Wet milieubeheer. Ontwerpbeschikking



Vergelijkbare documenten
Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen. Vormvrije Mer beoordeling

Oprichting pluimveebedrijf Maatschap Huisman, gemeente Dalfsen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Beschikking Wet milieubeheer

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485

Ontwerp besluit UV

Beschikking maatwerkvoorschriften

Ontwerp omgevingsvergunning UV

Gemeente Barneveld Raadhuisplein 2 tel: (0342) Postbus 63 fax: (0342) AB BARNEVELD

Gemeente Barneveld Raadhuisplein 2 tel: (0342) Postbus 63 fax: (0342) AB BARNEVELD

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016

Ontwerp omgevingsvergunning UV

Omgevingsvergunning OV

Vergunning Wet milieubeheer

veranderen van milieu-inrichting Steenbergen, 28 maart 2013

ECLI:NL:RVS:2012:BV9444

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Melding Activiteitenbesluit milieubeheer

Te verwachte ontwikkelingen Activiteitenbesluit Beste beschikbare technieken Naam document Jaartal

ONTWERPBESCHIKKING. Omgevingsvergunning beperkte milieutoets. datum: 28 juni 2016 Gemeente Bronckhorst nr

BESCHIKKING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT

~~~ Pc en woonplaats: 9172 GS Ferwert. De aanvraag. V.O.F. Reitsma-Hazelhoff Straat en huisnummer: Bongaloane 2. Beschrijving.

Pagina 1 van 49 Registratienummer: Z / D

AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beoordeling omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Omgevingsvergunning OV

LOG Montfort - Maria Hoop

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Bijlage 2 Milieuneutraal veranderen

De Marke III te Hengevelde

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

BIJLAGE HOOFDLIJNEN NIEUWE AMMONIAKWETGEVING

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting

Pluimveehouderij Annahof BV te Rouveen, gemeente Staphorst

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Oprichting varkenshouderij Banken B.V., gemeente Etten-Leur Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

BESCHIKKING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT Milieu Omgevingsvergunning beperkte milieutoets

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR H. SMIT V.O.F. SCHROOT- EN METAALHANDEL TE BORGER

Advies lucht. Intern Advies

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

Burgemeester en wethouders van Voorst maken het volgende bekend:

* UM * Melk- en fokveebedrijf Graumans

OMGEVINGSVERGUNNING. LUMARO Beheer B.V.

O M G E V I N G S V E R G U N N I N G U I T G E B R E I D E P R O C E D U R E (1 e fase)

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor het milieuneutraal veranderen. Sappi Maastricht B.V.

Pagina 1 van 50 Registratienummer: Z / D

Aanmeldnotitie Besluit Mer

Publiek. De overwegingen die aan dit besluit ten grondslag liggen worden verderop in dit document per activiteit vermeld.

Uitbreiding pluimveebedrijf Wegdam BV, gemeente Hof van Twente

(ontwerp) MAATWERKBESLUIT. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

BESCHIKKING VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN THOLEN

NH 3 totaal kg/jr. NH 3 kg/jr. per dier

Uitbreiding pluimveebedrijf Adams te Ell, gemeente Leudal

BIJLAGEN OBM Melkvee- en loonbedrijf De Molswaerd Heulenslag 36 A 2971 VG BLESKENSGRAAF. Projectleider Bouw Rundvee C. de Ruijter

TEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Ingevolge artikel 8.24 Wet milieubeheer 1 FEITEN

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

DEFINITIEVE BESCHIKKING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT CONSIDERANS

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WET MILIEUBEHEER VOOR CUBRI PALLET- EN HANDELSMIJ BV TE SCHOONEBEEK

VORMVRIJE M.E.R.-BEOORDELING

Melding Activiteitenbesluit milieubeheer

Victorialaan 1 b-g 5213 JG s-hertogenbosch Gildekamp SP Cuijk Postbus AB Cuijk

Agrarische inrichtingen en het Activiteitenbesluit. Paul Bodden Hekkelman Advocaten

Onderzoek geurbelasting in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij

Uitbreiding agrarisch bedrijf Winschoterweg Groningen

MAATMERKVOORSCHRIFT WET MILIEUBEHEER

Varkenshouderij Welvaarts te Tholen Toetsingsadvies over de aanvulling op het milieueffectrapport

dan 'madiel BESGHIKKING Besluiten artikel 8.40 Wet milieubeheer Beschrijving Aangevraagde Aard van deinrichting PROCEDURE De aanvraag activiteiten

Omgevingsdienst Brabant Noord

Die zienswijzen die betrekking hebben op het onderdeel milieu betreffen, kort samengevat, het volgende.

Beschikking maatwerkvoorschriften

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

(ONTWERP) OMGEVINGSVERGUNNING

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR DE MILIEUSTRAAT GEMEENTE MIDDEN-DRENTHE, EURSING 2A TE BEILEN

ONTWERPBESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Pluimveehouderij Laarman te Ruinen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop

Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer besluiten wij dat:

Milieu inventarisatie afdeling Milieu ten behoeve van plan- en projectadvisering. Datum: 4 november 2009

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Oprichting van een inrichting voor varkenshouderij Maatschap Jongen te Maria Hoop Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Beldsweg 14a. Uw brief van: Uw kenmerk: Ons kenmerk: Datum: 30 augustus / mei L.B. Masséus 27 mei 2014

Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Ontwerp omgevingsvergunning UV

BIJLAGE 1 M ILIEUVERGUNNINGAANVRAAG MET BESLUIT

ODMH Omgevingsdienst Midden-Holland

ADVIES OMGEVINGSVERGUNNING, ONDERDEEL MILIEU

ONTWERPBESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Toelichting op aanvraag om omgevingsvergunning activiteit milieu. Locatie: Oosterterpweg SJ WIERINGERWERF

3. Toekomstige situatie Milieuaspecten Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

Programma. Activiteitenbesluit. Introductie Activiteitenbesluit (landbouw) Inhoud. Landbouwbedrijven in het Activiteitenbesluit

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

DEFINITIEVE VERGUNNING. EEW Energy from Waste Delfzijl BV

Beschikking OMGEVINGSVERGUNNING. verleend aan. Suiker Unie Vierverlaten. ten behoeve van de activiteit bouwen en mliieuneutraal veranderen

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Ruimtelijke onderbouwing

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

Wet milieubeheer. Beschikking maatwerkvoorschriften

OMGEVINGSVERGUNNING. voor het flexibel kunnen opslaan van de hoeveelheid bodemasgranulaat. milieuneutraal veranderen van een inrichting

Varkenshouderij Lavi te Vogelwaarde

Transcriptie:

gemeente Wet milieubeheer Ontwerpbeschikking datum ontwerpbeschikking datum verzending datum terinzagelegging 20 december 2010 20 december 2010 6 weken vanaf 22 december 2010 Naam vergunninghouder: Maatschap Huisman Adres en woonplaats: Velhoeveweg 1 7722 SM DALFSEN Adres inrichting anders dan adres en woonplaats vergunninghouder Westerveldweg ~ng. Kadastraal gemeente: I ~ctie: nummer(s): Dalfsen 83 gedeeltelijk Maatschap Huisman heeft verzocht om een oprichtingsvergunning voor een pluimveehouderij (Iegkippen). Datum verzoek Ingekomen 17 september 2010 17 september 2010 Wij zijn van plan de geldende vergunning te verlenen onder de bijgevoegde en gewaarmerkte voorschriften o te weigeren motivering van de beschikking Gezien de toestand van het bestaande milieu en de effecten van de inrichting op het omliggende leefmilieu kan: de vergunning -in ontwerp- worden verleend onder het verbinden van voorschriften.

2 1. De aanvraag Op 17 september 2010 is er een aanvraag voor een oprichtingsvergunning op grand van artikel 8.1, eerste lid, sub a. en C., van de Wet milieubeheer ontvangen voor een pluimveehouderij. In tabel 1 is een overzicht gegeven van het aantal dieren en de totale ammoniakemissie op het bedrijf in de aangevraagde situatie. Tabel 1: Totaal aantal dieren en ammoniakemissie in de aangevraagde situatie Legkippen en (groot)ouderdieren van legrassen 45-55% van de leefruimte roosters, met daaronder een mestband met 0,2 m 3 per dier per uur beluchting. Mestbanden min. tweemaal per week afdraaien. Roosters min. in 2 etages. (8WL 2004.10.v1) Legkippen en (groot)ouderdieren E 2.11.4 van legrassen 55-60% van de leefruimte roosters, met daaronder een mestband met 0,7 m 3 per dier per uur mestbeluchting. Mestbanden min. eenmaal per week afdraaien. Roosters min. in 2 etages. (8WL 2005.05.v1) 89.000 0,037 4.730,0 3.293,0 Toelichting: Voor de diercodes en de emissiefactoren is uitgegaan van de Regeling ammoniak en veehouderij (Stcrt.2010, nr. 9996). 2. Inhoudelijke beoordeling De aanvraag voldoet aan de gegevensverstrekking conform hoofdstuk 5 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb). De gevolgen voor het milieu die de inrichting kan hebben, kunnen in voldoende mate worden beoordeeld. De inrichting valt na toetsing aan het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer onder de volgende categorieen: het houden van legkippen (cat. 8.1 sub a van het Ivb) ; de daaraan verbonden opslag van mest (cat. 7.1 van het Ivb); het bezigen van elektramotoren (cat. 1.1 van het Ivb); de opslag van veevoer (cat. 9.1 van het Ivb); de opslag van 1.500 liter gasolie en 400 liter motorolie (cat. 5.1 van het Ivb). Het betreffen hier scharrelkippen in volierehuisvesting met of zonder vrije uitloop (uitloopweide). Het feit dat de kippen al dan niet buiten lopen heeft geen invloed op de diercode (deze is gebaseerd op de voliere-inrichting in de stal) en emissiefactoren. In de inrichting is een gasoliegestookte heteluchtkanon aanwezig. Vanaf 1 april 2010 is het Besluit emissie-eisen middelgrate stookinstallatie milieubeheer (Bems) in werking getreden. Voor noodvoorzieningen die ten hoogste 500 uur per jaar in bedrijf zijn, zijn in het Bems geen emissiegrenswaarden voorgeschreven.

3 Aileen indien ernstige schade aan het milieu wordt voorzien, kunnen voorschriften in de vergunning worden opgenomen. In dat geval kunnen de emissiegrenswaarden uit het Bems als uitgangspunt worden genomen. Er vanuit gaande dat de zogenaamde grensmassastroom zoals omschreven in de NeR niet wordt overschreden, zullen er in deze vergunning geen emissiebeperkende maatregelen worden afgedwongen. Gemeente/ijkiregionaa/lprovinciaa/ be/eid Het bedrijf ligt niet in een grandwaterbeschermingsgebied of in een waterwingebied of in een aangewezen milieubeschermingsgebied (stiltegebied en/of bodembeschermingsgebied). Bij het opstellen van de voorschriften is rekening gehouden met het gestelde in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer inzake milieukwaliteitseisen. De inrichting is niet gelegen in een gebied waar strengere milieukwaliteitseisen geld en of waar bij algemene maatregel van bestuur richtwaarden zijn gesteld waarmee bij de vergunningverlening rekening dient te worden gehouden. 3. Wet geurhinder en veehouderij Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij in werking getreden. Geuremissie In de Regeling geurhinder en veehouderij 2010, nr. 9998) is voor onder andere de diercategorieen varkens, pluimvee, schapen en geiten een geuremissiefactor vastgesteld. De relevante geuremissiefactor is opgenomen in tabel 2. Tabel 4: Totaal aantal dieren en geuremissie in de aangevraagde situatie Legkippen en (groot)ouderdieren van legrassen. 45-55% van de leefruimte roosters, met daaronder een mestband met 0,2 m 3 per dier per uur beluchting. Mestbanden min. min. tweemaal per week afdraaien. Roosters min. in 2 etages. (8WL 2004.10V1) Legkippen en (groot)ouderdieren van E 2.11.4 legrassen 55-60% van de leefruimte roosters, met daaronder een mestband met 0,7 m 3 per dier per uur mestbeluchting. Mestbanden min. eenmaal per week afdraaien. Roosters min. in 2 etages. (8WL 2005.05V1) 89.000 0,34 0,34 30.260,0 Toelichting: Voor de geuremissiefactoren is voor de diercategorie uitgegaan van de Regeling ammoniak en veehouderij (Stcrt. 2010, nr. 9998). De hoeveelheid odeurs in de aangevraagde situatie is 59.500,0 oue/s. Met behulp van de totale geuremissie per bran (stal) en overige parameters zoals, uittreesnelheid, diameter en gemiddelde gebouwhoogte, kan de geurbelasting op omliggende geurgevoelige objecten worden berekend.

4 Emissiepunten en uittreesnelheid Beide stallen worden natuurlijk geventileerd. Ook zal er per stal een warmtewisselaar worden ge"installeerd ten behoeve van de mestdroging in de stallen. Hierdoor zal een gedeelte van ventilatie door de warmtewisselaar de stallen verlaten. Voor natuurlijke ventilatie geldt een uittreesnelheid van 0,4 m/s. Door aanvrager is aangegeven dat de uittreesnelheid van de warmtewisselaar is bepaald op 4 m/s. Geurnorm Het bedrijf ligt buiten de bebouwde kom. De wettelijke geurnorm op een gevoelig object waaraan getoetst moet worden, bedraagt in een niet concentratiegebied buiten de bebouwde kom 8,0 oue/m 3. De minimale afstand tussen de stallen van het bedrijf en een geurgevoelig object, dat onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij en is gelegen buiten de bebouwde kom, moet ten minste 50 meter bedragen. Aan deze afstandseis wordt voldaan. Ten aanzien van de uitloopweide wordt opgemerkt dat eveneens aan de minimaal vereiste afstand van 50 meter tot geurgevoelige objecten wordt voldaan. In de aanvraag is in hoofdstuk 8 een V-stacks berekening met toelichting opgenomen. Hieruit blijkt dat de gestelde normen niet worden overschreden en dat de vergunning verleend kan worden. V-Stacks-gebied (cumulatieve geurberekening) Op verzoek van de Commissie van de Mer is er ook een cumulatieve geurberekening m.b.v. V-Stacksgebied uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport "Cumulatieve geurhinder Pluimveebedrijf Mts. Huisman Westerveldweg (ong.) te Dalfsen. Uit de berekeningen blijkt dat het leefklimaat als gevolg van het initiatief weliswaar iets afneemt omdat de achtergrondbelasting toeneemt, maar dat alles ruim binnen de grenzen van het toelaatbare blijft. Conclusie: Het initiatief voldoet aan het landelijk en dus ook gemeentelijk geurbeleid en er is geen sprake van een belangrijke verontreiniging. De resultaten van de berekeningen zijn opgenomen in de bijlage "Cumulatieve geurhinder Pluimveebedrijf Mts. Huisman Westerveldweg (ong.) te Dalfsen", welke onderdeel uitmaakt van de Mer. 4. Wet ammoniak en veehouderij De Wet ammoniak en veehouderij (hierna: Wav) is op 8 mei 2002 in werking getreden. De Wav bevat bijzondere regels aangaande de gevolgen van de ammoniakemissie van veehouderijen bij de verlening van de milieuvergunning. Samen met de emissie-eisen die op grond van de Wet milieubeheer aan de huisvesting van dieren worden gesteld (Besluit Huisvesting), vormt de Wav het wettelijk instrumentarium voor het aspect ammoniak. De Wav is een op emissie gerichte benadering van de ammoniakproblematiek. Veehouderijen waarvan de dierenverblijven in of op minder dan 250 meter van een zeer kwetsbaar gebied liggen, worden beperkt in hun uitbreidingsmogelijkheden. Op 17 februari 2007 is een wetsvoorstel gepubliceerd in het Staatsblad voor wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij (Stb. 2007, nr. 103). Deze wijziging is op 1 mei 2007 in werking getreden. Met deze wijziging is het begrip "kwetsbaar gebied" komen te vervallen en vervangen door het begrip "zeer kwetsbaar gebied". Op 9 oktober 2007 heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel het besluit tot definitieve aanwijzing van de zeer kwetsbare gebieden op grond van de Wav vastgesteld. Na goedkeuring van dit Besluit door Provincia Ie Staten en het ministerie van VROM en LNV heeft de officiele bekendmaking plaatsgevonden door publicatie in het Provinciaal Blad nummer 17 van 26 februari 2008. Deze aanwijzing geldt vanaf 27 februari 2008. De afstand tot het dichtstbijzijnde voor verzuring gevoelige gebied, tevens zeer kwetsbaar gebied, bedraagt meer dan 5.000 meter. Conclusie De Wet ammoniak en veehouderij vormt geen belemmering voor vergunningverlening.

5 5. Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit Huisvesting) Op 8 december 2005 is het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit Huisvesting) gepubliceerd (Stb. 2005, nr. 675). Dit Besluit Huisvesting is op 1 april 2008 in werking getreden. Dit Besluit bevat voor een aantal diercategorieen maximale emissiewaarden waaraan de huisvesting van de dieren zal moeten voldoen. V~~r legkippen en (groot)ouderdieren van legrassen is dit 0,125 kg.nh3 per jaar. De aangevraagde stalsystemen voldoen hier ruimschoots aan. 6. Toetsing MER en IPPC MER Een inrichting valt onder het bereik van het Besluit milieueffectrapportage als het een oprichting, wijziging of uitbreiding betreft voor een intensieve veehouderij met meer dan 85.000 plaatsen voor mesthoenders, 60.000 plaatsen voor hennen, 3.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg) of 900 plaatsen voor zeugen. Een m.e.r.-beoordeling is verplicht bij de oprichting of uitbreiding van een pluimvee- of varkenshouderij die betrekking heeft op meer dan 60.000 plaatsen voor mesthoenders, 45.000 plaatsen voor hennen, 2.200 plaatsen voor mestvarkens of 350 plaatsen voor zeugen. De aanvraag heeft betrekking op 175.000 leghennen. Hierdoor is er voor de aangevraagde oprichting een m. e. r. -plicht. ROUTE Op 8 juli 2008 is er een startnotitie Milieu effect rapportage (Mer) ingediend door de initiatiefnemer; Deze startnotitie heeft vanaf 16 juli 2008 voor 6 weken ter inzage gelegen waarvan kennis is gegeven in de "Dalfser Marskramer"; Gedurende de periode van ter inzage legging zijn er 17 eensluidende inspraakreacties ingediend; De Commissie voor de Milieu effect rapportage heeft op 11 september 2008 haar "Advies voor richtlijnen voar het Milieu effect rapport" (Rapportnummer 2138-20) uitgebracht; Het College van burgemeester en wethouders is 7 oktober 2008 akkoord gegaan met genoemd advies van de Commissie; Op 31 maart 2009 is de Milieu effect rapportage (mer) voor de pluimveehouderij aan de Westerveldweg ~ng. te Dalfsen ingediend bij de gemeente Dalfsen; Het Milieu effect rapport is op 28 september 2009 door het College van burgemeester en wethouders als aanvaardbaar beoordeeld. Het Milieu effect rapport heeft vanaf 14 oktober 2009 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. De Commissie voor de Mer heeft op 22 januari 2010 (rapportnummer 2138-54) haar toetsingsadvies (oordeel) gegeven over het milieueffectrapport. Het advies (oordeel) van de Commissie is beschreven onder "Natuurbeschermingswet 1998". IPPC-richtlijn Op 24 september 1996 heeft de Raad van de Europese Unie de Europese richtlijn 96/61/EG inzake getntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging vastgesteld (Iaatst gewijzigd bij Richtlijn 2003/35/EG, hierna: IPPC-richtlijn \ Deze richtlijn verplicht de lidstaten zorg te dragen voor een integrale vergunningverlening voor industriele inrichtingen. Dit betekent dat aile milieuaspecten in onderlinge samenhang worden beschouwd en dat een zo hoog mogelijke bescherming van het milieu in zijn geheel wordt gewaarborgd. Om dat te bereiken worden aan de vergunning voorwaarden verbonden die zijn gebaseerd op de toepassing van de best beschikbare technieken. I IPPC staat voor Integrated Pollution Prevention and Control

6 Voor de landbouw heeft de richtlijn betrekking op intensieve veehouderijbedrijven met pluimvee en varkens. In de bijlage behorende bij de IPPC-richtlijn zijn drempelwaarden opgenomen, waarboven de richtlijn van toepassing wordt. De drempelwaarden voor intensieve veehouderijen zijn: meer dan 750 plaatsen voor zeugen; meer dan 2.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg); meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee. De aanvraag heeft betrekking op 175.000 plaatsen voor leghennen. Dit betekent dat voor deze inrichting de drempelwaarde van meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee wordt overschreden. De aanvraag moet daarom worden getoetst aan de IPPC-richtlijn. In de bij de IPPC behorende BREF (zie hieronder) zijn voor de diercategorie "Ieghennen" stalsystemen opgenomen. Een volieresysteem met of zonder uitloop en/of scharrelruimte buiten wordt in de BREF als BBT beschouwd. BREF: intensieve veehouderijen Op grand van de Regeling aanwijzing BBT-documenten is bij de beoordeling voor het vaststellen van BBT rekening gehouden met het BREF-document 'Reference Document on Best Available Techniques for Intensive Rearing of Pigs and Poultry', van juli 2003 (hierna te noemen: BREF intensieve veehouderijen). Op 30 juli 2007 is de oplegnotitie behorende bij de BREF intensieve veehouderijen gepubliceerd. Deze notitie zal worden opgenomen in de Regeling aanwijzing BBT-documenten. Bij de beoordeling van de aanvraag is met deze oplegnotitie en de 'Circulaire wijziging van de Wav en uitvoering IPPC' (hierna: circulaire) rekening gehouden. In de BREF intensieve veehouderijen wordt een aantal milieuaspecten genoemd die als BBT kunnen worden aangemerkt. De belangrijkste aspecten voor de beoordeling van een milieuvergunning op basis van de BREF zijn mest en ammoniak. In beide stallen is sprake van volierehuisvesting met daarander een mestband met mestbeluchting in combinatie met een warmtewisselaar (BWL 2004.1 0.v1 en BWL 2005.05. V1). Deze stalsystemen worden in de BREF aangemerkt als BBT. De registratieverplichting voor veevoer en mest (in het kader van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet) is voldoende om aan de eisen van de BREF te voldoen. Omgevingstoets In de "Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing Ammoniak en Veehouderij" is een strategie uitgewerkt, in verband met de relatief hoge NH3-achtergronddepositie in Nederland, om in bepaalde gevallen strengere emissie-eisen op te nemen in de milieuvergunning. Voor "Ieghennen" is in deze beleidslijn opgenomen dat tot een totale NH3-emissie van 5000 kg in principe een stalsysteem met een factor van 0,125 kg NH3 per dier per jaar als Best Beschikbare Techniek wordt gezien. Daarboven, >BBT (tot 10.000 kg) zal een stalsysteem met een factor van 0,110 kg NH3 per dier moeten worden toegepast. Er is een aanvraag ingediend voor 86.000 dieren met een stalsysteem met een emissiefactor van 0,055 kg NH3 per dier en voor 89.000 dieren met een stalsysteem met een emissiefactor van 0,037 kgnh3 toegepast. Conclusie Het bedrijf voldoet aan >BBT. Het bedrijf voldoet aan het gestelde in de I PPC-richtlijn. 7. Natuurbeschermingswet 1998 De Vogel- en Habitatrichtlijn zijn ge'lmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998. Op 21 april 2005 is deze gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2005, nr. 195). Deze wet is op 1 oktober 2005 in werking getreden. De vestiging van het bedrijf kan leiden tot vergunningplicht op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet 1998). In deze wet is bepaald dat een Nb-wet 1998 vergunning aangevraagd dient te worden voor activiteiten die invloed kunnen hebben op Natura 2000-gebied.

7 Tussen de Nb-wet 1998 en de Wm bestaat echter geen coordinatieverplichting. Strijdigheid met de Nbwet 1998 is geen weigeringsgrond op basis van de Wm. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is "Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht". Voor een aanvraag om Nb-wet 1998 vergunning wordt verwezen naar de Provincie Overijssel. De Commissie voor de Mer meldt in haar toetsingsadvies van 22 januari 2010, rapportnummer 2138-54 dat er sprake is van een toename van de depositie van verzurende en vermestende stoffen op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied "Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht". Aangezien er sprake is van een toename in een al overbelaste situatie zijn significante gevolgen voor dit Natura 2000-gebied niet uit te sluiten. Uit het MER blijkt dat deze toename wordt gesaldeerd door het opkopen van "dierrechten" en "ammoniakrechten" elders. De effecten van de saldering zijn niet uitgewerkt in het MER. De Commissie adviseert de mogelijk significante gevolgen van de depositie van verzurende en vermestende stoffen op de omliggende Natura 2000-gebieden te betrekken bij het vaststellen van het bestemmingsplan. Indien inderdaad overwogen wordt om gebruik te maken van saldering, adviseert de Commissie om alsnog te beschrijven welke positieve effecten opkopen van "dierrechten" en "ammoniakrechten" heeft en waar deze positieve effecten binnen de Natura 2000-gebieden optreden. Het bevoegd gezag kan echter om die reden een vergunning Wet milieubeheer niet weigeren. Zoals gemeld is voor een aanvraag Nb-wet 1998 de provincie Overijssel het bevoegd gezag. 8. Wet luchtkwaliteit Bij het houden van dieren komt stof vrij. In de Wet luchtkwaliteit (in werking getreden 15 november 2007) zijn grenswaarden opgenomen voor de jaargemiddelde concentraties voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofoxide, koolmonoxide, benzeen en fijn stof (PM1 0). De luchtkwaliteit wordt in grote mate bepaald door de achtergrondconcentraties. De grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 in de lucht is 40 IJg/m3. De dagnorm (24-uursgemiddeld) voor PM10 bedraagt 50 IJg/m3 en mag niet meer dan 35 keer per jaar worden overschreden. In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 zijn de normwaarden nader beschreven. Op 28 oktober 2009 is er een emissietoets voor fijn stof uitgevoerd met behulp van het verspreidingsmodeiisl3a. In de aanvraag is onder hoofdstuk 9 een emissietoets voor fijn stof uitgevoerd met behulp van het programma ISL3a. Hieruit blijkt dat de concentratie fijn stof van de aangevraagde situatie onder de norm van 40 IJg/m3 blijft. Daarnaast wordt de grenswaarde voor het 24-uur gemiddelde (>35 keer per jaar een concentratie van 50 IJg/m3 ) op geen enkele woning overschreden. Gelet op het gestelde in de Wet Luchtkwaliteit kan de vergunning worden verleend. 9. Inhoudelijke ovelwegingen en voorschriften In het kader van de aanvraag voor een oprichtingsvergunning zijn ook de volgende aspecten beoordeeld, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, in relatie tot de bestaande toestand van het milieu: Geluid Algemeen In de omgeving zijn diverse woningen van derden aanwezig, waarvan de dichtstbijzijnde woningen, namelijk Westerveldweg 3 en 3a en Veldweg 11 op ruim 400 meter afstand liggen. De overige woningen liggen op meer dan 400 m afstand van de inrichting en worden nauwelijks geluidbelast. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en de maximale geluidsniveaus bij woningen worden getoetst aan de richtwaarden in de "Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening" van 1998. Voor de grenswaarden van de geluidsnormering bij vergunningverlening in het kader van de Wet milieubeheer is gebruik gemaakt van hoofdstuk 4 van de voornoemde handreiking. Adres.inrichting: Westerveldweg ~ng. te Dalfsen

8 De activiteiten die voornamelijk plaatsvinden en die geluidsoverlast naar de omgeving kunnen veroorzaken zijn: het aanvoeren van voer, strooisel en diesel; het afvoeren eieren, spoelwater, kadavers en mest; het rijden van vracht- en personenverkeer op het terrein; het rijden van de tractor en bobcat op het terrein; het in werking hebben van warmtewisselaars (ventilatoren); Het gebruik van de hogedrukreiniger. Akoestisch onderzoek Ten behoeve van deze aanvraag is door Exlan Consultans een akoestisch onderzoek, nummer 17.09.033 d.d. 9 februari 2009 verricht naar de geluidsbelasting in de omgeving van de totale inrichting. Het akoestisch onderzoek is opgesteld op basis van de Handleiding Meten en Rekenen, 1999 en is namens ons beoordeeld door het Expertisecentrum Zwolle. In de representatieve bedrijfssituatie zijn aile frequente activiteiten en minder frequente activiteiten die relevant geluid in de omgeving veroorzaken opgenomen, namelijk de zogenaamde worstcase. Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,L r) Gelet op de aard van de omgeving namelijk een landelijke omgeving kan als richtwaarde voor de woonomgeving 40 db(a) etmaalwaarde worden gehanteerd. De geluidbelasting die naar aanleiding van de deze aanvraag zal worden vergund, is gebaseerd op de representatieve bedrijfssituatie genoemd in het voornoemd akoestisch onderzoek. Maxima/e geluidsniveaus (LAmaxJ Binnen deze inrichting vinden de volgende activiteiten plaats met bedrijfsgebonden kortstondige geluidsniveaus die maximale geluidsniveaus veroorzaken: De handeling met voer, diesel, mest etc.; Het laden en lossen van kippen; Het laden en lossen van de mestcontainer. In de Handreiking wordt aanbevolen om voor de maximale geluidsniveaus 10 db(a) boven het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau aan te houden bij het opstellen van de voorschriften, echter tevens wordt aangegeven dat ter plaatse van woningen van derden in beginsel beperkt moeten blijven tot maximaal 70 db(a) in de dag-, 65 db(a) in de avond- en 60 db(a) in de nachtperiode. Gelet op de aard van de inrichting en de aard van de geluidproducerende activiteiten is een maximaal geluidniveau (piekniveau) van 50 db(a) in de dag-, 45 db(a) in de avond- en 40 db(a) in de nachtperiode in onderhavig vergunning opgenomen. Gezien voornoemd akoestisch onderzoek kan worden voldaan aan de gestelde geluidsnormering. Incidentele bedrijfssituatie Daar aile frequente en minder frequente activiteiten, die relevant geluid in de omgeving veroorzaken, in de representatieve bedrijfssituatie zijn opgenomen, blijven binnen de inrichting geen incidentele activiteiten over welke in eerste instantie als incidenteel kunnen worden gezien. Indirecte hinder Onder indirecte hinder wordt verstaan hinder die niet rechtstreeks voortvloeit uit de inrichting maar wei kan worden toegeschreven aan de aanwezigheid van de inrichting. Ais gevolg van transportbewegingen van en naar de inrichting kunnen omwonenden geluidsoverlast ondervinden. Indirecte hinder tengevolge van transportbewegingen dient te worden getoetst aan de door het Ministerie van VROM uitgegeven circulaire "Geluidshinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer" d.d. 29 februari 1996. Er kan door de inrichting sprake zijn van indirecte hinder. Het (vracht)verkeer van en naar de inrichting is herkenbaar als afkomstig van de inrichting, maar zal op basis van de beperkte aantallen ruim aan de gestelde geluidsnormen voldoen, namelijk maximaal 32 db(a) etmaalwaarde bij een geluidnorm van 50 db(a) etmaalwaarde.

9 Conclusie Op basis van de ligging van de inrichting, de plaatsvindende activiteiten, en de tijdstippen hiervan, en uitgaande van een normale bedrijfsvoering in de representatieve bedrijfssituatie, kunnen op grond van artikel 8.12 en 8.13 van de Wet milieubeheer voldoende geluidvoorschriften worden gesteld, waarmee geluidhinder tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt. Energie Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag is rekening gehouden met het aspect zuinig omgaan met energie. Deze inrichting behoort niet tot een brancheorganisatie waarmee een Meerjarenafspraak energie-efficiency is afgesloten. De beoordeling van het energieverbruik heeft plaatsgevonden aan de hand van het informatieblad E 11 Energie: Veehouderijen (herziene versie). Hierin zijn onder andere kentallen opgenomen voor het elektriciteits- en gasverbruik in de pluimveehouderij. Het jaarlijks energieverbruik is geschat op 280.000 kwh elektriciteit. Het energieverbruik binnen deze inrichting wordt voornamelijk bepaald door de klimaatbeheersing en ventilatie van de stallen. Bij het pluimvee ligt de nadruk meer op een goede ventilatie. De stallen worden in hoofdzaak natuurlijk geventileerd. Daarnaast verlaat een gedeelte van de ventilatielucht de stallen middels de warmtewisselaar. De warmtewisselaar wordt ingezet voor het opwarmen van de lucht ten behoeve van de droging van de mest op de mestbanden. Daarnaast zijn in de bijlage "Vragenlijst pluimveehouderij" de toegepaste maatregelen binnen het op te richten bedrijf weergegeven. Genoemde maatregelen kunnen als BBT worden aangemerkt. Er zijn dan ook geen voorschriften ten aanzien van de uitvoering van een energieonderzoek opgenomen. Afvalpreventie Afvalscheiding betreft het scheiden, gescheiden houden en gescheiden afgeven van afval dat zowel integraal als gescheiden vrijkomt. In het Landelijk Afvalbeheersplan 2002-2012 (LAP) is bepaald bij welke hoeveelheden afvalstoffen ervan wordt uitgegaan dat er zich geen fysieke, financiele of organisatorische belemmeringen voordoen om tot afvalscheiding over te gaan. Bij gevaarlijk afval is de noodzaak van de specifieke eindverwerking de reden om tot afvalscheiding over te gaan. Afgifte van (gevaarlijk) afval mag aileen geschieden aan erkende vervoerders/verwerkers van afval. In het belang van de bescherming van het milieu zijn in hoofdstuk 14 voorschriften opgenomen ter voorkoming of beperking van het ontstaan van afvalstoffen binnen de inrichting. Op 1 mei 2002 is in Nederland de Regeling Europese Afvalstoffenlijst (Eural) in werking getreden. Eural is een samenvoeging van de Europese lijst van gevaarlijke afvalstoffen en de Europese afvalstoffencatalogus. Eural stelt een lijst vast van afvalstoffen en geeft een systematiek voor het beoordelen of afvalstoffen moeten worden aangemerkt als gevaarlijk of bedrijfsafval. De Eural regeling vervangt het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (Bag a), de Regeling aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (Raga) en de Regeling aanvulling aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (Raaga). De in de inrichting vrijkomende afvalstoffen zijn getoetst aan de Eural. Water In de Wet milieubeheer is het duurzaam gebruik van grondstoffen als uitgangspunt genomen. De Wet milieubeheer maakt het daarom mogelijk om aan het gebruik van grondstoffen zoals water eisen te stellen. Jaarlijks wordt ca. 4500 m 3 aan grondwater en ca. 400 m 3 aan leidingwater verbruikt. Het jaarlijkse waterverbruik is geen aanleiding geweest tot het stellen van aanvullende voorschriften met betrekking tot waterbesparing. Afvalwater De volgende afvalwaterstromen komen vrij: afvalwater van huishoudelijke aard; schrob- en reinigingswater afkomstig van het schoonmaken van de stallen; Het afvalwater, afkomstig van het schoonmaken van de stallen, wordt afgevoerd.

10 Bodem Het preventieve bodembeschermingsbeleid, uitgewerkt in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB), heeft als uitgangspunt dat - onder reguliere bedrijfscondities - preventieve bodembeschermende maatregelen en voorzieningen moeten zijn getroffen die in combinatie leiden tot een verwaarloosbaar risico (bodemrisicocategorie A). Het bodemrisico wordt vastgesteld op basis van een bodemrisicoanalyse conform de BodemRisicoCheckList (BRCL) van de NRB. De NRB kent geen verdergaande vorm van preventieve bodembescherming dan het verwaarloosbaar bodemrisico. Deze kan op verschillende manieren worden gerealiseerd. Globaal is de NRB-aanpak samen te vatten als 'vloeistofdichte vloeren met een minimum aan gedragsvoorschriften', of 'kerende vloeren en/of lekbakken met een zwaar accent op de daarop toegesneden gedragsvoorschriften'. De bodembedreigende activiteiten bestaan uit de opslag van dieselolie, opslag van dierlijke meststoffen en de opslag van gevaarlijke (afval)stoffen. Opslag van gevaarlijke stoffen in emballage De opslag van gevaarlijke stoffen moet voldoen aan voorschriften die zijn afgeleid van de PGS 15 'Opslag van gevaarlijke stoffen in emballage'. In de PGS 15 zijn grenzen vastgesteld waaronder de PGS 15 niet van toepassing is. De opslagen beneden de gestelde grens en werkvoorraad hoeven niet te voldoen aan het gestelde in de PGS 15. Opgemerkt wordt dat hoeveelheden van gevaarlijke stoffen die de ondergrenzen niet overschrijden wei verantwoord moeten worden opgeslagen. Dat wil zeggen dat opslag niet op de werkvloer mag plaatsvinden, tenzij het gaat om een hoeveelheid die als werkvoorraad kan worden aangeduid. Waterhuishouding Op dit moment is de boogde locatie in gebruik als weidegrond en watert het af op de omliggende watergangen. Het beoogde plan zalleiden tot een toename van het verhard oppervlakte en dat heeft gevolgen voor de waterhuishouding ter plekke. Flora/Fauna Er is op 23 april 2009 ten behoeve van de Mer (onderdeel van het Mer) een natuurtoets uitgevoerd door Aequator Groen & Ruimte b.v. te Dronten. In de bestaande situatie is de locatie in gebruik als weidegrond. Hierdoor zal potentieel broedgelegenheid voor (weide)vogels verloren gaan. In de omgeving is echter voldoende alternatief gebied aanwezig. De bouwwerkzaamheden dienen buiten het broedseizoen aan te vangen om mogelijke overtredingen met de Flora en Faunawet te voorkomen. Ten aanzien van de vleermuizen wordt geadviseerd om lichtuitstraling in de richting van bomenrijen te minimaliseren. Landschap/Archeologie Aangezien de bestaande locatie weidegrond betreft, zal aandacht moeten worden besteed aan de landelijke inpassing van de gebouwen. Zoals ook in het Mer staat beschreven, zal bij de realisatie van het bedrijf op de beoogde locatie vee I aandacht worden besteed aan de landelijke inpassing. Met betrekking tot het aspect "archeologie"kan worden opgemerkt dat er op de locatie in de bestaande situatie een lage kans be staat op het aantreffen van archeologische waarden (Zie Mer, 6.10). Brandgevaar en externe veiligheid Hoewel het "Besluit brandveilig gebruik gebouwen (Gebruiksbesluit)" van toepassing is, zijn er enkele voorschriften opgenomen m.b.t. brandveiligheid. Het "Gebruiksbesluit" is op 1 november 2008 in werking getreden. Dit Besluit heeft een rechtstreekse werking. Daarnaast zijn een aantal aanvullende voorschriften opgenomen. Opslag van bestrijdingsmiddelen Op 1 oktober 2007 is de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in werking getreden. Deze wet heeft een rechtstreekse werking op de opslag van bestrijdingsmiddelen. Voor de opslag van bestrijdingsmiddelen wordt verwezen naar artikel18 zorgplicht, van deze wet. Hier staat dat, een ieder is verplicht ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen of biociden of de tot die middelen behorende werkzame stoffen alsmede ten aanzien van lege verpakkingen voldoende zorg in acht te nemen. Die zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten gevaar ontstaat of kan ontstaan voor de mens, voor dieren of planten waarvan de instandhouding gewenst is, voor planten die aan anderen toebehoren of voor bodem of water, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wei onverwijld Adres inrichting: Westerveldweg ~ng. te Dalfsen

11 aile maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde voornoemd gevaar te voorkomen of de nadelige gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Koelinstallaties De opgestelde koelinstallaties bevatten elk 1,2 kg koudemiddel (R407C). De lekdichtheid van koelinstallaties bij ontwerp en installatie wordt geregeld via het Warenwetbesluit drukapparatuur. De koelinstallatie moet voldoen aan de Nederlandse Praktijkrichtlijn 7600 'Toepassing van natuurlijke koudemiddelen in koelinstallaties en waterpompen', uitgave 2001. Voorschriften uit dit Besluit zijn rechtstreeks van toepassing. Daarnaast zijn er o.a. enkele aanvullende voorschriften opgenomen m.b.t. de plaatsing van koel- en vriesinstallaties. Opslag dieselolie in bovengrondse tanks De 1.500 liter dieselolie wordt opgeslagen in een daarvoor bestemde bovengrondse tank. De tank is inpandig gesitueerd. De opslag moet voldoen aan de PGS 30 'Vloeibare aardolieproducten: buitenopslag in kleine installaties', waarin ook aanvullende voorschriften voor inpandige opslag zijn opgenomen. Daarnaast wordt 400 liter motorolie opgeslagen. De opslag van olie moet boven een lekbak plaatsvinden. Nazorg Om een zorgvuldige gang van zaken bij bedrijfsbeeindiging te waarborgen, zijn voorschriften opgenomen betreffende de dan te verrichten handelingen. Conclusie De nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, worden voorkomen of tenminste in voldoende mate beperkt door naleving van het gestelde in de aanvraag en de aan deze vergunning verbonden voorschriften. De bestaande toestand van het milieu zal niet wijzigen als gevolg van de inrichting. Verder zijn geen toekomstige ontwikkelingen te verwachten met betrekking tot de inrichting en het gebied waarin de inrichting is gelegen. 10. Coordinatie WatelWet Er vinden geen lozingen op het oppervlaktewater plaats. Desondanks is de aanvraag om milieuvergunning wei doorgestuurd naar het Waterschap Groot Salland. Door het Waterschap Groot Salland is aangegeven dat, aangezien er geen lozingen op het oppervlaktewater plaatsvinden, coordinatieregeling hier niet van toepassing is. Woningwet De coordinatieregeling tussen de Woningwet en de Wet milieubeheer is van toepassing bij activiteiten die tevens zijn aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet. Er is sprake van activiteiten waarvoor een bouwvergunning moet worden aangevraagd. De coordinatieregeling is van toepassing. Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) De coordinatieregeling met de Wro en de Wet milieubeheer is van toepassing. De gemeente Dalfsen heeft in de brief van 15 september 2009 aangegeven onder voorwaarden mee te willen werken aan de plannen. Dit betekent dat de milieuvergunning in procedure kan worden gebracht, aangezien op termijn inpassing in het bestemmingsplan mogelijk is. 11. De procedure De procedure wordt uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 13 van de Wet milieubeheer en met inachtneming van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Aigemene wet bestuursrecht (Awb). Adres inrichting: Westerveldweg eng. te Dalfsen

12 12. De ontwerpbeschikking Gelet op het vorenstaande en op de bepalingen van de Wet milieubeheer, artikel 8.4 en ook afdeling 3.4 van de Aigemene wet bestuursrecht, zijn wij voornemens te besluiten: 1. de door Maatschap Huisman, Veldhoeveweg 1, 7722 SM te Dalfsen, gevraagde oprichtingsvergunning voor de inrichting te vestigen op perceel Westerveldweg ~ng. te Dalfsen, kadastraal bekend gemeente Dalfsen, sectie W., nummer 83 gedeeltelijk, voor onbepaalde tijd te verlenen aan de aanvrager en zijn rechtverkrijgenden, overeenkomstig de bij dit ontwerpbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bescheiden. 2. De Milieu Effect Rapportage met aanvullingen, de reacties van de Commissie van de Mer en het eindoordeel van de Commissie van de Mer, onderdeel te laten uitmaken van de vergunning. 3. Aan de vergunning de voorschriften zoals onder hoofdstuk 1 tot en met 16 te verbinden. 4. De voorschriften van kracht te laten blijven tot maximaal zes maanden na een eventuele bedrijfsbeeindiging. De vergunning geldt voor een ieder die de inrichting drijft (art. 8.20 Wet milieubeheer). De inrichting dient op straffe van verval van de verleende vergunning binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden daarvan te zijn voltooid en in werking te zijn gebracht, tenzij in de beschikking een langere termijn is gesteld (art. 8.18 van de Wet milieubeheer). Dalfsen, 20 december 2010 ~" > J. Webbink, hoofd afdeling Milieu en Bouwen. Adres inrichting: Westerveldweg ~ng. te Dalfsen