Geachte heer/mevrouw,

Vergelijkbare documenten
Instructie bepaling spoed van gevallen van ernstige bodemverontreiniging met lood in stedelijke ophooglagen en toemaakdekken.

In tabel 1 is aangegeven in welke mate de 95-percentielwaarden van koper, lood en zink de interventiewaarden overschrijden.

datum 16 oktober 2018 onderwerp Beschikking Ernst en spoedeisendheid Opslagplaats afgewerkte olie, Volkel projectnummer C16049

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging

zinkassen in bovengrond, minerale olie in boven- en ondergrond en grondwater

Stap1: Ernst van de verontreiniging: Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als gevolg van: - Ernstige bodemverontreiniging

Rapportage Sanscrit.nl

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembesclierming - geval van bodemverontreiniging

werkvoorraad die alle gevallen van ernstige bodemverontreiniging omvat.

Rapportage Sanscrit.nl

Rapportage Sanscrit.nl

Aan: Maatschap J. Floor, N.L. de Bruin en J.J. Floor Achtersloot NZ IJsselstein. Geachte heren Floor en mevrouw De Bruin,

Sanscrit toets De handreiking

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Meldingsformulier A Wet bodembescherming

omgevingsdienst HAAGLANDEN

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

VOORBLAD TER VISIE LEGGEN BODEMVERONTREINIGING

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Begrippen en gebruikte afkortingen

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Meldingsformulier A Wet bodembescherming

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Aan: Stichting Bodemsanering NS T.a.v. de heer T. Bussink Postbus GV Utrecht. Geachte heer Bussink,

omgevingsdienst HAAGLANDEN

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

omgevingsdienst HAAGLANDEN

dhr. A. Mager Risico-beoordeling verontreiniging met PAK in het grondwater op de locatie Wederik te Heerenveen

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging

omgevingsdienst HAAGLANDEN

beschikking vaststelling ernst en spoed bodemverontreiniging Breudijk 42 Harmelen (gemeente Woerden) UT0632/ Inleiding

Ter plaatse van het hierboven genoemde perceel is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 29 lid 1, van de Wbb.

Aan Hoeflaken Advies, bemiddeling & regie, T.a.v. de heer J.A. Hoeflaken, Maasdijk 10, 5308 LW Aalst. Geachte heer Hoeflaken,

- beschikking. ernst en urgentie bodemverontreiniging Amersfoortseweg 9 Bunschoten

Team Referentie Doorkiesnummer Faxnummer adres Onderwerp

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Betreft: Advies over de concept-beleidsnota Grond grondig bekeken

Door te klikken op bovenstaande link komt u direct op de betreffende pagina.

Lokaal bodemnormen stellen op basis van risico s en bodemfunctie

Aan: VvE Diensten Nederland Eindhoven BV VvE Hoofdsplitsing Het Slot te Bunnik T.a.v. de heer T. van Gurp Verdunplein SZ Eindhoven

Vervolg onderzoek locatie Bredeweg 69 te Randwijk; aanvulling verkennend bodemonderzoek.

Aan: Gemeente Baarn T.a.v. de heer W. Stolp Postbus BA Baarn. Geachte heer Stolp,

Locatiegegevens Oppervlakte : m 2 Kadastrale gegevens: gemeente Maastricht, sectie E, nrs 2654 en 2656

Ter plaatse van de hierboven genoemde percelen is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 29 lid 1, van de Wbb.

Bijlage 1: Normering Regeling bodemkwaliteit (inclusief gewijzigde normen per april 2009)

ONTWERPBESCHIKKING. Globiscode DR Stichting Bodemsanering NS

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

provincie :: Utrecht Dienst Water en Milieu

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

TCB S45(2007) Den Haag, 19 juli 2007

Resultaten RisicotoolboxBodem.nl

- beschikking - vaststelling ernst en spoed Kanonsdijk nabij 7 Maartensdijk

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Bijlage 1: TOEPASSING AFWEGINGSPROCES SANERINGSDOELSTELLING

VERZO NOEN 3 1 JUL 2002

Resultaten RisicotoolboxBodem.nl

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Vragen & Antwoorden over bodemverontreiniging

Aan: de heer D.W. Cazant Gieltjesdorp EK Kockengen. Geachte heer Cazant,

Bodem buurttuin Pieter de la Courtstraat

Aan: Smink Handels- en Aannemersbedrijf B.V. Lindeboomseweg NG Hoogland. Geachte heer/mevrouw,

Stadszaken Milieu. Wij verzoeken u in eventuele verdere correspondentie het volgende Wbb-nummer te vermelden: HA

Omgevingsdienst West-Holland

Milieusamenwerking Regio Arnhem (MRA), Behandeld door Ingrid Romkes. E Ingrid.Romkes@MWHGlobal.COM Van

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging

2. Regelmatig voorkomende vormen van bodemverontreiniging 5

UMB Vastgoed BV t.a.v. de heer K. Wagenberg Albert Hahnplantsoen BM Amsterdam

Bouwopgave in tijden van de Omgevingswet

6.1 Bodemonderzoek Haven Hedel

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

NOBO: Normstelling en bodemkwaliteitsbeoordeling. Onderbouwing en beleidsmatige keuzes voor de bodemnormen in 2005, 2006 en 2007

Voor overschrijding van de wonen- en industriewaarden (evenals interventiewaarden) gelden niet zulke extra ruimten.

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

De bodemkwaliteitskaart en het Besluit bodemkwaliteit

Aan De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Postbus GX Den Haag. TCB S45(2007) Den Haag, 19 juli 2007

1 Inleiding. Ministerie van Defensie Dienst Vastgoed Defensie (vml. DGW&T) T.a.v. de heer J. van Heemskerk Postbus RA UTRECHT

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

: NEN 5740 ONV (onverdacht), NEN 5707 VED-H (Verdachte locatie met diffuse bodembelasting heterogeen verdeeld)

ijmegen Datum besluit: Nummer besluit: Locatiecode: NM Adres: Waterstraat in NIJMEGEN Melder: Gemeente Nijmegen

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Besluit Wij besluiten:

Afdeling Vergunningverlening

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland

RAPPORT: Nader bodemonderzoek, Ontwikkelingslocatie De Kamp te Cothen PROJECTNUMMER: B OPDRACHTGEVER: Gemeente Wijk bij Duurstede

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Locatie gelegen achter Korte Linschoten Westzijde 1 te Linschoten (Montfoort) 1.

Aan de gemeenteraad. Gemeentebestuur Spuiboulevard GR DORDRECHT. T F (078)

Beschikking ingevolge de Wet bodembescherming

De bodemverontreiniging is aangegeven op de kadastrale kaart in hoofdstuk 5.

Bijlage 1. Kader inventarisatie spoedlocaties (verspreidingsrisico s) Wet bodembescherming.

Transcriptie:

> Retouradres BEVOEGD GEZAG WBB Leefomgevingskwaliteit Contactpersoon co.molenaar@minvrom.nl Datum Betreft Wijziging Circulaire Bodemsanering Geachte heer/mevrouw, VROM verandert en krijgt een nieuwe huisstijl. Kijk voor meer informatie op www.vrom.nl In deze brief wil ik U informeren over de ervaringen als gevolg van de introductie van het Besluit Bodemkwaliteit (1 juli 2008) en de gewijzigde Circulaire Bodemsanering (1 oktober 2008), speciaal met betrekking tot de bodemnormstelling. Door het gewijzigde stoffenpakket bij grondverzet zijn meer gegevens beschikbaar van barium en ontstaat meer inzicht in daadwerkelijke situaties in het veld. Ook blijkt er door wijziging van de bodemnormen voor met name (som)drins en DDT/DDE/DDD een toename van het aantal gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Het gevolg hiervan is dat er in de uitvoeringspraktijk een aantal ongewenste situaties zijn ontstaan, die op korte termijn om een oplossing vragen. De problematiek in deze brief richt zich vooral op een toename van het aantal gevallen van ernstige bodemverontreiniging. De voorgestelde wijzigingen in de Regeling Besluit bodemkwaliteit blijven hier onbesproken omdat het bevoegd gezag via voorlichting door Bodemplus hierover zal worden geïnformeerd. Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om de stand van zaken te melden aangaande de beoordeling van de spoedeisendheid van loodverontreinigingen en de spoedeisendheid op basis van ecologische risico s. Probleemstelling Het probleem dat zich voordoet ligt vooral op het terrein van de aangescherpte interventiewaarde voor (som)drins (van 4 mg/kg d.s. naar 0,14 mg/kg d.s.), waardoor het aantal locaties, volgens de Wet bodembescherming gedefinieerde als geval van ernstige bodemverontreiniging met uitsluitend risico s voor ecologie, enorm is toegenomen. Voor vier regio s is het effect van de veranderde interventiewaarde voor (som)drins vergeleken (zie tabel 1). BEVOEGD GEZAG WBB Pagina 1 van 7

Tabel 1: Procentuele toename (uitgedrukt t.o.v. het aantal monsters) van overschrijding van de interventiewaarde voor (som)drins per regio. Regio Oude norm (4 mg/kg d.s.) A <1% 28% B 8% 46% C 0% 27% D 2% 52% Huidige norm (0,14 mg/kg d.s.) Voor de aangescherpte normering voor DDT/DDE/DDD is de toename van het aantal monsters met overschrijding van de interventiewaarde weliswaar niet zo groot als bij de (som)drin, maar is nog altijd een factor 2 á 3 hoger dan bij de oude normstelling. Bij barium wordt verspreid over het land regelmatig overschrijding van de interventiewaarde (920 mg/kg d.s.) aangetroffen, terwijl er geen sprake is van antropogene bodemverontreiniging. Een quick-scan naar de oorzaak hiervan ligt waarschijnlijk in de verschillende wijze van voorkomen van barium in het veld en de wijze waarop toxiciteitproeven zijn gedaan. Het RIVM zal hier nader onderzoek naar doen. De toename van het aantal gevallen van ernstig verontreinigde bodemverontreiniging met uitsluitend risico s voor ecologie is ongewenst (aangezien dit leidt tot een kadastrale aantekening) en is door alle bij de normstelling betrokken organisaties niet voorzien. Alle betrokkenen geven aan dat de huidige normstelling voor deze drie stoffen/stofgroepen met de toen ter beschikking gestelde kennis op een goede manier is afgeleid, maar anders zou zijn uitgepakt indien toen de thans beschikbare gegevens voorhanden waren geweest. Op basis van deze aanvullende gegevens ben ik bereid om aan het verzoek van het bevoegd gezag te voldoen om tot heroverweging van de normstelling te komen. Voordat ik op deze heroverweging inga, hecht ik er aan om het proces waarop de bodemnormstelling in het algemeen tot stand komt toe te lichten. Proces normstelling De projectgroep Normstelling en Bodemkwaliteitsbeoordeling (NOBO) levert de wetenschappelijke onderbouwing en doet na veelal zeer uitgebreide discussies, beleidsmatige voorstellen om in wet- en regelgeving te worden opgenomen. Bij deze voorstellen wordt een zo goed mogelijke afweging gemaakt tussen enerzijds de milieuhygiënisch vereiste bodemnorm en anderzijds de maatschappelijke gevolgen van de normstelling. Nu is het helaas zo dat op het moment van deze afweging niet voor elke stof (er zijn >150 stoffen) evenveel gegevens beschikbaar waren, omdat deze stoffen bijvoorbeeld niet veel zijn gemeten. Barium is zo n voorbeeld. Het zit sinds 1 juli 2008 in het stoffenpakket (= standaardbepaling bij grondverzet en bodemonderzoek) waardoor nu veel meer gegevens bekend zijn. Dit kan leiden tot een andere maatschappelijke afweging. BEVOEGD GEZAG WBB Pagina 2 van 7

De projectgroep NOBO is in 2005 ingesteld en bestaat uit vertegenwoordigers van ministeries van LNV, V&W en VROM, andere overheden (IPO en VNG) en de onderzoeksinstituten (RIVM, Alterra en RIZA (thans Deltares)). Criteria heroverweging Als gevolg van het van kracht worden van het Besluit bodemkwaliteit en de gewijzigde Circulaire bodemsanering moet voor een drietal stoffen/stofgroepen de afweging voor het vaststellen van de interventiewaarden opnieuw worden gemaakt. Voor barium, (som)drins (aldrin, dieldrin en endrin) en DDT/DDE/DDD blijken zich in de uitvoeringspraktijk ongewenste situaties voor te doen, die spoedig om een oplossing vragen. Bij bovengenoemde stoffen is de interventiewaarde gebaseerd op ecologische risico s. De humane risico s liggen veel hoger. Bij deze heroverweging zijn de volgende criteria gehanteerd: 1. er mogen geen humane risico s ontstaan; 2. sluit zoveel mogelijk aan bij de bestaande uitvoeringspraktijk; 3. de interventiewaarden worden niet ruimer gesteld dan de situatie vóór 1 oktober 2008; 4. er moet voldoende wetenschappelijke kennis voorhanden zijn om de ecologische risico s te kunnen duiden; 5. de beschikbare data moet voldoende representatief zijn; 6. het van nature voorkomen van een stof. Op basis van deze criteria ben ik tot de volgende afweging gekomen. Nieuwe normen Op basis van bovenstaande criteria en in overleg met bevoegd gezag en het RIVM kom ik tot de volgende wijziging van de interventiewaarden voor barium, (som)drins, aldrin en DDT/DDE/DDD (zie tabel 2). In bijlage 1 treft u de meer inhoudelijke overwegingen aan. Tabel 2 Oude en nieuwe interventiewaarden (in mg/kg d.s. standaardbodem) Barium Somdrins Aldrin DDT DDE DDD Huidige norm 920 0,14-1,0 1,3 34 Nieuwe norm 920 * 4,0 0,32 1,7 2,3 34 *) De norm voor barium is tijdelijk buitenwerking gesteld en geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene bodemverontreiniging. Het streven is om voor barium binnen enkele jaren een nieuw toetsingskader te introduceren. De gewijzigde interventiewaarden worden tegelijkertijd met de wijziging van de Regeling bodemkwaliteit per 1 april 2009 van kracht. De huidige Circulaire bodemsanering, zoals gewijzigd 1 oktober 2008, zal worden ingetrokken en hiervoor in de plaats komt de nieuwe Circulaire BEVOEGD GEZAG WBB Pagina 3 van 7

Bodemsanering 2009. Deze zal integraal in de Staatscourant worden gepubliceerd. Voor aanvullende informatie verwijs ik naar de website van bodemplus (www.bodemplus.nl) en de website van het RIVM (www.sanscrit.nl). Lood In de aanbiedingsbrief behorende bij de Circulaire bodemsanering 2006, zoals gewijzigd per 1 oktober 2008, is aangegeven dat er een onderzoek loopt naar de biobeschikbaarheid van lood in stedelijke ophooglagen en toemaakdekken. Het resultaat van het onderzoek is inmiddels bekend maar is van dien aard dat de resultaten onvoldoende zijn om hier verantwoord een nieuwe generieke normstelling uit te kunnen afleiden. Over de resultaten van dit onderzoek loopt momenteel een internationale review, die meer duidelijkheid over de modelmatige benadering moet geven. Wel kan nu met specifieke locatiegegevens met het instrument Sanscrit de spoedeisenheid beter worden berekend (zie bijlage 1). Spoedeisendheid ecologie In de Circulaire bodemsanering 2006, zoals gewijzigd op 1 oktober 2008, is tevens de ecologische grondslag voor het bepalen van de spoedeisendheid gewijzigd. In de praktijk blijkt dat bij het beoordelen van de ecologische risico s dit tot meer spoedeisende gevallen leidt, terwijl in de projectgroep NOBO overeen was gekomen dat dit niet het geval zou mogen zijn. De belangrijkste reden hiervoor is dat de beleidsmatig vastgestelde interventiewaarden voor zink en koper niet een juiste weergave geven van de ecologische risico s (zie bijlage 1). Deze problematiek speelt met name als er een diffuse achtergrondbelasting is van deze stoffen. De projectgroep NOBO werkt aan een oplossing voor deze problematiek. Tot die tijd bied ik het bevoegd gezag de mogelijkheid om in voorkomende gevallen direct advies in te winnen bij het RIVM (tel. 030-2742040). Ik hoop met deze brief voldoende aan uw verzoek tegemoet gekomen te zijn. Ik meen hiermee de gewenste duidelijkheid voor de uitvoeringspraktijk gegeven te hebben en u op een adequate wijze te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dr. Jacqueline Cramer BEVOEGD GEZAG WBB Pagina 4 van 7

Bijlage 1: Toelichting: Barium Barium blijkt op basis van gegevens uit het hele land van nature in dermate hoge gehalten voor te komen dat de huidige interventiewaarde wordt overschreden. De normstelling voor barium veronderstelt dat barium mogelijk in een meer toxische variant voorkomt in (water)bodem, grond en baggerspecie dan de speciatie waarvan in werkelijkheid sprake is. Het is noodzakelijk om onderzoek te doen naar de verschijningsvorm van barium in de Nederlandse (water)bodem en de normstelling hierop af te stemmen. In afwachting van dit onderzoek is besloten om voor barium tijdelijk geen normen te hanteren, waardoor toetsing van barium voorlopig niet plaatsvindt. Deze tijdelijk buitenwerking stelling geldt niet voor die situaties waar met zekerheid kan worden vastgesteld dat het om een antropogene bodemverontreiniging gaat. In die situaties blijft de huidige interventiewaarde (920 mg/kg d.s.) gelden. Het streven is om voor barium binnen enkele jaren een nieuw toetsingskader te introduceren. Drins en DDT/DDE/DDD Voor de (restanten van) bestrijdingsmiddelen zijn door het bevoegd gezag nieuwe gegevens uit vier voormalige tuinbouwgebieden, met name met glastuinbouw en fruitteelt, beschikbaar gesteld, waardoor een heroverweging van de interventiewaarde kon plaatsvinden. Uit deze gegevens in combinatie met beschikbare risicogrenzen blijkt dat er aanvullend een noodzaak bestaat om naast (som)drins een aparte interventiewaarde voor aldrin vast te stellen. Deze norm (0,32 mg/kg d.s. is gebaseerd op onaanvaardbare humane risico s bij gebruik van de bodem voor wonen met tuin. Voor de interventiewaarde (som)drins was de oude norm 4 mg/kg d.s. In NOBO-kader is deze op basis van ecologische gegevens aangepast naar de huidige norm van 0,14 mg/kg d.s. Uit de eerdergenoemde recente gegevens blijkt dat er in deze voormalige tuinbouwgebieden op grote schaal sprake zou zijn van ernstig verontreinigde grond, terwijl er geen sprake is van humane risico s. De maatschappelijke consequenties zijn ongewenst. De hernieuwde maatschappelijke afweging maakt het noodzakelijk weer terug te vallen op de oude waarde van 4 mg/kg d.s. Voor DDT/DDE/DDD geldt hetzelfde als voor (som)drins, maar wijkt in die zin af dat de per 1 oktober j.l. geïntroduceerde aparte toets per stof van kracht blijft. Bij de heroverweging is uitgegaan van de oude somnorm van 4 mg/kg d.s. (van vóór 1 oktober 2008) en is op basis van de beschikbare gegevens en uitgaande van de huidige verhouding in normstelling verdeeld over DDT en DDE, resp. 1,7 mg/kg d.s. en 2,3 mg/kg d.s. Ook bij deze interventiewaarden zijn er geen humane risico s. De interventiewaarde voor DDD (34 mg/kg d.s) blijft ongewijzigd. BEVOEGD GEZAG WBB Pagina 5 van 7

Resumerend geeft onderstaande tabel een overzicht aan van de huidige (sinds 1 oktober 2008) en nieuwe interventiewaarden per 1 april 2009. Oude en nieuwe interventiewaarden (in mg/kg d.s. standaardbodem) Barium (Som)drins Aldrin DDT DDE DDD Huidige norm 920 0,14-1,0 1,3 34 Nieuwe norm 920 * 4,0 0,32 1,7 2,3 34 *) De norm voor barium is tijdelijk buitenwerking gesteld en geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging. Het streven is om voor barium over enkele jaren een nieuw toetsingskader te introduceren. Loodverontreiniging in stedelijke ophooglagen en toemaakdekken In Staatscourant nr. 131 van 10 juli 2008 is de gewijzigde Circulaire bodemsanering 2006 geplaatst. Voor de beoordeling van de risico s van lood is toentertijd onvoldoende ingegaan op de problematiek van loodverontreinigingen in stedelijke ophooglagen en toemaakdekken en de specifieke eigenschappen van deze bodems. Gezien de maatschappelijke consequenties van deze loodverontreinigingen is besloten tot een voorlopige aanpassing van de methodiek voor de locatiespecifieke risicobeoordeling van lood (stap 3 van het Saneringscriterium). Voor de standaard risicobeoordeling (stap 2 van het Saneringscriterium) voor lood dient de modelmatig berekende blootstelling gedurende de kinderjaren getoetst te worden aan het MTR. Aangetoond is dat de blootstelling aan lood tijdens deze kinderperiode kritischer is als het gaat om effecten dan de volwassen periode. Meer informatie hierover is te vinden in het NOBO-rapport: VROM, 2008, in druk: NOBO: Normstelling en bodemkwaliteitsbeoordeling (website www.bodemplus.nl). In stap 3 van het Saneringscriterium kan voor de locatiespecifieke beoordeling van lood rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van stedelijke ophooglagen en toemaakdekken. In NoBoWa is vastgesteld om, voor deze stedelijke ophooglagen en toemaakdekken, de correctie voor biobeschikbaarheid van lood voor de mens op 40% te stellen. Deze correctie is, in afwachting van een internationale wetenschappelijke review van recent onderzoek door RIVM en TNO, een voorlopig advies. Naast de biobeschikbaarheid kan het bevoegd gezag rekening houden met een beperkte consumptie gewas uit eigen tuin of op basis van gewasmetingen van de daadwerkelijke opname van lood door moestuingewassen. Het instrument Sanscrit zal overeenkomstig bovenstaande wijzigingen worden aangepast inclusief een toelichting op de wijziging. BEVOEGD GEZAG WBB Pagina 6 van 7

Spoedeisendheid ecologische risico's (stap 2 Sanscrit) Bij een bodemverontreiniging, welke zich geheel of ten dele bevindt in de bovenste 0,5 m van de onbedekte bodem, bepaalt de combinatie van gebiedstype, oppervlakte en toxische druk (TD) of er sprake is van onaanvaardbare ecologische risico s en daarmee de eventuele spoed van sanering. Uit de eerste ervaringen met de vaststelling van ecologische risico s op basis van de toxische druk bleek dat dit in gebieden met verhoogde concentraties aan vooral zink en koper al snel tot onaanvaardbare maatschappelijke consequenties leidde. Het RIVM heeft op verzoek van VROM voorstellen gedaan voor uitbreiding van de beoordelingsmethodiek waarmee naast milieuhygiënische consequenties ook maatschappelijke afwegingen worden meegewogen. De uitbreiding betreft een aangepaste beoordeling indien koper en/of zink in verhoogde concentraties aanwezig zijn en een wijziging van het oppervlakte criterium. Na de milieueffecten toets zullen de aanpassingen direct worden doorgevoerd in het risicobeoordelingsinstrument Sanscrit. VROM biedt het bevoegd gezag tevens de mogelijkheid om in voorkomende gevallen direct advies in te winnen bij het RIVM (dhr. Rutgers, tel. 030-2742040). Naar verwachting zal een structurele oplossing eind 2009 beschikbaar zijn. BEVOEGD GEZAG WBB Pagina 7 van 7