Grenzeloos ondernemen



Vergelijkbare documenten
Bilaterale handel Vlaanderen - Colombia

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Buitenlands zeggenschap in de Vlaamse economie: een kwantitatieve analyse

De buitenlandse handel van België

7 op 10 internationale bedrijven ondervinden problemen. Vlaamse exportondersteuning onvoldoende gekend en gebruikt

FARMACIJFERS De geneesmiddelenindustrie in België : een vector voor groei. De kerncijfers

ZAKEN DOEN MET DUITSLAND. HASSELT 15 mei 2014

WAAROM IS FRANKRIJK AANTREKKELIJK VOOR NEDERLANDSE INVESTEERDERS?

Internationale handel visproducten

De handel tussen België en de Verenigde Staten: enkele cijfers.

Internationale handel in goederen van Nederland 2012

in miljoen Uitvoer Var in % Invoer Var in % Handelsbalans , ,22-355, ,01 +8,00% 1 169,25-2,98% -251,24

Uittocht uit de industrie onstuitbaar? Prof. Dr. J. Konings VIVES - KULeuven

De buitenlandse handel van België

Mijnheer de Schepen, Mijnheer Christiaens, Mijnheer Hellings, Dames en heren,

De buitenlandse handel van België

Studie over uitvoerpotentieel agrovoedingssector

De handelsbetrekkingen van België met Mozambique

Exportmonitor Het noordelijke bedrijfsleven wordt steeds internationaler

2011 7,842 5,235 2,606. Handel Vlaanderen - India (x EUR miljard)

LEEUWENDEEL VLAAMSE EXPORT NAAR EU-LIDSTATEN

De buitenlandse handel van België. - 9 maanden

Handels- en investeringscijfers Verenigd Koninkrijk-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Zwitserland-Nederland 1

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub

De buitenlandse handel van België in 2008

Handels- en investeringscijfers Ierland-Nederland 1

in miljard Uitvoer Var in % Invoer Var in % Handelsbalans ,61 6,92-3, ,26-9,80% 6,59-4,77% -3, ,81-13,71% 7,01 +6,44% -4,20

Handels- en investeringscijfers Spanje-Nederland 1

Enquête Internationalisering Rapportage Persbericht januari 2011

Handel Vlaanderen - Nieuw-Zeeland ( miljoen)

HANDELSBETREKKINGEN VAN BELGIË MET SURINAME

Nulgroei in 2014: opluchting, maar geen opleving

De buitenlandse handel van België. - 2 de semester

2018D19763 LIJST VAN VRAGEN

Handels- en investeringscijfers Canada-Nederland 1

Trans-Atlantisch vrijhandels- en investeringsverdrag

,0 192,8 356, ,1 +32,27% 224,6 +16,46% 501, ,5 +0,60% 249,7 +11,18% 480, ,3 +10,51% 242,7-2,78% 564,6

Buitenlands zeggenschap in de Vlaamse economie: een kwantitatieve analyse

In miljard Export Var in % Import Var in % ,028 11,872-8, ,915 29,32% 9,347-21,26% -5, ,917 25,59% 11,144 19,22% -6,227

Toerisme in perspectief. NBTC Holland Marketing Afdeling Research

Handels- en investeringscijfers Australië-Nederland 1

De handelsbetrekkingen van België met Bolivia

ZAKENDOEN MET RUSLAND

Ondernemerschap en tewerkstelling in België: gaan ze hand in hand?

Handels- en investeringscijfers Zuid-Korea-Nederland 1

Internationale vorderingen Nederlandse banken onder druk

Handels- en investeringscijfers Zuid-Afrika-Nederland mei 2019

Bilaterale handel Vlaanderen - Roemenië

HANDELSBETREKKINGEN VAN BELGIË MET JAPAN

De internationale handel in goederen van Nederland in 2011

Globalisering, technologische verandering en de polarisatie van de arbeidsmarkt

Handels- en investeringscijfers Brazilië-Nederland mei 2019

De buitenlandse handel van. België

Handels- en investeringscijfers Verenigde Arabische Emiraten- Nederland 1

Handels- en investeringscijfers België-Nederland juni 2019

Marktontwikkelingen varkenssector

Handels- en investeringscijfers Denemarken-Nederland april 2019

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

Delokalisatie, een element van industriële dynamiek

Handels- en investeringscijfers Canada-Nederland maart 2019

Toerisme in perspectief. NBTC Holland Marketing Afdeling Research

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

PERSCONFERENTIE. Technologische industrie blijft groeien

De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs

In miljard Export Var in % Import Var in % ,916 11,141-6, , ,99% 12, ,95% -6, ,104 +5,48% 11,876-8,06% -4,772

Toerisme in perspectief. NBTC Holland Marketing Afdeling Onderzoek

Handels- en investeringscijfers China-Nederland februari 2019

NEDERLAND. Handelsbetrekkingen van België met

HANDELSBETREKKINGEN VAN BELGIË MET DE VERENIGDE STATEN

Wijnimport Nederland naar regio

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%.

Winnaars en verliezers

Handels- en investeringscijfers Australië-Nederland mei 2019

HOOFDSTUK 2. Onze opdracht.

De Staat van Nederland Innovatieland: een gouden ei? Walter Manshanden

Bilaterale handel Vlaanderen Polen

De buitenlandse handel van België

De handelsbetrekkingen van België met Botswana

2015 was een sterk jaar voor de Belgische voedingsindustrie,

Export-update Noord- en Zuid-Amerika - juli 2014

Buitenlandse investeringen door het MKB

Handel Vlaanderen - Zuid-Afrika ( miljard)

Alternatieve energiebronnen en gevolgen voor de haven Havendebat, 2 november 2017, Coby van der Linde

De farmaceutische sector in België :

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU?

DE BUITENLANDSE HANDEL VAN BELGIË NA DE EERSTE 9 MAANDEN VAN 2011

Nederland als vestigingsplaats g voor buitenlandse bedrijven

De internationale handel in goederen van Nederland in 2004

Handelsbetrekkingen van België met. angola

HANDELSBETREKKINGEN VAN BELGIË MET NIEUW-ZEELAND

Jaarmonitor goederenvervoer

Toerisme in perspectief. NBTC Holland Marketing Afdeling Research

HANDELSBETREKKINGEN VAN BELGIË MET PARAGUAY

Toerisme in perspectief. NBTC Holland Marketing Afdeling Research

DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ Vlaamse overheid Koning Albert II-laan 35 bus BRUSSEL T F

Handels- en investeringscijfers Nederland-Verenigd Koninkrijk 1

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

België : een strategisch belangrijke biofarmaceutische hub in Europa

Transcriptie:

Grenzeloos ondernemen in Vlaanderen Een wetenschappelijk beleidsondersteunend perspectief op internationaal ondernemen.

Grenzeloos ondernemen in Vlaanderen

Grenzeloos ondernemen in Vlaanderen Een wetenschappelijk beleidsondersteunend perspectief op internationaal ondernemen

GRENZELOOS ONDERNEMEN IN VLAANDEREN Een wetenschappelijk beleidsondersteunend perspectief op internationaal ondernemen ISBN 978 90 8165 900 0 NUR 781 2011 Steunpunt Ondernemen en Internationaal Ondernemen (STOIO) STOIO, Reep 1, 9000 Gent Tel: 09 210 98 21 Redactie: Sophie Manigart Eindredactie: Tekst & Beeld, Gent Ontwerp omslag: Karakters, Gent Lay-out, zetwerk en druk: Karakters, Gent Niets uit deze uitgave mag door elektronische of andere middelen, met inbegrip van automatische informatiesystemen, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgezonderd zijn korte fragmenten, die uitsluitend ten behoeve van recensies geciteerd mogen worden.

Inhoud Woord vooraf 7 Kris Peeters, Vlaams minister-president Inleiding 9 Sophie Manigart, Vlerick Leuven Gent Management School en Universiteit Gent Iris Vanaelst, Vlerick Leuven Gent Management School Deel I: Situering van de Vlaamse economie in de wereld 13 1. Vlaanderen binnen een internationale context 13 Reinout Buysse, Vlerick Leuven Gent Management School Leo Sleuwaegen, Vlerick Leuven Gent Management School en Katholieke Universiteit Leuven Deel II: De export door Vlaamse ondernemingen 43 2. Export, innovatie en werkgelegenheidsgroei 43 Rene Belderbos, Katholieke Universiteit Leuven en Universiteit Maastricht Jan Wynen, Katholieke Universiteit Leuven 3. Het effect van het menselijk en sociaal kapitaal van de bedrijfseigenaar op de exportactiviteiten van de startende onderneming 63 Jonas Debrulle, Katholieke Universiteit Leuven Johan Maes, IESEG School of Management, Université Catholique de Lille en Katholieke Universiteit Leuven Luc Sels, Katholieke Universiteit Leuven 4. De internationalisatiestrategie van Vlaamse bedrijven 91 Els Van de Velde, Imperial College London Cyriel Vereertbrugghen, Universiteit Gent Jolien Roelandt, Universiteit Gent Bart Clarysse, Universiteit Gent en Imperial College London Johan Bruneel, Universiteit Gent en Imperial College London 5

Deel III: Buitenlandse ondernemingen in Vlaanderen 115 5. De effecten van de aanwezigheid van buitenlandse multinationale ondernemingen op de productiviteit van Vlaamse ondernemingen 115 Rene Belderbos, Katholieke Universiteit Leuven en Universiteit Maastricht Vincent Van Roy, Katholieke Universiteit Leuven 6. De attractiviteit van Vlaanderen voor O&O-investeringen door buitenlandse multinationale ondernemingen 136 Rene Belderbos, Katholieke Universiteit Leuven en Universiteit Maastricht Vincent Van Roy, Katholieke Universiteit Leuven Jan Wynen, Katholieke Universiteit Leuven 7. De post-acquisitie performantie van niet-beursgenoteerde overgenomen ondernemingen 158 Charlotte Feys, Universiteit Gent Sophie Manigart, Vlerick Leuven Gent Management School en Universiteit Gent 8. De offshoring van activiteiten door ondernemingen in Vlaanderen 177 Reinout Buysse, Vlerick Leuven Gent Mangement School Karen Geurts, Katholieke Universiteit Leuven Leo Sleuwaegen, Vlerick Leuven Gent Management School en Katholieke Universiteit Leuven Deel IV: Internationale samenwerkingsverbanden 197 9. Stimuleren van O&O-samenwerking: de impact van beleidsmaatregelen op internationale O&O-samenwerkingen in Europa (EU-15) 197 Catherine Lecocq, Katholieke Universiteit Leuven Dries Faems, Universiteit Twente en Katholieke Universiteit Leuven Bart Van Looy, Katholieke Universiteit Leuven 10. De impact van nationale en internationale technologische samenwerking op de innovatiekracht van Vlaamse ondernemingen 216 Dries Faems, Universiteit Twente en Katholieke Universiteit Leuven Bart Van Looy, Katholieke Universiteit Leuven Catherine Lecocq, Katholieke Universiteit Leuven Deel V: Conclusies en beleidsmaatregelen 231 11. Conclusies en beleidsaanbevelingen 231 Sophie Manigart, Vlerick Leuven Gent Management School en Universiteit Gent 6

Woord vooraf Het nieuwe boek van het Steunpunt Ondernemen en Internationaal Ondernemen (STOIO) komt bijzonder gelegen. Net nu we de crisis voorzichtig achter ons laten, is de roep naar meer en sterker internationaal ondernemerschap groot. De crisis heeft ontegensprekelijk aangetoond dat ook gevestigde economische handelsblokken kwetsbaar zijn. De zogenaamde groeilanden staan maar al te zeer te springen om de leiding over te nemen. In deze context van een stijgende concurrentie, en rekening houdend met het toenemende belang van ecologie en klimaat, moet Vlaanderen zich positioneren als absolute kenniseconomie. Dit kan natuurlijk niet zonder een gedegen strategie rond internationaliseren. In het kader van Vlaanderen in Actie en het Pact 2020, hebben we duidelijke en ambitieuze doelstellingen vooropgesteld: MEER exporterende kmo s marktaandeel, waarbij we het verloren marktaandeel van de afgelopen tien jaar terugwinnen export naar de groeilanden buitenlandse investeringen aantrekken We vertrekken vanuit een nieuwe economische realiteit. We herzien onze structuren en onze aanpak in een Nieuw Industrieel Beleid dat onder meer traditionele industriesectoren, zoals de textielsector, opnieuw competitief maakt. Innovatie, nieuwe waardeketens en netwerken staan centraal. Het Nieuw Industrieel Beleid kadert volledig binnen de doelstellingen van Vlaanderen in Actie en het Pact 2020, waardoor ook een breed draagvlak wordt verzekerd. Vooral ondernemerschap in de zogenaamde speerpuntsectoren, de witte (zorgsectoren) en de groene economie (energie, duurzaam materiaalbeheer ) wordt hierbij aangemoedigd. 7

Daarna valoriseren we onze kennis en kunde in de eerste plaats via de gazelles, bedrijven die steunen op innovatie en verantwoordelijk zijn voor een disproportioneel groot deel van de nieuwe werkgelegenheid. Deze zijn gericht op export en samenwerking met kennisinstellingen en universiteiten. Internationale vergelijkingen leren ons dat wij nog te weinig over zulke voortrekkers beschikken. Daarom wordt momenteel de gazellesprong uitgewerkt. Intussen zijn er negen projecten geselecteerd waarbij ondernemers beroep kunnen doen op een intensieve begeleiding om hun groei nog te versterken. Voor deze projecten heb ik in een eerste fase 1,5 miljoen euro uitgetrokken. Daarbij zorgen we vanuit de Vlaamse overheid voor een optimale informatieverstrekking over overheidsmaatregelen die de internationale groei kunnen ondersteunen. We zullen deze groeibedrijven intensief volgen en stimuleren om de vlaggenschepen te worden van onze Vlaamse economie. Tot slot stemmen we ook het economisch beleid af in functie van meer internationaal ondernemen. Het economisch instrumentarium wordt bijgesteld, waarbij kmo s 50% steun kunnen krijgen voor de realisatie van hun internationaliseringsstrategie. We maken gebruik van het uitgebreid netwerk van Flanders Investment & Trade (FIT), in meer dan 70 landen ter wereld, en verschuiven het zwaartepunt nog meer naar de groeimarkten. We doen dit onder meer door meer sensibilisering en betere informatieverstrekking naar onze ondernemers over de groeilanden. Tot slot werken we hard aan het wegwerken van gekende knelpunten, zoals minder administratie, een snellere afhandeling van vergunningsprocedures en méér fysieke ruimte om te ondernemen. Met professionele begeleiding kunnen we een ambitieuze internationale groeistrategie ten uitvoer brengen. Dit boek van het STOIO levert alvast een schat aan informatie en wetenschappelijke inzichten om een dergelijk programma met een grote kans op slagen op te zetten. Kris Peeters Vlaams minister-president Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid 8

Inleiding Sophie Manigart, Vlerick Leuven Gent Management School en Universiteit Gent Iris Vanaelst, Vlerick Leuven Gent Management School Het Steunpunt Ondernemen en Internationaal Ondernemen (STOIO) is hét kenniscentrum op het vlak van ondernemen en internationaal ondernemen. STOIO is een consortium van de Universiteit Gent, de Katholieke Universiteit Leuven en de Vlerick Leuven Gent Management School. De kennisopbouw binnen het STOIO ondersteunt de Vlaamse regering en het departement Economie, Wetenschap en Innovatie bij het uittekenen van een beleid dat ondernemerschap stimuleert. Daarnaast wordt STOIO ingeschakeld voor de doelmatigheidsanalyse van Vlaamse economische beleidsinstrumenten. Bovendien verzamelt en verspreidt STOIO kennis rond ondernemen en internationaal ondernemen en de stimulerende rol van de overheid hierin. Om deze verschillende taken optimaal te vervullen, ontwikkelt STOIO verschillende uitgebreide longitudinale databanken. Gebaseerd op deze databanken wordt beleidsrelevant fundamenteel onderzoek verricht rond drie pijlers (starten, groeien en overlaten/overnemen) en vijf horizontale thema s (innovatie, samenwerken/netwerken, internationaal ondernemen, ruimtelijk economisch beleid en financiering). Daar waar vorige edities van het jaarboek werden opgehangen aan een van de drie pijlers, rechtvaardigt de regionale economische realiteit van Vlaanderen, met een kleine open economie, een jaarboek waarbij internationalisatie centraal staat. Onderzoekers binnen STOIO hebben reeds een aantal jaar ruim aandacht besteed aan de internationalisering van de Vlaamse economie. Daarbij kwamen thema s aan bod die hoog op de agenda staan van de Vlaamse regering, zoals de exportgerichtheid van de Vlaamse ondernemingen, en meer specifiek de mate waarin de Vlaamse ondernemingen 9

exporteren naar de groeilanden, de zogenaamde BRIC-landen, of de aantrekkelijkheid van Vlaanderen voor buitenlandse investeerders. Maar ook andere thema s werden uitgediept, zoals het belang van het verbreden van internationale netwerken en de impact van internationale samenwerkingsverbanden. Deze bijdragen werden gebundeld in dit jaarboek van STOIO. Het eerste deel van het jaarboek geeft een status quaestionis over hoe sterk de Vlaamse economie internationaal is ingebed, met zowel aandacht voor de Vlaamse aanwezigheid in het buitenland als de buitenlandse aanwezigheid in Vlaanderen. Het tweede deel is volledig gewijd aan een analyse van de export van Vlaamse ondernemingen. Vooreerst wordt aangetoond dat exporterende ondernemingen ook innovatiever zijn en meer werkgelegenheid creëren. Daarna wordt nagegaan wat startende exporteurs kenmerkt, en hoe ondernemingen die al vroeg internationaal actief zijn verschillen van ondernemingen die later starten met exportactiviteiten. Deel drie behandelt de aanwezigheid van buitenlandse ondernemingen in Vlaanderen. Er wordt eerst aangetoond dat buitenlandse ondernemingen een zeer positieve impact hebben op de productiviteit van lokale ondernemingen. Gezien deze positieve impact wordt verder de attractiviteit van Vlaanderen als investeringsregio, met nadruk op projecten in onderzoek en ontwikkeling, geanalyseerd. Aangezien buitenlandse ondernemingen meer en meer ondernemingen overnemen in Vlaanderen, eerder dan een bedrijf uit het niets op te bouwen, wordt ook nagegaan wat de effecten zijn van zo n overname op de activiteiten in Vlaanderen. In dit deel wordt ook aandacht besteed aan de omgekeerde stroom, namelijk het offshoren van activiteiten van Vlaamse ondernemigen naar het buitenland. Deel vier gaat over een ietwat verwaarloosd aspect van internationalisatie, namelijk internationale samenwerkingsverbanden. Alhoewel daar door de overheid minder aandacht wordt aan besteed, tonen de onderzoekers aan dat internationale samenwerkingsverbanden voor onderzoek en ontwikkeling wel degelijk kunnen gestimuleerd worden, en dat dit soort samenwerking vaak een positief effect heeft op de innovatiekracht van Vlaamse ondernemingen. Dit jaarboek wordt zoals gebruikelijk afgesloten met beleidsmaatregelen (deel vijf). 10

We hopen dat dit academisch en beleidsgericht onderzoek, uitgevoerd door de onderzoekers van het STOIO, inspiratie kan opleveren voor het beleid van de Vlaamse overheid. 11

Deel I: Situering van de Vlaamse economie in de wereld 1. Vlaanderen binnen een internationale context Reinout Buysse, Vlerick Leuven Gent Management School Leo Sleuwaegen, Vlerick Leuven Gent Management School en Katholieke Universiteit Leuven In dit inleidende hoofdstuk worden enkele belangrijke internationale dimensies van de Vlaamse economie belicht. Zo wordt de positie van Vlaanderen binnen de internationale handel en de sectorale samenstelling van de Vlaamse export en import besproken. Daarna wordt stilgestaan bij de Buitenlandse Directe Investeringen (BDI), dat wil zeggen de investeringen door multinationale ondernemingen in Vlaanderen. BDI zijn belangrijk voor de creatie van nieuwe werkgelegenheid en kennis- en technologieoverdrachten vanuit het buitenland. De tendensen van BDI binnen bepaalde sectoren en activiteiten vormen een indicator van de aantrekkelijkheid en de competitieve positie van Vlaanderen op lange termijn. 13

1. Evolutie van de internationale handel van Vlaanderen 1.1. Het aandeel van Vlaanderen in de wereldhandel Vlaanderen exporteerde in 2008 201 miljard euro 1 en importeerde voor ongeveer 219 miljard euro. Het aandeel van Vlaanderen in de Belgische handel bedraagt 80% van de export en 83% van de import. Het aandeel van de export van Vlaanderen is dus aanzienlijk hoger dan het aandeel van Wallonië, hoewel de export uit het Waals Gewest in 2008 sterker steeg (+10%) dan de export uit het Vlaamse Gewest (+1%). Figuur 1.1 toont de kleine trendmatige daling qua exportaandeel van Vlaanderen in de wereldhandel over de laatste vijf jaar. Figuur 1.1: Aandeel export en import van Vlaanderen en België in wereldhandel Bron: UNCTAD en FIT; statistieken op basis van communautair concept in euro 1 Eigen berekeningen op basis van UNCTAD (in dollar) en berekeningen van FIT (in euro) op basis van de Nationale Bank van België. De gegevens voor 2009 zijn nog niet volledig, dus de tekst verwijst vooral naar 2008. 14

De import van het Vlaams Gewest steeg in 2008 (+6%) sterker dan de export. De importstijging kan gedeeltelijk verklaard worden door de hoge prijzen van grondstoffen en minerale brandstoffen, die een grote invloed hebben op de import- en exportcijfers van Vlaanderen (cf. infra). De toename van de import werd in 2008 echter tegelijk getemperd door de beginnende impact van de financiële crisis, die zowel import als export deed dalen in het laatste kwartaal van 2008. 1.2. Handelspartners Europa is het belangrijkste continent voor de bestemming van de export uit Vlaanderen, met een aandeel van 80% in 2008. Het gros van de export naar Europa gaat naar de Europese Unie (EU), met een aandeel van 75% in de totale export uit Vlaanderen in 2008. Tabel 1.1 toont dat de nabijheid een belangrijke rol speelt: Duitsland (18%), Nederland (14%) en Frankrijk (14%) zijn de belangrijkste exportlanden voor Vlaanderen. De export naar de buurlanden neemt toe, net als de export naar Oost-Europa met Polen als belangrijkste exportbestemming. Tabel 1.1: Ranglijst export uit Vlaanderen: handelspartners Landen Waarde (in miljoen) Variatie in % Aandeel 2008 in % 2007 2008 2007-2008 1 Duitsland 31.979 35.246 17,5% 10,2% 2 Nederland 26.420 28.872 14,4% 9,3% 3 Frankrijk 25.958 27.720 13,8% 6,8% 4 Verenigd Koninkrijk 15.082 15.327 7,6% 1,6% 5 Italië 9.355 9.107 4,5% -2,6% 6 Verenigde Staten 8.409 7.343 3,7% -12,7% 7 Spanje 7.637 7.018 3,5% -8,1% 8 India 5.063 4.619 2,3% -8,8% 9 Polen 3.352 3.803 1,9% 13,4% 10 Zweden 3.508 3.372 1,7% -3,9% 13 Rusland 2.462 2.908 1,4% 18,1% 14 China 2.510 2.597 1,3% 3,4% 27 Brazilië 847 1.172 0,6% 38,4% Bron: FIT; statistieken op basis van nationaal concept in euro 15

Met betrekking tot extra-europese handel gaat 6% van de export naar Noord-Amerika en Zuid-Amerika, met de VS als belangrijkste bestemmingsland. Uit tabel 1.1 valt eveneens af te leiden dat 5,6% van de totale export uit Vlaanderen in 2008 de BRIC-landen Brazilië, Rusland, India en China (BRIC) als bestemming had. De situatie is gelijkaardig voor de import, die eveneens grotendeels uit Europa komt. Tabel 1.2 toont dat ook voor de import de geografische ligging van belang is: Nederland (24%), Duitsland (14%) en Frankrijk (10%) zijn de belangrijkste landen voor de import van het Vlaams Gewest. 8% van de import komt uit Noord-Amerika, met de VS (5%) als voornaamste land van herkomst. 13% van de import komt uit Azië, met China (3%) als belangrijkste oorsprong van de import. De totale import uit de BRIClanden bedraagt 7,6% in 2008. Tabel 1.2: Ranglijst import: handelspartners van Vlaanderen Landen Waarde (in miljoen) Variatie in % Aandeel 2008 in % 2007 2008 2007-2008 1 Nederland 44.346 52.938 24,2% 19,4% 2 Duitsland 29.779 31.171 14,3% 4,7% 3 Frankrijk 20.479 22.178 10,1% 8,3% 4 Verenigd Koninkrijk 14.230 14.520 6,6% 2,0% 5 Verenigde Staten 9.199 11.121 5,1% 20,9% 6 China 6.315 7.282 3,3% 15,3% 7 Italië 5.913 6.042 2,8% 2,2% 8 Japan 4.835 6.022 2,8% 24,6% 9 Zweden 5.230 5.420 2,5% 3,6% 10 Rusland 3.769 4.621 2,1% 22,6% 14 India 2.425 2.879 1,3% 18,7% 17 Brazilië 1.897 1.925 0,9% 1,5% Bron: FIT; statistieken op basis van nationaal concept in euro Als we export met import vergelijken, merken we dat Nederland zorgt voor het grootste bilaterale handelstekort. In 2008 is dit tekort met 6,2 miljard toegenomen tot 24 miljard euro. De stijging van de prijs van olie kan een verklaring bieden voor de stijging van het handelstekort met Nederland: Vlaanderen importeert immers heel wat minerale producten vanuit Nederland. De handel met Brazilië, Rusland en China zorgt ook voor een 16

tekort op de handelsbalans. De handel met India zorgt voor een handelsoverschot van 1,7 miljard euro, dat evenwel is afgenomen ten opzichte van 2007, toen het overschot nog 2,6 miljard euro bedroeg. De daling in de handel van diamanten is een belangrijke verklarende factor achter deze evolutie. 1.3. Productcategorieën De chemische en farmaceutische producten vormen de belangrijkste exportcategorie van ondernemingen in het Vlaams Gewest, met een aandeel van 16% in de totale export uit Vlaanderen in 2008. Tabel 1.3 toont dat vervoermaterieel de tweede belangrijkste categorie is, gevolgd door machines, toestellen en elektrisch materieel. Tabel 1.3: De belangrijkste export- en importcategorieën voor Vlaanderen Sector Waarde export (in miljoen) 2007 2008 Variatie export 2007-2008 in % Aandeel export 2008 in % Aandeel import 2008 in % Chemische en farmaceutische producten 28.588 31.981 11,9% 15,9% 13,1% Vervoermaterieel 27.509 26.555-3,5% 13,2% 12,2% Machines, toestellen en elektrisch materieel 24.960 26.119 4,6% 13,0% 14,0% Minerale producten 15.503 21.732 40,2% 10,8% 21,0% Kunststof en toepassingen 18.816 18.704-0,6% 9,3% 5,4% Onedele metalen 18.847 18.072-4,1% 9,0% 8,4% Parels, edelstenen, edele metalen, diamant 13.738 10.923-20,5% 5,4% 5,5% Voedingsproducten en dranken 9.428 9.939 5,4% 4,9% 3,8% Textielstoffen en textielwaren 7.905 7.713-2,4% 3,8% 2,8% Plantaardige producten 4.654 5.459 17,3% 2,7% 2,9% Bron: FIT; statistieken op basis van nationaal concept in euro Minerale producten vormen de belangrijkste importcategorie, met een aandeel van 21% in de totale import van het Vlaams Gewest. Minerale producten zijn belangrijk voor de consumptie en de (gedeeltelijke) verwerking die bijdraagt tot de export (11%). Vlaanderen is bovendien een belangrijke transitregio: veel geïmporteerde producten worden opnieuw geëxporteerd. Binnen deze brede sectorindeling merken we dat het grootste handelsoverschot (7 miljard euro) terug te vinden is in de sector van kunststoffen. De 17

stijging van de export van chemische en farmaceutische producten in 2008 leidde voor deze belangrijke exportsector tot een handelsoverschot van 3,3 miljard euro. Het handelsoverschot van de voedingssector is met 23% gedaald tot 1,7 miljard euro in 2008, wegens een daling in de export. Het grootste handelstekort is terug te vinden in de sector minerale producten en is grotendeels te wijten aan de stijging van de ruwe olieprijzen. 1.4. De impact van de financiële crisis in 2009 Vanaf oktober 2008 wordt de impact van de economische crisis 2 merkbaar in de handelscijfers. De export daalde in de eerste zes maanden van 2009 met 23% ten opzichte van dezelfde periode in 2008, terwijl de import daalde met 24%. Tabel 1.4 toont dat de daling geldt voor alle sectoren, behalve voor de chemische en farmaceutische sector die haar sterke exportpositie behoudt en zelfs licht versterkt (+2,3%). Sectoren met de sterkste exportdaling zijn edelstenen en diamanten (-41%), onedele metalen (-42%) en minerale producten (-43%). Tabel 1.4: De belangrijkste exportcategorieën voor Vlaanderen in de financiële crisis Productgroepen Waarde (in miljoen) 6 maanden 2008 6 maanden 2009 Aandeel 2008 in % Aandeel 2009 in % Variatie in % 6 maanden 2008-2009 Chemische en farmaceutische producten 16.290 16.669 15,4% 20,5% 2,3% Machines, toestellen en elektrisch materieel 13.475 10.804 12,8% 13,3% -19,8% Vervoermaterieel 14.873 9.755 14,1% 12,0% -34,4% Kunststof en toepassingen 10.029 7.296 9,5% 9,0% -27,2% Minerale producten 11.094 6.278 10,5% 7,7% -43,4% Onedele metalen 10.183 5.901 9,6% 7,3% -42,1% Voedingsproducten en dranken 4.935 4.679 4,7% 5,7% -5,2% Parels, edelstenen, edele metalen, diamant 6.341 3.750 6,0% 4,6% -40,9% Textielstoffen en textielwaren 3.992 3.151 3,8% 3,9% -21,1% Plantaardige producten 2.884 2.566 2,7% 3,2% -11,0% Overige 2.196 2.156 2,1% 2,6% -1,8% TOTAAL 105.684 81.390 100,0% 100,0% -23,0% Bron: FIT; statistieken op basis van nationaal concept in euro 2 De bespreking van de impact van de financiële crisis is gebaseerd op handelscijfers over de eerste helft van 2009, in vergelijking met dezelfde periode in 2007 en 2008. 18

De export daalde voor nagenoeg alle bestemmingen, waarbij de rangorde van de handelspartners grotendeels gelijk bleef. China steeg evenwel naar de 8ste plaats van bestemmingslanden van Vlaanderen. 1.5. De troeven van Vlaanderen De comparatieve voordelen van Vlaanderen, zoals weergegeven door de exportspecialisatie tussen de sectoren, verduidelijkt dat de Vlaamse troeven voor export vooral terug te vinden zijn in traditionele, kapitaalintensieve goederen, waaronder de chemie-, de voedings- en de automobielsector. Voor sectoren zoals de chemie en de voeding is de aanvoer van bulkgoederen een belangrijk element in de concurrentiekracht van deze sector. Ook voor de automobielsector en de kunststofsector is de efficiënte aanvoer van halfafgewerkte producten van primordiaal belang in het uitbouwen van de concurrentiële positie. FIT (2010) wijst in dit verband op de voordelen van Vlaanderen die verbonden zijn met poorteffecten die voortkomen uit de centrale ligging en de beschikbaarheid van wegen, spoor, binnenwateren en haveninfrastructuur. De havens blijken een belangrijke troef van Vlaanderen te zijn. FIT (2010) merkt in deze context het volgende op: Hoewel doorvoer niet in de statistieken is opgenomen, blijkt uit de intra-industry trade dat onze industrie voor een belangrijk deel slechts een schakel vormt in een veel langer productieproces. Een goed voorbeeld hiervan is de chemische industrie. Dezelfde factor speelt dan weer in ons nadeel bij de minerale producten, die niet via de Vlaamse havens maar via Nederland in Europa aankomen. De Vlaamse havens kunnen de grootste tankers immers niet lossen (FIT 2010). Met uitzondering van de farmaceutische nijverheid, en sommige onderdelen van de machinebouw, blijkt Vlaanderen echter minder gespecialiseerd in bedrijfstakken waarin het menselijk kapitaal en technologische vernieuwing een doorslaggevende rol spelen. Dit lijkt paradoxaal aangezien het aanbod van menselijk kapitaal en de technologische ontwikkeling van Vlaanderen relatief sterk is in verhouding tot andere regio s. 19

2. De evolutie van Buitenlandse Directe Investeringen in Vlaanderen Na een bondige bespreking van het belang en de types van Buitenlandse Directe Investeringen (BDI), dat wil zeggen de kapitaalsinvesteringen door multinationale ondernemingen, wordt de evolutie van BDI in Vlaanderen beknopt besproken. Hierbij valt op dat Vlaanderen terrein verliest in het aantrekken van nieuwe BDI. Dit is een belangrijk gegeven, omdat BDI een grote rol spelen voor de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde van de Vlaamse economie. 2.1. Types en belang van BDI Buitenlandse investeringen door multinationale ondernemingen kunnen zeer verscheiden zijn. Dunning (1981) duidt op vier verschillende motieven voor BDI. Market seeking, dat wil zeggen ondernemingen gebruiken BDI om een (nieuwe) markt te penetreren of om de positie op markten waar de onderneming aanwezig is te versterken door een uitbreiding van de investeringen. Resource seeking, of de verwerving van productiefactoren die efficiënter of goedkoper zijn dan de productiefactoren in de thuismarkt, vormt een tweede motief. Ook het verwerven van nieuwe technologieën behoort tot deze motieven. Efficiency seeking of motieven die gebonden zijn aan efficiëntievoordelen door schaaleconomieën en scopevoordelen, dat wil zeggen het delen van middelen over landsgrenzen heen. Een laatste groep motieven betreft Strategic asset seeking, dat wil zeggen de uitbouw van strategische voordelen die verband houden met de verwerving van ondernemingsspecifieke voordelen op vlak van onder andere technologie, merknamen, distributiekanalen, via overname van concurrenten, en de aanwezigheid in bepaalde locaties waar concurrenten aanwezig zijn. Door de globalisering worden de resource seeking en strategic asset seeking motieven belangrijker voor multinationale ondernemingen die concurrentiële voordelen zoeken door aanwezig te zijn in belangrijke clusters in de wereld. Bovendien behelst het merendeel van de BDI in recentere jaren Fusies & Overnames (F&O s) en minder de oprichtingen van nieuwe vestigingen of de uitbreiding van bestaande vestigingen in het buitenland, 20

de zogenaamde greenfield-projecten (World Investment Report 2009; Calderón, Loayza & Servén 2004). Greenfield-investeringen zijn vooral van belang in nieuwe groeiende sectoren. Heel wat beleidsmakers hebben een duidelijke voorkeur voor het aantrekken van greenfield-investeringen, omwille van het directe effect op werkgelegenheid en toegevoegde waarde. De hierboven beschreven types van BDI zijn van groot belang voor de ontwikkeling van de Vlaamse economie. De Vlaamse economie is historisch gezien sterk afhankelijk geweest van buitenlandse investeringen, onder meer van Amerikaanse ondernemingen die sterk hebben bijgedragen tot een efficiënte farmaceutische en chemische industrie in Vlaanderen. De buitenlandse investeringen in Vlaanderen kunnen verklaard worden door de competitieve en comparatieve voordelen van Vlaanderen die onder 1.5 werden besproken. De centrale ligging biedt bijvoorbeeld een verklaring voor tal van investeringen in de grootschalige industrie in Vlaanderen. Het opleidingsniveau en de productiviteit van werknemers in Vlaanderen zijn extra troeven voor Vlaanderen als investeringsregio voor geavanceerde technologische activiteiten. De wereld is echter meer dan ooit in verandering. De evoluties op het vlak van ICT en de verdere opening van markten leiden tot veranderingen van investeringsbeslissingen. Landen die vroeger minder aantrekkelijk waren voor bepaalde investeringen worden aantrekkelijker, onder meer door lagere loonkosten, de groei van de lokale markt en het verbeterde opleidingsniveau van de werknemers. Vlaanderen ondervond in die zin belangrijke verplaatsingen van sommige industriële activiteiten naar Oost- Europa en China. Bovendien bleef Vlaanderen in vergelijking met andere landen en regio s wat achterop lopen bij het aantrekken van diensten en verwante investeringen in kennisintensieve activiteiten (De Backer & Sleuwaegen 2005). 2.2. De evolutie van Buitenlandse Directe Investeringen in België Figuur 1.2 toont dat de BDI instromen (investeringen door buitenlandse ondernemingen) en uitstromen (buitenlandse investeringen van Belgische ondernemingen) van België tussen 2002 en 2007 sterk zijn toegenomen, waarna een daling van BDI kan worden vastgesteld in 2008. De stijging van 21

instroom en uitstroom van BDI moet gezien worden binnen de globale stijgende tendens van BDI, die vooral in ontwikkelde landen een belangrijke impact hebben gehad: de globale waarde van alle BDI was in 2006 het twintigvoud van de waarde in 1980 (World Investment Report 2007). Figuur 1.2: In- en uitstroom van BDI voor België Bron: WIR 2009 Figuur 1.3 toont dat de totale waarde van alle inwaartse BDI in België is toegenomen tussen 2004 en 2007, gevolgd door een daling in 2008. De BDI-stock (gecumuleerde buitenlandse investeringen) is gestegen van 230 miljard in 2002 tot 519 miljard dollar in 2008. In vergelijking met de buurlanden steeg de Belgische BDI-stock tussen 2002 en 2008 sterker dan de BDI-stock in Nederland en het VK, maar minder sterk dan de BDI-stock in Frankrijk en Duitsland. 22

Figuur 1.3: Evolutie van de BDI-stock voor België en buurlanden Bron: WIR 2009 2.3. Greenfield-projecten door buitenlandse investeerders Ernst & Young (2009b; 2010) rapporteert ieder jaar het aantal greenfieldprojecten in België en Europa. Deze projecten betreffen zowel nieuwe investeringen als uitbreidingsprojecten van gevestigde buitenlandse ondernemingen in België. Het aantal greenfield-projecten nam in 2009 in België licht toe met een stijging van 142 tot 146 projecten, na een daling met 19% in 2008. Figuur 1.4 toont dat Vlaanderen trendmatig achteruitgaat terwijl het Waals Gewest eerder een positieve evolutie kent op het vlak van greenfield-investeringen. 23

Figuur 1.4: Evolutie greenfield-investeringen per gewesten Bron: E&Y 2010 Verkoop & Marketing was de belangrijkste activiteit wat betreft greenfieldprojecten in België, gevolgd door de industriële sector en de logistieke sector in 2009. De VS was nog steeds het belangrijkste investeringsland betreffende greenfield-projecten in België, met 33 projecten in 2009, hoewel er een lichte daling was van het aantal projecten (-5) uit de VS. Het VK (16), Frankrijk (14), Duitsland (13) en Nederland (9) sloten de top 5 af van de belangrijkste investeringslanden op het vlak van greenfield-projecten in België in 2009. De investeringen uit de BRIC-landen bleven afnemen: het aandeel in het totaal aantal projecten zakte van 7% in 2008, naar 4% in 2009, in tegenstelling tot de omgekeerde tendens op Europees niveau, waar de BRIC-landen samen de derde grootste buitenlandse investeerder werden. 24

Figuur 1.5: Rangschikking en evolutie van investeringslanden in België, 2009 Bron: E&Y 2010 Tabel 1.5: Rangschikking sectoren BDI in België, 2009 Rangschikking sectoren 2005 2006 2007 2008 2009 Business Support Services 10 6 5 1 4 Opleiding & Training 3 2 1 7 Hoofdzetels 8 9 20 8 8 Internet Data Center 1 3 3 Logistiek 43 28 28 33 26 Productie 47 66 38 36 27 Onderzoek & Ontwikkeling 12 4 5 7 11 Sales & Marketing 56 63 71 48 60 Testing & Servicing 3 5 3 5 3 Totaal 179 185 175 142 146 Bron: E&Y 2010 2.4. Het belang van buitenlandse ondernemingen in Vlaanderen en Brussel Hierna wordt het economisch belang van ondernemingen met een buitenlandse controle van meer dan 10% in Vlaanderen en Brussel in 2001 en 2005 besproken. Brussel wordt mede opgenomen in de bespreking, aangezien veel hoofdzetels van bedrijven met activiteiten in Vlaanderen in Brussel zijn gevestigd. De databank betreft ondernemingen uit de industrie 25

(Nacebel 10 tot en met 45) en de diensten (Nacebel 50 tot en met 74) die in de periode 1996-2001 minstens een keer positieve werkgelegenheid hebben gerapporteerd. De databank is tot stand gekomen door gegevens uit BELFIRST, Graydon en Dun & Bradstreet aan elkaar te verbinden. De buitenlandse dochterondernemingen, dat wil zeggen ondernemingen met buitenlandse controle, zijn belangrijk voor de Vlaamse economie: buitenlandse ondernemingen waren in 2005 goed voor 50% (47% in 2001) van de totale toegevoegde waarde in Vlaanderen. Slechts 7% van alle ondernemingen in Vlaanderen waren in 2005 buitenlands, maar ze vertegenwoordigden 41% (38% in 2001) van de private werkgelegenheid in Vlaanderen. De buitenlandse ondernemingen zijn vooral gevestigd in Brussel, Vlaams- Brabant en Antwerpen. 2.5. Oorsprong van de buitenlandse investeringen in Vlaanderen en Brussel Ongeveer 76% van de buitenlandse ondernemingen werden in 2005 gecontroleerd vanuit ondernemingen gevestigd in een andere lidstaat van de EU-27. Figuur 1.6 toont dat de nabijheid, net als bij de handelspartners, een belangrijke rol speelt bij deze buitenlandse investeringen. Ook de VS blijkt een belangrijk investeringsland te zijn, met een aandeel van 14% van de buitenlandse ondernemingen in Vlaanderen en Brussel. Ongeveer 70% van alle buitenlandse ondernemingen in Vlaanderen en Brussel zijn afkomstig uit Nederland, Frankrijk, de VS en Duitsland. 26

Figuur 1.6: Belangrijkste investeringslanden in Vlaanderen en Brussel, 2005 Bron: Vlerick Leuven Gent Management School De belangrijkste werkgevers met buitenlandse controle in 2005 zijn De Post (Deense controle), Randstad (Nederlandse controle), Ets Delhaize (destijds Franse controle; momenteel ook deels Amerikaanse controle), Carrefour Belgium (Franse controle) en Adecco Personnel Services (Zwitserse controle). In aantal was ongeveer 18% van alle buitenlandse ondernemingen actief in de industrie in 2005, wat betekent dat het overgrote deel van de buitenlandse ondernemingen actief was in de diensten. De buitenlandse industriële ondernemingen zorgden evenwel voor 50% van de toegevoegde waarde die door alle buitenlandse ondernemingen werd gecreëerd in 2005, en voor 37% van de werkgelegenheid bij alle buitenlandse ondernemingen. De grootte van de buitenlandse ondernemingen lijkt sterk af te hangen van de activiteiten van de ondernemingen en de sectoren waartoe ze behoren. In een volgende sectie wordt het belang van de buitenlandse ondernemingen in de industrie en de diensten 3 besproken volgens de OECD-classificatie van sectoren: voor de industrie wordt een onderscheid 3 Hier merken we op dat de aandelen van de buitenlandse ondernemingen in de industrie en de diensten hoger liggen dan het aandeel van de buitenlandse ondernemingen in de totale Vlaamse economie, doordat 16% van de lokale ondernemingen actief zijn in andere activiteiten dan industrie of diensten, waaronder de bouwsector. Het aandeel van deze overige ondernemingen ligt met 4% duidelijk lager bij de buitenlandse ondernemingen. 27

gemaakt tussen sectoren op basis van de O&O-intensiteit (Hatzichronoglou 1997: 5-6) en voor de diensten op basis van de kennisintensiteit (Meri 2008: 1). De bijlage bevat een overzicht van de OECD-classificatie, met de cijfercode (NACE) die op Europees niveau wordt gebruikt om een onderscheid te maken tussen economische activiteiten. Industrie De databank bevat 820 buitenlandse industriële ondernemingen, wat overeenkomt met 9% van alle industriële ondernemingen in Vlaanderen en Brussel. De buitenlandse ondernemingen creëerden evenwel 65% van de toegevoegde waarde in de industrie van Vlaanderen en Brussel in 2005. De buitenlandse ondernemingen vertegenwoordigden de helft van de werkgelegenheid in de industrie in 2005. Industriële ondernemingen met buitenlandse controle zijn dus gemiddeld groter en productiever dan lokale ondernemingen. Ongeveer 21% van alle hoogtechnologische ondernemingen (bv. farmaceutische ondernemingen) gevestigd in Vlaanderen zijn buitenlandse ondernemingen. Figuur 1.7 toont dat in 2005 de buitenlandse ondernemingen 78% van de werkgelegenheid in de hoogtechnologische industrie van Vlaanderen vertegenwoordigden en 87% van de toegevoegde waarde creëerden bij hoogtechnologische ondernemingen. 28

Figuur 1.7: Hoogtechnologische industrie: lokale versus buitenlandse ondernemingen, 2005 Bron: Vlerick Leuven Gent Management School De belangrijkste hoogtechnologische sector voor de buitenlandse ondernemingen betreft de farmaceutische sector, met ongeveer 42% van de werkgelegenheid en 61% van de toegevoegde waarde bij buitenlandse hoogtechnologische ondernemingen. De tweede belangrijkste sector voor buitenlandse hoogtechnologische ondernemingen is de productie van radio-, televisie- en communicatieapparatuur. Van alle medium-hoogtechnologische ondernemingen in Vlaanderen is 19% buitenlands. Figuur 1.8 toont dat de buitenlandse ondernemingen evenwel zorgden voor 70% van de werkgelegenheid in de medium-hoogtechnologische industrie in 2005 en voor 75% van de toegevoegde waarde. De medium-hoogtechnologische industrie vertegenwoordigde in 2005 de meeste buitenlandse ondernemingen in de industrie. 29

Figuur 1.8: Medium-hoogtechnologische industrie: lokale versus buitenlandse ondernemingen, 2005 Bron: Vlerick Leuven Gent Management School De buitenlandse medium-hoogtechnologische ondernemingen zijn vooral actief in de chemische sector en de automobielsector. Meer dan de helft van de toegevoegde waarde van buitenlandse medium-hoogtechnologische ondernemingen komt van de chemische sector. Figuur 1.9 toont het aandeel van buitenlandse ondernemingen in de medium-laagtechnologische industrie wat betreft werkgelegenheid en toegevoegde waarde. Figuur 1.9: Medium-laagtechnologische industrie: lokale versus buitenlandse ondernemingen, 2005 Bron: Vlerick Leuven Gent Management School 30

De productie van cokes, geraffineerde aardolieproducten en rubber fuel zorgt voor 47% van de toegevoegde waarde bij de buitenlandse ondernemingen binnen de medium-laagtechnologische industrie. De sector is, ondanks de hoge toegevoegde waarde, binnen de buitenlandse medium-laagtechnologische industrie slechts goed voor 12% van de werkgelegenheid. Figuur 1.10 toont de verhoudingen tussen lokale en buitenlandse ondernemingen in de laagtechnologische industrie. Bij de laagtechnologische buitenlandse ondernemingen is de productie van voedingsproducten, dranken en tabakproducten goed voor meer dan de helft van de werkgelegenheid en toegevoegde waarde. Figuur 1.10: Laagtechnologische industrie: lokale versus buitenlandse ondernemingen, 2005 Bron: Vlerick Leuven Gent Management School Buitenlandse ondernemingen zijn dus vooral belangrijk voor de hoogtechnologische en de medium-hoogtechnologische industrie, en minder voor de laagtechnologische industrie. In alle sectoren zijn buitenlandse ondernemingen gemiddeld groter en productiever dan lokale ondernemingen. Diensten Ongeveer 80% van de buitenlandse dienstenondernemingen in Belgie zijn gevestigd in Vlaanderen en Brussel. In 2005 zorgden deze buitenlandse ondernemingen voor 41% van de werkgelegenheid en voor 43% van de toegevoegde waarde in de dienstensectoren in Vlaanderen. 31

Bij de dienstensectoren kan volgens de OECD een onderscheid gemaakt worden op basis van de kennisintensiteit, wat gerelateerd is aan het inzetten van hoger opgeleiden in de sector. Het valt op dat de meeste buitenlandse ondernemingen actief zijn in minder-kennisintensieve diensten ('less-knowledge intensive services', cf. classificatie OECD in dde appendix) met activiteiten op het vlak van groot- en kleinhandel: 60% van alle buitenlandse ondernemingen in de diensten zijn actief in dergelijke minderkennisintensieve diensten. De buitenlandse ondernemingen in deze sector creëerden de meeste waarde in 2005. Figuur 1.11 geeft een overzicht van de verhouding tussen lokale ondernemingen en buitenlandse ondernemingen wat betreft werkgelegenheid en toegevoegde waarde. Figuur 1.11: Minder-kennisintensieve diensten: lokale versus buitenlandse ondernemingen, 2005 Bron: Vlerick Leuven Gent Management School De overige buitenlandse ondernemingen actief in de diensten zijn vooral actief in de kennisintensieve diensten, waaronder management consulting. Figuur 1.12 toont dat ongeveer 9% van alle ondernemingen in de kennisintensieve diensten in 2005 buitenlands van oorsprong was. Deze buitenlandse ondernemingen zorgden in 2005 evenwel voor 50% van de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde in de kennisintensieve diensten. 32

Figuur 1.12: Kennisintensieve diensten: lokale versus buitenlandse ondernemingen, 2005 Bron: Vlerick Leuven Gent Management School In de kennisintensieve hoogtechnologische diensten zijn de activiteiten gerelateerd aan ICT de belangrijkste categorie voor buitenlandse ondernemingen. In 2005 was in totaal 16% van alle kennisintensieve hoogtechnologische ondernemingen van buitenlandse oorsprong. Deze buitenlandse ondernemingen zorgden echter voor 62% van de werkgelegenheid en 50% van de toegevoegde waarde in de kennisintensieve hoogtechnologische diensten. De kennisintensieve hoogtechnologische diensten kenden de sterkste stijging tussen 2001 en 2005. De voorgaande bevindingen tonen het belang van de buitenlandse ondernemingen in de diensten aan. Dit geldt vooral voor de kennisintensieve diensten. Het belang van buitenlandse investeerders in de diensten kende tussen 2001 en 2005 een sterke stijging De kennisintensieve hoogtechnologische diensten van buitenlandse ondernemingen zorgen voor heel wat werkgelegenheid binnen deze sector en ook voor de toegevoegde waarde van deze belangrijke sector. Toch blijft binnen deze sector een belangrijk potentieel bestaan voor het aantrekken van nieuwe investeringen (De Backer & Sleuwaegen 2005). 33

2.6. Aantrekkingskracht voor BDI Figuur 1.13 toont de resultaten van een enquête van bedrijfsleiders door het adviesbureau Ernst and Young (E&Y) over welke regio s aantrekkelijk zijn voor greenfield-investeringen voor de jaren 2005, 2007 en 2009. Uit de bevraging blijkt dat momenteel het merendeel van de bedrijfsleiders vooral China het meest aantrekkelijke land vinden voor BDI. Figuur 1.13: Globale attractiviteit per regio Bron: Ernst & Young 2010; meerdere antwoorden mogelijk West-Europa verliest investeringsaantrekkelijkheid op lange termijn, waarbij de bedrijfsleiders wijzen op een mogelijke verschuiving naar het Oosten, door de toenemende attractiviteit van China. De verschuiving kan onder meer verklaard worden door de grotere investeringsvrijheid, het belang van de markt en de groei van de rijkere middenklasse in Azië. E&Y liet ook een enquête uitvoeren bij 806 internationale bedrijfsleiders in 2008 over de aantrekkelijkheid van België voor BDI in Europa, waaruit blijkt dat België in 2008 naar de 8ste plaats binnen Europa zakte (5de plaats in 2007). De daling van de aantrekkelijkheid komt volgens de bedrijfsleiders vooral door de hoge fiscale druk en het gebrek aan ondernemerscultuur. Ook de hoge loonkost en het gebrek aan stabiliteit en transparantie van het politieke en wettelijke kader zorgen voor een daling in attractiviteit. Uit de enquête blijkt dat Nederland, Duitsland, Frankrijk 34

en de VS de grootste concurrenten van België zijn bij het aantrekken van nieuwe projecten. 2.7. De aantrekkelijkheid van Vlaanderen als investeringsregio op lange termijn BDI worden voorafgegaan door een complex beslissingsproces, dat beïnvloed wordt door de bedrijfsstrategie van de onderneming, in combinatie met de locatievoorwaarden binnen regio s en landen. De literatuur wijst in dit verband op het stijgende belang van contextuele factoren zoals de institutionele omgeving van landen en regio s (Blonigen 2005). In dit verband wijzen bedrijfsleiders die door E&Y werden ondervraagd over de aantrekkelijkheid op lange termijn van Vlaanderen en Europa, op het fundamentele belang van innovatie en onderwijs. De ontwikkeling van een innovatieve omgeving leidt op termijn tot een sterkere competitiviteit van een regio. Innovatie zal in die zin een doorslaggevende rol spelen voor de aantrekkelijkheid van Vlaanderen. De bedrijfsleiders wijzen verder ook op het belang van veranderingscapaciteit en ondernemerschap in de economie en het beleid. Specifiek voor Vlaanderen zou de flexibiliteit van de arbeidsmarkt moeten worden aangepast om deze evolutie te kunnen ondersteunen. Zij wijzen ook op het belang van investeringen in infrastructuur op lange termijn. De bedrijfsleiders verlangen ten slotte ook dat durfkapitaal meer gericht moet zijn op innovatieve projecten. De bedrijfsleiders die in het E&Y-rapport van 2009 specifiek bevraagd zijn over hun investeringsplannen in België (niet enkel Vlaanderen) zijn minder enthousiast dan voorheen. Slechts 23% van de internationale bedrijfsleiders denkt na over een mogelijke investering in België. De meeste toekomstige investeringen zouden bovendien vooral Verkoop & Marketing en administratieve diensten betreffen. Dit zijn investeringen die echter relatief weinig werkgelegenheid met zich meebrengen. De tendens om niet te investeren in België werd groter in 2008. Ongeveer 14% van de ondervraagde bedrijfsleiders dacht zelfs aan een vertrek uit België. De meeste van deze verplaatsingen gaan richting de buurlanden en Centraal- en Oost-Europa. De belangrijkste motieven voor een andere 35

locatiekeuze dan België zijn de grotere dynamiek van de interne markt, de lagere loonkosten elders en de belastingen voor ondernemingen. Twee derde van de bedrijfsleiders geeft aan dat ze België onaantrekkelijk vinden qua fiscaliteit. 75% van de bedrijfsleiders vindt Vlaanderen onaantrekkelijk qua loonkosten. De resultaten van de enquête van 2009 zijn gelijkaardig, maar vertonen wel een lichte verbetering wat betreft de bekendheid van maatregelen zoals de notionele interestaftrek, de patentbox en de Rulingcommissie. De resultaten van de enquête stroken met de bevindingen van het Wereld Economisch Forum (WEF), die gebaseerd zijn op 110 indicatoren met betrekking tot basisvoorwaarden, omgevingsfactoren die de efficiënte werking van ondernemingen kunnen verbeteren en innovatiefactoren, die vooral doorwegen in de rangorde van ontwikkelde economieën. België staat in de rangorde van het WEF in 2009 op de 18de plaats op 133 landen. Frankrijk (16de), VK (13de), Nederland (10de) en Duitsland (7de) krijgen een betere plaats in de rangorde. België scoort vooral slecht wat betreft de gepercipieerde belastingsdruk: hiervoor krijgt België de 130ste plaats op 133 landen. Nederland (55ste), het VK (84ste), Frankrijk (92ste) en Duitsland (106de) krijgen een betere plaats in de rangorde. België krijgt ook een lage plaats in de rangorde wat betreft lasten door overheidsregulering (112de plaats op 133), waarbij enkel Frankrijk (127ste) slechter doet van de buurlanden (World Competitiveness Report 2009-2010). De meeste bedrijfsleiders denken dat nieuwe groei van investeringen naar België vooral zal komen van de farmaceutische industrie en de biotechnologie. Ook groene technologie en ICT zullen volgens de ondervraagde bedrijfsleiders van belang zijn voor de groei. Het rapport van Ernst & Young (2009b) geeft echter wel aan dat deze groei sterk zal afhangen van het economische en fiscale beleid. De aanbevelingen die naar voren komen voor België (en Vlaanderen) betreffen in de eerste plaats het fiscale beleid. Een verlaging van de belastingen tot op het Europese gemiddelde en een daling van de loonkost zou voor 72% van de ondervraagde bedrijfsleiders kunnen leiden tot een overweging van een investering in België. Een verlaging van de vennootschapsbelasting en de (internationale) promotie van de notionele interestaftrek 36

blijken van fundamenteel belang. Een betere bekendheid van de fiscale ruling mogelijkheid en de wenselijkheid van een fiscale consolidatie worden eveneens benadrukt in het verbeteren van de aantrekkelijkheid van België als investeringsregio. De promotie van het imago van Vlaanderen én België moet tevens efficiënter gecoördineerd worden. Ondernemingen moeten een duidelijk beeld krijgen van de voordelen van Vlaanderen en België. Vooral het overtuigen van mogelijke investeerders die nog geen vestigingen in België hebben, blijkt cruciaal te zijn binnen deze benadering. 3. Conclusies Vlaanderen is een zeer open economie met een grote afhankelijkheid van export en buitenlandse investeringen voor economische groei en werkgelegenheid. Waar in het recente verleden een lichte achteruitgang van het Vlaams marktaandeel in de wereldexport waar te nemen viel, vormt vooral het groeiende verlies aan aantrekkelijkheid voor buitenlandse investeringen een belangrijke zorg voor de toekomst. Door het wegvallen van allerhande belemmeringen op vlak van handel en investeringen zijn institutionele en politieke factoren bijzonder belangrijk geworden voor het aantrekken van dergelijke investeringen. De hoge loonlasten en de gebrekkige concurrentiële positie betreffende vennootschapsbelastingen spelen in dit verband een uiterst belangrijke rol. Tevens blijven de effectiviteit en efficiëntie van de arbeidsmarkt en de complexe regelgeving op regionaal en federaal niveau een handicap vormen voor de aantrekkelijkheid van Vlaanderen voor buitenlandse investeringen. Omgekeerd tonen de cijfers van uitgaande BDI aan dat Belgische en Vlaamse ondernemingen in toenemende mate investeren in het buitenland, zoals ook in een later hoofdstuk aan bod zal komen. Deze investeringen spelen in op de noodzaak om meer concurrentieel te zijn op wereldmarkten. Het offshoren van be paalde activiteiten door Vlaamse ondernemingen moet ook in deze context bekeken worden. Om een gunstige ontwikkeling van de kernactiviteiten van deze ondernemingen lokaal te verankeren, zullen er ook institutionele innovaties moeten gebeuren die zorgen dat Vlaanderen voldoende flexibiliteit 37

en aanpassingskracht zal kunnen opwekken om als gastland aantrekkelijk te blijven. Vooral betreffende de dienstensectoren zijn er belangrijke uitdagingen voor de toekomst. Het grotere belang van de diensten in de economie en buitenlandse investeringen en de uitvoering van de dienstenrichtlijn van de EU stellen in dit verband bijzondere eisen waar een proactief beleid zich zal moeten op richten. Een afwachtende houding in dit verband zal de concurrentiële positie van onze regio sterk aantasten en een verdere verschuiving van activiteiten in de dienstensectoren naar vooruitlopende regio s veroorzaken. Tot slot kunnen we stellen dat de grote aanwezigheid van kmo s in het economische weefsel van Vlaanderen meestal gezien wordt als een troef van de Vlaamse economie. De verdere inschakeling van de kmo s binnen globale structuren en ruimere netwerken met buitenlandse ondernemingen over geografische grenzen heen zal echter sterk bepalend worden voor het groeipotentieel van deze ondernemingen. 4. Referenties Blonigen, B.A. (2005), A Review of the Empirical Literature on FDI Determinants, Atlantic Economic Journal, 33: 383-403. Calderón, C., Loayza, N. & Servén, L. (2004), Greenfield Foreign Direct Investment and Mergers and Acquisitions: Feedback and Macroeconomic Effects. World Bank Policy Research Working Paper 3192: 1-17. De Backer, K. & Sleuwaegen, L. (2005), A closer look at the productivity advantage of foreign affiliates, International Journal of the Economics of Business, 12: 17-34. Dunning, J.H. (1981), Explaining the International Direct Investment Position of Countries: Towards a Dynamic or Developmental Approach, Weltwirtschaftliches Archiv, 117: 30-64. Ernst & Young (2009a), Reinventing European growth. Ernst & Young s 2009 European attractiveness survey: 1-46. Ernst & Young (2009b), No we can t. België geeft niet wat investeerders vragen: bestuurlijke stabiliteit en een aantrekkelijke ondernemingscultuur: 1-44. FIT (2009), Vlaamse buitenlandse handel 2008: 1-12. 38