MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Vergelijkbare documenten
MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

hierna de tegen hierna de

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Infosessies geluidsnormen muziek

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

advocaat hierna de tegen hierna de

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

hierna de tegen 6/24, hierna de

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

hierna de tegen voor wie hierna de

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE

Transcriptie:

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik, Pollepelstraat 14 het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw voor wie optreedt, bij delegatie: de gewestelijke entiteit (de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer, AMMC) met kantoren te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 20 bus 8 vertegenwoordigd door: mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS, afdelingshoofd I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 13 januari 2016 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 21 december 2015, gekend onder nummer 14/AMMC/1667-M/WVM. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 507 euro (85 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel 22 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna Milieuvergunningsdecreet) en artikel 43 Vlarem I. De bestreden beslissing legt eveneens een vermogensvoordeelontneming op aan de verzoekende partij van 704,5 euro. Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij in 2012 1.409 m³ meer grondwater heeft opgepompt uit het Landeniaan-zand dan vergund. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient geen wederantwoordnota in. De verwerende partij dient geen laatste nota in. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 20 april 2017. De heer Luc MESSELY en de heer Geert TANGHE voeren het woord voor de verzoekende partij. De heer Pieter CALLEBAUT voert het woord voor de verwerende partij. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 1

houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN Op 17 juni 2014 begeven mevrouw Nele VANASSCHE, toezichthouder bij de afdeling Milieuinspectie van de Vlaamse Overheid en de heer Joachim HAEZEBROUCK, toezichthouder in opleiding bij de afdeling Milieu-inspectie, zich ambtshalve naar de varkenshouderij van de verzoekende partij en van de heer Karel MESSELY. Uit het plaatsbezoek blijkt dat het vergund debiet voor het oppompen van grondwater in het jaar 2012 wordt overschreden. De heffingsgegevens werden opgevraagd bij de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Voor het jaar 2012 was de varkenshouderij vergund om 1.800 m³ grondwater op te pompen, terwijl er in werkelijkheid 3.209 m³ grondwater werd opgepompt. De afdeling Milieu-inspectie neemt een vermogensvoordeel, bekomen door het oppompen van niet-vergunde hoeveelheden grondwater, aan van 1,00 EUR/m³. Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nr. IE64.H1.0093-14, afgesloten op 1 juli 2014 en verzonden op 3 juli 2014. De toezichthouder maant de verzoekende partij op 3 juli 2014 aan om vanaf heden de vergunde hoeveelheid van 900 m³/jaar uit Landeniaan zand op te pompen grondwater. Uit het navolgend proces-verbaal nr. IE64.H1.000093/2014 van 16 oktober 2014 blijkt dat de toezichthouder samen met Hoofdinspecteur Eddie STRUMANE en Inspecteur Angelique LEMAHIEU van de politiezone Arro een nazicht heeft verricht op de varkenshouderij van de verzoekende partij. Er wordt vastgesteld dat de boorput waarmee het grondwater werd gewonnen is opgevuld en de installatie werd afgebroken. Er werd een lagune aangelegd voor de stockage van regenwater en een deel van de gescheiden mestkelder en enkele ondergrondse citernes worden gebruikt voor de stockage van het regenwater, met een maximum van 1.800 m³. Op 24 oktober 2014 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 6 februari 2015 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij bezorgt haar schriftelijk verweer met een email van 6 maart 2015 aan de gewestelijke entiteit. De gewestelijke entiteit legt op 21 december 2015 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 23 december 2015. De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: 3. BEOORDELING 3.1 Het milieumisdrijf en de toerekenbaarheid aan de overtreder 2

Overwegende dat door verbalisant werd vastgesteld dat vermoedelijke overtreder in 2012 1409 m³ te veel grondwater gewonnen heeft uit de Landeniaan put; dat krachtens de vergunning m.b.t. de grondwaterwinning van de Deputatie van West-Vlaanderen d.d.. 13 november 2008 vermoedelijke overtreder in 2012 gemachtigd was om 1800 m³/jaar grondwater te winnen uit de Landeniaan put. Overwegende dat overeenkomstig artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet de exploitant van een inrichting verplicht is de exploitatievoorwaarden na te leven. Overwegende dat overeenkomstig artikel 43 van Vlarem I de exploitant verplicht is de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden, alsmede alle andere op de exploitatie van de inrichting van toepassing zijnde wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, met betrekking tot de bescherming van het leefmilieu, van de oppervlaktewateren en van de externe veiligheid na te leven. Overwegende dat bovenvermelde feiten een schending uitmaken van volgende regelgeving: - artikel en 22 van het Milieuvergunningsdecreet; - artikel en 43 van Vlarem I. Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf conform artikel 16.1.2.2 DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Overwegende dat het milieumisdrijf in hoofde van de overtreder vaststaat. 3.2 De hoogte van de boete Overwegende dat bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening wordt gehouden met de ernst van ligt milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd. 3.2.1 De ernst van de feiten Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Overwegende dat milieuvergunningen tot doel hebben om het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen; dat,dit mede gebeurt door het al dan. niet toekennen van een milieuvergunning aan hinderlijke inrichtingen en het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie van deze inrichtingen moet voldaan worden opdat de hinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt wordt; dat de hinderlijke inrichting voor wat betreft de grondwaterwinning een klasse 2-inrichting betreft (rubriek 53.8.2. van de indelingslijst van bijlage 1 van Vlarem 1); dat de klasse van de inrichting bepalend is voor de hinderlijkheid van de inrichting; dat controle, over. ingedeelde activiteiten noodzakelijk is om alle milieurisico's en hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken; dat, door het niet naleven van het voorwerp van de milieuvergunning voor de grondwaterwinning (overschrijding van het jaardebiet voor de Landeniaan put in 2012), de hinder niet tot een aanvaardbaar niveau kon beperkt worden. 3

Overwegende dat de afgelopen jaren de inspanningen om rationeel om te gaan met water, en in het bijzonder met grondwater, aanzienlijk zijn opgedreven om ertoe te komen de waterreserves op peil te houden; dat verschillende grondwaterlagen bedreigd worden door verdroging; dat de kwaliteit en kwantiteit van het grondwater beschermd dient te worden; dat door het oppompen van meer grondwater dan vergund de realisatie van deze doelstelling worg bemoeilijkt. Overwegende dat er zich momenteel grote problemen stellen met de hydrogeologische toestand van de Landiaan-zanden; dat uit studies blijkt-dat de aanvulling van het grondwater in de laag niet in evenwicht is met de onttrokken hoeveelheden; dat op termijn dit tot een totale uitputting van de laag kan leiden; dat volgens een modelleringsstudie inzake Sokkel en Landeniaan minstens 75 % van het totaal vergunde debiet tov het jaar 2000 afgebouwd zou moeten worden. Overwegende dat in het jaar 2012 1409 m3 meer grondwater werd opgepompt uit het Landeniaan-zand dan vergund was in dat jaar; dat het oppompen van meer grondwater dan vergund een bijkomende daling van het grondwaterpeil tot gevolg kan hebben. Overwegende dat het misdrijf gepleegd is in professioneel verband. Overwegende dat bovenvermelde feiten derhalve voldoende ernstig zijn om gesanctioneerd te worden met een alternatieve bestuurlijke geldboete. 3.2.2 De frequentie Overwegende dat het een eenmalige schending betreft; dat er minstens geen indicaties in het procesverbaal zijn die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld in een proces-verbaal; dat derhalve geen rekening wordt gehouden met de factor frequentie bij het bepalen van de hoogte van de boete voor wat betreft voormelde schending. 3.2.3 De omstandigheden Overwegende dat er, wat dit misdrijf betreft, er voor het overige in het gehele dossier geen verzachtende omstandigheden zijn die meegenomen worden bij het bepalen van de hoogte van de boete. 4. VOORDEELONTNEMING Overwegende dat uit voorgaande blijkt dat overtreder in totaal 1409 m³ grondwater meer dan de vergunde hoeveelheid grondwater heeft opgepompt; dat overtreder deze hoeveelheid water niet heeft moeten aankopen via het reguliere drinkwatervoorzieningsnet; dat overtreder het misdrijf in professioneel verband heeft gepleegd; dat per definitie de uitgespaarde kosten wederrechtelijk werden verkregen en vermogensvoordelen zijn; dat derhalve conform artikel 16.4.26 DABM een voordeelontneming wordt opgelegd. Overwegende dat derhalve het vermogensvoordeel- voor de overtreder om zich niet aan de vigerende regelgeving te houden uiterst minimaal, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op 1409 euro; dat de schatting van het vermogensvoordeel gebeurde op grond van de geverbaliseerde vaststellingen; dat de berekening waarbij het volume illegaal opgepompt grondwater gewaardeerd wordt a rato van 1 euro per illegale m³ rekening houdt met de kosten gemaakt voor het oppompen van het grondwater; dat dit bedrag conform artikel 16.4.26 DABM naast de geldboete als voordeelontneming wordt opgelegd. 4

Overwegende dat de bestuurders van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid aansprakelijk zijn voor de schulden van de vereniging; dat niet meer schuld kan toegewezen worden aan overtreder 1 dan aan overtreder 2, zijnde de bestuurders van vereniging zonder rechtspersoonlijkheid; dat de geldboete bijgevolg gelijk verdeeld wordt opgelegd aan overtreder 1 en aan overtreder 2. OM DEZE REDENEN beslist de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer om: - de heer Karel Messely (natuurlijk persoon met ondernemingsnummer 0874.599.708), als medebestuurder van Karel Messely en Dendauw Silvy vvzrl, met maatschappelijke zetel gevestigd te 8940 Wervik, Pollepelstraat 14 (ondernemingsnummer 0518.886.553): o een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, ten bedrage van 507 (vijfhonderd en zeven) euro, zijnde 85 (vijfentachtig) euro vermeerderd met de opdeciemen zoals van toepassing ten tijde van de feiten overeenkomstig artikel 16.4.25 DABM. o een voordeelontneming op te leggen ten bedrage van 704,5 (zevenhonderd en vier euro en vijftig eurocent) euro conform artikel 16.4.26 DABM. SAMEN ten bedrage van 1211,5 (duizendtweehonderdelf euro en vijftig eurocent) euro. - mevrouw Silvy Dendauw (natuurlijk persoon met ondernemingsnummer 0511.974.215), als medebestuurder van Karel Messely en Dendauw Silvy vvzrl, met maatschappelijke zetel gevestigd te 8940 Wervik, Pollepelstraat 14 (ondernemingsnummer 0518.886.553): o een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, ten bedrage van 507 (vijfhonderd en zeven) euro, zijnde 85 (vijfentachtig) euro vermeerderd met de opdeciemen zoals van toepassing ten tijde van de feiten overeenkomstig artikel 16.4.25 DABM. o een voordeelontneming op te leggen ten bedrage van 704,5 (zevenhonderd en vier euro en vijftig eurocent) euro conform artikel 16.4.26 DABM. SAMEN ten bedrage van 1211,5 (duizendtweehonderdelf euro en vijftig eurocent) euro. Dit is de bestreden beslissing. Ook de heer Karel MESSELY vordert met een aangetekende brief van 13 januari 2016 de vernietiging van de bestreden beslissing. Dit beroep heeft als rolnummer 1516/MHHC/0061/M. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING ENIG MIDDEL Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij stelt dat de feiten niet aan haar ten laste kunnen worden gelegd. Zij stelt dat op het ogenblik van het overschrijden van de hoeveelheid opgepompt grondwater de onderneming met ondernemingsnummer 0874.599.708 in de Pollepelstraat 14 te 8940 Wervik werd uitgebaat door de heer Karel MESSELY. 5

De bestreden beslissing legt echter een alternatieve bestuurlijke geldboete en een voordeelontneming op aan de verzoekende partij en aan de heer Karel MESSELY in hun hoedanigheid van medebestuurder van de onderneming met nummer 0518.886.553. Deze onderneming werd pas opgericht op 1 maart 2013, terwijl de feiten waarvoor de bestreden beslissing een alternatieve bestuurlijke geldboete oplegt van toepassing zijn op het jaar 2012. De verzoekende partij stelt dan ook dat zij niet betrokken is bij de ten laste gelegde feiten. Zij vraagt daarom een kwijtschelding van de opgelegde alternatieve bestuurlijke geldboete. 2. De verwerende partij wijst er vooreerst op dat de verzoekende partij het bestaan van de feiten, noch de hoogte van de geldboete en de voordeelontneming betwist. Volgens de verwerende partij worden de alternatieve bestuurlijke geldboete en de voordeelontneming terecht opgelegd aan de verzoekende partij en de heer Karel MESSELY in hun hoedanigheid van bestuurders van de onderneming met nummer 0518.886.553. Deze onderneming is immers de rechtsopvolger van de onderneming van de heer Karel MESSELY met nummer 0874.599.708. Volgens de verwerende partij blijkt bovendien uit de melding van de overname van de vergunde inrichting van 20 september 2013 dat de exploitatie van de varkenshouderij van de heer Karel MESSELY integraal werd overgenomen door de verzoekende partij en de heer Karel MESSELY. Door de oprichting van de nieuwe onderneming met nummer 0518.886.553, met inbreng van de vergunde exploitatie van de varkenshouderij, is deze als rechtsopvolger van de onderneming van de heer Karel MESSELY met nummer 0874.599.708, in de rechten en plichten getreden van de varkenshouderij aangezien deze zich in haar vermogen bevindt. Aangezien de onderneming van de verzoekende partij en de heer Karel MESSELY niet over een rechtspersoonlijkheid beschikt, zijn de bestuurders volgens de verwerende partij met hun volledig vermogen onbeperkt aansprakelijk. Daarom heeft zij de alternatieve bestuurlijke geldboete en de voordeelontneming gelijk verdeeld over de verzoekende partij en de heer Karel MESSELY. Beoordeling door het College 1. Artikel 16.4.25, eerste lid DAMB luidt als volgt: De bestuurlijke geldboete is een sanctie waarbij de gewestelijke entiteit een overtreder verplicht een geldsom te betalen. Als overtreder wordt beschouwd degene die een milieu-inbreuk of een milieumisdrijf heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen te stellen die een milieu-inbreuk of milieumisdrijf uitmaken. Artikel 16.4.25, eerste lid, DABM, dat de beboetingsprocedure ratione personae preciseert, bepaalt dat bestuurlijke geldboeten enkel aan een overtreder opgelegd kunnen worden. Noch het DABM noch enige uitvoeringsbepaling van dit decreet omschrijft het begrip overtreder. De alternatieve geldboete is te beschouwen als een punitieve sanctie die een persoonsgebonden karakter vertoont. In het kader van de alternatieve beboetingsprocedure, die milieumisdrijven sanctioneert, is het College van oordeel dat het begrip overtreder dient begrepen te worden als dader in de zin van artikel 66 van het Strafwetboek hierna SWB) dat als volgt luidt: Als daders van een misdaad of wanbedrijf worden gestraft: 6

Zij die de misdaad of het wanbedrijf hebben uitgevoerd of aan de uitvoering rechtstreeks hebben meegewerkt; Zij die door enige daad tot de uitvoering zodanige hulp hebben verleend dat de misdaad of het wanbedrijf zonder hun bijstand niet had kunnen worden gepleegd. 2. De bestreden beslissing stelt over de toerekenbaarheid: Overwegende dat door verbalisant werd vastgesteld dat vermoedelijke overtreder in 2012 1409 m³ te veel grondwater gewonnen heeft uit de Landeniaan put; dat krachtens de vergunning m.b.t. de grondwaterwinning van de Deputatie van West-Vlaanderen d.d.. 13 november 2008 vermoedelijke overtreder in 2012 gemachtigd was om 1800 m³/jaar grondwater te winnen uit de Landeniaan put. Overwegende dat overeenkomstig artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet de exploitant van een inrichting verplicht is de exploitatievoorwaarden na te leven. Overwegende dat overeenkomstig artikel 43 van Vlarem I de exploitant verplicht is de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden, alsmede alle andere op de exploitatie van de inrichting van toepassing zijnde wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, met betrekking tot de bescherming van het leefmilieu, van de oppervlaktewateren en van de externe veiligheid na te leven. Overwegende dat bovenvermelde feiten een schending uitmaken van volgende regelgeving: - artikel en 22 van het Milieuvergunningsdecreet; - artikel en 43 van Vlarem I. Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf conform artikel 16.1.2.2 DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Overwegende dat het milieumisdrijf in hoofde van de overtreder vaststaat. 3. Op het ogenblik van de vaststelling door de toezichthouder van de overschrijding van de toegestane hoeveelheid op te pompen grondwater op 17 juni 2014, werd de varkenshouderij uitgebaat door de verzoekende partij en de heer Karel MESSELY, met als ondernemingsnummer 0518.886.553. Het College stelt vast dat de heer Karel MESSELY op 13 november 2008 een milieuvergunning verkrijgt voor een periode van 5 jaar voor de winning van grondwater met een maximum van 1800 m³/jaar. Op 17 juli 2012 vraagt hij een milieuvergunning aan voor onder meer de hernieuwing van de diepe grondwaterwinning met een debiet van 1800 m³/jaar, aangezien de lopende vergunning vervalt op 13 november 2013. De deputatie van de provincieraad van de provincie West-Vlaanderen verleent op 24 januari 2013 een nieuwe milieuvergunning, onder meer voor de winning van grondwater met een debiet van 900 m³/jaar. Deze nieuwe vergunning heft, zo blijkt uit haar bewoordingen, de milieuvergunning van 13 november 2008 op. Op 20 september 2013 doen de verzoekende partij en de heer Karel MESSELY overeenkomstig het toen geldende artikel 42, 3 van VLAREM I een melding van overname van de milieuvergunning die werd verleend aan de heer Karel MESSELY op 24 januari 2013. 7

De feiten waarvoor de bestreden beslissing een alternatieve bestuurlijke geldboete oplegt dateren van het kalenderjaar 2012. Uit de voorliggende stukken blijkt niet dat de verzoekende partij op dat ogenblik reeds persoonlijk betrokken was bij de uitbating van de varkenshouderij en als zodanig daden heeft gesteld die in verband kunnen gebracht worden met de ten laste gelegde feiten die als milieumisdrijf worden gekwalificeerd. De gewestelijke entiteit beschouwt de verzoekende partij in de bestreden beslissing onterecht als overtreder in de zin van artikel 16.4.25 DABM, nu niet wordt aangetoond dat de verzoekende partij hetzij dader, mededader of opdrachtgever van de als milieumisdrijf gekwalificeerde feiten kan beschouwd worden. Het gegeven dat de bestaande varkenshouderij in 2013 werd overgenomen, zodat de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid vvzrl de rechtsopvolger is van de voorheen bestaande eenmanszaak doet niet anders besluiten. De overname van de activa en passiva geldt immers enkel voor de op het tijdstip van de overname vaststaande activa en passiva. Het is niet betwist dat op 1 januari 2013, datum van de overgang van de exploitatie naar de vvzrl, nog geen procesverbaal was opgesteld, laat staan een administratieve geldboete was opgelegd. Bovendien heeft dit gegeven enkel belang voor de eventuele gehoudenheid tot betaling van schulden, hetgeen enkel betrekking heeft op de eventuele tenuitvoerleggingsprocedure. Het middel is gegrond. BESLISSING VAN HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE 1. Het College vernietigt de beslissing van de gewestelijke entiteit van 21 december 2015, met nummer 14/AMMC/1667-M/WVM in zoverre zij aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete oplegt van 85 euro, vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten op het ogenblik van de feiten, aldus gebracht op 507 euro en een voordeelontneming van 704,5 euro 2. De behandeling van het beroep heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. Dit arrest is uitgesproken te Brussel in openbare zitting van 4 mei 2017 door de eerste kamer. De toegevoegd griffier, De voorzitter van de eerste kamer, Chana GIELEN Marc VAN ASCH 8