RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Oostvaarders College Plaats : Almere BRIN nummer : 24RW 00 Onderzoeksnummer : 257399 Datum onderzoek : 31 oktober 2013 Datum vaststelling :
Pagina 2 van 9
1. INLEIDING De Inspectie van het Onderwijs heeft op 31 oktober 2013 een onderzoek uitgevoerd op het Oostvaarders College te Almere, om een oordeel te kunnen uitspreken over de kwaliteit van het onderwijs op de afdeling vmbo-basis. Het Oostvaarders College biedt voor de vmbo-opleidingen alleen de bovenbouw aan, plus een tweede klas voor het vmbo-t. Daarnaast heeft de school een havo en een vwo (inclusief gymnasium). Aanleiding De aanleiding voor dit onderzoek is het volgende. Wij hebben voor Oostvaarders College, afdeling vmbo-basis een risicoanalyse uitgevoerd. Uit deze analyse kwam naar voren dat de opbrengsten op deze afdeling mogelijk onvoldoende zijn. Op 23 april 2013 hebben wij de uitkomsten van deze risicoanalyse met het bevoegd gezag besproken. Naar aanleiding van dit gesprek is besloten een aanvullend onderzoek uit te voeren. Toezichthistorie De afdeling vmbo-basis van het Oostvaarders College is niet recent bezocht door de inspectie. Wel hebben we de afdeling vwo in het najaar van 2012 bezocht wegens onvoldoende opbrengsten op de opbrengstenkaart van 2012. Op basis van dat onderzoek is er een basisarrangement afgegeven. Onderzoeksopzet Het onderzoek bestond uit de volgende activiteiten: Wij hebben relevante documenten van en over de school geanalyseerd, in dit geval gericht op de opbrengsten in het algemeen en specifiek de rendementsgegevens. Wij hebben een gesprek gevoerd met het de schoolleiding. Opbouw rapport In hoofdstuk 2 staat de conclusie van het onderzoek waaronder het vervolgtoezicht. In hoofdstuk 3 beschrijven we de bevindingen uit het Pagina 3 van 9
onderzoek in de vorm van een kwaliteitsprofiel. Dit wordt gevolgd door een paragraaf waarin het oordeel van de inspectie wordt toegelicht en waar mogelijk de schoolontwikkeling in samenhang wordt beschreven. Pagina 4 van 9
2. CONCLUSIES EN TOEZICHTARRANGEMENT Een kwaliteitsonderzoek zoals wij op Oostvaarders College, afdeling vmbobasis hebben uitgevoerd, leidt tot een zogenaamd toezichtarrangement voor kwaliteit en/of voor naleving. Een arrangement kan basistoezicht inhouden of juist aangepast toezicht in houden. In het eerste geval (bij basistoezicht) vinden wij de kwaliteit van voldoende niveau en is het daarom niet nodig om de school onder intensief toezicht te plaatsen. Als er echter teveel tekortkomingen zijn geconstateerd, wordt conform beslisregels geoordeeld dat de kwaliteit onvoldoende is en stellen we een aangepast arrangement vast voor zwakke of voor zeer zwakke kwaliteit en/of voor naleving. Onze conclusie voor Oostvaarders College, afdeling vmbo-basis is als volgt: Op basis van het onderzoek kennen wij aan deze afdeling het basisarrangement toe. De opbrengsten zijn formeel gezien weliswaar onvoldoende, maar doordat de school kan aantonen dat het onvoldoende onderbouwrendement niet valt toe te schrijven aan de opleiding vmbo-basis, wijken we beredeneerd af van onze beslisregel, en kennen desondanks een basisarrangement toe. Dit betekent dat wij op dit moment geen reden hebben om het toezicht te intensiveren. Wel hebben we met de schoolleiding de afspraak gemaakt dat zij zich in het voorjaar van 2014 over enkele zaken zal verantwoorden. Dit betreft: een evaluatie van de leerlingbesprekingen, zoals beschreven in het protocol 'de effectieve leerlingbespreking', specifiek voor de havo en het vwo, aangevuld met mogelijke extra informatie over de voortgang van leerlingen. een plan over hoe de informatievoorziening over instromende leerlingen vanuit de onderbouwlocaties zal worden verbeterd. een analyse van de kenmerken van de leerlingen in de huidige derde klas van het vmbo-basis, en een overzicht van de eventueel benodigde extra ondersteuning voor deze groep. Wij verwachten deze verantwoording voorafgaand aan het gesprek met het bestuur van de ASG in het voorjaar van 2014. Daarnaast zal de inspectie de ontwikkeling van opbrengsten op het Oostvaarders College met grote belangstelling blijven volgen. Pagina 5 van 9
3. BEVINDINGEN In dit hoofdstuk leest u de bevindingen uit ons onderzoek op basis waarvan we tot onze conclusie over de kwaliteit zijn gekomen. Eerst geven we een samenvattend algemeen beeld over de kwaliteit van het onderwijs op Oostvaarders College vmbo-basis. Daarna volgt het kwaliteitsprofiel waarin de oordelen op de indicatoren staan. Vervolgens lichten we die oordelen in onderlinge samenhang toe. 3.1 Algemeen beeld De opbrengsten van de afdeling vmbo-basis van het Oostvaarders College zijn formeel onvoldoende, wegens onvoldoendes op de indicatoren onderbouwrendement en bovenbouwrendement. De school biedt enkel de bovenbouw van de vmbo-afdelingen aan en heeft dus geen directe invloed op de plaatsing en bevordering van vmbo-basis-leerlingen in de onderbouw. Het onvoldoende onderbouwrendement wordt veroorzaakt door een relatief hoog aantal leerlingen dat afstroomt vanuit de havo naar een apart ingestelde 2e klas voor vmbo-tl. Het onvoldoende bovenbouwrendement van het vmbo-basis wordt veroorzaakt door een hoog aantal leerlingen dat in de derde klas blijft zitten. De school zal enerzijds de begeleiding van leerlingen moeten verbeteren, en anderzijds de voortgang van leerlingen preciezer moeten gaan volgen, om deze onvoldoendes weg te werken. Daarnaast is er voor bestuur van de Almeerse Scholengroep een taak weggelegd om hun scholen te bewegen informatie over leerlingen die overstappen tussen de verschillende scholen, tijdiger te delen. 3.2 Kwaliteits- en nalevingsprofiel In onderstaande tabel staan de indicatoren die in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke bevindingen het onderzoek heeft geleid. De nummering in de tabellen verwijst naar het volledige waarderingskader voortgezet onderwijs. De bevindingen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is. Legenda: 1. slecht 2. onvoldoende 3. voldoende 4. goed 5. niet te beoordelen Pagina 6 van 9
Wij hebben daarnaast onderzocht of de school voldoet aan de naleving van enkele wettelijke voorschriften. Dit wordt tot uitdrukking gebracht met de score ja of nee. De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden 1 2 3 4 5 1.1 De leerlingen behalen in de onderbouw het opleidingsniveau dat mag worden verwacht. 1.2.1 De leerlingen lopen weinig vertraging op in de bovenbouw van de opleiding vmbo-b. 1.3.1 De leerlingen van de opleiding vmbo-b behalen voor het centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht. 1.4.1 Bij de opleiding vmbo-b zijn de verschillen tussen het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen van een aanvaardbaar niveau. Pagina 7 van 9
3.3 Toelichting bij kwaliteitsprofiel Het bovenstaande algemene beeld en kwaliteitsprofiel lichten we hieronder toe. Opbrengsten De opbrengsten van de afdeling vmbo-basis zijn formeel onvoldoende, door een onvoldoende onderbouwrendement (dat wordt berekend voor de school als geheel) en een onvoldoende bovenbouwrendement, op de opbrengstenkaart van 2013 (gebaseerd op de gegevens van het eind van schooljaar 2011-2012). Het lage onderbouwrendement komt voort uit een relatief hoog aantal leerlingen dat vanuit de havo-onderbouw afstroomt naar een speciale 2 vmbo-t klas. Deze klas is ooit ingesteld voor leerlingen die potentieel de havo aan zouden moeten kunnen, maar die in de onderbouw vastlopen. De gedachte was dat deze leerlingen na 4 vmbo-t weer opstromen naar de havo. De praktijk is echter dat deze leerlingen vooral uitstromen naar het mbo. De schoolleiding geeft aan dat er in de laatste jaren wellicht wat makkelijk is overgegaan tot het plaatsen van leerlingen in de 2 vmbo-t-klas, in plaats van ze te bevorderen naar 3 havo. In de meeste gevallen hadden deze leerlingen gewoon een havo-advies van de basisschool. Wel heeft de school geconstateerd dat een deel van de havoadviezen van deze leerlingen onvoldoende congrueert met de cito-score - wat er mogelijk op duidt dat het advies aan deze leerlingen te optimistisch is geweest. Bij de aanname van leerlingen is in de laatste twee jaar beter gekeken naar de advisering van het basisonderwijs en is het advies afgezet tegen de gegevens van de leerlingen in het leerlingvolgsysteem. Hierdoor zouden de huidige eersteen tweedeklassers beter op hun plek zitten. Dat neemt echter niet weg dat de school zal moeten investeren in het goed begeleiden van leerlingen in de havoonderbouw. Een goed initiatief is het opstellen van een plan van aanpak met ouders en leerling, zodra een leerling dreigt te blijven zitten. Ook zal het docententeam bij leerlingbesprekingen scherp(er) moeten gaan kijken naar de mogelijkheden van individuele leerlingen. Hierbij kan het helpen als de school (docenten en schoolleiding gezamenlijk) formuleren wat ze in het algemeen van havo-leerlingen mogen verwachten in vergelijking met vmbo-leerlingen en dit afzetten tegen de kenmerken van de huidige leerlingen. Ook de resultaten van Diataal- en rekentoetsen kunnen hierin bewuster worden meegenomen. Omdat het onderbouwrendement op geen enkele wijze van toepassing is op de afdeling vmbo-basis (het Oostvaarders College zit wat betreft onze berekeningswijze van deze indicator zelfs in een vergelijkingsgroep met enkel Pagina 8 van 9
havo/vwo-scholen), laten we de onvoldoende op deze indicator buiten beschouwing voor de bepaling van het toezichtarrangement. Het onvoldoende bovenbouwrendement van de afdeling vmbo-basis wordt veroorzaakt door een hoog aantal leerlingen dat blijft zitten in leerjaar 3. Een klein deel van de leerlingen stroomt uit zonder diploma. Het Oostvaarders College biedt enkel de bovenbouw van het vmbo aan, de leerlingen die instromen in leerjaar 3 komen met name van de andere Almeerse vo-scholen, in veel gevallen vanwege het specifieke aanbod op het Oostvaarders College. De schoolleiding geeft aan dat een deel van deze leerlingen moeite heeft met het strengere regime op school en daarom meer tijd nodig heeft. Tegelijkertijd constateren wij dat de school weinig informatie opvraagt over de instromende leerlingen, voordat ze deze aannemen. Een overgangsbewijs voor de derde klas is voldoende. Wel wordt er een intakegesprek met ouders en leerlingen gehouden. Pas nadat een leerling is aangenomen, is er een overdracht van gegevens tussen onderbouwschool en het Oostvaarders. De school zou echter voorafgaand aan de aanname meer informatie kunnen vragen bij de scholen waar deze leerlingen de onderbouw hebben gevolgd, bijvoorbeeld over de daar geboden begeleiding en mogelijke taal- en rekenachterstanden. Op deze wijze kan het Oostvaarders College beter bepalen of ze de benodigde ondersteuning voor de leerling kan bieden, of ze extra begeleiding moet aanbieden, of dat een andere school wellicht beter past voor deze leerling. De schoolleiding geeft aan dat er hiervoor nog geen volwaardig systeem tussen de Almeerse scholen is. Het bestuur van de Almeerse Scholengroep zou hierin kunnen investeren om zo meer grip te krijgen op de stroom van overstappende leerlingen tussen de scholen. Het gemiddeld cijfer voor het het centraal examen van het vmbo-basis is met een 6,5 voldoende - dat wil zeggen dat de school de leerlingen die aan het examen starten voldoende hierop voorbereidt. Ook het driejaarlijks gemiddelde is van voldoende niveau. Het verschil tussen het schoolexamencijfer (se) en het centraal examen (ce) is over drie jaar gemeten -0,15, dat wil zeggen dat gemiddeld genomen het centraal examen beter wordt gemaakt dat het schoolexamen. Dit cijfer ligt binnen de door de inspectie gehanteerde norm van 0,5 punt verschil. De opbrengstenkaart van 2014 zal een vergelijkbaar beeld laten zien: het bovenbouwrendement blijft volgens eigen berekeningen van de school op hetzelfde niveau, het verschil tussen se en ce wordt iets kleiner, namelijk -0,02. Het cijfer voor het centraal examen blijft 6,5. Doordat het examen landelijk gezien beter is gemaakt zal de beoordeling op deze indicator een onvoldoende worden, al blijft het driejaarsgemiddelde wel voldoende. Pagina 9 van 9