Aanaarden in één of twee werkgangen

Vergelijkbare documenten
Aanaarden in één of twee werkgangen

Groeicurve Bintje en Fontane 2014

Groeicurve Première en Sinora (2016)

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven

Groeicurve Amora en Anosta (2015)

9.1 Kiemremming van in het veld

Groeicurve Première en Anosta

Rijenbemesting in de aardappelteelt

Groeicurve Bintje en Fontane 2015

Rijenbemesting en fractioneren 2012

Invloed plantversterkers op opbrengst en gezondheid gewas in de teelt van pootaardappelen

Evolutie van de Belgische voorraden

Groeicurve Bintje en Fontane 2016

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

9.2 Ervaringen met niet-kerende grondbewerking in aardappelen ( )

Rijenbehandeling in aardappel met Amistar

Invloed van ruggenopbouw en drempeltjes op erosie bij aardappel

Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy

Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2014)

Beheersing Rhizoctonia in zetmeelaardappelen

9.5 Drempels tussen de aardappelruggen

AARDAPPELEN. nr variëteit maat zaadhuis. 1 Agria Bioselect Agrico/Binst. 2 Biogold Van Rijn. 3 Charlotte Bio Terra (Binst)

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen

Verslag geleide bestrijding wortelvlieg 2016

VOORJAARSBEMESTING IN PREI: EFFECT VAN MAGNESIUM

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN?

Correct omgaan met pootgoed. Aanbevelingen

Waarschuwingsdienst aardappelziekte PCA

Invloed van ruggenopbouw en drempeltjes op erosie bij courgette

Preventie Buxus, bodem en bodemleven

Resultaten meerjarenproef: bewerking van de ploegzool bij nietkerende grondbewerking (NKG)

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 LOOFDODEN. TEELTTECHNISCHE ASPECTEN

Naar een oplossing voor onbekend wortelrot in lelie

9.4 Invloed koude tijdens bewaring pootgoed K. Demeulemeester (Inagro)

Raseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman

Rest-N praktijkpercelen. Ondiep en lui wortelstelsel. Rijenbemesting en/of fractioneren? Dé oplossing? Stikstof plaatsen in de rij.

Gelijkmatig witloofwortels ontdooien loont de moeite

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

Beheersing van bacterie in pootgoed

Koolzaadbericht Opbrengst rassen in proef 2012

Geel blad is geel blad niet

Terugblik 2012 & uitdagingen voor de toekomst Kürt Demeulemeester

BESTRIJDING VAN RHIZOCTONIA SOLANI IN BLOEMKOOL 2012

pca Bewaarproblemen oogst 2014

WINTER LENTE ZOMER HERFST Dec.-Jan.-Feb. Maa.-Apr.-Mei Jun.-Jul.-Aug. Sep.-Okt.-Nov.

C. Meijer BV Lady Anna. Willem in t Anker

Proefresultaten zoete aardappel 2016

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

Duurzame onkruidbeheersing d.m.v. afdekmaterialen onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

Verbetering rendement suikerbietenteelt

Bodemontsmetting met metam via druppelleidingen

YACON (SMALLANTHUS SONCHIFOLIUS) TEELTTECHNIEK: PLANTDEMO

Invloed van een bloemenrand op trips en zijn natuurlijke vijanden in aardbei (doordragers)

Doel van het onderzoek

Aardappelen: meer dynamiek, minder nutriënten

JAARRAPPORT WAARNEMINGEN ZEEBRUGGE METEOPARK 2013

Erosieklas 2019 Vlaamse Ardennen

Inhoudsopgave: AGRITON

Proefresultaten zoete aardappel 2017

Het effect van fungiciden op vroeg ontstane stengelphytophthora (2004). Auteurs: Ing J.R. Kalkdijk, Dr. Ir. A. Evenhuis en Dr. Ir. H.T.A.

Een sterkere start dankzij een optimale pootgoedbescherming

BASILICUM RASSENPROEF

5.2.4 Rhizoctonia De ziekte. In deze paragraaf wordt verwezen naar foto s. Deze kunt u vinden op de website als bijlage bij

JAARRAPPORT WAARNEMINGEN ZEEBRUGGE METEOPARK 2011

Protectie Akkerbouw. Mocap 15G is de beste remedie tegen ritnaalden en aaltjes. Mocap. Technische productinformatie voor effectieve gewasbescherming

Onderzoek generieke middelen van Geyser tegen Septoria apiicola

Maaimeststof: een volwaardig alternatief voor stalmest? Inleiding Doel en context Proefopzet Inagro ILVO (a) (b) Figuur 1 Tabel 1

Verfijning van irrigatie en bemesting in het Noorden van Limburg met de introductie van druppelirrigatie en fertigatie in asperge en pompoen

Rhizoctoniabestrijding in de teelt van biologische pootaardappelen KW0721 Door: Ing. W.S. Veldman

JAARRAPPORT WAARNEMINGEN ZEEBRUGGE METEOPARK 2014

Bestrijding bodeminsecten in rettich 2015

Variabel aardappelen poten

WERKBLAD pingo. naam. Heel lang geleden was het hier erg koud. Dat noemen we de ijstijd. Er waren heuvels, heel bijzondere heuvels.

400 g/l pendimethalin

De aardappelteelt in 2016

JAARRAPPORT WAARNEMINGEN ZEEBRUGGE METEOPARK 2016

De fysiologische ontwikkeling van de poter. Invloed van de bewaring op de groei van de plant :631.53:58

Tripsbestrijding - W&W prei

Bescherm uw kostbare gewas en oogst: Kwaliteit begint. De Opbrengst Promotor

Themadag peen 3 maart 2010 LNCN Emmeloord. Robert Schilder

Stikstofbemesting bij biologische aardappelen

Is spuiwater een volwaardig alternatief voor minerale meststoffen in de aardappelteelt?

Verslag Switch proef najaar 2009

Bewaarseizoen Doorwas, natrot en phytophthora

Het kiemen van zaden

AGRITON Inhoudsopgave:

Praktijkgerichte oplossingen voor organische stofopbouw in biologische landbouw onder MAP 5

Koolzaadbericht nr 03 mei 2013 Koolzaadsnuitkever -Sclerotinia

PROJECTVERSLAG 2005 NAAR EEN OPLOSSING VOOR ONBEKEND WORTELROT IN LELIE

JAARRAPPORT WAARNEMINGEN ZEEBRUGGE METEOPARK 2010

Toepassing van Agro-Vital en Agriton bemestingsproducten in de teelt van zaaiuien.

Weerkundig jaarverslag 2018

Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen

Kansen voor NKG op zand

De groene poort Wij hebben een poort gemaakt die ontstaat uit verschillende ecosystemen.

Energiezuinig telen in de glastuinbouw. Cursus Klimaat 8/02/2012 Kris Goen

STRIPTILL IN DE MAISTEELT, MEER ERVARINGEN

Naar een beredeneerde en kennisgestuurde aanpak van Alternaria in aardappel ( )

Evolutie van de Belgische voorraden

Aardappelteelt. Docent: Muhtezan Brkić

Transcriptie:

9.1 Aanaarden in één of twee werkgangen V. De Blauwer (Inagro) Samenvatting Bij een definitieve rugopbouw direct na het planten wordt de opkomst vertraagd. Dit vergroot de kans op aantasting van de kiemen door Rhizoctonia. Dit kan leiden tot een onregelmatige opkomst, minder stengels per plant en meer krielnesten. Dit is althans een stelling die gedurende vele jaren als voor waarheid werd aangenomen. Recent onderzoek in Frankrijk toonde echter aan dat de temperatuur in de ruggen gelijklopend zijn onafhankelijk wanneer de definitieve ruggen worden gemaakt. In het voorjaar van 2012 werd voor het tweede jaar op rij nagegaan of dit ook geldt voor de verschillende bodemtypes in Vlaanderen. Zowel in polder als in zandleem waren de verschillen inderdaad beperkt en dit zowel vóór als na het definitief vormen van de ruggen bij het 2-fasig aanaarden/rijenfrezen (enkele weken na planten). Inleiding Het aanaarden van de aardappelen gebeurt ofwel in één werkgang samen met het planten ofwel worden de ruggen (kort) na het planten gevormd. In het verleden werd er van uitgegaan dat meteen aanaarden (bij planten of onmiddellijk erna) een nadeel is omdat de ruggen dan slechts langzaam opwarmen. Hierdoor duurt het langer voordat de planten bovenkomen. Als gevolg hiervan is de kans op aantasting van de kiemen door Rhizoctonia solani groter. Dit kan leiden tot een onregelmatige opkomst, minder stengels per plant en meer knolmisvorming. Recent onderzoek in Frankrijk toonde echter aan dat de temperatuur in de ruggen gelijklopend is onafhankelijk wanneer de definitieve ruggen worden gemaakt. Dit betekent dat achteraf aanaarden/frezen weinig effect heeft voor de bestrijding van Rhizoctonia solani. Voor het tweede jaar op rij gingen we tijdens het voorjaar na of dit ook geldt voor de verschillende types bodem in Vlaanderen. Proefopzet Net zoals vorig jaar vond de opvolging van de temperatuur plaats in Koksijde (kustpolder), Zonnebeke (zandleem) en Beitem (zandleem). Op elke locatie werden vlak na het planten twee temperatuursondes in de ruggen gestoken. Eén sonde volgde de temperatuur op waar de rug in één bewerking tijdens het planten werd gemaakt (= 1-fasig). De tweede sonde bevond zich in een rug die in twee bewerkingen werd gevormd met een tussentijd van 14 dagen. In Koksijde werkt de teler steeds in 2 werkgangen. Ook op het proefveld in Beitem (waar ook nog andere proeven aanlagen) werden de ruggen in 2 werkgangen gemaakt. Bij het planten worden kleine rugjes gevormd om 1 tot enkele weken later definitief aan te aarden of te rijenfrezen. In kader van dit proefje werd meteen na planten 4 rijen over enkele meters afstand handmatig definitief aangeaard (1-fasig). In Beitem werd het volledig veld 14 dagen na planten definitief aangeaard (net voor opkomst). In Koksijde gebeurde het definitief aanaarden van een kleine strook (handmatig voor de monitoring) pas 3,5 weken na

planten. De teler kon pas bij de opkomst rijenfrezen (meer dan 5 weken na planten). Door het natte en koude voorjaar was het niet mogelijk om deze bewerking vroeger uit te voeren. Het volledige veld in Zonnebeke werd bij het planten aangeaard. De teler liet een strook over om de temperatuur te kunnen opvolgen zoals op de twee andere plaatsen. Kort na planten werd de helft van deze strook handmatig aangeaard (1-fasig). De rest van de strook werd 16 dagen na planten, eveneens handmatig, aangeaard (2-fasig). Tabel 1 Proefomstandigheden Koksijde Zonnebeke Beitem Grondsoort polder zandleem zandleem Plantdatum 6 april 16 april 29 mei Teler Werkwijze 2-fasig 1-fasig 2-fasig Datum 6 april + 14 mei 16 april 29 mei + 13 juni Monitoring 1-fasig 6 april 16 april 1 juni 2-fasig 6 april + 2 mei 16 april + 2 mei 29 mei + 13 juni LCA 2012 Verloop temperaturen in de ruggen Vóór definitief aanaarden kleine rugjes 2-fasig In de eerste plaats kan het verloop van de temperatuur vergeleken worden van enerzijds de grote ruggen bij aanaarden in 1 werkgang (bij planten) en anderzijds de kleine rugjes bij het 2-fasig aanaarden (voor het maken van de definitieve ruggen 14 dagen na planten). Op de drie percelen zagen we dat in deze periode de gemiddelde temperatuur van de grote ruggen (1- fasig) weinig verschilde van de kleine rugjes (2-fasig). In Koksijde waren de gemiddelden dezelfde; in Beitem en Zonnebeke was het verschil beperkt tot 0,2 C. Wel opvallend zijn de grotere temperatuurschommelingen in de kleinere rugjes t.o.v. de grote ruggen (1- fasig). Dit was zeer uitgesproken op het perceel in Beitem met lagere minima en hogere maxima (uitgez. een 3-tal dagen). Ook in Koksijde waren de grootste schommelingen te zien bij de kleinste rugjes. In Zonnebeke was deze (logische) tendens echter niet aanwezig, met zelfs iets grotere temperatuurschommelingen bij de grote ruggen (1-fasig). Na definitief aanaarden ruggen (2 de werkgang bij 2-fasig) Na het definitief aanaarden van de kleine rugjes (2-fasig) werd de temperatuur in de grond nog gedurende een 2-tal weken verder opgevolgd. Het verschil in de gemiddelde temperatuur tussen 1- of 2-fasig aanaarden was opnieuw zeer beperkt tot 0,1 C hoger bij het 1-fasig aanaarden in Koksijde en Zonnebeke. Op het perceel in Beitem lag de gemiddelde temperatuur iets hoger (0,4 C) bij het 2-fasig aanaarden. Dit kwam vooral door de lagere minimumtemperaturen bij het maken van de definitieve ruggen meteen bij planten, terwijl de maxima voor beide werkwijzen dezelfde was. Moeilijker te verklaren is het feit dat de temperatuurschommelingen het kleinst waren bij het 2-fasig aanaarden. Dit was zo op de percelen in Koksijde en Zonnebeke gedurende de twee weken na het definitief aanaarden van de kleine rugjes. In Beitem was dit enkel te zien in de tweede week na het aanaarden. Dit fenomeen was echter ook in 2011 te zien. Het definitief aanaarden van die kleine rugjes

enkele weken na planten zorgt als het ware als een buffer voor de reeds bezakte oorspronkelijke kleine rugjes. Er werden geen verschillen gezien wat betreft snelheid van de opkomst van de aardappelen. Dit was ook te verwachten met de beperkte temperatuurverschillen. Grafiek 1 Temperatuurverloop van de ruggen bij 1- en 2-fasig aanaarden in Koksijde Grafiek 2 Temperatuurverloop van de ruggen bij 1- en 2-fasig aanaarden in Zonnebeke

Grafiek 3 Temperatuurverloop van de ruggen bij 1- en 2-fasig aanaarden in Beitem Tabel 2 Temperatuur ( C) van de ruggen in Koksijde, Zonnebeke en Beitem 1-fasig 2-fasig Lucht Verschil 1- en 2- fasig 1-fasig 2-fasig Lucht Verschil 1- en 2- fasig Koksijde Beitem Minimum 5,9 5,9-3,4 0,0 Minimum 11,6 8,5 4,7 3,1 Maximum 16,0 16,1 21,7-0,1 Maximum 19,9 22,3 22,0-2,4 Gemiddelde 9,1 9,4 8,8-0,2 Gemiddelde 15,3 15,2 13,6 0,2 Minimum 7,8 8,3 1,5-0,5 Minimum 12,2 12,7 4,3-0,5 Maximum 17,2 16,8 22,7 0,4 Maximum 21,3 21,2 27,2 0,1 Gemiddelde 12,2 12,0 11,5 0,1 Gemiddelde 16,2 16,6 16,2-0,4 Zonnebeke Minimum 4,2 4,5-1,1-0,3 Maximum 16,7 16,1 20,9 0,6 Gemiddelde 9,2 9,2 9,5 0,0 Minimum 7,7 8,2 2,5-0,5 Maximum 17,5 17,0 22,0 0,5 Gemiddelde 12,2 12,1 11,3 0,1 LCA 2012

Besluit Bij het vergelijken van de gemiddelde temperatuur van de grote ruggen bij aanaarden bij planten (1-fasig) en de kleine rugjes bij het 2-fasig aanaarden (voor het maken van de definitieve ruggen) waren de verschillen beperkt. Dit jaar waren de verschillen nog kleiner dan in het voorjaar van 2011 toen het warm en droog was. De lente van 2012 kan omschreven worden als nat en kil. Wanneer er nog geen definitieve ruggen gemaakt waren bij het planten (dus nog kleinere rugjes), waren de temperatuurschommelingen wel groter in vergelijking met meteen definitief aanaarden. Dit was duidelijk op 2 van de 3 opgevolgde percelen (cfr. 2011). Ook na het definitief aanaarden van de kleine rugjes waren de verschillen in gemiddelde temperatuur (zeer) klein. Vreemd is wel dat dan de temperatuurschommelingen het kleinst zijn bij het 2-fasig aanaarden. Aangezien deze tendens ook in 2011 waargenomen werd, lijkt het alsof het vormen van de definitieve ruggen enkele weken na planten (2-fasig) een buffer vormt voor de oorspronkelijke kleine rugjes bij planten.