. Mais attention : les deux pions doivent correspondre! Par exemple, un nom au pluriel doit être accompagné d un article pluriel comme «des» et «élèves». 12

Jeu de dames des articles et des noms Le tableau de jeu 2015 Intertaal, Almere/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. kopieerblad 1

Jeu de dames des articles et des noms Les pions Les pions blancs la le l un une des la les l un des les Les pions noirs l école quartier banlieue collège gymnase équipe récréation copains élèves voisine heure devoirs questions Les pions noirs le sport raquettes cordes ballon équipe planche à voile bateau vélo compétition piscine équitation adversaires joueurs Les pions noirs les spectacles répétition concert spectateurs affiche orchestre pièce enregistrements musiciens chanson acteurs film cinéma 2015 Intertaal, Almere/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. kopieerblad 2