INLEIDING * Hoofdstuk Aanleiding tot onderzoek

Vergelijkbare documenten
Uitkeringen aan aandeelhouders in het nieuwe BV-recht

Uitkeringen aan aandeelhouders in het nieuwe BV-recht. Besluitvorming, vertegenwoordiging en vereenzelviging

MEMORANDUM. Geachte NBA,

KPMG Meijburg & Co ABCD. Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht

Flex-bv: nieuwe kansen en bedreigingen Het belang van de vennootschap staat voorop! 23 juli 2014

De uitkeringstest op grond van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht

DE FLEX-BV KORT & BONDIG

Highlights van de Flex BV

Diverse civielrechtelijke aspecten van de aansprakelijkheid van bestuurders. Mijke Sinninghe Damsté & Irene Tax Ontbijtseminar 12 december 2013

Flex B.V. Programma. Waarom de flex B.V.? mei mr. S.A. (Sjirk) Bijma mr. A.J.V. (Alexander) Tierolff

FLEX-B.V. TEKST EN TOELICHTING

Flex B.V. 3 oktober mr. S.A. (Sjirk) Bijma mr. A.J.V. (Alexander) Tierolff

Flex BV. Stan Commissaris Jolande van Loon. Rotterdam 17 november 2011

WPNR 2015(7049) Flexibele (winst)uitkeringen, het is van tweeën één! Flexibele (winst)uitkeringen, het is van tweeën één!

Verkrijging van eigen aandelen door de besloten vennootschap nader bezien in het licht van de derde tranche

Inleiding. Vraagpunt a (algemeen)

New rules New choices New opportunities. Flex BV in concernverband

Wet Flex-BV in vogelvlucht

Tweelingpromotie in het nieuwe BV-recht

EIM / Frits Suyver en John Boog 5

De gevolgen van de uitkeringstest voor tussenpersonen

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse

Flex-BV: nieuwe kansen, en hoe nu verder? De juridische en fiscale gevolgen van het nieuwe BV-recht


Inhoud. Inleiding en algemene bepalingen

Aansprakelijkheid in verband met uitkeringen in het vereenvoudigde BV-recht

WPNR 2015(7059) Reactie op Flexibele (winst)uitkeringen, het is van tweeën één! van mr. L.W. Kelterman in WPNR (2015) 7049

BACHELOR ESSAY DE AANSPRAKELIJKHEID VAN BESTUURDERS

De Flex-BV een BV zonder knelpunten?

9. Het vermogen van de vennootschap en de bescherming van schuldeisers

Een bv was nog nooit zo interessant Hoe overstappen naar een flex-bv u nieuwe kansen biedt. WHITEPAPER

Essentie. 1.1 Inleiding en achtergrond

Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s

Aan dtkv. 2016/ Uw brief van: 19 juni 2016 Ons nummer: Willemstad, 19 juli 2016

De Flex-BV: Wat kan men ermee?

De flex-bv: een stap voorwaarts richting de Engelse Limited en een flexibel Nederland?

28 oktober 2010 Modernisering van het Nederlandse ondernemingsrecht / presentatie 28 oktober 2010 Ellen Timmer

25.De flexibele BV; oprichting, aandelen zonder stemrecht en zonder winstrecht

INHOUDSOPGAVE. Lijst van afkortingen /XI. HOOFDSTUK 1 Inleiding /1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

NEDERLANDS ONDERNEMINGSRECHT IN GRENSOVERSCHRIJDEND PERSPECTIEF

Het komende Surinaamse rechtspersonenrecht

NOTARISKANTOOR ZWANIKKEN Blad: 1-16 Vijverlaan HL Velp tel.: fax : FLEX BV

Inleiding Wet Bestuur & Toezicht Rechtspersonen (WBTR) mr drs. J.J. Kramer

WIJZIGINGEN IN BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID ALS GEVOLG VAN DE FLEX-WET EN HET WETSVOORSTEL BESTUUR EN TOEZICHT

Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht;

Wat u als ondernemer hoort te weten omtrent de Flex B.V.

GECOMBINEERDE COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT

Uitkeringstoets in de praktijk. 22 mei 2013

Klik om de s+jl te bewerken

Opsteldatum: 30 oktober 2012 Periode: 1 januari 2011 t/m 31 december Telefoonnummer: adres: wilco.kraaij@unit4.

GECOMBINEERDE COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT. van de. Nederlandse Orde van Advocaten. en de. Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie

Reactie NautaDutilh. Reactie NautaDutilh op het ambtelijk voorontwerp voorstel

v. Welke positieve gevolgen zullen de wijzigingen met zich meebrengen wat betreft de

NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD. 1. Inleiding

Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven'

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitkeringen door BV s na 1 oktober 2012: verouderde statuten in het licht van vernieuwde wetsartikelen

De flexibilisering van het B.V. recht

DOEL NIEUWE BV-RECHT

DE FLEX- BV VOOR DE FUSIE- EN OVERNAMEPRAKTIJK MR. DR. ROGIER WOLF MR. SOPHIE PRINS

VEREENIGING PREADVIEZEN. Europa! Europa? De invloed van het Europese vennootschaps- en effectenrecht nu en in de toekomst. Prof. mr. M.L.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

CMS_LawTax_Negative_28-10 CONSULTATIE UITVOERINGSBESLUIT WWFT 2018

Flex-BV. 1. Inleiding en conclusie

AMBTELIJK VOORONTWERP Memorie van Toelichting

Eerste Kamer der Staten-Generaal

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Bestuurdersaansprakelijkheid en de uitkering van winst bij de B.V.

Pellicaan Advocaten. Pellicaan Advocaten. Statutair bestuurder bv. Statutair bestuurder bv. Pellicaan Advocaten. Rollen

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

De fiscale impact van de flex BV

A D V O C A T E N. Aan de Wet bestuur en toezicht zal op een later tijdstip nog uitgebreid aandacht worden besteed.

De wijziging van het kapitaal beschermingsrecht en de gevolgen van de afschaffing van artikel 2:207c BW voor de praktijk

Struisvogelpolitiek bij het wetsvoorstel flexibilisering BV-recht

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM. De positie van bestuurders bij het doen van een uitkering in de zin van art. 2:216 BW.

INHOUD AFKORTINGEN / 13 VERKORT AANGEHAALDE WERKEN / 15

STAND VAN ZAKEN MODERNISERING VAN HET NEDERLANDSE ONDERNEMINGSRECHT

Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014)

Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht. van de. Nederlandse Orde van Advocaten. en de. Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.

Ingezonden bijdrage; De kruimelvergunning en het begrip stedelijk ontwikkelingsproject: voorstel tot een praktische toetsingsmaatstaf

Webinar Jurisprudentie Ondernemingsrecht. februari 2015 Adriaan F.M. Dorresteijn

Hervorming van de Vennootschapswetgeving Impact op Coöperaties

De begrippen belang en berusten in de aandeelhouderseisen van de FBI

Alles wat u moet weten over de Wet Flex-BV

Aan dtkv. 2015/ Uw brief van: 3 augustus 2016 Ons nummer: Willemstad, 23 augustus 2016

Uitnodiging. HLB OndernemersCafé 7 november Ondernemend, net als u.

ZIFO Institute for Financial law en Corporate Law Amsterdam Toelichting bij de beantwoording van genoemde vragen uit de questionnaire.

I. Naleving en handhaving van de code. Geschrapt - Verwerkt in de Preambule en in de paragraaf over Naleving van de. de Code.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorwoord Woord vooraf Lijst van afkortingen

BusinessGuard Aansprakelijkheidsverzekering voor Bestuurders en Commissarissen. A Force in Europe A MEMBER OF AMERICAN INTERNATIONAL GROUP, INC.

Overzicht bepalingen in huidige statuten die conflicteren met de Flexwet

Hervorming Vennootschapsrecht: Wat verandert er voor U? Marijke Roelants

31 mei 2012 z

New rules New choices New opportunities. Flex BV Private Equity

Praktijkleergang Ondernemingsrecht

Inhoud Inhoud 5 Voorwoord 13 Introductie van het onderzoek 15 I. Inleiding 15 II. Participatie als juridisch begrip 16 III. Aanleiding tot het onderzo

Transcriptie:

Hoofdstuk 1 INLEIDING * 1.1 Aanleiding tot onderzoek Het Nederlandse ondernemingsrecht is voortdurend in beweging als gevolg van ontwikkelingen op nationaal en internationaal vlak, in het bijzonder ontwikkelingen binnen de E(E)G en later de EU. De modernisering van het BV-recht heeft lang op zich laten wachten. De Minister van Justitie leek te wachten op een herziening van de tweede EEG-richtlijn, 1 waar de High Level Group of Company Law Experts onder leiding van Winter over rapporteerde. 2 De Minister van Justitie zag zich ondertussen geconfronteerd met het fenomeen corporate mobility en de daarmee verband houdende invoering van meer flexibele rechtsvormen in andere ons omringende landen. 3 In het licht van een bredere moderniseringsoperatie van het Nederlandse vennootschapsrecht vroegen de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Economische Zaken advies over de toekomst van de Nederlandse BV. De Expertgroep Vereenvoudiging en Flexibilisering BV-recht, onder leiding van De Kluiver, inventariseerde de knelpunten en lacunes van het BV-recht zoals deze in de praktijk en literatuur werden ervaren. 4 Het rapport pleit voor een grotere toegankelijkheid van de BV, meer inrichtingsvrijheid voor aandeelhouders en een meer economische benadering van kapitaalbescherming. Het thema kapitaal en vermogen vormde een wezenlijk onderdeel van het rapport. Kapitaalbeschermingsregels trachten het rendementsbelang van de aandeelhouders en het solvabiliteitsbelang van crediteuren in evenwicht te houden. De derde * Auteurs: Raymond Canisius & Maurice Canisius. 1 Zie Richtlijn 77/91/EEG. 2 Zie Rapport-Winter e.a. 2002. 3 Zie in dit verband HvJ EG 9 maart 1999, zaak C-212/97, Jur. 1999 (Centros); HvJ EG 5 november 2002, zaak C-208/00, Jur. 2002 (Überseering); HvJ EG 30 september 2003, zaak C-167/01, Jur. 2003 (Inspire Art); HvJ EG 18 december 2008, zaak C-210/06, Jur. 2008 (Cartesio); en HvJ EG 12/ 07/2012, zaak C-378/10, Jur. 2012 (Vale). 4 Zie Rapport-De Kluiver e.a. 2004. 1

1.1 Inleiding tranche, welke zag op kapitaalbescherming, van het wetsvoorstel voor de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht heeft veel hoofdbrekens opgeleverd. Het ministerie van Economische Zaken heeft tot tweemaal toe opdracht gegeven aan het Instituut voor Ondernemingsrecht Groningen om onderzoek te verrichten naar alternatieve oplossingen voor het te strenge kapitaalbeschermingsregime bij de BV en alternatieve systemen voor kapitaalbescherming bij de NV en BV. 5 Na deze uitgebreide rapporten presenteerde het Ministerie van Justitie het uiteindelijke wetsvoorstel. 6 Het wetsvoorstel werd gepresenteerd als een pleidooi voor meer flexibiliteit en een verlichting van administratieve lasten voor ondernemers. Na een bewogen wetsgeschiedenis was op 1 oktober 2012 de invoering van de wet een feit. 7 De regels van kapitaalbescherming van de BV zijn grondig herzien. Zo zijn onder andere vervallen: het minimumkapitaal; 8 de bankverklaring bij storting in geld; 9 de accountantsverklaring bij inbreng in natura; 10 de Nachgründungsregeling; 11 het verbod op financial assistance; 12 en de wettelijke bepalingen die golden bij vermindering van kapitaal door bijvoorbeeld inkoop van aandelen, 13 welke in de praktijk moeilijk te hanteren waren. 14 Voorts wordt meer ruimte geboden om afspraken te maken over het moment waarop de storting moet plaatsvinden. Met het grotendeels vervallen van het kapitaalbeschermingsrecht verdwijnt ook het verschijnsel beklemd vermogen, dat als onderdeel van het eigen vermogen van de vennootschap steeds aanwezig behoorde te zijn, en het begrip vrije ruimte, zijnde het verschil tussen het eigen vermogen en het beklemd vermogen van de vennootschap. 15 In het nieuwe BV-recht kunnen in beginsel steeds uitkeringen worden gedaan; zelfs uitkeringen bij, of leidend tot, een negatief eigen vermogen zijn mogelijk. 16 De aandeelhouders als verschaffers van het risicodragend vermogen aan de vennootschap beogen doorgaans een zeker rendement te behalen met hun investering. Artikel 2:216 BW voorziet in de mogelijkheid om de in een bepaald boekjaar behaalde winst door de vennootschap aan haar aandeelhouders uit te keren. De 5 Zie Rapport-Lennarts & Schutte-Veenstra 2004 en Rapport-Boschma e.a. 2005. 6 Zie Kamerstukken II 2006/07, 31 058, nr. 1-2 (Koninklijke boodschap; voorstel van wet). 7 Zie Stb. 2012, 299. 8 Artikel 2:178 lid 2 (O)BW. 9 Artikel 2:203 (O)BW. 10 Artikel 2:204a lid 2 (O)BW. 11 Artikel 2:204c (O)BW. 12 Artikel 2:207c (O)BW. 13 Artikel 2:207 (O)BW. 14 Zie in dit verband paragraaf 4.2.2. 15 Zie Schwarz 2012, p. 55. Opmerking verdient dat de wettelijke en statutaire reserves blijven bestaan. 16 Zie over het vervallen van de verplichte kapitaalbeschermingsregels Schwarz 2012, p. 55-59. Anders Van Veen & Van der Zanden 2014, p. 29-40, waar zij met kracht betogen dat uitkeringen bij of leidend tot een negatief vermogen van de BV niet mogelijk zijn. 2

Inleiding 1.1 uitkeringstest van artikel 2:216 BW vormt dé spil van het nieuwe systeem van crediteurenbescherming. Aan de drie wettelijke uitkeringsvormen, te weten: inkoop van eigen aandelen; 17 terugbetaling van gestort kapitaal op aandelen; 18 en uitkering van winst of reserves, 19 worden in het herziene BV-recht dezelfde (hoofd-)vereisten gesteld. De nieuwe uitkeringstest houdt, kort gezegd, in dat de BV enkel uitkeringen mag doen na goedkeuring van het bestuur. Deze goedkeuring mag slechts worden geweigerd indien door de uitkering de continuïteit van de vennootschap in gevaar komt. 20 Wanneer het bestuur het uitkeringsbesluit van de algemene vergadering goedkeurt en later blijkt dat de vennootschap niet meer kan voldoen aan haar opeisbare schulden, zijn de bestuurders (behoudens disculpatie) aansprakelijk. Daarnaast kunnen uitkeringsgerechtigden een terugbetalingsplicht hebben. 21 Het onderwerp van deze dissertatie, de nieuwe met aansprakelijkheid bestrafte uitkeringstest van artikel 2:216 BW, is een van de meest bediscussieerde onderwerpen van de Wet Flex-BV. De wetgever biedt voor bestuurders onvoldoende handvatten voor het uitvoeren van deze test. Volgens de wetsgeschiedenis en literatuur moeten bestuurders te allen tijde rekening houden met alle mogelijke veranderende omstandigheden na vaststelling van de jaarrekening. 22 Bestuurders moeten deze omstandigheden betrekken bij het nemen van het goedkeuringsbesluit indien dit de continuïteit van de vennootschap in gevaar kan brengen. De onduidelijkheid hieromtrent maakt de positie van bestuurders onzeker en leidt tot de vraag of de herziene regeling een verzwaring van de taak en aansprakelijkheid van het bestuur betekent. 23 In de rechtspraktijk moet de uitkeringstest zijn weg vinden, waarbij het bestaande aansprakelijkheidsregime voor ontoelaatbare dividenduitkeringen een belangrijke rol zal spelen. 24 17 Artikel 2:207 BW. 18 Artikel 2:208 BW. 19 Artikel 2:216 BW. 20 Artikel 2:216 lid 2 BW. 21 Artikel 2:216 lid 3 BW. 22 Zie in dit verband Kamerstukken I 2011/12, nr. E (nadere memorie van het antwoord), p. 7-9, waar wordt gesproken over een materiële toets. Zie ook Asser/Van Solinge & Nieuwe Weme 2-IIa 2013/ 207 en Buijn & Storm 2013, p. 74. 23 Zie in dit verband de volgende reactie van VNO-NCW op het consultatiedocument vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht derde tranche : Het ontwerp zoekt daarvoor de ruimte in een verzwaring van aansprakelijkheid van bestuurders en medebeleidsbepalers voor het doen van niet gerechtvaardigde uitkeringen. Zie ook Mulder (FD) 2007; Buijn 2007, paragraaf 16; en Van Veen 2013, paragraaf 8. Anders Lennarts 2007, paragraaf 5 en Boschma & Schutte-Veenstra 2011, paragraaf 4. 24 Wij achten verdedigbaar dat onzorgvuldig handelen van bestuurders bij het verlenen van goedkeuring in de zin van het nieuwe artikel 2:216 lid 2 BW onbehoorlijk bestuur in de zin van artikel 2:9 BW kan opleveren of kwalificeert als kennelijk onbehoorlijk bestuur in de zin van artikel 2:248 BW en extern een onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). 3

1.2 Inleiding Het in het Nederlandse vennootschapsrecht geldende uitgangspunt dat de algemene vergadering besluit over het vaststellen van de jaarrekening en het doen van uitkeringen, lijkt op gespannen voet te staan met het nieuwe artikel 2:216 BW. De nieuwe uitkeringstest lijkt de bestaande verdeling van bevoegdheden binnen de vennootschap, door toekenning van bevoegdheden aan het bestuur ten koste van de algemene vergadering, aan te tasten. Met andere woorden is de vraag: raakt de nieuwe regeling van artikel 2:216 BW de dualistische structuur van de BV? Meer in het bijzonder vragen wij ons af wat de rol van bestuurders is bij dividenduitkeringen aan aandeelhouders of andere winstgerechtigden onder het oude en nieuwe systeem. In deze context speelt ook de vraag hoe de nieuwe regeling van het tegenstrijdig belang, zoals vervat in artikel 2:239 lid 6 BW, zich verhoudt tot het goedkeuringsvereiste van het bestuur. Mede gezien het bestaande aansprakelijkheidsregime vragen wij ons verder af wat de functie is van de nieuwe uitkeringstest van artikel 2:216 BW. Daarnaast rijst de vraag hoe deze met aansprakelijkheid bestrafte test dient te worden toegepast. Al deze en andere vragen vormen de aanleiding voor dit onderzoek. 1.2 Onderzoeksonderwerp en -vragen Dit onderzoek richt zich op de uitleg van de nieuwe, met bestuurdersaansprakelijkheid gesanctioneerde, uitkeringstest van artikel 2:216 BW. Daarbij staat centraal wat de rol van de bestuurder is in het traject rondom dividenduitkeringen. Het onderzoek is opgezet vanuit het perspectief van de bestuurder van de vennootschap. De hoofdvragen van dit onderzoek zijn: 1. Hoe dient het uitkeringsbesluit van de algemene vergadering van vóór de invoering van de Wet Flex-BV te worden gekwalificeerd met het oog op: a. het wettelijk uitgangspunt dat winst de aandeelhouders ten goede komt; en b. de vertegenwoordiging van de vennootschap. 2. Hoe wordt in de rechtspraktijk omgesprongen met de dogmatische grondslag van het uitkeringsbesluit? 3. Wat betekent de invoering van het nieuwe artikel 2:216 BW voor de kwalificatie van het uitkeringsbesluit en de daarmee samenhangende vertegenwoordiging van de vennootschap? 4. Hoe dient de nieuwe uitkeringstest te worden uitgelegd met betrekking tot: a. het toepassingsbereik van artikel 2:216 BW; en b. de mogelijke uitdijende aansprakelijkheid van bestuurders. Bij de beantwoording van de hoofdvragen spelen de vennootschapsrechtelijke leerstukken van besluitvorming, vertegenwoordiging en vereenzelviging een belangrijke rol. De hoofdvragen raken ook de basisstructuur van de BV, waarbij de instrumentele visie en de institutionele beleving van de BV een rol spelen. 4

Inleiding 1.3 1.3 Relevantie van onderzoek De ingrijpende herziening van Boek 2 BW, die het oude kapitaalbeschermingsregime op de schop heeft genomen, heeft veel pennen in beweging gebracht. Menig auteur heeft gedurende het wetgevingsproces en daarna kritiek geuit op de wijzigingen. Deze kritiek concentreerde zich met name rond de nieuwe uitkeringstest van artikel 2:216 BW. Verscheidene auteurs verwachten dat artikel 2:216 BW als grondslag voor bestuurdersaansprakelijkheid in de rechtspraak een belangrijke rol gaat spelen. 25 De nieuwe uitkeringstest roept veel vragen op. De wetsgeschiedenis en bestaande literatuur lijken weinig consistent wat betreft beantwoording van de vraag of het herziene artikel 2:216 BW voor gebruikers voldoende goed hanteerbaar en werkbaar is. Te lichtvaardig wordt omgesprongen met de vraag of de uitkeringstest geen verzwaring van de taak en aansprakelijkheid van het bestuur inhoudt. Daarnaast wordt geen goed overzicht geboden van de verschillende opvattingen over de horizon die bij het verrichten van de uitkeringstest in acht moet worden genomen. 26 Voorts ontbreekt overeenstemming in de literatuur over de herkomst, inhoud en juridische grondslag van de aansprakelijkheidsmaatstaf van artikel 2:216 BW. De samenleving is niet gediend met onduidelijke regelgeving die ondernemers stimuleert om telkens de voorkeur te geven aan risicomijdende beslissingen die een remmend effect hebben op de economische ontwikkeling. Bovendien blokkeren dergelijke regels de overstap van werknemerschap naar zelfstandig ondernemerschap. 27 Naast de wetenschappelijke aspecten zijn met name de praktische aspecten van belang vanwege de onbekendheid van de uitwerking van de nieuwe regeling van artikel 2:216 BW. Het feit dat voorgaande vragen niet of slechts in de marge worden beantwoord, is opmerkelijk nu in de rechtspraktijk juist een grote behoefte bestaat aan duidelijkheid omtrent de toepassing van de nieuwe uitkeringstest. De maatschappelijke en sociale relevantie van duidelijkheid omtrent de toepassing van de uitkeringstest blijkt uit het feit dat de BV een van de meest gebruikte rechtsvormen binnen de MKB-sector is. 28 Deze sector is de motor van de Nederlandse economie, biedt werk aan honderdduizenden en is een bron van innovatie en nieuwe 25 Zie Assink e.a. 2011, p. 15. 26 Zie in dit verband Kamerstukken II 2006/07, 31 058, nr. 3 (memorie van toelichting), p. 71, waar de minister spreekt over een tijdshorizon van een jaar, die in bepaalde gevallen ook langer kan zijn. Zie ook Kamerstukken II 2008/09, 31 058, nr. 6 (nota naar aanleiding van het verslag), p. 10, waar de minister stelt dat de eerder genoemde periode van één jaar geen harde regel is, maar een uitgangspunt bij de toepassing van artikel 216 lid 2 BW. 27 Zie Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 3 (memorie van toelichting), p. 9-10. 28 Zie in dit verband CBS 2012. 5

1.4 Inleiding ideeën. Het bieden van een solide juridische basis aan de MKB-sector, zou naar onze mening moeten gelden als een van de doelstellingen van het BV-recht. Daarnaast heeft de profileringsgedachte van Nederland als hét vestigings- en ondernemingsland te gelden als een van de belangrijkste stimulansen voor de modernisering van ons BV-recht. 29 De vraag is of de uitkeringstest, onder de aanname dat deze leidt tot een verhoogd aansprakelijkheidsrisico voor bestuurders, niet een afschrikwekkend effect heeft op buitenlandse investeerders. Als opgemerkt, is van belang dat bestuurders, uit angst voor aansprakelijkheid, wellicht zullen handelen uit defensieve overwegingen, hetgeen zand in de motor van de economie strooit. 30 Daarnaast zullen bestuurders trachten hun aansprakelijkheidsrisico s zoveel mogelijk te beperken door het afsluiten van een verzekering, het bedingen van vrijwaringen van de aandeelhouders en het inwinnen van extern advies voorafgaand aan de uitkering. De beoogde lastenverlichting lijkt op deze wijze te ontaarden in een feitelijke lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. Deze tendens is naar onze mening overdreven, omdat de aansprakelijkheidsrisico s voor bestuurders bij ontoelaatbare uitkeringen, anders dan de wettekst, parlementaire geschiedenis en literatuur doen vermoeden, beperkt zijn. Met dit onderzoek willen wij bijdragen aan de juridische kennisontwikkeling rondom het herziene Boek 2 BW. Wij trachten de leemtes en onduidelijkheden rond de vernieuwde uitkeringstest in te vullen en relevante verbanden te leggen met andere leerstukken dan wel bewegingen in de rechtspraak. De resultaten van dit onderzoek zijn van groot maatschappelijk belang. Inzicht wordt geboden in de toepasbaarheid en de uitvoering van de nieuwe uitkeringstest van artikel 2:216 BW, waarmee handvatten worden gegeven voor rechters, bestuurders en externe deskundigen (zoals accountants en juridisch adviseurs). Hiermee wordt getracht de bestaande rechtsonzekerheid weg te nemen. 1.4 Onderzoeksmethode Dit onderzoek gaat uit van het in Nederland geldende recht. Voor dit onderzoek is als onderzoeksmethode gekozen voor een literatuur- en jurisprudentieonderzoek. Een uitgebreide behandeling van het uitkeringsbesluit van de algemene vergadering van vóór de inwerkingtreding van de Wet Flex-BV leidt tot bepaalde dogmatische uitgangspunten. Zij vormen de basis voor een analyse van de knelpunten en onduidelijkheden van de nieuwe regeling van artikel 2:216 BW, waarvoor dit onderzoek een oplossing tracht te bieden. Mede aan de hand van de wetsgeschiedenis, literatuur en jurisprudentie wordt beoordeeld hoe deze uitgangspunten 29 Zie in kritische zin hierover Subnel (FD) 2012. 30 Zie in dit verband Kroeze (oratie Rotterdam) 2006, paragraaf 6, 7 en 8. 6

Inleiding 1.5 op een juiste wijze kunnen worden toegepast en wat de bedoeling van de wetgever is met de invoering van de nieuwe uitkeringstest. 1.5 Plan van behandeling De opzet van dit onderzoek is als volgt. In hoofdstuk 2 tot en met hoofdstuk 4 worden de voorgeschiedenis, de discussies en opvattingen in de literatuur en parlementaire geschiedenis betreffende het uiteindelijke vervallen van het oude systeem van kapitaalbescherming bij de BV geschetst. Hoofdstuk 5 tot en met 7 vormen de kern van dit onderzoek. In deze hoofdstukken wordt uitgebreid ingegaan op het oude en nieuwe artikel 2:216 BW en de toepassing hiervan, waarbij de besluitvorming en de vertegenwoordiging van de vennootschap een belangrijke rol spelen. Hoofdstuk 8 vormt het sluitstuk van dit onderzoek. In hoofdstuk 2 staat de vraag centraal hoe de flexibiliseringsgedachte hét symbool voor de modernisering van het ondernemingsrecht is geworden. Aan de hand van een drietal kernbegrippen: evolueren, faciliteren en internationaliseren, wordt in vogelvlucht inzichtelijk gemaakt wat het kernthema flexibiliteit betekent en daarmee wordt verklaard hoe het een aandachtsgebied op de politieke agenda werd. Duidelijk wordt gemaakt waarom diverse moderniseringsoperaties aan het begin van deze eeuw in gang zijn gezet. In hoofdstuk 3 wordt stilgestaan bij de katalysatoren van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht; één van deze operaties. Waar nodig worden deze met elkaar in verband gebracht. De volgende beweegredenen worden in dit hoofdstuk behandeld: (i) minder dwingend en meer regelend recht; (ii) meer vrijheid van inrichting voor aandeelhouders; (iii) modificatie ten behoeve van rechtszekerheid en vermindering van administratieve lasten; (iv) inspelen op de behoefte van de hedendaagse, nationale en internationale praktijk; (v) aansluiten bij ontwikkelingen in internationaal perspectief; en (vi) evenwichtige crediteurenbescherming. In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij één van de drie hoofdonderwerpen van het wetsvoorstel, namelijk de vermogens- en crediteurenbescherming; de derde tranche van het wetsvoorstel. Dit wordt op hoofdlijnen behandeld. Inzichtelijk wordt gemaakt hoe het oude systeem van kapitaalbescherming eruit zag, welke bezwaren bestonden en welke wijzigingen hebben geleid tot het nieuwe systeem van crediteurenbescherming. Bij de bespreking van het oude systeem wordt een onderscheid gemaakt tussen de regels met betrekking tot het bijeenbrengen en bijeenhouden van vermogen. In hoofdstuk 5 staat de kwalificatie van het uitkeringsbesluit en het traject rondom dividenduitkering van vóór 1 oktober 2012 centraal. Om te komen tot kwalificatie van het uitkeringsbesluit wordt stilgestaan bij het wettelijke uitgangspunt dat de winst de aandeelhouders ten goede komt, waarbij eveneens aandacht wordt besteed aan afwijking van dit uitgangspunt. Het leerstuk van besluitvorming en vertegenwoordiging wordt in dit verband uitvoerig behandeld. Hierbij wordt een overzicht 7

1.5 Inleiding geboden van de verschillende soorten besluiten van de vennootschap. Bij dit overzicht wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds besluiten met interne werking, te weten: interne besluiten en indirect extern werkende besluiten, en anderzijds besluiten met (direct) externe werking. Bij deze laatste categorie van besluiten wordt uitgebreid ingegaan op de discussies en opvattingen in de parlementaire geschiedenis, literatuur en jurisprudentie hieromtrent. Aan het einde van het hoofdstuk wordt het uitkeringsbesluit gekwalificeerd en wordt het traject rondom dividenduitkeringen onder oud recht geanalyseerd. Hiermee wordt een antwoord gegeven op de eerste hoofdvraag; hoe het uitkeringsbesluit van de algemene vergadering van vóór de invoering van de wet Flex-BV dient te worden gekwalificeerd. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 bezien hoe met de dogmatische grondslag van het uitkeringsbesluit wordt omgesprongen in de rechtspraak. In dit kader worden de uitspraken inzake Nimox, Reinders Didam en de post Reinders Didam-rechtspraak uitvoerig geanalyseerd. 31 Zo wordt een antwoord gegeven op de tweede hoofdvraag. Hoofdstuk 7 staat in het teken van de nieuwe uitkeringstest van artikel 2:216 BW. Daarin wordt eerst een algemene uitleg gegeven over het nieuwe artikel en de totstandkoming hiervan. Voorts wordt bezien in hoeverre het oude wettelijke uitgangspunt dat de winst de aandeelhouders ten goede komt, is verlaten. Vervolgens wordt gekeken naar de kwalificatie van het uitkeringsbesluit, waarbij de bedoeling van de wetgever en het goedkeuringsbesluit van het nieuwe artikel 2:216 BW een belangrijke rol spelen. Meer in het bijzonder wordt stilgestaan bij de vraag wat de bedoeling van de wetgever is geweest met de invoering van het goedkeuringsvereiste en wat dit vereiste betekent voor de kwalificatie van het uitkeringsbesluit onder het nieuwe recht. Zo wordt een antwoord gegeven op de derde hoofdvraag. Vanuit de kwalificatie van het uitkeringsbesluit geredeneerd, wordt vervolgens gekomen tot een passende interpretatie van de nieuwe wettelijk verankerde uitkeringstest. Het toepassingsbereik van het nieuwe artikel 2:216 BW en de mogelijk uitdijende bestuurdersaansprakelijkheid hebben als leidraad te dienen bij de beantwoording van de vierde hoofdvraag. Het sluitstuk van dit onderzoek is hoofdstuk 8. Daarin wordt een samenvatting gegeven, de conclusies van het onderzoek geformuleerd en een aantal aanbevelingen gedaan met betrekking tot de toepassing en uitleg van de nieuwe uitkeringstest. Auteurs hebben aan de samenwerking in het kader van dit boek als volgt invulling gegeven. Hoofdstukken 3 en 5 evenals paragraaf 7.6 tot en met 7.8 zijn geschreven door Maurice Canisius, de hoofdstukken 2 en 6 alsook de paragrafen 7.1 tot en met 7.5 zijn geschreven door Raymond Canisius. Beide auteurs hebben de hoofdstukken 1, 4 en 8 gezamenlijk geschreven en hebben tezamen zorg gedragen voor de samenhang van het geheel. 31 Zie HR 8 november 1991, NJ 1992, 174 (Nimox) en Hof Arnhem 19 februari 2002, LJN AD9640, JOR 2002/56 (Reinders Didam). 8

Inleiding 1.6 1.6 Tot slot Dit onderzoek betreft een nationaalrechtelijk onderzoek. Rechtsvergelijking of vragen van internationaal privaatrecht komen niet aan de orde. Wel wordt in hoofdstuk 3 kort stil gestaan bij de ontwikkeling van flexibele rechtsvormen in de ons omringende landen. Alleen het BV-recht kent sinds 1 oktober 2012 een met aansprakelijkheid gesanctioneerde uitkeringstest. Daarom beperkt het onderzoek zich tot de BV. Auteurs hebben het onderzoek afgesloten op woensdag 1 oktober 2014. Nadien verschenen literatuur en jurisprudentie zijn slechts incidenteel verwerkt. 9