9.1 Aanaarden in één of twee werkgangen V. De Blauwer (Inagro) Samenvatting Bij een definitieve rugopbouw direct na het planten wordt de opkomst vertraagd. Dit vergroot de kans op aantasting van de kiemen door Rhizoctonia. Dit kan leiden tot een onregelmatige opkomst, minder stengels per plant en meer krielnesten. Dit is althans een stelling die gedurende vele jaren als voor waarheid werd aangenomen. Recent onderzoek in Frankrijk toonde echter aan dat de temperatuur in de ruggen gelijklopend zijn onafhankelijk wanneer de definitieve ruggen worden gemaakt. In het voorjaar van 2012 werd voor het tweede jaar op rij nagegaan of dit ook geldt voor de verschillende bodemtypes in Vlaanderen. Zowel in polder als in zandleem waren de verschillen inderdaad beperkt en dit zowel vóór als na het definitief vormen van de ruggen bij het 2-fasig aanaarden/rijenfrezen (enkele weken na planten). Inleiding Het aanaarden van de aardappelen gebeurt ofwel in één werkgang samen met het planten ofwel worden de ruggen (kort) na het planten gevormd. In het verleden werd er van uitgegaan dat meteen aanaarden (bij planten of onmiddellijk erna) een nadeel is omdat de ruggen dan slechts langzaam opwarmen. Hierdoor duurt het langer voordat de planten bovenkomen. Als gevolg hiervan is de kans op aantasting van de kiemen door Rhizoctonia solani groter. Dit kan leiden tot een onregelmatige opkomst, minder stengels per plant en meer knolmisvorming. Recent onderzoek in Frankrijk toonde echter aan dat de temperatuur in de ruggen gelijklopend is onafhankelijk wanneer de definitieve ruggen worden gemaakt. Dit betekent dat achteraf aanaarden/frezen weinig effect heeft voor de bestrijding van Rhizoctonia solani. Voor het tweede jaar op rij gingen we tijdens het voorjaar na of dit ook geldt voor de verschillende types bodem in Vlaanderen. Proefopzet Net zoals vorig jaar vond de opvolging van de temperatuur plaats in Koksijde (kustpolder), Zonnebeke (zandleem) en Beitem (zandleem). Op elke locatie werden vlak na het planten twee temperatuursondes in de ruggen gestoken. Eén sonde volgde de temperatuur op waar de rug in één bewerking tijdens het planten werd gemaakt (= 1-fasig). De tweede sonde bevond zich in een rug die in twee bewerkingen werd gevormd met een tussentijd van 14 dagen. In Koksijde werkt de teler steeds in 2 werkgangen. Ook op het proefveld in Beitem (waar ook nog andere proeven aanlagen) werden de ruggen in 2 werkgangen gemaakt. Bij het planten worden kleine rugjes gevormd om 1 tot enkele weken later definitief aan te aarden of te rijenfrezen. In kader van dit proefje werd meteen na planten 4 rijen over enkele meters afstand handmatig definitief aangeaard (1-fasig). In Beitem werd het volledig veld 14 dagen na planten definitief aangeaard (net voor opkomst). In Koksijde gebeurde het definitief aanaarden van een kleine strook (handmatig voor de monitoring) pas 3,5 weken na
planten. De teler kon pas bij de opkomst rijenfrezen (meer dan 5 weken na planten). Door het natte en koude voorjaar was het niet mogelijk om deze bewerking vroeger uit te voeren. Het volledige veld in Zonnebeke werd bij het planten aangeaard. De teler liet een strook over om de temperatuur te kunnen opvolgen zoals op de twee andere plaatsen. Kort na planten werd de helft van deze strook handmatig aangeaard (1-fasig). De rest van de strook werd 16 dagen na planten, eveneens handmatig, aangeaard (2-fasig). Tabel 1 Proefomstandigheden Koksijde Zonnebeke Beitem Grondsoort polder zandleem zandleem Plantdatum 6 april 16 april 29 mei Teler Werkwijze 2-fasig 1-fasig 2-fasig Datum 6 april + 14 mei 16 april 29 mei + 13 juni Monitoring 1-fasig 6 april 16 april 1 juni 2-fasig 6 april + 2 mei 16 april + 2 mei 29 mei + 13 juni LCA 2012 Verloop temperaturen in de ruggen Vóór definitief aanaarden kleine rugjes 2-fasig In de eerste plaats kan het verloop van de temperatuur vergeleken worden van enerzijds de grote ruggen bij aanaarden in 1 werkgang (bij planten) en anderzijds de kleine rugjes bij het 2-fasig aanaarden (voor het maken van de definitieve ruggen 14 dagen na planten). Op de drie percelen zagen we dat in deze periode de gemiddelde temperatuur van de grote ruggen (1- fasig) weinig verschilde van de kleine rugjes (2-fasig). In Koksijde waren de gemiddelden dezelfde; in Beitem en Zonnebeke was het verschil beperkt tot 0,2 C. Wel opvallend zijn de grotere temperatuurschommelingen in de kleinere rugjes t.o.v. de grote ruggen (1- fasig). Dit was zeer uitgesproken op het perceel in Beitem met lagere minima en hogere maxima (uitgez. een 3-tal dagen). Ook in Koksijde waren de grootste schommelingen te zien bij de kleinste rugjes. In Zonnebeke was deze (logische) tendens echter niet aanwezig, met zelfs iets grotere temperatuurschommelingen bij de grote ruggen (1-fasig). Na definitief aanaarden ruggen (2 de werkgang bij 2-fasig) Na het definitief aanaarden van de kleine rugjes (2-fasig) werd de temperatuur in de grond nog gedurende een 2-tal weken verder opgevolgd. Het verschil in de gemiddelde temperatuur tussen 1- of 2-fasig aanaarden was opnieuw zeer beperkt tot 0,1 C hoger bij het 1-fasig aanaarden in Koksijde en Zonnebeke. Op het perceel in Beitem lag de gemiddelde temperatuur iets hoger (0,4 C) bij het 2-fasig aanaarden. Dit kwam vooral door de lagere minimumtemperaturen bij het maken van de definitieve ruggen meteen bij planten, terwijl de maxima voor beide werkwijzen dezelfde was. Moeilijker te verklaren is het feit dat de temperatuurschommelingen het kleinst waren bij het 2-fasig aanaarden. Dit was zo op de percelen in Koksijde en Zonnebeke gedurende de twee weken na het definitief aanaarden van de kleine rugjes. In Beitem was dit enkel te zien in de tweede week na het aanaarden. Dit fenomeen was echter ook in 2011 te zien. Het definitief aanaarden van die kleine rugjes
enkele weken na planten zorgt als het ware als een buffer voor de reeds bezakte oorspronkelijke kleine rugjes. Er werden geen verschillen gezien wat betreft snelheid van de opkomst van de aardappelen. Dit was ook te verwachten met de beperkte temperatuurverschillen. Grafiek 1 Temperatuurverloop van de ruggen bij 1- en 2-fasig aanaarden in Koksijde Grafiek 2 Temperatuurverloop van de ruggen bij 1- en 2-fasig aanaarden in Zonnebeke
Grafiek 3 Temperatuurverloop van de ruggen bij 1- en 2-fasig aanaarden in Beitem Tabel 2 Temperatuur ( C) van de ruggen in Koksijde, Zonnebeke en Beitem 1-fasig 2-fasig Lucht Verschil 1- en 2- fasig 1-fasig 2-fasig Lucht Verschil 1- en 2- fasig Koksijde Beitem Minimum 5,9 5,9-3,4 0,0 Minimum 11,6 8,5 4,7 3,1 Maximum 16,0 16,1 21,7-0,1 Maximum 19,9 22,3 22,0-2,4 Gemiddelde 9,1 9,4 8,8-0,2 Gemiddelde 15,3 15,2 13,6 0,2 Minimum 7,8 8,3 1,5-0,5 Minimum 12,2 12,7 4,3-0,5 Maximum 17,2 16,8 22,7 0,4 Maximum 21,3 21,2 27,2 0,1 Gemiddelde 12,2 12,0 11,5 0,1 Gemiddelde 16,2 16,6 16,2-0,4 Zonnebeke Minimum 4,2 4,5-1,1-0,3 Maximum 16,7 16,1 20,9 0,6 Gemiddelde 9,2 9,2 9,5 0,0 Minimum 7,7 8,2 2,5-0,5 Maximum 17,5 17,0 22,0 0,5 Gemiddelde 12,2 12,1 11,3 0,1 LCA 2012
Besluit Bij het vergelijken van de gemiddelde temperatuur van de grote ruggen bij aanaarden bij planten (1-fasig) en de kleine rugjes bij het 2-fasig aanaarden (voor het maken van de definitieve ruggen) waren de verschillen beperkt. Dit jaar waren de verschillen nog kleiner dan in het voorjaar van 2011 toen het warm en droog was. De lente van 2012 kan omschreven worden als nat en kil. Wanneer er nog geen definitieve ruggen gemaakt waren bij het planten (dus nog kleinere rugjes), waren de temperatuurschommelingen wel groter in vergelijking met meteen definitief aanaarden. Dit was duidelijk op 2 van de 3 opgevolgde percelen (cfr. 2011). Ook na het definitief aanaarden van de kleine rugjes waren de verschillen in gemiddelde temperatuur (zeer) klein. Vreemd is wel dat dan de temperatuurschommelingen het kleinst zijn bij het 2-fasig aanaarden. Aangezien deze tendens ook in 2011 waargenomen werd, lijkt het alsof het vormen van de definitieve ruggen enkele weken na planten (2-fasig) een buffer vormt voor de oorspronkelijke kleine rugjes bij planten.