Monitor Duurzame Bedrijfsvoering Overheden Barneveld, 28 februari Referentie: MBL/mvd/ Auteur(s): drs. M.

Vergelijkbare documenten
Monitor Duurzaam Inkopen 2008

Geachte voorzitter, Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA Den Haag

Duurzaam Inkopen. Ric Hettinga. Programmadirectie Duurzaam Inkopen. Ministerie van VROM

Quickscan. Een overzicht van openbare inkoopcijfers van de Rijksoverheid. Significant B.V. Eva Hoffmann. 22 februari 2010

FACTSHEET: Rijksbrede inkoopanalyse (concept, mei 2008)

Impressie Benchmark Medische Technologie 2013

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Best of Public Procurement 2011 De Resultaten. Hans Dussel 13 oktober 2011

Managementsamenvatting

Datum : energiemanagement & kwaliteitsmanagement

Dorpsschool Rozendaal 7 februari 2014

OBS A.M.G. Schmidt 7 februari 2014

Monitor Duurzaam Inkopen 2010

IMPRESSIE BMT Inzicht door benchmarking van kosten en kwaliteit van medische technologie

opzet onderzoek aanbestedingen

Grip op inkoopresultaten met contract compliance NEVI-PIANOo congres 5 juni 2014

Voorbeeld Performance Monitor

CO2 Prestatieladder Stuurcyclus en beleidsverklaring

Moerdük. ge meente. o 80% ervaart de geboden ondersteuning als nuttig RAADSINFORMAT EBRIEF

Inkoopbeleid VRU. Versie 1.2 Vastgesteld d.d door het DB

Analyse van de inkoopfunctie

Energiemanagementsysteem. Van de Kreeke Beheer BV en Habets-van de Kreeke Holding BV

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 28 juni 2018 Voorbehouden bij de woningaankoop

Werkbelevingsonderzoek 2013

Inkoopbeleid Gemeente Heusden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Energie Management ACTIE Plan

Bijgevoegde documenten Onderstaand geeft u aan of alle voor de toetsing benodigde informatie is bijgevoegd.

Nalevingsmeting Europees aanbesteden Barneveld, 25 januari Referentie: KI/mu/ Auteur(s): Ir. K.W.J.

Voortgangsrapportage 3 CO 2 -Prestatieladder

energiemanagement & kwaliteitsmanagement

De Voorzitter van de Tweede Kamer de Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 17 juli 2017 Betreft Monitor betaaltermijnen overheid

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

Energiemanagementprogramma HEVO B.V.

Nalevingsmeting Europees aanbesteden Barneveld, 6 november Referentie: me/ Auteur(s): Drs. E.M. (Esther) Sluis-Thiescheffer

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Cliëntervaringsonderzoek Wmo & Jeugd 2016

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Postbus EZ DEN HAAG

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

Inzicht door benchmarking van kosten en kwaliteit van medische technologie IMPRESSIE BENCHMARK MEDISCHE TECHNOLOGIE 2014

Rapportage cliënttevredenheidsonderzoek

Voortgangsrapportage 4 CO 2 -Prestatieladder

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

OBS Kon. Emma 7 februari 2014

Vragen van de fractie D66 aan het College van Gedeputeerde Staten op grond van artikel 43 van het Reglement van Orde

ICT Benchmark Gemeenten 2009 Een impressie

Energie management Actieplan

2. Duurzaam aankopen. Céline de Waele (adviseur MVO) BECO België 03/

Inhoudsopgave: 1. Inleiding Reductiedoelstellingen Algemeen 2.2 Per scope

Resultaat Toetsing TNO Lean and Green Awards

Voortgangsrapportage 5 CO 2 -Prestatieladder

Duurzaam Inkopen in Nederland Inspiratie voor de Belgische overheden? Take Padding

Leerlingtevredenheidsonderzoek

Energiemanagement Actieplan

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

Wat vinden uw cliënten van de zorg thuis?

CO 2 Energie reductie plan

Duurzaam inkopen! Een quick scan naar de stand van zaken

IMPRESSIE ICT BENCHMARK GEMEENTEN 2011

Monitor HH(T) 4 e kwartaalmeting

Voortgangsrapportage 1 CO 2 -Prestatieladder

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Medewerkerstevredenheidsonderzoek Fictivia 2008.V.

Cluster Bedrijfsvoering rve ICT

Resultaten ICT Benchmark BVE 2009 Een impressie

Energie Management Plan 2015

Resultaten Aanbestedingsanalyse 2010

Feiten en cijfers. Studenttevredenheids onderzoek juni 2008

VOORSTEL AAN HET ALGEMEEN BESTUUR

Behoeftes rijksambtenaren in kaart Flitspanelonderzoek oktober Een uitgave in het kader van het strategisch personeelsbeleid Rijk

Onderzoek Beeldend Trainen Beeldend Trainen in de praktijk

Nalevingsmeting 2012 en 2014

Beschrijving Energie Management Systeem

===========================================================================

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?

Cliëntervaringsonderzoek 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

Gemeenten en de spreiding van opdrachten voor schilderwerk

CO2 reductiedoelstellingen niveau 5

Rapportage inventarisatie contractuele afspraken

Carbon footprint 2013

Rapportage klanttevredenheidsonderzoek Inclusief vergelijk Koro Enveloppen & Koro PackVision

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

ZOEKEN NAAR DE BESTE AANPAK

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Managementsamenvatting Meting aanbod Digitale Dienstverlening 2017

Jaarverslag Criteria. Conform niveau 3 op de CO2- prestatieladder 3.0 en ISO norm. Opgesteld door Paraaf. Datum Versie 2

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Inkoopbeleid Gemeente Uden 2013

Gemeente Ommen. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 28 juli 2017

Grondbeleid en grondprijsbeleid Gemeente Weert

CO 2 Reductie doelstellingen

Subsidiënt: Ministerie van VWS. Zorgverleners werken liever met interne oproepkrachten dan met personeel van buitenaf

Milieucriteria voor het maatschappelijk verantwoord inkopen van. Gas. Versie 8 april 2015

Cliëntervaringen Wmo s-hertogengbosch. Nulmeting 2016

Transcriptie:

SIGNIFICANT Rapport Monitor Duurzame Bedrijfsvoering Overheden 2006 Onderzoek naar de mate waarin overheden beschikken over een duurzame bedrijfsvoering Barneveld, 28 februari 2007 Referentie: MBL/mvd/06.140 Auteur(s): drs. M. (Michiel) Blom ir. H.L.(Hanke) Jongebreur-Telgen drs. B. (Bert) Karssen SenterNovem Significant B.V. Thorbeckelaan 91, 3771 ED Barneveld www.significant.nl Tel.: 0342 40 52 40, Fax: 0342 40 52 46 info@significant.nl KvK 39081506

Inhoudsopgave Voorwoord 3 Managementsamenvatting 5 Inleiding 13 1 Resultaat duurzaam inkopen per sector 21 2 Toepassing duurzaamheidscriteria per inkooppakket 31 3 Borging duurzaam inkopen in beleid en processen 47 4 Klimaatneutrale Rijksoverheid, energiebesparing, mobiliteitsmanagement en milieumanagement 55 A Onderzoeksresultaten per ministerie 61 B Beknopte beschrijving van de aanpak 67 C Vragenlijst 73 D Opdrachtgever en onderzoeksteam 87 Inhoudsopgave 2

Voorwoord Voor u ligt de eindrapportage van de Monitor Duurzame Bedrijfsvoering Overheden (DBO) 2006. Het rapport schetst een beeld van de mate waarin de overheid beschikt over een duurzame bedrijfsvoering en de mate waarin dit is verankerd in beleid en processen. De Monitor DBO richt zich op kerndepartementen, agentschappen en Rijksdiensten, provincies, waterschappen en gemeenten. Het onderzoek is in de periode april tot en met november 2006 uitgevoerd door advies- en onderzoeksbureau Significant, in opdracht van SenterNovem. Het is onderdeel van het programma DBO, dat als doelstelling heeft te stimuleren dat overheden duurzaamheidsaspecten integreren in hun bedrijfsvoering. Duurzaam inkopen vormt hiervan het belangrijkste onderdeel. De resultaten van de Monitor DBO kunnen worden gebruikt om 'witte vlekken' te identificeren in het beleid en de uitvoering van duurzame bedrijfsvoering bij overheden. Dit kan aanleiding zijn om, met het oog op het behalen van de overheidsdoelstellingen voor 2010, het beleid te richten op het bevorderen van duurzaam inkopen bij bepaalde doelgroepen of in bepaalde inkooppakketten waar relatief weinig aan duurzame bedrijfsvoering wordt gedaan. Het onderzoek richt zich op feitenverzameling, -analyse en -rapportage. Het geven van meningen of waardeoordelen is geen onderdeel van het onderzoek. Dit rapport bevat dan ook geen aanbevelingen. Wij bedanken alle personen die, op wat voor manier dan ook, een bijdrage hebben geleverd aan het onderzoek. In het bijzonder gaat onze dank uit naar alle deelnemers voor het invullen van de vragenlijst. Daarnaast willen wij de opdrachtgevers en begeleiders van SenterNovem en VROM 1 bedanken voor de zeer plezierige samenwerking en de constructieve bijeenkomsten. Wij hopen dat dit onderzoeksrapport overheden stimuleert en inspireert om een verdere stap te maken richting een duurzame bedrijfsvoering. Namens het onderzoeksteam, Drs. M. (Michiel) Blom, projectleider Significant 1 Zie bijlage D. Voorwoord 3

Voorwoord 4

Managementsamenvatting Achtergrond en aanleiding De overheid wil de komende jaren haar eigen bedrijfsvoering zo duurzaam mogelijk maken. Duurzaam inkopen vormt hiervan het belangrijkste onderdeel. Door duurzaam in te kopen kan de overheid invloed uitoefenen op de markt en duurzaam produceren bevorderen. Onder duurzame bedrijfsvoering wordt, naast duurzaam inkopen, ook verstaan: klimaatneutrale Rijksoverheid, duurzaam omgaan met energie, mobiliteitsmanagement en milieumanagement. Staatssecretaris Van Geel deed in 2004 een oproep aan overheden om in 2010 bij minimaal 50% van de overheidsinkopen duurzaamheidscriteria zwaarwegend mee te nemen. Op 30 juni 2005 heeft de Tweede Kamer dit vervolgens aangescherpt door een motie aan te nemen van Koopmans (CDA) en De Krom (VVD) waarin staat dat uiterlijk in 2010 bij 100% van de Rijksaankopen en -investeringen duurzaamheid als zwaarwegend criterium meegenomen moet worden. Decentrale overheden hebben ook doelstellingen afgesproken voor duurzaam inkopen. Het DUIV 2 heeft op 2 maart 2006 besloten om duurzaamheid als vast onderdeel mee te nemen bij inkoop, zodat in 2010 50% van het inkoopvolume duurzaam is. De staatssecretaris heeft aangekondigd de Tweede Kamer tweejaarlijks te informeren over de bereikte resultaten ten aanzien van een duurzame bedrijfsvoering door overheden en specifiek rond duurzaam inkopen. De Monitor DBO 2006 geeft invulling aan deze toezegging. Doelstelling De hoofddoelstelling van de Monitor DBO 2006 is het vaststellen van de mate waarin een duurzame bedrijfsvoering is ingevoerd door overheden. De Monitor DBO richt zich op de volgende vijf sectoren : kerndepartementen, agentschappen, provincies, waterschappen en gemeenten. Naast deze formele doelstelling identificeert de Monitor DBO ook de 'witte vlekken' in het beleid en de uitvoering van duurzame bedrijfsvoering bij overheden. Dit kan aanleiding zijn om, tot aan 2010, het beleid te richten op het bevorderen van duurzaam inkopen bij bepaalde doelgroepen of bij bepaalde inkooppakketten waar minder aan duurzame bedrijfsvoering wordt gedaan. 2 Het DUIV is een overlegorgaan van de Unie van Waterschappen, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse en VROM-DGM. Managementsamenvatting 5

Door tweejaarlijks te meten kan de voortgang worden bewaakt, mits de gehanteerde meetmethoden een onderlinge vergelijking toestaan. Voor de Monitor DBO 2006 was het daarom van essentieel belang om een meetmethode te ontwikkelen die ook kan worden toegepast bij de metingen in 2008 en 2010. Dit laatste is een expliciete doelstelling geweest van het onderzoek. Omdat de duurzaamheidscriteria, ook voor de inkooppakketten uit de Monitor DBO 2006, zich in 2007 nog verder zullen ontwikkelen, zijn bij de meeste inkooppakketten alvast extra vragen gesteld. Deze facultatieve vragen gaan over criteria die niet in de Menukaart of milieuspecificaties staan, maar daar waarschijnlijk de komende jaren wél in zullen worden opgenomen. De duurzaamheidslat kan daardoor in 2008 en 2010 hoger komen te liggen. Bij gelijkblijvende inspanningen op het gebied van duurzaam inkopen kan een organisatie in 2008 en 2010 dus een lagere score behalen dan in de Monitor DBO 2006. Door deze vragen nu alvast te stellen is een goede vergelijking mogelijk met 2008 en 2010. Mede in het licht van de hoofddoelstelling, richt het onderzoek zich op feitenverzameling, -analyse en -rapportage. Het geven van meningen of waardeoordelen is geen onderdeel van het onderzoek. Dit rapport bevat dan ook geen aanbevelingen. Aanpak 3 Ten behoeve van de Monitor DBO is een digitale vragenlijst uitgezet onder 222 overheidsorganisaties (respons 64%). Hierin zijn vragen gesteld over het beleid met betrekking tot duurzaam inkopen, de wijze waarop dit is geïmplementeerd in processen, en welke duurzaamheidscriteria de organisatie heeft toegepast in recente aanbestedingstrajecten (laatste twee jaar). De antwoorden zijn omgezet in indicatoren die aangeven hoe ver een organisatie is met de implementatie van een duurzame bedrijfsvoering (op een schaal van 0 tot 100%). De belangrijkste indicator geeft aan welk percentage van het onderzochte inkoopvolume van een organisatie duurzaam is ingekocht (zie onderstaande figuur). Duurzaam wil zeggen dat het ingekochte product, dienst of werk ten minste voldoet aan de duurzaamheidscriteria die behoren tot het ambitieniveau actief uit de Menukaart Duurzaam Inkopen van SenterNovem. De onderzoeksresultaten hebben betrekking op een relatief beperkte set van dertien voor de Monitor DBO 2006 geselecteerde inkooppakketten. Het onderzoek geeft géén beeld van de overige inkooppakketten. Wel is bij de selectie van de inkooppakketten gestreefd naar een gevarieerde en zo breed mogelijke mix van verschillende soorten inkoop, binnen de inkooppakketten waarvoor al duurzaamheidscriteria waren ontwikkeld. 3 Bijlagen B en C geven een gedetailleerde beschrijving van de aanpak. Managementsamenvatting 6

Niet recent aanbesteed (E) Onderzocht inkoopvolume recente aanbestedingen inkooppakketten Monitor DBO (C) Inkoopvolume overige inkooppakketten (F) Overig inkoopvolume pakketten Monitor DBO Waarvan niet-duurzaam ingekocht (B) Waarvan duurzaam ingekocht (A) Totale inkoopvolume organisatie (D) Percentage duurzaam ingekocht = 'A' gedeeld door 'C' Figuur M-1: Wijze van berekenen percentages duurzaam ingekocht inkoopvolume Daarnaast heeft bij 21 organisaties uit de steekproef een diepte-interview plaatsgevonden, met als doel de monitorresultaten te kunnen duiden en om gevoel te krijgen voor (de validiteit van) de ingevulde vragenlijsten. Hiervoor zijn uit elke sector drie willekeurige organisaties (negen voor gemeenten) benaderd. Tijdens deze diepte-interviews is een aantal recent uitgevoerde aanbestedingen doorgenomen en is gevraagd hoe de organisatie in de praktijk omgaat met duurzaam inkopen en welke knelpunten zich hierbij voordoen. Resultaat duurzaam inkopen per sector Tabel M-1 geeft het resultaat van duurzaam inkopen per sector weer. Agentschappen hebben van alle sectoren het grootste deel van hun onderzochte inkoopvolume duurzaam ingekocht, gevolgd door waterschappen. Kerndepartementen en gemeenten zitten relatief dicht bij elkaar. Kleinere gemeenten halen een hogere score dan middelgrote en grote gemeenten. Sector Resultaat Duurzaam Inkopen Kerndepartementen 50% Agentschappen 78% Provincies 25% Waterschappen 61% 100.000+ 35% 50.000-100.000 41% 50.000-49% Tabel M-1: Mate waarin duurzaam is ingekocht per sector Managementsamenvatting 7

Om deze onderzoeksresultaten in de juiste context te kunnen plaatsen, hebben de onderzoekers een schatting gemaakt van welk deel van het totale inkoopvolume wordt afgedekt door de inkooppakketten die zijn bevraagd in de Monitor DBO 2006. Hieruit blijkt dat een flink deel van het totale inkoopvolume van kerndepartementen en provincies (40-50%) wordt afdekt door de Monitor DBO. Voor waterschappen en gemeenten ligt dit lager (10-20%). Verder is het van belang goed zicht te hebben op de opbouw van de percentages. De bijdrage aan het resultaat van duurzaam inkopen verschilt per inkooppakket. Dit is afhankelijk van het inkoopvolume (in euro s) dat omgaat in het pakket. Inkooppakketten met een groter financieel volume hebben een zwaardere invloed op het resultaat dan kleinere pakketten. De hiernavolgende figuren geven inzicht in de mate waarin duurzaamheidspercentages kunnen worden verklaard door scores op de onderliggende inkooppakketten. Per sector is steeds de verdeling weergegeven van het totaal onderzochte inkoopvolume ( C ) over de verschillende inkooppakketten (bovenste balkje). Ook is de verdeling van het duurzaam ingekochte volume over de verschillende pakketten weergegeven (onderste balkje). Uit de figuren blijkt bijvoorbeeld dat bij kerndepartementen en agentschappen het inkooppakket ICT-hardware een groot deel uitmaakt van het totaal onderzochte volume. Het relatief hoge duurzaamheidspercentage op dit inkooppakketten levert een grote bijdrage aan het sectorresultaat voor agentschappen. Bij provincies is busvervoer een dominant inkooppakket, bij waterschappen elektriciteit en groenvoorziening. Totaal onderzocht volume versus duurzaam ingekocht volume Kerndepartementen Totaal onderzocht volume Duurzaam ingekocht volume Bedrijfskleding ICT-hardware Schoonmaakdienstverlening Drukwerk Dienstauto's Catering Elektriciteit 0% 20% 40% 60% 80% 100% Managementsamenvatting 8

Totaal onderzocht volume versus duurzaam ingekocht volume Agentschappen Totaal onderzocht volume Duurzaam ingekocht volume 0% 20% 40% 60% 80% 100% Bedrijfskleding ICT-hardware Schoonmaakdienstverlening Drukwerk Dienstauto's Gebouwen Catering Elektriciteit Groenvoorziening Totaal onderzocht volume versus duurzaam ingekocht volume Provincies Totaal onderzocht volume Duurzaam ingekocht volume Bedrijfskleding ICT-hardware Busvervoer Gebouwen Catering Elektriciteit Groenvoorziening 0% 20% 40% 60% 80% 100% Totaal onderzocht volume versus duurzaam ingekocht volume Waterschappen Totaal onderzocht volume Duurzaam ingekocht volume Bedrijfskleding ICT-hardware Dienstauto's Gebouwen Catering Elektriciteit Groenvoorziening 0% 20% 40% 60% 80% 100% Totaal onderzocht volume versus duurzaam ingekocht volume 100.000+ Totaal onderzocht volume Duurzaam ingekocht volume Bedrijfskleding ICT-hardware Dienstauto's Gebouwen Catering Elektriciteit Groenvoorziening 0% 20% 40% 60% 80% 100% Managementsamenvatting 9

Totaal onderzocht volume versus duurzaam ingekocht volume 50.000-100.000 Totaal onderzocht volume Duurzaam ingekocht volume Bedrijfskleding ICT-hardware Dienstauto's Gebouwen Catering Elektriciteit Groenvoorziening 0% 20% 40% 60% 80% 100% Totaal onderzocht volume versus duurzaam ingekocht volume 50.000- Totaal onderzocht volume Duurzaam ingekocht volume 0% 20% 40% 60% 80% 100% Bedrijfskleding ICT-hardware Dienstauto's Gebouwen Catering Elektriciteit Groenvoorziening Figuur M-2: Opbouw duurzaamheidspercentage per sector Borging van duurzaamheid in beleid en processen Zonder voldoende draagvlak voor het belang van duurzaamheid is het moeilijk om resultaten te boeken met duurzame inkoop. Structureel duurzaam inkopen begint daarom met beleidskeuzes. Een beleidskeuze voor duurzaamheid betekent dat de organisatie als geheel het belang ervan onderkent. Om te voorkomen dat bij iedere aanbesteding opnieuw het belang van duurzaamheid voor de organisatie moet worden bepaald, is het raadzaam hierover een duidelijke uitspraak te doen in het organisatiebeleid (bijvoorbeeld in inkoop- of milieubeleid). Concrete doelstellingen voor de organisatie, zoals de inkoopdoelstellingen, worden hiervan afgeleid. Inkoopprocessen omvatten de relevante handelingen van een inkooptraject. Het vastleggen (beschrijven) van deze processen in een procedure of het vastleggen van de te hanteren methoden en technieken in bijvoorbeeld een handboek zijn daarmee goede manieren om aandacht voor duurzaamheid in te brengen in alle inkoop- en aanbestedingstrajecten. In tabel M-2 zijn de gemiddelde resultaten per sector weergegeven. Op de kerndepartementen na, scoren alle sectoren hoger op processen dan op beleid. De spreiding binnen een sector op beleid blijkt aanzienlijk groter te zijn dan op processen (niet weergegeven in tabel). Managementsamenvatting 10

Sector Beleid Processen Kerndepartementen 49% 46% Agentschappen 20% 24% Provincies 17% 22% Waterschappen 18% 28% 100.000+ 32% 36% 50.000-100.000 18% 28% 50.000-11% 15% Tabel M-2: Gemiddelde score voor borging van duurzaamheid in beleid en processen per sector Uit de Monitor DBO blijkt verder dat gemeenten, waterschappen en provincies relatief vaak verantwoordelijken hebben aangewezen voor implementatie van het beleid, terwijl deze organisaties juist achterblijven bij de formulering van concrete doelstellingen. Bij de kerndepartementen is het omgekeerde het geval: deze hebben juist vaker concrete doelstellingen geformuleerd. Op het onderdeel processen blijkt verder dat, op waterschappen na, alle sectoren het minst ver zijn met de informatievoorziening over duurzaam inkopen (bijvoorbeeld interne communicatie over de voortgang op het gebied van duurzaam inkopen) in vergelijking met andere onderscheiden processen. Overheden zijn wel relatief ver met de positionering van duurzaamheid in de organisatie en de borging in methoden en procedures. Denk bij dit laatste aan het overwegen van duurzame alternatieven als vaste stap in het inkoopproces of het beoordelen van offertes op de Total Cost of Ownership. Sociale criteria worden niet standaard meegenomen in het inkoopproces. Toch zijn er diverse organisaties die aangeven sociale criteria te hebben toegepast in een aanbesteding. De top vijf van meestgenoemde aanbestedingen waarin sociale criteria zijn toegepast is weergegeven in tabel M- 3. Schoonmaak is veruit het meest genoemde inkooppakket. Toepassing sociale criteria in aanbesteding Aanbesteding Aantal maal genoemd Schoonmaak 19 Groenvoorziening 10 Huishoudelijke verzorging 9 Catering/koffie 8 Gebouwen en onderhoud 4 Tabel M-3: Aantal maal dat organisaties hebben aangegeven sociale criteria te hebben toegepast Tot slot zijn in de Monitor DBO ook vragen gesteld over budgetuitnutting. Op duurzaam inkopen rust het imago dat het duurder inkopen is. Budgetuitbreiding ten behoeve van duurzaam inkopen was slechts bij enkele organisaties aan de orde. Bij de ondervraagde organisaties zijn de budgetten in 41% van de gevallen volledig uitgenut. Managementsamenvatting 11

Klimaatneutrale Rijksoverheid, energiebesparing, mobiliteitsmanagement en milieumanagement Een duurzame bedrijfsvoering heeft niet alleen betrekking op duurzaam inkopen, maar ook op een klimaatneutrale bedrijfsvoering, energiemanagement, mobiliteitsmanagement en milieumanagement (KEMM). In het Nationaal Milieubeleidsplan 4 is het streven uitgesproken naar een klimaatneutrale Rijksoverheid in 2012. Dat betekent dat het energieverbruik in dat jaar per saldo niet meer leidt tot emissie van broeikasgassen zoals CO2, en dat de emissie van NOx verregaand zal zijn gereduceerd. Tevens heeft de Tweede Kamer op 27 april 2004 een motie aangenomen waarin de regering wordt opgeroepen contracten af te sluiten ter compensatie van de uitstoot van klimaatverstorende stoffen als gevolg van hun dienstreizen per vliegtuig 4. In de Monitor DBO 2006 zijn kerndepartementen en agentschappen gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot een duurzame bedrijfsvoering. Het resultaat hiervan is weergegeven in tabel M-3. In de tabel is te zien dat de kerndepartementen een stuk verder zijn dan agentschappen. Kerndepartementen hebben op dit onderdeel een gemiddelde score van 49% behaald, agentschappen 25%. SUBONDERDELEN KEMM Sector Klimaatneutrale Mobiliteits- Milieu- Totaal Energie-besparing Rijksoverheid management management Kerndepartementen 33% 56% 68% 38% 49% Agentschappen 10% 15% 59% 17% 25% Tabel M-3: Gemiddelde score KEMM -vragen per sector Verder blijkt dat de Rijksoverheid relatief ver is met maatregelen op het gebied van mobiliteitsmanagement. Kerndepartementen hebben ook een relatief hoge score op het onderdeel energiebesparing. Beide sectoren hebben op Klimaatneutrale Rijksoverheid de laagste gemiddelde score. Acht kerndepartementen hebben klimaatgecompenseerd vliegen ingevoerd, tegen vier (van 26) agentschappen. 4 Motie Van der Ham, Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 200 XI nr. 99 Managementsamenvatting 12

Inleiding Achtergrond en aanleiding De overheid wil de komende jaren haar eigen bedrijfsvoering zo duurzaam mogelijk maken. Duurzaam inkopen vormt hiervan het belangrijkste onderdeel. Door duurzaam in te kopen kan de overheid invloed uitoefenen op de markt en duurzaam produceren bevorderen. Onder duurzame bedrijfsvoering wordt, naast duurzaam inkopen, ook verstaan: klimaatneutrale Rijksoverheid, duurzaam omgaan met energie, mobiliteitsmanagement en milieumanagement. Staatssecretaris Van Geel deed in 2004 een oproep aan overheden om in 2010 bij minimaal 50% van de overheidsinkopen duurzaamheidscriteria zwaarwegend mee te nemen. Op 30 juni 2005 heeft de Tweede Kamer dit vervolgens aangescherpt door een motie aan te nemen van Koopmans (CDA) en De Krom (VVD) waarin staat dat uiterlijk in 2010 bij 100% van de Rijksaankopen en -investeringen duurzaamheid als zwaarwegend criterium meegenomen moet worden. Ook op het gebied van een klimaatneutrale Rijksoverheid zijn doelstellingen geformuleerd. Deze komen uit het Nationaal Milieubeleidsplan 4. Het streven is dat het energieverbruik van de Rijksoverheid in 2012 klimaatneutraal zal zijn. Dat betekent dat het energieverbruik per saldo niet leidt tot emissie van broeikasgassen zoals CO2, en emissie van NOx. Deze doelstellingen zijn niet van toepassing op decentrale overheden. Decentrale overheden hebben wel doelstellingen afgesproken voor duurzaam inkopen. Het DUIV heeft op 2 maart 2006 besloten om duurzaamheid als vast onderdeel mee te nemen bij inkoop, zodat in 2010 50% van het inkoopvolume duurzaam is. Zowel op internationaal als nationaal niveau staat een duurzame bedrijfsvoering door overheden in de belangstelling. Tijdens de VN-top in Johannesburg in 2002 stond duurzame ontwikkeling centraal. De resultaten van Johannesburg zijn door Nederland uitgewerkt in een Actieprogramma Duurzame Ontwikkeling. Begin 2006 is hieruit het programma Duurzame Bedrijfsvoering Overheden voortgekomen. Het programma zal eindigen in 2010 en heeft als doel dat overheden duurzaamheidsaspecten integreren in hun bedrijfsvoering. SenterNovem is de belangrijkste uitvoerder van het programma en draagt onder andere zorg voor het ontwikkelen van instrumenten waarmee overheden duurzaam kunnen inkopen. Daarnaast is er binnen het programma aandacht voor de thema s energie en mobiliteit, het doorlichten van de eigen overheidsorganisatie op een duurzame bedrijfsvoering en het stimuleren van Maatschappelijk Inleiding 13

Verantwoord Ondernemen bij het bedrijfsleven. SenterNovem ontwikkelde ook hiervoor diverse instrumenten. De interpretatie van de doelstelling 100% duurzaam inkopen is uitgewerkt in een brief die staatssecretaris Van Geel in juli 2006 heeft verstuurd naar de Tweede Kamer 5. Belangrijke punten uit deze brief zijn: (a) Duurzaam inkopen heeft betrekking op alle inkopen, dus producten, diensten en werken; (b) De doelstelling betreft een resultaatsverplichting. Daarmee wordt bedoeld dat wanneer op het moment van de aanbesteding al milieucriteria en sociale criteria beschikbaar zijn, deze worden gehanteerd bij de aankoop van producten, diensten of werken ; (c) Uitwerking van de duurzaamheidscriteria zal uiterlijk in 2007 voor de meest relevante inkooppakketten plaatsvinden binnen het kader van het programma DBO; (d) Het streven is om duurzaamheidscriteria waar mogelijk als knock out criteria te formuleren door het stellen van minimumeisen en als dit inkooptechnisch en juridisch niet kan, wordt aan de criteria een bepaalde score en weging gegeven ; (e) Afzien van de toepassing van duurzaamheidscriteria kan noodzakelijk zijn, maar alleen als daarvoor goede argumenten zijn. Mogelijke voorbeelden van argumenten om niet tot een duurzame aanschaf over te gaan zijn beschreven in de brief. Het betreft bijvoorbeeld veiligheidsaspecten die in een specifiek geval zwaarwegender zijn dan duurzaamheid. Dit geldt in het bijzonder voor militair materieel voor Defensie; (f) De Tweede Kamer wordt tweejaarlijks geïnformeerd over de bereikte resultaten ten aanzien van een duurzame bedrijfsvoering door overheden en specifiek rond duurzaam inkopen. De Monitor DBO 2006 geeft invulling aan deze laatste toezegging en wordt uitgevoerd in het kader van het eerder genoemde programma DBO. Definities Voor een goede interpretatie van de resultaten van de Monitor DBO definiëren de onderzoekers enkele veelgebruikte begrippen in dit rapport: (a) Inkoop omvat de aanschaf van alle producten, diensten of werken waar een factuur van een externe leverancier tegenover staat; (b) Een inkooppakket is een samenhangende set van producten, diensten of werken die in principe bij één leverancier kan worden ingekocht; (c) Duurzaam inkopen is het toepassen van milieucriteria en sociale criteria bij het inkopen van producten, diensten en werken; 5 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2005-2006, 30 300 XI, nr. 134 Inleiding 14

(d) Milieucriteria hebben betrekking op de effecten van het product, dienst of werk op het natuurlijke leefmilieu; (e) Sociale criteria hebben betrekking op de sociale omstandigheden waaronder een product, dienst of werk tot stand komt (denk bijvoorbeeld aan mensenrechten, arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden); (f) Een aanbesteding is gedefinieerd als de uitnodiging aan een of meer leveranciers om deel te nemen aan een procedure, met als doel het doen van een aanbod (offerte) voor de uitvoering van een opdracht. Doelstellingen en globale aanpak Doelstellingen en onderzoeksvragen De hoofddoelstelling van de Monitor DBO 2006 is het vaststellen van de mate waarin duurzame bedrijfsvoering is ingevoerd door overheden. De Monitor DBO richt zich op de volgende vijf sectoren : kerndepartementen, agentschappen en Rijksdiensten 6, provincies, waterschappen en gemeenten. Naast deze formele meting kan de Monitor DBO worden gebruikt om 'witte vlekken' te identificeren. Dit kan aanleiding zijn om, tot aan 2010, het beleid te richten op het bevorderen van duurzaam inkopen bij bepaalde doelgroepen of in bepaalde inkooppakketten waar relatief weinig aan duurzame bedrijfsvoering wordt gedaan. De Monitor moet een extra stimulans zijn voor overheden om aan de slag te gaan met een duurzame bedrijfsvoering. De uitkomsten van de Monitor DBO kunnen leiden tot verdere bewustwording. Tevens kunnen individuele overheden leren van collega-overheden die voorop lopen op het gebied van duurzaam inkopen. Op basis van de hoofddoelstelling zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: (a) Welk percentage van het totaal onderzochte inkoopvolume bestaat uit inkopen waarbij duurzaamheidscriteria zijn opgenomen in een aanbesteding (het 'resultaat resultaat'): (i) Rijksoverheid: uitsplitsing per kerndepartement; (ii) Agentschappen: uitsplitsing naar de organisaties die vallen onder één ministerie 7 ; 6 In het vervolg van dit rapport worden de agentschappen en Rijksdiensten omwille van de leesbaarheid aangeduid als agentschappen. 7 Hoewel agentschappen vallen onder de verantwoordelijkheid van het desbetreffende ministerie, kunnen zij op inkoopgebied relatief zelfstandig opereren. Om die reden worden de belangrijkste onderzoeksresultaten in dit rapport ook uitgesplitst naar de agentschappen die tot één ministerie behoren. Inleiding 15

(iii), provincies, waterschappen: uitsplitsing per sector 8 ; (b) In welke mate hebben organisaties duurzaam inkopen verankerd in het beleid en in de processen (methoden en procedures, organisatie en personeel en informatievoorziening): (i) Rijksoverheid: uitsplitsing per kerndepartement; (ii) Agentschappen: uitsplitsing naar de organisaties die vallen onder één ministerie; (iii), provincies, waterschappen: uitsplitsing per sector; (c) In welke mate hebben organisaties behorende tot de Rijksoverheid duurzaamheidsaspecten op het gebied van klimaatneutrale Rijksoverheid, energiebesparing, mobiliteitsmanagement en milieumanagement ingevoerd in de bedrijfsvoering: (i) Rijksoverheid: uitsplitsing per kerndepartement; (ii) Agentschappen: uitsplitsing naar de organisaties die vallen onder één ministerie. Staatssecretaris Van Geel heeft aangekondigd de Tweede Kamer tweejaarlijks te informeren over de bereikte resultaten ten aanzien van een duurzame bedrijfsvoering door overheden en specifiek rond duurzaam inkopen. Door tweejaarlijks te meten kan de voortgang worden bewaakt, mits de gehanteerde meetmethoden een onderlinge vergelijking toestaan. Voor de Monitor DBO 2006 was het daarom van essentieel belang om een meetmethode te ontwikkelen die ook kan worden toegepast bij de metingen in 2008 en 2010. Dit laatste is een expliciete doelstelling geweest van het onderzoek. Mede in het licht van de hoofddoelstelling, richt het onderzoek zich op feitenverzameling, -analyse en -rapportage. Het geven van meningen of waardeoordelen is geen onderdeel van het onderzoek. Dit rapport bevat dan ook geen aanbevelingen. Aanpak op hoofdlijnen Ten behoeve van de Monitor DBO is een digitale vragenlijst uitgezet onder 222 overheidsorganisaties (respons 64%). Deze groep omvat alle kerndepartementen, provincies en waterschappen en een selectie van agentschappen en gemeenten. Daarnaast heeft bij 21 organisaties uit de steekproef een diepte-interview plaatsgevonden. Hiervoor zijn uit elke sector drie willekeurige organisaties (negen voor gemeenten) benaderd. Tijdens deze diepte-interviews is, ter validatie van de ingevulde antwoorden, een aantal recent uitgevoerde aanbestedingen 8 Omdat de sector 'gemeenten' omvangrijk en divers is, worden de resultaten voor gemeenten uitgesplitst naar drie omvangsklassen: (a) 0-50.000 inwoners, (b) 50.000-100.000 inwoners en (c) > 100.000 inwoners. Inleiding 16

doorgenomen en is gevraagd hoe de organisatie in de praktijk omgaat met duurzaam inkopen en welke knelpunten zich hierbij voordoen 9. Voor een beschrijving van de aanpak wordt verwezen naar bijlage B van dit rapport. Bijlage C bevat de volledige vragenlijst die de onderzoekers aan de organisaties uit de steekproef hebben toegestuurd. Hierin hebben de onderzoekers aangegeven op welke wijze de onderzoeksresultaten tot stand zijn gekomen en hoe zij hebben bepaald of wel of niet duurzaam is ingekocht binnen een inkooppakket. Leeswijzer Interpretatie van de onderzoeksresultaten De onderzoeksresultaten geven een goed beeld van de stand van zaken met betrekking tot de invoering van een duurzame bedrijfsvoering door overheden. De lezer moet voor een goede interpretatie van de cijfers het volgende in gedachten houden (zie tevens figuur 1): (a) De onderzoeksresultaten hebben betrekking op een relatief beperkte set van dertien voor de Monitor DBO 2006 geselecteerde inkooppakketten. Het onderzoek geeft géén beeld van de overige inkooppakketten ( F in figuur 1) 10. Wel is bij de selectie van de inkooppakketten gestreefd naar een gevarieerde en zo breed mogelijke mix van verschillende soorten inkoop, binnen de inkooppakketten waarvoor al duurzaamheidscriteria waren ontwikkeld 11. Zo zijn vragen gesteld over inkooppakketten met producten, diensten én werken. De onderliggende veronderstelling is dat de onderzochte inkooppakketten een goed beeld geven van de mate van duurzaam inkopen binnen het totale inkoopvolume. In 2007 worden voor een groot 9 De uitgevoerde validatie heeft geen reden gegeven om te veronderstellen dat in de vragenlijst sociaal wenselijke antwoorden zijn ingevuld. 10 Voorbeelden van inkooppakketten die niet zijn onderzocht maar waaraan naar verwachting wel relatief veel wordt uitgegeven door de overheid: afvalverwerking (gemeenten), zwaardere transportmiddelen, chemicaliën en polymeren (waterschappen) en inkooppakketten die betrekking hebben op Grond-, Weg- en Waterbouw. 11 Per sector zijn vragen gesteld over verschillende inkooppakketten. De vragen over drukwerk zijn bijvoorbeeld alleen gesteld aan kerndepartementen en agentschappen. Gezocht is per sector naar een behapbaar aantal inkooppakketten die op de meeste organisaties in die sector van toepassing zijn. Het kan dus voorkomen dat over een inkooppakket geen vragen zijn gesteld aan een organisatie die hiervoor wel recent een aanbesteding heeft uitgevoerd. Inleiding 17

aantal nieuwe inkooppakketten duurzaamheidscriteria ontwikkeld, waardoor vanaf 2008 in de Monitor DBO een aanzienlijk groter aantal inkooppakketten kan worden onderzocht; (b) Hoofdstuk 1 laat het resultaat van duurzaam inkopen zien, dat wil zeggen het percentage van het onderzochte inkoopvolume dat duurzaam is ingekocht ( A gedeeld door C ). De vragenlijst is grotendeels gebaseerd op de Menukaart Duurzaam Inkopen van SenterNovem. Per inkooppakket is bepaald of ten minste de duurzaamheidscriteria die behoren tot het niveau 'actief' zijn toegepast. Ook hierbij geldt dat alleen het inkoopvolume is geanalyseerd behorende tot de inkooppakketten die onderdeel zijn van de Monitor DBO. In hoofdstuk 1 zullen de onderzoekers per sector een schatting geven van welk deel van het inkoopvolume wordt afgedekt door de inkooppakketten die zijn bevraagd in de Monitor DBO 12 ; (c) De deelnemers is gevraagd om de vragen over de inkooppakketten te beantwoorden voor de meest recent uitgevoerde aanbesteding in de afgelopen twee jaar. De hierbij ingevulde antwoorden zijn leidend voor de beantwoording van de vraag of een organisatie binnen een inkooppakket duurzaam heeft ingekocht. Indien de uitgevoerde aanbesteding als duurzaam is aangemerkt, dan is het inkoopvolume binnen het desbetreffende inkooppakket voor 100% als duurzaam aangemerkt (en 0% als de uitgevoerde aanbesteding niet duurzaam was). Indien in de afgelopen twee jaar geen aanbesteding heeft plaatsgevonden, dan hoefde de desbetreffende organisatie de vragen over dat inkooppakket niet in te vullen. De Monitor DBO 2006 geeft dus géén indruk van de aanbestedingen die meer dan twee jaar geleden zijn uitgevoerd ( E in figuur 1). De onderzoekers zullen in hoofdstuk 1 aangeven welk deel van het inkoopvolume dit betreft; (d) De in hoofdstuk 1 gepresenteerde cijfers zijn geaggregeerd per sector, over alle inkooppakketten heen. De gehanteerde berekeningsmethode is in overeenstemming met de doelstellingen voor 2010, die zijn gesteld in financiële termen (% van het inkoopvolume). Dit betekent concreet dat inkooppakketten en/of organisaties met een groter inkoopvolume zwaarder meewegen in de geaggregeerde cijfers. Dit kan twee kanten op werken: als een inkooppakket met een groter inkoopvolume duurzaam is ingekocht, dan zal deze organisatie sneller een hogere score behalen. Andersom, als binnen dit inkooppakket juist niet duurzaam is ingekocht, dan is het voor deze organisatie juist moeilijker om alsnog tot een hoog duurzaamheidspercentage te komen; 12 De inkooppakketten inhuur externen, gebouwen en hout maken geen onderdeel uit van de Menukaart Duurzaam Inkopen. Voor hout en diensten is er wél een specificatie beschikbaar. De vragen voor deze inkooppakketten en modules zijn ten behoeve van de Monitor DBO 2006 ontwikkeld en getoetst bij vertegenwoordigers van het IPO en de VNG, het Rijk en inhoudelijke experts werkzaam bij onder andere de Rijksgebouwendienst, VROM en SenterNovem. De Menukaart Duurzaam Inkopen is overigens gepubliceerd in juni 2005 en was daardoor nog niet in deze vorm beschikbaar voor aanbestedingen die tussen november 2004 (start onderzoeksperiode) en juni 2005 zijn uitgevoerd. Inleiding 18

(e) Omdat de duurzaamheidscriteria, ook voor de inkooppakketten uit de Monitor DBO 2006, zich in 2007 nog verder zullen ontwikkelen 13, zijn bij de meeste inkooppakketten alvast extra vragen gesteld. Deze extra vragen gaan over criteria die niet in de Menukaart of milieuspecificaties staan, maar daar waarschijnlijk de komende jaren wél in zullen worden opgenomen. De duurzaamheidslat kan daardoor in 2008 en 2010 hoger komen te liggen. In de Monitor DBO 2006 hebben deze vragen nog een facultatief karakter: ze zijn in de meeste gevallen niet meegerekend bij de vaststelling of een organisatie een inkooppakket wel of niet duurzaam heeft ingekocht. Bij gelijkblijvende inspanningen op het gebied van duurzaam inkopen kan een organisatie in 2008 en 2010 dus een lagere score behalen dan in de Monitor DBO 2006. Inkoopvolume overige inkooppakketten (F) Niet recent aanbesteed (E) Onderzocht inkoopvolume recente aanbestedingen inkooppakketten Monitor DBO (C) Overig inkoopvolume pakketten Monitor DBO Waarvan niet-duurzaam ingekocht (B) Waarvan duurzaam ingekocht (A) Totale inkoopvolume organisatie (D) Percentage duurzaam ingekocht = 'A' gedeeld door 'C' Figuur 1: Wijze van berekenen percentage duurzaam ingekocht inkoopvolume Vergelijking met de Meting Duurzaam Inkopen 2004 is maar beperkt mogelijk Over 2004 is de Meting Duurzaam Inkopen 2004 14 uitgevoerd. Door verschillen in doelstelling, opzet en inhoud van beide metingen, is een vergelijking tussen dit onderzoek en de Monitor DBO 2006 slechts mogelijk voor een beperkt aantal vragen. Namelijk alleen voor de vragen die in beide 13 Zie www.senternovem.nl/duurzaaminkopen voor de actuele stand van zaken 14 Dit onderzoek is uitgevoerd door Adjust Procurement Solutions in opdracht van het Ministerie van VROM en SenterNovem. Inleiding 19

metingen op (vrijwel) identieke wijze zijn gesteld aan de respondenten. Door de beperkte vergelijkbaarheid van de Monitor DBO 2006 met de Meting Duurzaam Inkopen 2004, is in dit rapport geen voortgang ten opzichte van 2004 opgenomen. De vergelijkbaarheid is beperkt om de volgende redenen: (a) In 2004 is de intentie gemeten om duurzaam in te kopen. In de Monitor DBO 2006 is expliciet naar het resultaat gevraagd (product, dienst of werk voldoet daadwerkelijk aan de duurzaamheidscriteria); (b) De berekeningswijze van de resultaten is verschillend, vooral voor de percentages die aangeven welk deel van het inkoopvolume duurzaam is ingekocht; (c) De doelstelling van de Monitor DBO 2006 sluit aan op de interpretatie van de overheidsdoelstellingen voor 2010. Dat wil zeggen dat in kaart is gebracht hoe ver overheden zijn met het realiseren van deze doelstellingen. In 2004 waren deze doelen nog niet gesteld. De meting gaf toen vooral aan hoe organisaties onderling (relatief) scoren; (d) In 2005 is de Menukaart Duurzaam Inkopen gepubliceerd. Dit is belangrijke input voor de Monitor DBO 2006, omdat hierin concrete ambitieniveaus zijn opgenomen. Hierdoor konden meer gerichte vragen worden gesteld; (e) De scope van de Monitor DBO 2006 is breder: naast duurzaam inkopen maken ook andere aspecten van een duurzame bedrijfsvoering deel uit van de meting (voor de Rijksoverheid); (f) Voor het verkrijgen van de benodigde inkoopvolumes zijn in de Monitor DBO 2006 andere (externe) bronnen geraadpleegd in vergelijking met de meting van 2004, omdat is gebleken dat respondenten deze informatie in de vorige meting vaak niet konden opleveren. Rapportindeling Het rapport heeft de volgende opbouw: (a) Hoofdstuk 1 bevat de onderzoeksresultaten die per sector aangeven welk percentage van het totale inkoopvolume bestaat uit inkopen waarop duurzaamheidscriteria zijn toegepast; (b) Hoofdstuk 2 is een nadere onderbouwing van hoofdstuk 1. Per inkooppakket is aangegeven welke duurzaamheidscriteria vaak en minder vaak zijn toegepast, uitgesplitst naar sector; (c) Hoofdstuk 3 gaat vervolgens in op de vraag in hoeverre duurzaam inkopen per sector is geborgd in het beleid en de processen van overheden; (d) Hoofdstuk 4 bevat de onderzoeksresultaten voor de onderdelen Klimaatneutrale Rijksoverheid, energiebesparing, mobiliteitsmanagement en milieumanagement. Dit deel van het onderzoek heeft alleen betrekking op kerndepartementen en agentschappen en Rijksdiensten. De bijlagen tot slot bevatten op organisatieniveau uitgesplitste onderzoeksresultaten voor de Rijksoverheid, en een beschrijving van de onderzoeksaanpak en de volledige vragenlijst. Inleiding 20

1 Resultaat duurzaam inkopen per sector Resultaatverplichting duurzaam inkopen 101 Duurzaamheid in een inkoopproces kan op verschillende manieren worden gemeten. In de methodiek van de Monitor DBO is expliciet gekozen voor het meten van een duurzaam resultaat in een aanbestedingstraject en niet voor het meten van een inspanning of intentie. Voor deze keuze zijn twee argumenten te noemen. Allereerst leidt de intentie om duurzaamheid een rol te geven in inkoopprojecten niet noodzakelijkerwijs tot de aanschaf van een duurzaam product, dienst of werk. Om duurzaam inkopen te stimuleren is een resultaatmeting daarom een effectiever middel. Ten tweede heeft de overheid een voortrekkersrol op het gebied van duurzaamheid: alleen het eisen van een duurzaam resultaat of het zwaarwegend meenemen van duurzame criteria geven een stimulerend signaal af naar de markt. 102 In dit hoofdstuk wordt het resultaat van duurzaam inkopen per sector gepresenteerd. Onder resultaat wordt verstaan het duurzaam ingekochte inkoopvolume in euro s ten opzichte van het totaal onderzochte volume in euro s, uitgedrukt in een (duurzaamheids-)percentage 15 103 Tevens worden deze uitgesplitst naar inkooppakketten. Om de onderzoeksresultaten juist te kunnen interpreteren, is het van belang goed zicht te hebben op de context en de opbouw van de percentages. De onderzoekers geven daarom achtereenvolgens inzicht in de spreiding van de resultaten, de mate waarin duurzaamheidspercentages kunnen worden verklaard door scores op de onderliggende inkooppakketten én de relatie tussen het aantal duurzaam ingekochte pakketten en het resultaat van duurzaam inkopen. 15 In bijlage B is uitgewerkt op welke manier is vastgesteld wanneer sprake is van een duurzaam ingekocht inkoopvolume. 1 Resultaat duurzaam inkopen per sector 21

Resultaat duurzaam inkopen per sector 104 Tabel 1-1 geeft het resultaat van duurzaam inkopen per sector weer. Agentschappen hebben van alle sectoren het grootste deel van hun onderzochte inkoopvolume duurzaam ingekocht, gevolgd door waterschappen. Kerndepartementen en gemeenten zitten redelijk dicht bij elkaar 16. Kleinere gemeenten halen een hogere score dan middelgrote en grote gemeenten. Sector Resultaat Duurzaam Inkopen Kerndepartementen 50% Agentschappen 78% Provincies 25% Waterschappen 61% 100.000+ 35% 50.000-100.000 41% 50.000-49% Tabel 1-1: Mate waarin duurzaam is ingekocht per sector 105 Om deze onderzoeksresultaten in de juiste context te kunnen plaatsen, hebben de onderzoekers een schatting gemaakt van welk deel van het totale inkoopvolume wordt afgedekt door de inkooppakketten die zijn bevraagd in de Monitor DBO 2006. Het resultaat hiervan is per sector grafisch weergegeven in figuur 1-1. Het rode deel van de balkjes omvat het inkoopvolume in de inkooppakketten die zijn bevraagd in de Monitor DBO en waarvoor in de afgelopen twee jaar een aanbesteding heeft plaatsgevonden ( C in termen van figuur 1 uit de Inleiding). Het lichtblauwe deel is het inkoopvolume in de inkooppakketten uit de Monitor DBO waarvoor in de afgelopen twee jaar geen aanbesteding is uitgevoerd. Het groene deel tot slot is het inkoopvolume in de inkooppakketten die niet zijn bevraagd in de Monitor DBO. De hierboven gepresenteerde onderzoeksresultaten zijn berekend over het rode deel van het inkoopvolume. In dit rapport wordt dit aangeduid als het totaal onderzochte volume. 106 Duidelijk te zien is dat de Monitor DBO een flink deel afdekt van het totale inkoopvolume van kerndepartementen en provincies (40-50%). Voor waterschappen en gemeenten ligt dit lager (10-20%). 16 Overigens kunnen de verschillende sectoren niet direct met elkaar worden vergeleken. Per sector zijn verschillende inkooppakketten onderzocht en bovendien gelden binnen een inkooppakket soms andere normen (onder andere catering en elektriciteit). 1 Resultaat duurzaam inkopen per sector 22

Schatting inkoopvolume Monitor DBO ten opzichte van totaal inkoopvolume Kerndepartementen Provincies Waterschappen 100.000+ 50.000-100.000 Recent aanbesteed volume Monitor DBO (C) Overig volume Monitor DBO (E) Volume overige pakketten (F) 0% 20% 40% 60% 80% 100% Figuur 1-1: Schatting aandeel inkoopvolume Monitor DBO in totaal inkoopvolume 17 Resultaat duurzaam inkopen per inkooppakket 107 In tabel 1-2 zijn de resultaten uitgesplitst per inkooppakket. Per pakket is het duurzaam ingekochte volume in euro s weergegeven ten opzichte van het totaal onderzochte volume in euro s. In de rechterkolom staat telkens het aantal organisaties dat het inkooppakket in de afgelopen twee jaar, duurzaam of niet, heeft aanbesteed. Inkooppakket Provincies (100.000+) Totale respons 13 30 9 17 15 16 43 Bedrijfskleding 92% 5 0% 2 10% 5 20% 4 23% 9 0% 2 0% 1 ICT-hardware 35% 12 84% 16 53% 6 57% 12 78% 11 36% 14 54% 25 Schoonmaakdienstverlening 60% 11 89% 9 - - - - - Drukwerk 19% 12 48% 15 - - - - - Dienstauto's 91% 13 39% 6-26% 6 79% 8 64% 5 42% 9 Busvervoer - - 21% 5 - - - - Gebouwen - 97% 3 0% 4 93% 6 9% 12 0% 4 43% 20 Catering 10% 11 73% 6 73% 5 26% 4 77% 8 82% 5 46% 4 Elektriciteit 97% 13 65% 7 42% 7 47% 12 79% 12 93% 11 76% 17 Groenvoorziening - 100% 2 46% 6 94% 8 84% 10 100% 7 61% 18 Kern- departemente Agent- schappen Water- schappen (50.000- (50.000-) 50.000- Tabel 1-2: Mate waarin duurzaam is ingekocht per pakket, uitgesplitst naar sector, en aantal waarnemingen 18 17 Voor alle agentschappen en twee kerndepartementen geldt dat alleen de inkoopvolumes bekend zijn van de inkooppakketten die zijn bevraagd in de Monitor DBO. De genoemde analyse voor agentschappen kon daardoor in het geheel niet worden uitgevoerd. In figuur 1-1 zijn van de kerndepartementen alleen de elf organisaties meegenomen waarvan alle informatie beschikbaar was. 18 Voor hout en verhardingen waren geen betrouwbare inkoopvolumes beschikbaar (zie bijlage B). Deze inkooppakketten zijn daarom niet meegenomen in de berekening van de resultaten in dit hoofdstuk. Ook de inhuur van externen is hoewel hiervoor wel inkoopvolumes beschikbaar zijn - niet meegerekend in deze 1 Resultaat duurzaam inkopen per sector 23

Spreiding van resultaat duurzaam inkopen per sector 108 Het resultaat van duurzaam inkopen is ook voor elke organisatie afzonderlijk bepaald. De spreiding per sector geeft aan in hoeverre er verschillen bestaan in het resultaat van duurzaam inkopen tussen organisaties binnen een sector. In figuur 1-1 is de spreiding van het resultaat van duurzaam inkopen per sector weergegeven. 109 In blauw (linkerbalk) is de mediaan van het duurzaamheidspercentage weergegeven, met daaromheen het 25%- en het 75%-percentiel. Wanneer de organisaties binnen een sector op oplopende volgorde van duurzaamheidspercentage worden gerangschikt, geeft de mediaan het duurzaamheidspercentage van de middelste organisatie weer: de helft van de organisaties scoort hoger dan deze organisatie, de andere helft scoort lager. Het 25%-percentiel geeft aan dat een kwart van de organisaties lager scoort dan deze waarde. Het 75%-percentiel geeft aan dat een kwart hoger scoort dan deze waarde. Ter vergelijking is in de figuur in bruin (rechterbalk) het sectorresultaat weergegeven. Dit sectorresultaat geeft het duurzaamheidspercentage weer opgeteld over de sector als geheel (zie tabel 1-1). 100% Spreiding van het duurzaamheidspercentage binnen de sectoren (mediaan en 25%- en 75%-percentielen) 80% 60% 40% 20% 0% Provincies Mediaan van duurzaamheidspercentages Kerndepartementen Agentschappen Waterschappen (100.000+) (50.000-100.000) Sectorresultaat (50.000-) Figuur 1-2: Spreiding van resultaat duurzaam inkopen per sector tabel en in tabel 1-1; de reden hiervoor is dat dit inkooppakket niet in de Menukaart Duurzaam Inkopen is opgenomen en dat de voor dit onderzoek opgestelde vragenlijst met duurzaamheidscriteria in 2007 waarschijnlijk nog zal worden doorontwikkeld. In bijlage B laten de onderzoekers zien wat het effect is van het wél meerekenen van de inhuur van externen. Een - in de tabel geeft tot slot aan dat over dit inkooppakket geen vragen zijn gesteld aan de desbetreffende sector. 1 Resultaat duurzaam inkopen per sector 24

110 Alleen voor middelgrote gemeenten en agentschappen ligt de mediaan boven het sectorresultaat. Dit betekent dat in deze sector organisaties met een relatief hoog inkoopvolume een relatief laag duurzaamheidspercentage hebben. Dit in tegenstelling tot de andere sectoren, waar het sectorgemiddelde hoger ligt dan de mediaan. In die gevallen hebben de organisaties met een relatief hoog inkoopvolume juist relatief duurzaam ingekocht. 111 De waterschappen, agentschappen en middelgrote gemeenten laten een relatief grote spreiding zien. Dit betekent dat de onderlinge verschillen in duurzaamheidspercentages tussen organisaties in deze sectoren groot zijn. 112 Uit nadere analyses zijn geen factoren naar voren gekomen die verschillen verklaren tussen duurzaamheidspercentages binnen een sector. Zo is er geen aantoonbare relatie met de score van de organisatie op beleid en processen, het wel of niet ondertekend hebben van de deelnameverklaring duurzaam inkopen en de wijze waarop de inkoopfunctie is georganiseerd (centraal of decentraal). Bijdrage inkooppakketten aan resultaat duurzaam inkopen 113 De bijdrage aan het resultaat van duurzaam inkopen verschilt per inkooppakket. Dit is enerzijds afhankelijk van de duurzaamheidscriteria die zijn toegepast, en anderzijds van het inkoopvolume dat omgaat in het pakket. Inkooppakketten met een groter volume hebben een zwaardere invloed op het overall resultaat dan pakketten met een kleiner volume. In onderstaande figuren is steeds per sector de verdeling van het totaal onderzochte volume over de verschillende inkooppakketten weergegeven (bovenste balkje). Ook is de verdeling van het duurzaam ingekochte volume over de verschillende pakketten weergegeven (onderste balkje). Door deze balkjes met elkaar te vergelijken, wordt inzichtelijk welke bijdrage een inkooppakket levert aan het resultaat van duurzaam inkopen voor de sector. Totaal onderzocht volume versus duurzaam ingekocht volume Kerndepartementen Totaal onderzocht volume Duurzaam ingekocht volume Bedrijfskleding ICT-hardware Schoonmaakdienstverlening Drukwerk Dienstauto's Catering Elektriciteit 0% 20% 40% 60% 80% 100% Figuur 1-3: Opbouw duurzaamheidspercentage kerndepartementen 1 Resultaat duurzaam inkopen per sector 25

Totaal onderzocht volume versus duurzaam ingekocht volume Agentschappen Totaal onderzocht volume Duurzaam ingekocht volume 0% 20% 40% 60% 80% 100% Bedrijfskleding ICT-hardware Schoonmaakdienstverlening Drukwerk Dienstauto's Gebouwen Catering Elektriciteit Groenvoorziening Figuur 1-4: Opbouw duurzaamheidspercentage agentschappen 114 Voor kerndepartementen en vooral agentschappen maakt het inkooppakket ICT-hardware een groot deel uit van het totaal onderzochte volume. Het relatief hoge duurzaamheidspercentage op dit inkooppakket levert een grote bijdrage aan het sectorresultaat. Het inkooppakket dienstauto s, waarop kerndepartementen een relatief hoog duurzaamheidspercentage scoren (91%), weegt maar beperkt mee in het sectorresultaat. Het inkoopvolume hiervan is relatief klein. Totaal onderzocht volume versus duurzaam ingekocht volume Provincies Totaal onderzocht volume Duurzaam ingekocht volume Bedrijfskleding ICT-hardware Busvervoer Gebouwen Catering Elektriciteit Groenvoorziening 0% 20% 40% 60% 80% 100% Figuur 1-5: Opbouw duurzaamheidspercentage provincies 115 Voor provincies heeft het inkooppakket busvervoer een zeer grote invloed op het sectorresultaat. Het relatief lage duurzaamheidspercentage op het pakket busvervoer verklaart het relatief lage sectorresultaat. 1 Resultaat duurzaam inkopen per sector 26

Totaal onderzocht volume versus duurzaam ingekocht volume Waterschappen Totaal onderzocht volume Duurzaam ingekocht volume Bedrijfskleding ICT-hardware Dienstauto's Gebouwen Catering Elektriciteit Groenvoorziening 0% 20% 40% 60% 80% 100% Figuur 1-6: Opbouw duurzaamheidspercentage waterschappen 116 Bij waterschappen zijn elektriciteit en groenvoorziening dominante inkooppakketten. Deze leveren een grote bijdrage aan het sectorresultaat. Totaal onderzocht volume versus duurzaam ingekocht volume 100.000+ Totaal onderzocht volume Duurzaam ingekocht volume Bedrijfskleding ICT-hardware Dienstauto's Gebouwen Catering Elektriciteit Groenvoorziening 0% 20% 40% 60% 80% 100% Figuur 1-7: Opbouw duurzaamheidspercentage grote gemeenten 117 Voor gemeenten geldt dat het pakket gebouwen het grootste deel van het totale onderzochte inkoopvolume beslaat. Het sectorresultaat wordt dan ook voor een belangrijk deel bepaald door het duurzaamheidspercentage op dit pakket. De mate waarin gemeenten dit duurzaam hebben ingekocht verschilt echter sterk per omvangsklasse van gemeenten. Weinig middelgrote en grote gemeenten hebben dit inkooppakket duurzaam ingekocht. Van de kleine gemeenten hebben juist veel dit gedaan. 1 Resultaat duurzaam inkopen per sector 27