Thema 02 a: Meetkunde 1 vmbo-b12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Transcriptie

1 Auteur VO-content Laatst gewijzigd 24 mei 2016 Licentie CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Webadres Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet. Wikiwijs Maken is een onderdeel van Wikiwijsleermiddelenplein, hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, vergelijkt, maakt en deelt.

2 Inhoudsopgave Thema Inleiding Leerdoelen Werkplan 1 Lijn lijnstuk punt Uitleg en opgaven Toets 2 Afstanden Uitleg en opgaven Toets 3 Cirkel Uitleg en opgaven Toets 4 Vlakke figuren Uitleg en opgaven Toets D-toets D-toets Extra opgaven Extra opgaven 1 Over dit lesmateriaal Pagina 1

3 Thema Inleiding Meetkunde is een belangrijk onderdeel van de wiskunde. Dit eerste thema meetkunde bestaat uit vier paragrafen: Lijn, lijnstuk en punt Afstanden Cirkel Vlakke figuren In iedere paragraaf bestudeer je theorie en maak je opgaven. Na het maken van de opgaven maak je een toets. Het resultaat van de toets wordt opgeslagen in het volgsysteem. Na de paragrafen is er een Eindtoets. Ook het resultaat van de eindtoets komt in het volgsysteem. Omdat veel oefenen belangrijk is, vind je aan het eind van het thema nog een aantal Extra opgaven. Leerdoelen Pagina 2

4 Aan het eind van dit thema: weet je wat het verschil tussen een lijn en een lijnstuk is. weet je wat wordt bedoeld met loodrecht en met evenwijdig. weet je wat we in de wiskunde bedoelen met afstand. ken je de begrippen cirkel, straal en middellijn. ken je de bekendste vlakke figuren: driehoek vierkant rechthoek parallellogram ruit vlieger. Werkplan Het thema 'MEETKUNDE' bestaat uit een groot aantal onderdelen. Pagina 3

5 Het is belangrijk dat je goed bijhoudt welke onderdelen je gedaan hebt. Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt. Op dat werkplan geeft je aan welke onderdelen klaar zijn. Download hier het Werkplan Meetkunde 1 Pagina 4

6 1 Lijn lijnstuk punt Uitleg en opgaven Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel: KB: Lijn, lijnstuk en punt Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Lijn, lijnstuk en punt nodig. Lijn, lijnstuk en punt kn.nu/0fhtd 1 Vul de woorden punt, lijn, lijnstuk, snijpunt, loodrechte of evenwijdige in. l is een AB is een A is een l en m zijn Pagina 5 lijnen

7 k en m zijn A is het lijnen van lijn k en lijn m. 2 Vul evenwijdig of loodrecht op elkaar in. a. b. c. Treinrails lopen. De zijkant en de voorkant van een rechthoekige tafel staan. De voorkant en de achterkant van een rechthoekige tafel lopen. 3 Teken met je geodriehoek op het werkblad lijn m evenwijdig aan lijn l. 4 Pagina 6

8 Teken met je geodriehoek op het werkblad lijn p precies loodrecht op lijn l. Zet in een van de hoeken het tekentje voor loodrecht. 5 Hier zie je lijn l met punt P op die lijn. a. Teken op het werkblad een lijn door P en loodrecht op lijn l. Noem die lijn m. b. c. Teken op het werkblad een punt Q op lijn m. Teken op het werkblad een lijn door Q loodrecht op lijn m. Noem die lijn n. d. e. Vul in: lijn l en lijn n zijn lijnen. Vul in: het snijpunt van lijn l en lijn m is. 6 Een rooster kan je helpen bij het tekenen van evenwijdige en loodrechte lijnen. Laat op het werkblad zien hoe je met het rooster lijn m door punt C evenwijdig aan lijn l tekent. Laat op het werkblad zien hoe je met het rooster lijn n door punt C loodrecht op lijn l Pagina 7

9 tekent. 7 Zijn de lijnen a en b evenwijdig? Gebruik eventueel je geodriehoek. Toets Je sluit de paragraaf Lijn, lijnstuk en punt af met een toets. Na het maken van de vragen krijg je een score en kun je de gegeven antwoorden vergelijken met de goede antwoorden. Succes! Lijn, lijnstuk en punt kn.nu/k8ocu 1 Wat is het verschil tussen een lijn en een lijnstuk? Kruis het juiste antwoord aan. a. Op een lijn liggen geen punten. Op een lijnstuk liggen wel punten. b. Een lijnstuk is altijd recht. Een lijn hoeft niet recht te zijn. c. Een lijnstuk heeft een begin- en een eindpunt. Een lijn heeft geen begin- en eindpunt. Pagina 8

10 2 Bekijk de figuur. Welke twee lijnen lopen evenwijdig? a. Lijn m en lijn n b. Lijn m en lijn p c. Lijn n en lijn p 3 Bekijk de figuur. Welke twee lijnen staan loodrecht op elkaar? a. Lijn m en lijn n b. Lijn m en lijn p c. Lijn n en lijn p 4 Je ziet lijn m en een punt P getekend. Je wilt een lijn n tekenen die loodrecht staat op lijn m en die ook door punt P gaat. Door welk punt op lijn m gaat die lijn? Pagina 9

11 a. Punt A b. Punt B c. Punt C d. Punt D Pagina 10

12 2 Afstanden Uitleg en opgaven Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel: KB: Afstanden Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Afstanden nodig. Afstanden kn.nu/t95er 1 Bekijk de volgende afbeelding. Deze staat ook op het werkblad. Gebruik je geodriehoek. a. b. c. Meet de afstand tussen de punten P en A op het werkblad. Meet de afstand van punt P tot lijn l op het werkblad. Meet de afstand tussen de lijnen l en m op het werkblad. 2 Pagina 11

13 Bekijk de volgende afbeelding. Deze staat ook op het werkblad. Op deze kaartjes is elke centimeter gelijk aan a. b. c. m. Hoeveel meter is de route van Eva's huis (A) naar de Schoolstraat (B)? Hoeveel meter is het hemelsbreed van Eva's huis naar de Schoolstraat? Hoeveel meter verschil is er tussen beide routes? 3 Pagina 12

14 De afstand naar Harfsen staat op de paddenstoel. De afstand is km. Zo n paddenstoel is bedoeld voor fietsers. De afstand die ze moeten afleggen is afgerond op één cijfer achter de komma. Hieronder zie je een aantal afstanden. Welke afstanden zijn afgerond op één cijfer achter de komma km km km km km km km? 4 Bekijk de volgende afbeelding. Deze staat ook op het werkblad. a. b. c. Teken op het werkblad de afstand tussen A en B. De afstand van A tot B is Teken op het werkblad de afstand tussen C en l. De afstand van C tot l is Teken op het werkblad de afstand tussen m en n. De afstand van m tot n is cm. cm. cm. 5 Bekijk de volgende afbeelding. Deze staat ook op het werkblad. Pagina 13

15 a. Teken op het werkblad lijnstuk C en D. De afstand van C tot D is b. Teken op het werkblad de afstand tussen C en lijnstuk AB. De afstand van C tot AB is c. cm. cm. Teken op het werkblad de afstand tussen D en lijnstuk AB. De afstand van tussen D en AB is d. cm. Teken op het werkblad de afstand tussen de lijnstukken AB en CD. De afstand tussen CD en AB is cm. 6 Deze T bestaat uit twee lijnstukken. Zijn ze even lang? Toets Pagina 14

16 Je sluit de paragraaf Afstanden af met een toets. Na het maken van de vragen krijg je een score en kun je de gegeven antwoorden vergelijken met de goede antwoorden. Succes! Afstanden kn.nu/am5hc 1 Bekijk de figuur. Lijn n en lijn m lopen evenwijdig. Hoe groot is de afstand tussen punt C en punt D? a. 2 b. 2,5 c. 3,5 2 Bekijk nogmaals de figuur. Hoe groot is de afstand tussen punt C en lijn m. Pagina 15

17 a. 2 b. 2,5 c. 3,5 3 Bekijk de figuur nogmaals. Hoe groot is de afstand tussen lijn n en lijn m? a. 2 b. 2,5 c. 3,5 4 Je fietst door het bos en je ziet dat het nog 3 kilometer fietsen is naar Harfsen. Welke stelling is juist? a. De route over de weg is nog 3 kilometer. De afstand hemelsbreed is minder dan 3 kilometer. b. De route over de weg is nog 3 kilometer. De afstand hemelsbreed is meer dan 3 kilometer. Pagina 16

18 3 Cirkel Uitleg en opgaven Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel: KB: Cirkel Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Cirkel nodig. Cirkel kn.nu/ftw2u 1 Bekijk de cirkel hiernaast. a. Welk punt is het middelpunt van de cirkel? b. Pagina 17

19 Welk lijnstuk is de straal de cirkel? Meerdere antwoorden mogelijk. c. Welk lijnstuk is de diameter? 2 Bekijk de figuur hiernaast. De figuur bestaat uit allemaal even grote cirkels. Teken de figuur op het werkblad na. Neem voor alle cirkels een diameter van cm. 3 Bekijk het kaartje. Elke cm is in werkelijkheid km. Tom woont bij T. Marije woont bij M. Pagina 18

20 a. b. Teken op het werkblad een cirkel met straal Woont Marije meer of minder dan km en middelpunt T. km van Tom? 4 Teken op het werkblad een punt M. Teken daarna de cirkel met straal cm en middelpunt M. Maak van je cirkel een smiley! De lach wordt een halve cirkel met diameter cm. 5 Op dit grasveld van m bij m staat in S een sproeier. Deze sproeier besproeit een gebied in de vorm van een cirkel met straal Pagina 19 m.

21 a. b. c. Teken op het werkblad het gebied dat wordt besproeid. Wordt het hele grasveld nat? Hoeveel keer moet je sproeien als het hele grasveld moet worden besproeid? Toets Je sluit de paragraaf Cirkel af met een toets. Na het maken van de vragen krijg je een score en kun je de gegeven antwoorden vergelijken met de goede antwoorden. Succes! Cirkel kn.nu/s0zbg Pagina 20

22 1 Je ziet een cirkel met middelpunt M. Welk lijnstuk is de straal van de cirkel? a. Lijnstuk AM b. Lijnstuk AB c. Lijnstuk BC 2 Bekijk de cirkel nogmaals. Welk lijnstuk is de middellijn van de cirkel? a. Lijnstuk AM b. Lijnstuk AB c. Lijnstuk BC 3 Je ziet een cirkel met een middelpunt M. De straal is 2 cm. Hoe lang is de middellijn van de cirkel? cm 4 Bekijk de plattegrond. Op de plattegrond is cirkel getekend met middelpunt J en een straal van 3 km. Welke lijnstukken zijn langer dan 3 km? Pagina 21

23 a. JS b. JM c. JP d. JT Pagina 22

24 4 Vlakke figuren Uitleg en opgaven Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel: KB: Vlakkefiguren Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Vlakke figuren nodig. Vlakke figuren kn.nu/9mrx1 1 Bekijk de eigenschappen van de belangrijkste vlakke figuren. a. Teken op het werkblad een vierkant. Vul in: Alle vier de zijden van een vierkant De zijden van een vierkant staan De twee diagonalen zijn b... en staan. Teken een rechthoek. Vul in: De zijden van een rechthoek staan. De zijden die tegenover elkaar liggen zijn De twee diagonalen zijn c. en staan.. Teken een parallellogram. Vul in: De zijden die tegenover elkaar liggen lopen De zijden die tegenover elkaar liggen zijn De twee diagonalen delen elkaar d.... Teken een ruit. Pagina 23

25 Vul in: De vier zijden van een ruit zijn De twee diagonalen staan e.. en delen elkaar. Teken een vlieger. De twee diagonalen van een vlieger staan. 2 Hier zie je zes vlakke figuren op een rooster. a. b. c. Schrijf op het werkblad bij elke figuur de juiste naam. Teken op het werkblad in elke figuur de diagonalen. Geef op het werkblad in elke figuur met behulp van tekentjes (zie uitleg) aan welke hoeken recht zijn en welke lijnstukken gelijk zijn. d. e. Welk figuur heeft geen diagonalen? Bij welke figuren zijn de diagonalen even lang? 3 Pagina 24

26 Hier zie je een ruit. a. b. Zet op het werkblad de letters A tot en met D bij de hoekpunten. Teken op het werkblad de diagonalen van de ruit en zet S bij het snijpunt van de diagonalen. c. d. e. Welke lijnstukken zijn de diagonalen? Zijn de diagonalen even lang? Staan de diagonalen loodrecht op elkaar? 4 A en B zijn hoekpunten van vierkant ABCD en P, Q en R zijn hoekpunten van ruit PQRS. a. b. Teken op het werkblad vierkant ABCD. AC en BD zijn de diagonalen van het vierkant. Ga na dat ze even lang zijn en dat ze loodrecht op elkaar staan. c. d. Teken op het werkblad ruit PQRS. Ga na dat ook in deze ruit de diagonalen loodrecht op elkaar staan. Toets Pagina 25

27 Je sluit de paragraaf Vlakke figuren af met een toets. Na het maken van de vragen krijg je een score en kun je de gegeven antwoorden vergelijken met de goede antwoorden. Succes! Vlakke figuren kn.nu/c7bfl 1 Bekijk de getekende vierhoek. Wat is de naam van vierhoek ABCD? a. Parallellogram b. Ruit c. Vlieger d. Rechthoek 2 Bekijk de getekende vierhoek. Wat is de naam van vierhoek ABCD? Pagina 26

28 a. Parallellogram b. Ruit c. Vlieger d. Rechthoek 3 Van welke vierhoek zijn de vier zijden altijd even lang? a. Parallellogram b. Ruit c. Vlieger d. Rechthoek 4 Van welke vierhoek staan de zijden altijd loodrecht op elkaar? a. Parallellogram b. Ruit c. Vlieger d. Rechthoek 5 Van welke vierhoek staan de diagonalen altijd loodrecht op elkaar? a. Parallellogram b. Vlieger c. Rechthoek Pagina 27

29 D-toets D-toets Je sluit het thema Meetkunde af met de eindtoets. De eindtoets bestaat uit een aantal gesloten vragen. Aan het eind van de toets zie je je score. Van de vragen die je fout gedaan hebt, zie je de goede antwoorden. Klik op de knop om de toets te starten. Succes! Meetkunde kn.nu/0foag 1 Waar of niet waar? I Lijn m en lijn n lopen evenwijdig. II Lijn m en lijn p staan loodrecht op elkaar a. I en II zijn beide waar. b. I is waar, II is niet waar. c. I is niet waar, II is waar. d. I en II zijn beide niet waar. 2 Je ziet lijn m en punt P getekend. Pagina 28

30 Je wilt lijn n tekenen die loodrecht staat op lijn m en die door punt P gaat. Door welk punt op lijn m gaat die lijn? a. punt A b. punt B c. punt C d. punt D 3 Bekijk de figuur. De lijnen m en n lopen evenwijdig. Waar of niet waar? I De afstand van punt D naar lijn m is 2,5. II De afstand tussen lijn m en lijn n is 2. a. I en II zijn beide waar. b. I is waar, II is niet waar. c. I is niet waar, II is waar. d. I en II zijn beide niet waar. 4 Bekijk de figuur. Je ziet een cirkel met middelpunt M. Waar of niet waar? I AB is een straal van de cirkel. II BC is een middellijn van de cirkel Pagina 29

31 a. I en II zijn beide waar. b. I is waar, II is niet waar. c. I is niet waar, II is waar. d. I en II zijn beide niet waar. 5 Waar of niet waar? I Van een ruit zijn de vier zijden altijd even lang. II Van een parallellogram staan de diagonalen altijd loodrecht op elkaar. a. I en II zijn beide waar. b. I is waar, II is niet waar. c. I is niet waar, II is waar. d. I en II zijn beide niet waar. Pagina 30

32 Extra opgaven Extra opgaven 1 Maak de volgende opgaven. Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Meetkunde nodig. Meetkunde kn.nu/ndq38 1 Je ziet vier keer de twee lijnen l en m getekend. Geef per keer aan of de getekende lijnen evenwijdig lopen of loodrecht op elkaar staan of geen van beide. I De lijnen l en m. II De lijnen l en m. III De lijnen l en m. IV De lijnen l en m. 2 Op ruitjespapier zijn de evenwijdige lijnen l en m getekend. Pagina 31

33 Tel de hokjes en vul in: Om van punt A naar B te komen, ga je hokjes naar rechts en hokjes omhoog. Om van punt C naar D te komen, ga je hokjes naar rechts en hokjes omhoog. Wat valt je op? 3 Pagina 32

34 Op ruitjespapier zijn de evenwijdige lijnen l en m getekend. De lijnen staan loodrecht op elkaar. Tel de hokjes en vul in: Om van punt A naar B te komen, ga je hokjes naar rechts en hokjes omhoog. Om van punt C naar D te komen, ga je hokjes naar rechts en hokjes omhoog. Wat valt je op? 4 Bekijk de figuur. Je ziet vier lijnen en vier punten. Vul in: lijnstuk, snijpunt, loodrecht of evenwijdige. Lijn l en lijn m zijn Pagina 33 lijnen.

35 Lijn p staat Punt C is het op lijn m. van l en lijn p. AB, BD, CD en AC noemen we. 5 Bekijk de figuur, de figuur staat ook op het werkblad. Je ziet een twee punten en twee lijnen. a. Teken op het werkblad de afstand tussen de punten A en B. De afstand van A tot B is ongeveer b. Teken op het werkblad de afstand tussen de punten A en lijn m. De afstand van A tot m is ongeveer c. cm. Teken op het werkblad de afstand tussen de punten B en lijn l. De afstand van B tot l is ongeveer d. cm. cm. Teken op het werkblad de afstand tussen de punten lijn m en lijn l. Pagina 34

36 De afstand tussen lijn m en lijn l is ongeveer cm. 6 In de afbeelding zie je de lijnstukken AB en CD, deze staan ook op het werkblad. Gebruik je geodriehoek en teken op het werkblad de afstand van B naar CD; en teken op het werkblad de afstand van C naar AB. Zijn deze twee lijnstukken evenwijdig? 7 Je ziet een cirkel. Vul in: straal, middelpunt en diameter. AB is de van de cirkel. CM is de van de cirkel. M is het Pagina 35 van de cirkel.

37 8 Hiernaast zie je het radarbeeld van Schiphol. Schiphol in het middelpunt van de cirkel. De punten A, B, C en D. zijn vliegtuigen. Welk vliegtuig bevindt zich het dichts bij het vliegveld? 9 Hiernaast zie je een voorbeeld van een logo. Pagina 36

38 Ontwerp nu zelf een logo. Gebruik in je logo minimaal drie cirkels. 10 Pagina 37

39 Bekijk de figuur, deze staat ook op het werkblad. Teken de diagonalen in de figuur. Vul in: ABCD is een De zijden zijn De zijden staan De diagonalen zijn De diagonalen staan 11 Bekijk de figuur. Teken op het werkblad de diagonalen in de figuur. Vul in: ABCD is een De zijden AB en BC zijn De zijden AD en CD zijn Pagina 38

40 De diagonalen staan 12 Bekijk de figuur. Teken de diagonalen in de figuur. Vul in: ABCD is een De zijden zijn De diagonalen staan Pagina 39

41 13 Bekijk de figuur. Teken de diagonalen in de figuur. Vul in: ABCD is een De zijden AB en CD zijn De zijden AB en CD lopen De zijden AD en BC zijn De zijden AD en BC lopen Pagina 40

42 Pagina 41

43 Over dit lesmateriaal Colofon Het thema 'Meetkunde 1' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO. Fair Use In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content. Auteur VO-content Laatst gewijzigd 24 mei 2016 om 10:44 Licentie Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om: het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden. Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Aanvullende informatie over dit lesmateriaal Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar: Leerniveau VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; Leerinhoud en doelen Rekenen/wiskunde; Vormen en figuren; Meten en meetkunde; Eindgebruiker leerling/student Moeilijkheidsgraad gemiddeld Studiebelasting 5 uur en 15 minuten Trefwoorden leerlijn, rearrangeerbare, vo-content Pagina 42