BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE

Vergelijkbare documenten
Afsluitende Opdrachten

Tweepuntsperspectief I

Het meten van diepte bij lijnperspectief met één verdwijnpunt Materiaal: papier, potlood, geodriehoek, gum

BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE

VMG. Tekenvaardigheid. PERSPEC- TIEF diepte zien en tekeken

Op het werkblad staat de uitslag van een kijkdoos, die omstreeks 1980 als doos gebruikt is om gebak bij een bakker in te pakken.

AFSTANDEN IN PERSPECTIEF

TEKENEN IN PERSPECTIEF P.W.H. Lemmens, november 2002, revisie maart 2005

1. INLEIDING PERSPECTIEVEN PROJECTIEMETHODEN AANZICHTEN TEKENEN PERSPECTIEF TEKENEN BRONVERMELDING...

2.1 Cirkel en middelloodlijn [1]

Syllabus Beeldend 2havo/vwo ter voorbereiding op toets Beeldend in toetsweek

VIERHOEKEN IN PERSPECTIEF

overlapping voor- en achtergrond (groot voor, klein achter) afsnijding perspectief (kleur-, lijn-, atmosferischperspectief)

Hoofdstuk 2: Kijken. Vraag 2 a) Zevende traptrede van onderen. b) Eén optrede is ongeveer 20 cm, dus het oog was ongeveer 140 cm boven de vloer.

TEKENEN MET EEN DRIELUIK

Bron: CASCADE, Bulletin voor tuinhistorie, 12e jaargang (2002), nr. 2 Copyright: L.J.S. Reinders

Escher in Het Paleis. Wiskundepakket. Perspectief

E = mc². E = mc² E = mc² E = mc². E = mc² E = mc² E = mc²

Hoofdstuk 3: De stelling van Pythagoras

Spelen met passer en liniaal - werkboek

Willem-Jan van der Zanden

Hoofdstuk 6 : Projectie en Stelling van Thales

Extra oefenmateriaal H10 Kegelsneden

Hoofdstuk 2: Kijken. Vraag 2 a) Zevende traptrede van onderen. b) Eén optrede is ongeveer 20 cm, dus het oog was ongeveer 140 cm boven de vloer.

H24 GONIOMETRIE VWO. Dus PQ = 24.0 INTRO. 1 a 6 km : = 12 cm b. 5 a 24.1 HOOGTE EN AFSTAND BEPALEN. 2 a factor = 3

BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE

Antwoorden Vorm en Ruimte herhaling. Verhoudingen

Werkblad Cabri Jr. Constructie van bijzondere vierhoeken

Neem [pr]=[ps] en beschrijf uit r en s twee cirkelbogen met dezelfde straal, die elkaar in c snijden. [cp] is de loodlijn op [ab].

Let op: Indien van toepassing: schrijf berekeningen bij de opdrachten. Gebruik bij de tekeningen een passer en geodriehoek/hoekmeter.

Examen HAVO. Wiskunde B (oude stijl)

Extra opgaven Aanzichten, oppervlakte en inhoud

klas 3 beeldende vormgeving buitentekenen

Eindexamen wiskunde B havo I (oude stijl)

Oefeningen analytische meetkunde

De constructie van een raaklijn aan een cirkel is, op basis van deze stelling, niet zo erg moeilijk meer.

44 De stelling van Pythagoras

Thema 02 a: Meetkunde 1 vmbo-b12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

PROBLEEMOPLOSSEND DENKEN MET

Hoofdstuk 4: Meetkunde

Handig met getallen 4 (HMG4), onderdeel Meetkunde

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Hoofdstuk 1 Spiegelen in lijn en in cirkel. Eigenschappen.

Begrippenlijst 6 Massamedia Klas 3

wiskunde B havo 2015-II

1 Coördinaten in het vlak

7 a. 8 a. de Wageningse Methode Antwoorden H24 GONIOMETRIE HAVO 1

Uitwerkingen oefeningen hoofdstuk 4

Vlakke meetkunde en geogebra

2. Waar of vals: Als een rechte a evenwijdig is met een vlak α en dat vlak staat loodrecht op een vlak β dan staat a loodrecht op β.

1 Cartesische coördinaten

Hoofdstuk 7 : Gelijkvormige figuren

Voorbereiding : examen meetkunde juni - 1 -

Aan de gang. Wiskunde B-dag 2015, vrijdag 13 november, 9:00u-16:00u

SAMENSTELLEN EN ONTBINDEN VAN SNIJDENDE KRACHTEN

PROJECTIEMETHODEN. Labine Coskun ; ; CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 1 donderdag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

7 a. 8 a. de Wageningse Methode Antwoorden H24 GONIOMETRIE HAVO 1

4 ab. 5 a lijnstuk b lijnstuk c halve lijn d lijnstuk. 6 a. 7 a. 8 ac. b 20 mm. 9 a. de Wageningse Methode Antwoorden H10 AFSTANDEN 1

Vl. M. Nadruk verboden 1

werkschrift driehoeken

uuur , DF en DB met kentallen. b) Laat zien door twee keer de stelling van Pythagoras in een rechthoekige uuur

Wiskunde D-dag Vrijeschool Zutphen VO donderdag 18 februari, 12:30u 16:30u. Aan de gang

9.1 Vergelijkingen van lijnen[1]

RECHTEN. 1. Vul in met of. co(a) = (-2,3) a y = -2x + 1 A a want 3-2.(-2)+3 co(a) = (4,1) a 3x -5y -2 = 0 A a want

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken).

Hoofdstuk 1 : Hoeken ( Zie ook : boek pag 1 tot en met pag 33)

TEKENEN. beeldende vorming. Vlakvullingen. hoofdstuk 13: vlakvulling

Bal in de sloot. Hierbij zijn x en f ( x ) in centimeters. Zie figuur 2.

Voorplaat Het holocaust monument in Berlin, ter nagedachtenis van de in de tweede wereldoorlog vermoorde Joden

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2005-I

inkijkexemplaar Ontwerp van de lamp Ontwerp

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Daar zit diepte in. Deel 1: Perspectief

Lijnen van betekenis meetkunde in 2hv

Kegelsneden. Figuur 1 Figuur 2 PYTHAGORAS FEBRUARI 2015

Antwoordmodel - Vlakke figuren

Dan is de afstand A B = lengte van lijnstuk [A B]: AB = x x )² + ( y ²

Basisconstructies, de werkbladen 1 Het midden van een lijnstuk

Oefenexamen wiskunde vmbo-tl Onderwerp: meetkunde H2 H6 H8 Antwoorden: achterin dit boekje

Schaduwopgaven Verhoudingen

en een punt P BC zodat BP 2. CB.

Opgave 1 Bestudeer de Uitleg, pagina 1. Laat zien dat ook voor punten buiten lijnstuk AB maar wel op lijn AB geldt: x + 3y = 5

MEETKUNDE 120 PUNTEN, LIJNEN EN VLAKKEN

Werkblad Cabri Jr. Vierkanten

Hoofdstuk 10 Meetkundige berekeningen

Wiskunde Leerjaar 2 - Periode 1 Meetkunde

Wiskunde oefentoets hoofdstuk 10: Meetkundige berekeningen

Examen HAVO en VHBO. Wiskunde B

wiskunde B Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

De arbelos. 1 Definitie

Kyra van Leeuwen (Nederlands Jeugdkampioen golf van 2002 tot en met 2004)

Eindexamen wiskunde B havo II

Eindexamen wiskunde B havo I (oude stijl)

CREATIEF EN CONSTRUCTIEF TEKENEN

Vlakke Meetkunde Les 3 Koordenvierhoeken en iso-hoeklijnen

Opgave 1: bewijs zelf op algebraïsche wijze dat de lengte van DE gelijk is aan de helft van de lengte van BC.

Een handleiding lijnperspectief vs 40

Basisbegrippen 3D-tekenen.

MEETKUNDE 120 PUNTEN, LIJNEN EN VLAKKEN

Transcriptie:

BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 1

BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE VERSIE 1:4 De heipalen onder uw kunst studie COLLEGE 005 Perspectief BY ADRIAN POKE BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 2

BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 3

INHOUD: COLLEGE 5 5:0 Onze plaats in de ruimte 5:1 De straat 5:2 Perspectief 24 5:3 Hulpconstructies MASTERCLASS OEFENING 04 14 OEFENING 05 15 OEFENING 06 16 OEFENING 07 17 SAMENVATTING 21 EXTRA S M.B.T. DIT COLLEGE: Masterclass: Masterclass: Masterclass: Lezing: Doedelen met Vincent van Gogh Lezing: Doedelen met Rembrandt Lezing: Doedelen met Toulouse Lautrec Kunstbeschouwing: Kunstfilosofie: Kunstgeschiedenis: BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 4

5:0 ONZE PLAATS IN DE RUIMTE We weten dus dat, naarmate iemand verder van ons verwijderd is, deze kleiner lijkt. Als we daarbij nog weten, dat de mens ongeveer even groot lijkt, als hij zich evenwijdig aan de grondlijn beweegt, ==> dan hebben we nu de sleutel voor de z.g. WIJKENDE SCHAAL. Deze stelt ons in staat op elk punt van onze tekening de juiste grootte van een mens, op wat dan ook, te bepalen ==> als we de menshoogte en de plaats van de horizon weten, kunnen we op x een boom van ± 7 meter tekenen (4 x de menshoogte). Omgekeerd: als we weten waar de horizon ligt en we weten dat de boom ± 7 meter hoog is, kunnen we de menshoogte in y bepalen. BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 5

Iets moeilijker wordt het, om voorwerpen die op regelmatige afstanden van elkaar tekenen, zoals palen. > Dit kan, als de horizonhoogte bekend is, als volgt langs constructieve weg bereikt worden: Teken de eerste paal en de wijkrichting voor de reeks Geef de afstand tot de eerstvolgende paal aan en bepaal de hoogtetrek nu vanaf de grondlijn een lijn door het punt, waar de tweede paal op de grond staat tot aan de horizon (WP)Verschuif de eerste paal zodanig (evenwijdig aan de grondlijn), dat de voet de wijklijn naar WP kruist Door de paal nu steeds evenwijdig aan de grondlijn en daarna weer diagonaal in de richting van WP te verschuiven, is het mogelijk om gelijke tussenruimten perspectievisch juist weer te geven. Om te zorgen dat degene, die onze tekening bekijkt zich gemakkelijk in de door ons getekende ruimte kan orienteren, moeten we op het volgende letten: 1. De hoogte van de horizon geeft aan hoe hoog ons standpunt is 2. De plaats van de vluchtpunten op papier bepaalt de observatieplaats van de tekenaar in het algemeen (gaat niet altijd op). 3. Wanneer we een voorwerp tekenen, waarvan de afmetingen algemeen bekend zijn, geeft zijn afmeting op de tekening aan of de ruimte groot, normaal of klein is. Opgave Ga naar buiten en zoek plekjes waarbij de hiervoor beschreven situaties goed waar te nemen zijn. > schets met siberisch krijt op kladpapier (onbedrukt krantenpapier). BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 6

5:1 DE STRAAT Enkele belangrijke regels, die we eigenlijk in het voorgaande al hebben besproken zijn: 1. Ruimte vanaf het observatiepunt tot aan de horizon is bij een vlak landschap en een stahoogte van ± 1,75 meter tussen de 4 en 5 kilometer (kijkafstand). 2. Alle horizontaal wijkende lijnen die evenwijdig aan elkaar lopen, od ze nu in een horizontaal of een verticaal vlak liggen, hebben hetzelfde vluchtpunt in rechte lijnen. 3. Alle horizontaal wijkende lijnen die evenwijdig aan elkaar lopen, maar in een andere richting wijkend vlak liggen hebben een ander vluchtpunt. 4. Lijnen, evenwijdig aan het beedvlak kennen geen vluchtpunt. Opmerking: deze regels zijn wiskundig niet helemaal waar: perspectief is te berekenen met derde graads vergelijkingen, maar voor betrekkelijk kleine objecten als een straattafereel zijn de afwijkingen te verwaarlozen (anders is dit bijvoorbeeld met een brug van een kilometer lengte). BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 7

Opgave Ontwerp zelf een straat. Voor details zonodig buiten een schets maken en thuis verwerken. - papierformaat: ± 30 x 45 - zwart en grijs krijt. Zie voorbeeld 36. Alle horizontaal wijkende lijnen, welke in werkelijkheid evenwijdig lopen, maar in een andere richting wijkend vlak liggen hebben ook een ander verdwijnpunt. Dit hebben we al geconstateerd in regel 3 van deze paragraaf (zie bovenste tekening, nr. 3). We willen je in het onderstaande het effect hiervan aantonen bij een huis. noot: hoe zou het er uit zien als de deur haaks open staat? Op grond van de 4 hoofdregels zijn we dus kennelijk in staat om ook veel ingewikkelder zaken, zoals een krom steegje perspectivisch redelijk weer te geven. Immers, de uitersten zijn: 1. evenwijdige lijnen, haaks op het beeldvlak, gaan naar het vluchtpunt - V0 2. evenwijdige lijnen, evenwijdig aan het beeldvlak, blijven evenwijdig aan het beeldvlak. Hieraan kan je met enige fantasie nog een héél belangrijke regel aan toevoegen 3. - is de hoek van het te tekenen vlak met het beeldvlak kleiner dan 90, dan ligt het verdwijnpunt links van het vluchtpunt V0. - is de hoek van het te tekenen vlak met het beeldvlak groter dan 90, dan ligt het verdwijnpunt rechts van het vluchtpunt V0. We gaan dit nu eens uitproberen met een naar rechts buigend straatje. BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 8

5:2 HET PERSPECTIEF In al het voorgaande hebben we gewerkt met perspectief, zonder nou precies te weten hoe dat gaat. Tekenen van perspectief is eigenlijk wiskunde toepassen, namelijk: beschrijvende meetkunde. Het is niet de bedoeling om de diepere roerselen hiervan aan u bij te brengen, maar alleen een toepassing hiervan en dan nog vrij oppervlakkig te behandelen om wat meer inzicht te krijgen. Verschillen tussen zien en perspectief tekenen 1. je kijkt met twee ogen en ziet dus diepte 2. de mens kijkt actief, dat wil zeggen: - je loopt en beweegt - je hoofd en ogen gaan heen en weer, ofwel: o je neemt veel verschillende fragmenten op en vertaalt dat naar één totaalbeeld, terwijl een perspectieftekening maar één van die fragmenten is. 3. vorm van het projectievlak: - het oog is een bol - je tafereel is een plat vlak. het oog neemt een gelijke maat steeds kleiner waar, naarmate hij zich verder van het oog af bevindt; projectie op het platte BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 9

vlak blijft gelijk, dus op de tekening komt meer vertekening voor dan het oog registreert. Deze vertekening is in het horizontale vlak hinderlijker dan in het verticale vlak. In de praktijk is men gekomen tot de volgende halve gezichtshoeken: horizontaal = maximaal 30 verticaal = maximaal 45. Ten slotte nog enkele verschillen Eerder is gezegd dat verticale lijnen verticaal blijven. > Dit is eigenlijk niet waar. Als je bij een hoog gebouw naar boven kijkt, zie je de verticale lijnen iets naar elkaar toekomen, net als je gezien hebt bij horizontale lijnen, die naar één vluchtpunt gaan. Als je dit echter zo tekent, wordt dat door het oog als niet aangenaam ervaren (eigenlijk door de hersenen). > dit fenomen wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de dominante rol van de zwaartekracht, die ons verticalen als verticaal wil laten zien. Zo accepteren onze hersenen ook geen rechte lijn die zich als een gebogen lijn aftekent (een brug onder een bepaalde hoek). Om een indruk te krijgen wat er nu eigenlijk met het perspectief gebeurt, wordt dat hier links in twee eenvoudige voorbeelden weergegeven. Waar we het eerder er steeds over hadden, dat de lijnen in vlakken naar vluchtpunten gaan, kan je in voorbeeld 44 zien, hoe dat gebeurt. Voor het maken van buitenschetsen heb je de constructiemethode niet direct nodig, maar het is wel fijn om te weten, waarom bepaalde dingen er uit zien zoals ze er uit zien. Op de twee onderstaande tekeningen wordt aangegeven hoe je een perspectieftekening van een huis kan maken. Voorbeeld 44 BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 10

5:3 Hulpconstructies Als je de schetsjes uit de vorige paragraaf goed bekijkt, dan kom je tot de conclusie, dat meestal één van de vluchtpunten zo ver weg ligt, dat hij buiten je tekenpapier of zelfs buiten het tafelblad valt. Er zijn twee methoden: hulpdiagonaal omsluitende hulpfiguur. Vluchtpunt V2 buiten tekening (zie voorbeeld 47) - trek diagonaal AC > C kan nu bepaald worden. V2 valt buiten de figuur (zie voorbeeld 48): voorbeeld 47 maak een rechthoekige figuur om je te tekenen figuur zorg dat deze figuur (liefst) - evenwijdig aan tafereel - een zijde samenvallend met tafereel bovendien moeten de hoekpunten van je te tekenen figuur je hulpfiguur raken nieuwe vluchtpunt is VH > Met behulp van oogstralen OA, OB, OC en OD worden nu A, B, C en D bepaald. BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 11

Indelen van vlakken met hulpconstructiesvlak middendoor delen > wordt heel eenvoudig gevonden door het snijpunt S van de diagonalen AB en CD. deel vlak in een gelijk aantal stukkenweer een diagonaal trekken AC op de verticale lijn BC gelijke delen uitzetten met hulplijnen naar vluchtpunt krijg je snijpunten S1, S2 etc. op de diagonaal > met loodlijnen op grondvlak AB is AB in gelijke delen gedeeld. Met zichzelf verlengen van een vlak.bepaal het midden van BD (M1) trek AM1 tot hij CV in F snijdt > loodlijn uit F op de horizon tot hij AV in E snijdt AB is even groot als BE CD is even groot als DF. voorbeeld 48 Lijnperspectief is een methode om de diepte zoals die wordt gezien in werkelijkheid weer te geven op het platte vlak, in een schilderij bijvoorbeeld. Op een foto is lijnperspectief echter ook te herkennen. De renaissanceschilder en -architect Hans Vredeman de Vries heeft veel invloed gehad op Hollandse schilders die lijnperspectief gebruikten, zoals Saenredam met zijn kerkinterieuren, en Pieter de Hoogh met zijn vloertegels. Bij de lijnperspectief speelt de horizon een grote rol. Op de horizon liggen namelijk verdwijnpunten (ook vluchtpunten genoemd) van horizontale lijnen. Evenwijdige horizontale lijnen in een landschap komen, als ze tot in de verste verte worden doorgetrokken, bij elkaar in een verdwijnpunt op de horizon. Zo zijn in onderstaande figuur de kanten van de weg, de bovenkant en de onderkant van de gebouwen langs de weg allemaal evenwijdig aan elkaar. Worden hierlangs denkbeeldige lijnen getrokken, dan komen deze samen in een verdwijnpunt op de horizon. BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 12

Vaak zijn er in een afbeelding meerdere evenwijdige lijnen in verschillende richtingen. Dan zijn er dus meer verdwijnpunten. In de figuur hieronder zijn er twee verdwijnpunten. Soms gebruikt een tekenaar voor de evenwijdige lijnen die omhoog gaan ook een verdwijnpunt. Dit kan een sterk effect veroorzaken voor de suggestie van flatgebouwen bijvoorbeeld. De tekenaar bedenkt dan waar het vluchtpunt, hoog in de lucht, zou liggen. Hieronder daarvan een voorbeeld. Dit voorbeeld laat tevens het gevaar zien van te dicht bij elkaar gelegen verdwijnpunten. Dan wordt de perspectivische vertekening overdreven, zodat de afbeelding onwerkelijk aandoet, tenzij men het oog, ter hoogte van de horizon, op zeer korte afstand van de tekening brengt. BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 13

In een perspectivische tekening ligt het midden van bijvoorbeeld een gebouw niet in het midden tussen de twee muren, maar visueel gezien meer naar achter. Dit komt doordat wat verder naar voren ligt, groter lijkt. Zo lijkt de dichtstbijzijnde helft van het gebouw groter dan de achterste helft. Het midden valt te construeren door de twee diagonalen te tekenen, zoals sterk overdreven aangegeven in de figuur hieronder. Door deze constructie telkens te herhalen kan een rijtje woningen, of een weg met lichtmasten of telegraafpalen getekend worden. Teken dan eerst de voorste en de achterste telegraafpaal, en construeer de palen ertussenin. In de voorbeelden hierboven was telkens het verdwijnpunt zichtbaar. Een tekening of schilderij wordt echter veel realistischer wanneer de verdwijnpunten buiten het beeldvlak liggen. Dit komt doordat ze dan verder uit elkaar liggen, zie het voorbeeld met de overdreven perspectivische vertekening hierboven. Soms is het daarvoor BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 14

nodig om lijnen te spannen tussen een punt op het schilderij en een punt ver daarbuiten. BASIS-COLLEGE KUNSTACADEMIE STUDIEJAAR 1 Pagina 15