Bodemontsmetting met metam via druppelleidingen

Transcriptie

1 PROEFVERSLAG Bodemontsmetting met metam via druppelleidingen Proefnummer: TOAGLA18KSL_FU02 Identificatie opdrachtgever: Protocol identificatie opdrachtgever: INAGRO VERSYCK Ronny Ieperseweg 87, Rumbeke uitgevoerd door: Inagro VZW Ieperseweg Rumbeke-Beitem Afgevaardigd bestuurder: Diensthoofd: Teeltverantwoordelijke: Mia Demeulemeester Bleyaert Peter Versyck Ronny Periode: 2018 Goedgekeurd door: Diensthoofd: Afgevaardigd bestuurder: Onderzoek financieel gesteund door de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Ondernemen en Ontwikkelen.

2 1. INHOUDSOPGAVE 1. INHOUDSOPGAVE DOELSTELLINGEN MATERIAAL EN METHODEN DE EXPERIMENTELE CONDITIES VAN DE PROEF Testorganisme Proefplan details Proefplan schematische voorstelling OBJECTEN BEOORDELINGEN EN REGISTRATIE Effectiviteit PROEFOMSTANDIGHEDEN PROEFTERREIN BODEMTYPE OVERZICHT VAN PROEFVERLOOP RESULTATEN INJECTIE VS DRUPPELIRRIGATIE IMPACT GEBRUIKTE WATERHOEVEELHEID AFSTAND TOT DE DRUPPELLEIDINGEN BESLUIT... 8 Pagina: 2/8

3 2. DOELSTELLINGEN Bepalen van: - Impact van afstand tot de druppelleiding op de efficiëntie van de werking van metam- Na tegen de schimmels Rhizoctonia solani en Sclerotinia sclerotiorum - Impact van de toegediende waterhoeveelheid tijdens de bodemontsmetting op: o o De werking in de diepte De werking in horizontale richting 3. MATERIAAL EN METHODEN 3.1. De experimentele condities van de proef Testorganisme sclerotiniarot - slijmrot, SCLESC (Sclerotinia sclerotiorum) zwartpoten, RHIZSO (Rhizoctonia solani ) Proefplan details Aantal parallellen 4 Onbehandelde controle ingesloten Statistisch ontwerp volledig gerandomiseerd proefschema Pagina: 3/8

4 Proefplan schematische voorstelling Drupperirrigatie 20 l Injectie Drupperirrigatie 15 l 0 Figuur 1 Schematische voorstelling van de ligging van de objecten en de bijhorende locaties van de nylonzakjes Afstand tussen druppelleidingen: 26,5 cm tussen darmpjes Afstand tussen de gaatjes van de druppelleiding: 20 cm (Type: TSX ) Afdekking met TIF folie Pagina: 4/8

5 3.2. Objecten Nr Object Toedieningsmethode Toegediende hoeveelheid water (l/m²) Tussen of onder druppelleiding Schimmel Diepte (cm) Locatie 1 Inj-Sc-30 Injectie Sclerotinia 30 1,2,3,4,5,6,16 2 Inj-Rh-30 Injectie Rhizoctonia ,28,29,30,31,32 3 Dr15-T-Sc-15 Druppelirrigatie 15 Tussen Sclerotinia 15 7,9,11,13,15 4 Dr15-T-Sc-30 Druppelirrigatie 15 Tussen Sclerotinia 30 7,9,11,13,15 5 Dr15-O-Sc-15 Druppelirrigatie 15 Onder Sclerotinia 15 8,10,12,14 6 Dr15-O-Sc-30 Druppelirrigatie 15 Onder Sclerotinia 30 8,10,12,14 7 Dr15-T-Rh-15 Druppelirrigatie 15 Tussen Rhizoctonia 15 33,35,37,39,41 8 Dr15-T-Rh-30 Druppelirrigatie 15 Tussen Rhizoctonia 30 33,35,37,39,41 9 Dr15-O-Rh-15 Druppelirrigatie 15 Onder Rhizoctonia 15 34,36,38,40 10 Dr15-O-Rh-30 Druppelirrigatie 15 Onder Rhizoctonia 30 34,36,38,40 11 Dr20-T-Sc-15 Druppelirrigatie 20 Tussen Sclerotinia 15 17,19,21,23,25 12 Dr20-T-Sc-30 Druppelirrigatie 20 Tussen Sclerotinia 30 17,19,21,23,25 13 Dr20-O-Sc-15 Druppelirrigatie 20 Onder Sclerotinia 15 18,20,22,24 14 Dr20-O-Sc-30 Druppelirrigatie 20 Onder Sclerotinia 30 18,20,22,24 15 Dr20-T-Rh-15 Druppelirrigatie 20 Tussen Rhizoctonia 15 43,45,47,49,51 16 Dr20-T-Rh-30 Druppelirrigatie 20 Tussen Rhizoctonia 30 43,45,47,49,51 17 Dr20-O-Rh-15 Druppelirrigatie 20 Onder Rhizoctonia 15 44,46,48,50 18 Dr20-O-Rh-30 Druppelirrigatie 20 Onder Rhizoctonia 30 44,46,48,50 Pagina: 5/8

6 3.3. Beoordelingen en registratie Effectiviteit Het labo van plantendiagnostiek van Inagro heeft nylon gaasnetjes aangeleverd met hierin broedkorrels geënt met enerzijds Sclerotinia sclerotiorum en anderzijds met Rhizoctonia solani. De nylon gaasnetjes werden per set van twee vastgemaakt op een koord met een onderlinge afstand van 15 cm. Het bovenste gaasnetje werd ingegraven op een diepte van 15 cm (hart van het netje), zodat het andere netjes zich bevonden op een diepte van 30 cm. Elke plaats werd duidelijk gemarkeerd met een oranje stok. 6 zakjes van iedere schimmel werden als negatieve controle bewaard in het labo. 20 dagen na de ontsmetting werden de zakjes verwijderd en teruggebracht naar het labo. Hier werden de broedkorrels op een gepaste voedingsbodem geplaatst en werd het aantal korrels geteld waarop de schimmel zich nog ontwikkelde. 4. PROEFOMSTANDIGHEDEN 4.1. Proefterrein De proef werd aangelegd op volgende locatie: INAGRO, Ieperseweg 87 Rumbeke: Afdeling 11en Bodemtype Zandleem (bodemtype BDB:30) De laatste ontsmetting in deze serres heeft plaatsgevonden op 1 juli 2014 met Telone Overzicht van proefverloop Tijdstip Activiteit 08/08/2018 Voorbereidende werken Leggen T-tape en afdekken met TIF-folie nylonzakjes met broedkorrels vastmaken aan draden en inbrengen in de grond 09/08/2018 Bodemontsmetting (Druppelirrigatie) Bodemontsmetting (Bodeminjectie) 29/08/2018 Plastiek eraf, nylonzakjes uitgraven en naar labo brengen voor uitplating Pagina: 6/8

7 Percentage schimmels afgedood 5. RESULTATEN Onderstaande figuur geeft aan hoeveel procent van de schimmels in de nylonzakjes op de verschillende dieptes (15 en 30 cm) effectief zijn afgedood voor de beide schimmels cm 15 cm 30 cm 15 cm 30 cm 15 cm 30 cm 15 cm 30 cm Injectie 15l- tussen 15l onder 20l- tussen 20l onder Sclerotinia Rhizoctonia Figuur 2 Overzicht van het percentage afgedode schimmels bij de verschillende objecten 5.1. Injectie vs druppelirrigatie Het is in de huidige opstelling onmogelijk om te weten hoe ver de ingegraven netjes verwijderd waren van de injectiepunten. Met een gemiddelde van 7 locaties voor iedere schimmel werd geprobeerd om verschillende afstanden tot het injectiepunt te bekomen. Voor Rhizoctonia was het afgedode percentage door injectie en door de druppelirrigatie sterk vergelijkbaar. Bij Scerotinia was er een veel grotere variatie. Hier was enkel afdoding zichtbaar onder de druppelleidingen bij een watergift van 20 l/m². Deze afdoding was vergelijkbaar met deze bij injectie Impact gebruikte waterhoeveelheid De actieve stof werd in beide gevallen meegegeven met de eerste 5 liter. Naderhand werd bij het ene object nog 10 l/m² nagedruppeld om het product naar de ondergrond te transporteren, bij het andere object was dit 15 l/m². De hogere watergift zorgde ervoor dat de verspreiding verbeterde, dit was vooral duidelijk op 30 cm onder de druppelleidingen. Tussen de druppelleidingen verhoogde de werking op 15 cm diepte, maar was op 30 cm diepte geen verbetering waar te nemen. Pagina: 7/8

8 5.3. Afstand tot de druppelleidingen Zoals verwacht is de werking het slechts in het midden tussen de druppelleidingen. Op dit punt is een goede overlapping van beide gevormde kegels nodig om een voldoende hoge concentratie te bekomen. Op 15 cm diepte werd deze overlap voldoende behaald en was de werking vergelijkbaar met wat direct onder de druppelleidingen werd vastgesteld. Een hogere watergift tot 20 l/m² kon de werking nog verbeteren. Op 30cm diepte werd bij 15 l/m² een beperkte werking waargenomen zowel tussen als onder de druppelleidingen. Bij 20 l/m² werd de 30cm laag beter bereikt onder de druppelleidingen maar duidelijk onvoldoende tussen de druppelleidingen. 6. BESLUIT In de gebruikte zandleemgrond lijkt een hogere watergift tot 20 l/m² noodzakelijk om het product voldoende te laten doordringen tot dieper in de bodem. Doch lijkt de kegelvorming die optreedt door het gebruik van druppelirrigatie onvoldoende om de grond voldoende te ontsmetten op 30 cm diepte tussen de druppelleidingen. Verder onderzoek is nog nodig om vast te stellen of een nog hogere watergift een oplossing zou kunnen bieden. In de praktijk moeten we in gedachten houden dat de gehele grond nadien gemengd zal worden zodat gemiddeld gezien een afdodingspercentage bekomen zal worden dat vergelijkbaar zal zijn met deze van injectie. Pagina: 8/8