Geert De Bolle Joris Deleenheer mei /41

Vergelijkbare documenten
Wat maakt een doorgangswoning tot een specifiek model binnen de OCMW - hulpverlening?

Tijdelijke huisvesting bij de Vlaamse OCMW s Resultaten VVSG-bevraging

Conceptnota intergemeentelijke samenwerking

1. Situering. Hierbij worden volgende voorwaarden opgelegd:

Synthese en strategische analyse nulmeting dak-en thuisloosheid

BULLETIN VAN MONDELINGE VRAGEN EN ANTWOORDEN VRAGENUURTJE VAN 2018

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN RESOLUTIE. van mevrouw Ria Van Den Heuvel en de heren Jan Roegiers, Carlo Daelman en Koen Helsen

CO 15/02 Dak- en thuisloosheid in Vlaanderen

Begeleid Wonen. Maatschappelijke opvang en aanpak huiselijk geweld

Taskforce Wonen bundelt krachten voor woonnoden van kwetsbare groepen

HUISVESTING. Hulpaanbod vanuit de OCMW s. Gerry Van de Steene Departementschef sociale dienstverlening OCMW Sint-Niklaas

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

Crisisnetwerken Regio Kortrijk

Preventie van uithuiszetting : een evaluatie van de CAW praktijk. Danny Lescrauwaet

Reglement tot vaststelling van de inschrijvingsvoorwaarden en de toewijzingscriteria voor de transitwoningen ter beschikking gesteld door de Stad Gent

BEGELEIDINGS EN OPVANGMOGELIJKHEDEN VOOR DAK- EN THUISLOZEN 29 april Véronique Vancoppenolle

Programma LSB Bijsturingen na tussentijdse evaluatie 4 speerpunten LSB als lerend netwerk

DE VIJF FUNCTIES BINNEN HET VERNIEUWDE MODEL GEESTELIJKE GEZONDHEID

BULLETIN VAN MONDELINGE VRAGEN EN ANTWOORDEN VRAGENUURTJE VAN MEI /008 Proefproject Housing First 05/2013

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie

Studienamiddag Anders wonen in de toekomst? Sessie 2: Wonen aan de onderkant van de woonladder Spreker: Lotte Van Ranst, projectmedewerker dak-en

Bevolkingstevredenheidsonderzoek

Evaluatie Winterwerking

Vlaams Archeologencollectief

DRAAIBOEK REGIONALE SAMENWERKING KRACHT.WONEN. September 2017

7. PREVENTIE VAN UITHUISZETTING

Toegankelijkheid huurdersbonden volgens verenigingen waar armen het woord nemen mei 2015

Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1]

Resultaten enquête Een nieuwe invulling voor het Beekstraatkwartier

Housing First. Housing First juli 2013 Pag. 1 van 5. Wat is Housing First?

B&W. Advies. Noodopvang en woningen bijzondere doelgroepen. Zoetermeer steeds ondernemend. \u,/.,;/ 9P..\9\.\ Zocx C?.3-.l.l.--2:c.

INFOBUNDEL LEEGSTAND V.U. PATRICK SEYS, CAW OOST-VLAANDEREN VZW, VISSERIJ 153, 9000 GENT ONDERNEMINGSNR

Referentieadres als instrument van hulpverlening.

De strijd tegen dakloosheid. woongericht, intersectoraal en aanklampend

Studiedag Wonen in Welzijn, Welzijn in Wonen. 30 maart Wonen in Welzijn, Welzijn in Wonen

Het recht op wonen: wat betekent het voor de burger?

NOODWONING CRISISWONING SHELTER DOORGANGSWONING DOOR DE TERMEN DE MENS NOG ZIEN

40 JAAR CRISISTEAM DE SCHELP. Crisisteam De Schelp. Crisishulp binnen/vanuit CAW Oost-Vlaanderen

GEMEENTE WAASMUNSTER TOEWIJZINGSREGLEMENT VOOR SOCIALE HUURWONINGEN

Rol: Maatschappelijk assistent

Samenwerking OCMW sociale huisvestingsmaatschappij. Puurs

Het Geïntegreerd Breed Onthaal. Een beschrijvend en evaluerend onderzoek

vzw beschut wonen DE OVERWEG ONZEOPDRACHT

Wetenschappelijke studie geeft zicht op de leefomstandigheden van daklozen en mensen zonder papieren

Deel 1: Doorgangswoningen juridisch bekeken Deel 2: Beleidsaanbevelingen

Kracht.wonen Geïntegreerde zorg aan dak- en thuislozen streekforum zorg oktober Titeltekst

Voorbereiding studiedag

Roeien met te korte riemen

Zuiderlicht Een vernieuwende aanpak voor specifieke doelgroepen

KNELPUNTBEROEPEN LOKALE BESTUREN Focus op een aantal knelpuntfuncties

4. ALGEMENE TOEPASSING 5. GOEDKEURING EN WIJZIGINGEN 6. BEKENDMAKING 7. INWERKINGTREDING

Beleidsnota Sociale Economie 08/01/2015

51 Jongeren in precaire situaties vooruit helpen

Landen of regio s die het beëindigen van thuisloosheid nastreven doen dit aan de hand van de volgende vijf doelstellingen:


Brugteam Gent: Trajecten naar trajecten


PROCEDURE 23/07/2015: Overgang NBMV. Om toegewezen te worden aan een individuele opvangstructuur, moet de NBMV (cumulatieve voorwaarden) :

HUISHOUDELIJK REGLEMENT

HUISHOUDELIJK REGLEMENT VOOR HET TIJDELIJK TER BESCHIKKING STELLEN VAN EEN NOODWONING KASTEELSTRAAT 8, 2 de verdiep, 1770 LIEDEKERKE

Voorstelling CAW Centraal-West-Vlaanderen

De aanpak van dak- en thuisloosheid. Intersectoraal, woongericht en aanklampend. Prof. dr. Koen Hermans

Stop thuisloosheid. Europese strategieën tegen thuisloosheid. Danny Lescrauwaet

40 JAAR CRISISTEAM DE SCHELP. Crisisteam De Schelp. Crisishulp binnen/vanuit CAW Oost-Vlaanderen

Telling van dak en thuislozen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

OCMW s en armoedebestrijding

Omzendbrief 10 december 2012

Lokaal Sociaal Beleid en Geïntegreerd Breed Onthaal

Verschillende soorten convenant in Vlaams-Brabant/Brussel

Datum aanmelding:.. Inschrijvingsnummer:.

Vraag nr. 15 van Filiep Santy van 18 december 2014

Hoe kunnen de Huizen van het Kind en het samenwerkingsverband Geïntegreerd Breed Onthaal elkaar versterken?

Integrale Jeugdhulpverlening: een nieuw plan in de maak

INFOBUNDEL LEEGSTAND. versterkt welzijn V.U. PATRICK SEYS, CAW OOST-VLAANDEREN VZW, VISSERIJ 153, 9000 GENT ONDERNEMINGSNR.

Prestatieverslag. West-Friesland. Hoorn, 29 mei 2016

INFOBUNDEL LEEGSTAND. versterkt welzijn V.U. PATRICK SEYS, CAW OOST-VLAANDEREN VZW, VISSERIJ 153, 9000 GENT ONDERNEMINGSNR.

Missie & visie Opvoedingswinkel Gent

2010: Europees jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting

Zelfstandigheidstraining. voor Jongeren. Maatschappelijke opvang en aanpak huiselijk geweld

Opgenomen kunnen worden: (jonge)vrouwen vanaf 18 jaar, alleenstaand of met kinderen.

TEVREDENHEIDS- ONDERZOEK. Lokale politie Klein-Brabant

Steekproef bij jeugdhulpverlaters naar financiële redzaamheid van jeugdhulpverlaters

Opnamereglement woonzorgcentrum Hingeheem

Toelichting van het gewijzigde hulpverleningsaanbod sinds 2015.

contactpersoon Mieke Deltomme dossier

Spannend: Participatieprocessen in de Bijzondere Jeugdzorg.

Ondersteuning van de algemene werking vzw Pag-Asa ( ), Cellebroersstraat 16, 1000 Brussel

DECREET. betreffende het algemeen welzijnswerk

Van twee naar één netwerk Een nieuw netwerk Een nieuwe naam

Bevoegdheid bij het verlaten van de opvangstructuur

WERKGROEP GEZONDHEID REGIONAAL ZORGSTRATEGISCH PLAN

JAARVERSLAG 2014 CENTRA VOOR KORTVERBLIJF IN BEHEER VAN OCMW ROESELARE

4. Wat zijn de rechten en plichten van een asielzoeker in België?

Pagina 1 van 5. Onderwerp Nota van Inlichtingen Tijdelijk beschermd wonen LVB 18+ Datum 23 augustus 2018

7 juni 2019 Wonen op Maat Samenlevingsopbouw

betreffende het ontwikkelen en stimuleren van proefhuren om de huurmarkt te ondersteunen

Een voorziening voor bijzondere jeugdzorg verlaten: op zoek naar een plek in de samenleving

B en W. nr d.d Onderwerp Brief aan de raad over ontwikkelingen in de huisvesting Maatschappelijke opvang 2012

Intellectuele diensten. Juridische beroepen

Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012

Transcriptie:

Rapport doorgangswoningen en nachtopvang in het kader van het project Uitbouw van een lokale/regionale geïntegreerde en sectorale aanpak van de dak- en thuisloosheid. Geert De Bolle Joris Deleenheer 2013-2014 14 mei 2014-1/41

Inhoud 1 situering... 3 2 Inleiding... 4 3 Doorgangswoningen, een lokaal antwoord op een ervaren nood.... 5 3.1 De bevraging... 6 3.2 SOS huisvesting toen... 7 3.3 SOS Huisvesting nu... 8 3.3.1 Aanbod... 8 3.3.2 Bezetting... 9 3.4 Shelter, noodwoning of transit? Afhankelijk van de verschillende woningtypes binnen de doorgangswoning?... 10 3.4.1 Op basis van termijn... 11 3.4.2 Op basis van doelgroep... 17 3.4.3 Op basis van begeleiding... 21 3.4.4 Conclusie... 25 3.5 Een aantal aandachtspunten... 25 3.6 OCMW s die niet over doorgangswoningen beschikken... 26 3.6.1 Spreiding... 26 3.6.2 Hoe zorgen voor tijdelijke huisvesting?... 28 4 Beleidsmatige vertaling aanpak dak- en thuisloosheid... 28 4.1 Vertaling in beleid... 28 4.2 Samenwerking met andere actoren... 31 5 Een blik op de nachtopvang... 34 5.1 Organisatie... 36 5.2 Doelgroep en gebruikers van de nachtopvang... 36 5.3 Verblijf en werking... 38 5.4 Financiering van en personeelsinzet in de nachtopvang... 39 6 Tot slot... 40 14 mei 2014-2/41

1 situering De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten( VVSG) voerde in 2013, in opdracht van de Minister van Welzijn, een project Uitbouw van een lokale/regionale geïntegreerde en sectorale aanpak van de dak- en thuisloosheid. In dit kader bekijkt VVSG van naderbij hoe OCMW s werken met doorgangswoningen en wil VVSG dieper ingaan op de werking van de nachtopvangcentra. De informatie in dit rapport kwam tot stand op basis van twee vragenlijsten. Dit rapport heeft niet de ambitie wetenschappelijk te zijn, niettemin menen wij gedragen uitspraken te kunnen doen. Enquête 1: doorgangswoningen De eerste vragenlijst haakt in op een grote bevraging bij OCMW's over doorgangswoningen die VVSG hield in 2008. Dit resulteerde in een studiedag en publicatie met de naam SOS Huisvesting. Ondertussen zijn we bijna vijf jaar verder en vonden we het nuttig om opnieuw een bevraging over dit thema te organiseren. De doelstelling van deze bevraging is om na te gaan of er een evolutie merkbaar is in het werken met doorgangswoningen. Hebben meer of net minder OCMW s doorgangswoningen? Hoe gaan ze om met de vragen naar tijdelijke opvang? Daarnaast bevatte de vragenlijst ook specifiek een aantal vragen naar samenwerkingsverbanden in verband met de aanpak van dak- en thuisloosheid. Waar er toen aan de besturen een context gegeven werd waarop zij zich konden baseren om aan het werk te gaan met hun eigen doorgangswoningen, trachten we nu eerder beschrijvend te zijn en een aantal vragen op te werpen Enquête 2: nachtopvang De tweede vragenlijst bezorgden we aan de nachtopvangcentra. Deze vragenlijst handelde over de inhoud van de werkingen (inrichting, verblijf, exclusiecriteria, ) en peilde ook naar de financiering van de nachtopvang. Voor de verwerking hiervan konden we een beroep doen op het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, door de medewerking van Danny Lescrauwaet. Ook deze bevraging en de bijhorende analyse is beschrijvend opgevat. We maken geen evaluatie van de werking van de nachtopvangcentra, want er bestaat niet zoiets als een ideaal-concept voor een nachtopvang in Vlaanderen. Lerend netwerk In dit project werd ook een lerend netwerk opgestart dat zes keer samenkwam om expertise uit te wisselen over de uitbouw van tijdelijke huisvesting en de begeleiding van mensen die dakloos zijn. Dit lerend netwerk bestond uit maatschappelijk werkers uit diverse OCMW s. De ervaringen vanuit dit overleg worden meegenomen in dit rapport. 14 mei 2014-3/41

De verwerking van de gegevens en het tot stand komen van het uiteindelijke rapport gebeurde door Geert De Bolle, maatschappelijk werker in het team wonen van OCMW Kortrijk en in 2013 deeltijds tewerkgesteld bij VVSG en Joris Deleenheer, stafmedewerker Wonen bij VVSG. Wonen - welzijn Dit rapport moet beschouwd worden als een werk(end) document en kan als basis dienen om verder met de OCMW s en andere partners na te gaan hoe er lokaal kan gewerkt worden in de aanpak van dak- en thuisloosheid. Zo zal VVSG onder andere een werkgroep wonen welzijn oprichten worden waarin we dit thema (omgaan met dak- en thuisloosheid) verder zullen uitdiepen. 2 Inleiding Het OCMW heeft de taak om aan eenieder de dienstverlening te verzekeren die hem of haar in de mogelijkheid moet stellen om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid (art. 1 van de OCMW-wet). Maatschappelijke uitsluiting en achterstelling komen op verschillende levensdomeinen naar boven. Een lokaal bestuur zal niet op elk domeinen maximaal aan elke behoefte kunnen voldoen. De middelen zijn eindig. Ieder OCMW zal bijgevolg eigen beleidsklemtonen moeten leggen. Inzetten op het garanderen van een menswaardig bestaan voor elke inwoner, houden ook een inspanning in op het vlak van (her-)huisvesting. In het ontbreken van een kwalitatieve vorm van huisvesting kent armoede vandaag zijn meest uitgesproken verschijningsvorm. 1 Wanneer iemand niet beschikt over een degelijk en stabiel onderdak, is het uitgesloten om een menswaardig bestaan te leiden. Wij zijn er van overtuigd dat een goede en stabiele huisvesting de basis voor integratie en ontplooiing op andere levensdomeinen vormt. Om hun opdracht in te vullen kan er niet verwacht worden van OCMW s dat zij aan iedereen op eenvoudig verzoek een passende woning kunnen verschaffen. Dit is onhaalbaar. Wel moeten OCMW s prioritair aandacht hebben voor de zwaksten in de samenleving en inspelen op de noden en gevaren die het grondrecht op behoorlijke huisvesting zouden kunnen schaden. De meest flagrante woonnoden zijn die waarbij mensen hun woning dreigen te verliezen of reeds verloren hebben. Het OCMW dient zich dan ook te organiseren om een antwoord te kunnen bieden op acute vragen naar onderdak. Elk OCMW zal hierin keuzes moeten maken, zich baserend op de draagkracht van het OCMW en op de noden die lokaal aanwezig zijn. Een antwoord formuleren op het probleem van dak- en thuisloosheid kan op verschillende wijzen 1 Meer dan een dak boven het hoofd. Een narratief onderzoek naar de betekenisverlening van hulp- en dienstverlening door bewoners van tijdelijke huisvesting. DE BOLLE G., Masterproef Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Academiejaar 2012 2013 14 mei 2014-4/41

vorm krijgen. Men kan op intensieve wijze samenwerken met andere gemeenten en/of welzijnsdiensten om een regionaal aanbod uit te werken. Veel OCMW s kiezen ervoor zelf een aanbod te voorzien om dak- en thuislozen op te kunnen vangen als deel van het antwoord op de dak- en thuislozenproblematiek. Verschillende OCMW s opteren er echter voor om zelf geen tijdelijke opvang te voorzien. Dit wil niet zeggen dat zij niet werken rond dak- en thuisloosheid. Indien het lokale niveau opteert om een of andere vorm van tijdelijke opvang te creëren zijn meerdere modellen mogelijk. Het is zo dat de modellen vaak eerder organisch gegroeid zijn uit de uitbouw van bestaande voorzieningen. In dit rapport focussen we op twee voorzieningen: - (winter)nachtopvang : via een laagdrempelige dienstverlening wordt aan bezoekers een slaapplaats en een broodmaaltijd aangeboden. Via het bed-bad-brood principe krijgen mensen de kans om de nacht door te brengen in een bed en s morgens een ontbijt te genieten. Overdag kunnen mensen niet ter plaatse blijven. De nachtopvang wil meestal geen structureel antwoord bieden aan het probleem van dakloosheid. Het voorziet echter wel in de behoefte aan een veilige en comfortabele slaapplek, al is het dan maar voor één nacht. Verderop in dit rapport komen we terug op deze opvangvorm. - Doorgangswoningen OCMW : De lokale besturen hebben reeds lange tijd een traditie om woongelegenheid te scheppen voor armen en behoeftigen. Als bijzondere vorm van hulpverlening zijn allerhande vormen van tijdelijke huisvesting ontwikkeld die mensen met een huisvestingsprobleem een alternatief bieden. In dit rapport gaan we verder in op de organisatie van de verschillende systemen van tijdelijke huisvesting. We grijpen daarvoor terug naar de publicatie uit 2009. 3 Doorgangswoningen, een lokaal antwoord op een ervaren nood. Doorgangswoning is een verzamelterm voor alle vormen van tijdelijke opvang die het OCMW aanbiedt als een vorm van maatschappelijke dienstverlening. Er wordt uitgegaan van een aantal principes. De opvang is gericht op bepaalde doelgroepen en dient als tijdelijk verblijf. De bewoner van de doorgangswoning moet zich engageren waarbij hij wordt ondersteund door een maatschappelijk werker van het OCMW. Het tijdelijk wonen in de doorgangswoning is bovendien niet gratis. (Nacht)opvang waar er aan de dakloze enkel een bed gedurende de nacht aangeboden wordt en hij/zij tijdens de dag hier niet kan verblijven behoorde niet tot de scoop van deze bevraging. 14 mei 2014-5/41

De doorgangswoningen worden georganiseerd volgens drie modellen 2 : shelter-opvang; noodwoning; transitwoning. In deze bevraging gingen we een stap verder en splitsten we de doorgangswoningen op naargelang het 'woningtype''. Hiermee bedoelen we of de doorgangswoning praktisch ingericht is in kamers met gemeenschappelijke ruimtes, in studio's of appartementen in één gebouw of in een ééngezinswoning. In elk van deze woningtypes kan elk model van doorgangswoning ingericht worden. Deze opsplitsing is gestoeld op de hypothese dat een verschillend woningtype een andere aanpak zou kunnen genereren op vlak van termijn, doelgroep, uitsluitingscriteria en begeleiding. Laten OCMW s zich in hun aanpak leiden door het beschikbaar woningtype? Hanteren ze voor een bepaald model van doorgangswoning naargelang het woningtype ze aanbieden? We onderscheidden drie woningtypes: opvang die georganiseerd is in één/meerdere doorgangswoningen met individuele kamers met gemeenschappelijke ruimtes (badkamer, keuken, living) [kamers] opvang die georganiseerd is in meerdere studio s of appartementen in hetzelfde gebouw [studio s] opvang die georganiseerd is in afzonderlijke woningen [ééngezinswoningen] 3.1 De bevraging De enquête is verzonden in het najaar van 2013 en was gericht naar de maatschappelijk werker die dagelijks werkt met de opvang van dak- en thuislozen. Om zoveel mogelijk antwoorden te kunnen verzamelen, gaven we ruim de tijd om de bevraging in te vullen en verzonden we tweemaal een herinnering. Uiteindelijk werd de bevraging afgerond in december 2013. Deze enquête haakt in op een gelijkaardige bevraging die VVSG uitvoerde in 2008 en beoogt een update van die cijfers en wil dieper ingaan op de werking van de doorgangswoningen. Deel A bestond uit vragen over hoe OCMW s die niet over doorgangswoningen beschikken, omgaan met de aanpak van dak- en thuisloosheid. Hier werd onder ander gepeild naar eventuele samenwerking met andere actoren. Deel B bestond uit vragen specifiek voor de OCMW s die doorgangswoningen beheren. Er werd geïnformeerd naar het aantal doorgangswoningen, naar specificaties over de doelgroep die opgevangen werd, en naar de aanpak van de begeleiding. Dit deel was verder opgesplitst in drie, naargelang het woningtype (kamers met gemeenschappelijke ruimte, studio s in één gebouw, ééngezinswoningen). Deel C waren algemene vragen over de vertaling van de thuisloosheidsproblematiek in het beleid. 2 SOS huisvesting. Modellen en tips voor de organisatie van tijdelijke huisvesting door het OCMW. DE BOLLE, G.; POESMANS, E en VERBEECK, L. 2009, VVSG en Politeia 14 mei 2014-6/41

Deze enquête ontving 177 reacties. Na uitzuivering van onvolledige en dubbele antwoorden blijven 173 in aanmerking te nemen antwoorden over. Dit is 56,16% van de OCMW s die de vragenlijst ingevuld hebben. Deze respons is in vergelijking met andere bevragingen bevredigend te noemen en is van dezelfde grootte orde als de bevraging in het kader van SOS huisvesting. Dit lijkt te wijzen op een actieve belangstelling van de OCMW s voor dit thema. Om een nog beter inzicht te verkrijgen, hebben we een aantal OCMW s nadien telefonisch nog enkele vragen gesteld. De OCMW s die de bevraging hebben beantwoord organiseren dienstverlening voor 63,39% van de Vlaamse bevolking. Uit een vergelijking met de Belfius-clusters merken we bovendien dat in 13 van de 16 clusters minimaal de helft van de OCMW s uit de betreffende gemeenten de vragenlijst hebben ingevuld. Dit is een typologie, een indeling van de gemeenten in zestien clusters op basis van een sociaaleconomische studie. We menen dan ook te mogen uitgaan van een representatieve weergave van de resultaten. 3.2 SOS huisvesting 3 toen Dit rapport haakt in op het werk dat geleverd is ten tijde van de opmaak van SOS huisvesting. Modellen en tips voor de organisatie van tijdelijke huisvesting door het OCMW. in 2008 en 2009. Net zoals nu bevroeg VVSG de OCMW s over doorgangswoningen. We zetten hier als vertrekpunt kort enkele kenmerkende bevindingen en cijfers op een rijtje. 74% van de Vlaamse OCMW s organiseerde een vorm van tijdelijke huisvesting. De doorgangswoningen komen in alle typen voor: van kamers over kleine studio s tot woningen met één tot drie slaapkamers. De doelgroep die opgenomen wordt in de doorgangswoning is heel divers. Zowel mensen die slachtoffer zijn van een uithuiszetting, partnergeweld, een woningbrand als mensen die eerst opgevangen zijn in een onthaaltehuis of de dakloze tout court kunnen terecht in de doorgangswoning. Bijna de helft van de respondenten gaf toen aan dat mensen met een verslaving of een psychiatrische problematiek niet opgenomen werd. Verschillende redenen werden aangegeven om een verblijf in de doorgangswoning niet te verlengen. Een aantal van de voornaamste zijn: de vergoeding die niet betaald werd, verbaal of fysiek geweld, niet meewerken aan de begeleiding, een ander verblijf gevonden. Verscheidene OCMW s stellen een inschrijving bij de sociale huisvestingsmaatschappij of et sociaal verhuurkantoor als voorwaarde voor een opname in de doorgangswoning. Het boek SOS Huisvesting bevatte nog heel wat meer gegevens die een beeld geven van de specifieke werking in de doorgangswoningen van het OCMW. 3 SOS huisvesting. Modellen en tips voor de organisatie van tijdelijke huisvesting door het OCMW. DE BOLLE, G.; POESMANS, E en VERBEECK, L. 2009, VVSG en Politeia 14 mei 2014-7/41

3.3 SOS Huisvesting nu De cijfers in dit rapport zijn voornamelijk gebaseerd op de ingezonden enquêtes. Een aantal gegevens extrapoleerden we om zo een beter zicht te kunnen geven op de sector. Deze extrapolatie is gebaseerd op de zogenaamde Belfius clusters. Gemeenten uit elke cluster zijn evenredig vertegenwoordigd, wat ons een aanvaardbare basis biedt. Een tweede factor in de extrapolatie is het aantal begunstigden van het recht op maatschappelijke integratie en het recht op maatschappelijke hulp. Dit is immers een gegeven dat in het kader van OCMW dienstverlening erg relevant is. De derde factor in de extrapolatie is de verdeling van het woningtype op basis van de ontvangen antwoorden op de bevraging. 3.3.1 Aanbod 137 van de 173 OCMW s geven aan over minimaal één doorgangswoning beschikken. Dit is 79,19%.Vijf jaar geleden was dit 75%. Dit is een lichte stijging, maar we merken toch dat de grote groei van het aantal doorgangswoningen ondertussen wat stil gevallen is. Beschikken OCMW's over doorgangswoningen? 20,81% 79,19% ja nee Bovendien geven negen OCMW s aan plannen te hebben om één of meerdere doorgangswoningen in te richten. Als we dit gegeven meerekenen zou binnen afzienbare tijd 84,39% van de OCMW s over doorgangswoningen beschikken. Op basis van de extrapolatie kunnen we aangeven dat de OCMW s maximaal als elke doorgangswoning optimaal bezet is- 3914 personen opvangen. Deze personen worden opgevangen in 1548 woongelegenheden verdeeld over 474 kamers, 453 studio s en 621 ééngezinswoningen. 14 mei 2014-8/41

aantal doorgangswoningen 700 600 500 400 300 200 100 0 aantal kamers studio's ééngezinswoning Van de OCMW s die over doorgangswoningen beschikken blijkt volgens de bevraging één derde over doorgangswoningen te beschikken die ingericht zijn als kamers met gemeenschappelijke ruimtes. Een kleine helft (43,07%) van de OCMW s met doorgangswoningen beschikt over studio s of appartementen in hetzelfde gebouw. Zeven op de tien van de OCMW s (69,34%) organiseert de doorgangswoningen in ééngezinswoningen. Deze cijfers betekenen dus ook dat verschillende OCMW s meerdere types doorgangswoningen hebben. Uit deze cijfers blijkt ook dat verschillende OCMW s over meerdere woningtypes beschikken. Vijfenzeventig OCMW s die de bevraging ingevuld hebben beschikken over één enkel woningtype als doorgangswoning. Elf van de OCMW s beschikken over elk woningtype. 3.3.2 Bezetting Op het moment van de bevraging werden er 2301 personen opgevangen. Dit is bijna 60% van de maximum capaciteit (58,79%). Dit doet vermoeden dat er nog een grote opvangcapaciteit is. Dit is echter niet volledig waar. Een bezettingsgraad van net geen 60% betekent niet dat er nog 40% van de woongelegenheden leeg staat. Uit de resultaten van de bevraging en uit de bijhorende extrapolatie kunnen we immers niet opmaken hoeveel doorgangswoningen rationeel maximaal bezet zijn en in hoeveel woongelegenheden de personen opgenomen zijn. De bezettingsgraad en de mate van leegstand kan worden verklaard door de volgende factoren. Een latere bevraging zou hier eventueel dieper op kunnen ingaan. - De cijfers in de bevraging tonen aan dat niet elke woongelegenheid maximaal bezet is. 14 mei 2014-9/41

- Verschillende OCMW s geven aan dat hun doorgangswoningen gerenoveerd worden en dus tijdelijk onbeschikbaar zijn. - De cijfers zijn een momentopname op de dag van het invullen van de vragenlijst. De vraag luidde immers hoeveel personen op vandaag zijn opgenomen in dit 'woningtype' doorgangswoning. We kunnen dus geen conclusies trekken naar de algemene bezettingsgraad over het hele jaar door. - Verschillende OCMW s geven aan ernaar te streven een woongelegenheid beschikbaar te houden om bij een acute noodsituatie of een calamiteit (brand, ontploffingsgevaar, overstroming,.) onmiddellijke opvang voor minimaal één nacht te kunnen bieden. 3.4 Shelter, noodwoning of transit? Afhankelijk van de verschillende woningtypes binnen de doorgangswoning? Verschilt de werking rond de doorgangswoning naargelang het woningtype waarin de doorgangswoning is ingericht? In het boek SOS huisvesting 4, waarop deze bevraging verder bouwt, werden drie deelmodellen afgebakend binnen de verzamelterm doorgangswoningen: de shelter, de noodwoning en de transitwoning. Deze modellen zijn gebaseerd op drie kenmerken: termijn, doelgroep, begeleiding. Termijn Doelgroep Begeleiding OCMW -doorgangswoning opvang-shelter noodwoning transitwoning Heel Kort: van Gelimiteerd tot enkele enkele nachten tot maanden, desgevallend een maand eenmaal verlengbaar Daklozen, mensen die plots op straat staan Beperkt: opvolgen van verblijf bieden van onderdak (bed, bad, brood). Vooral gericht op doorstroming Mensen die bedreigd worden met dakloosheid, maar die voldoende stabiliteit hebben om onmiddellijk door te stromen naar een permanente woonst als er zich een gelegenheid aandient. Aanbieden van woonst opvolgen en adviseren van de zoektocht naar een andere woonst. Verblijf is eindig, maar binnen de begeleiding ligt de datum niet vast. Multi-problem situaties waarbij het aanbieden van een stabiele huisvesting een hefboom kan zijn binnen de gehele begeleiding; mensen die zowel nood hebben aan onderkomen als aan begeleiding. Intensieve begeleiding op verschillende levensdomeinen. 4 SOS huisvesting. Modellen en tips voor de organisatie van tijdelijke huisvesting door het OCMW. DE BOLLE, G.; POESMANS, E en VERBEECK, L. 2009, VVSG en Politeia. 14 mei 2014-10/41

binnen de hulpverlening In deze bevraging gingen we zoals reeds aangegeven dieper in op de modellen. We splitsten de doorgangswoningen in drie woningtypes, gezien de hypothese dat er per woningtype mogelijks voor een ander model van doorgangswoning zou gehanteerd kunnen worden. Elk model van doorgangswoning is immers specifiek gericht op een bepaalde doelgroep met een specifieke begeleiding. Door na te gaan over welk model in welk woningtype ingericht wordt, kan lokaal het aanbod eventueel verder gematcht worden met de vraag. Een aanvaardbare hypothese zou immers kunnen zijn dat het beschikken over doorgangswoningen in ééngezinswoningen kan leiden tot een andere aanpak van de begeleiding dan wanneer men de doorgangswoning organiseert in kamers met gemeenschappelijke ruimtes. We bekijken hieronder verder in detail de verschillen op basis van de drie criteria: termijn, doelgroep, behandeling. De hieronder weergegeven cijfers en verhoudingen zijn gebaseerd op de resultaten van de bevraging. 3.4.1 Op basis van termijn We bekijken eerst per woningtype hoe lang bewoners in de doorgangswoning kunnen blijven. We gaan ook na of deze termijn kan verlengd worden. Kamers met gemeenschappelijke leefruimtes: Iets meer dan een derde van de bevraagde OCMW s geeft een verblijfsduur van minder dan drie maand op. Meer dan de helft (55,3%) geeft een verblijfsduur weer van drie tot acht maand. Een minderheid noteert een langere verblijfsduur (6,4 %) of spreekt over een onbeperkt verblijf (4,3%). In 89% van de antwoorden is de verblijfsduur dus beperkt tot 8 maanden. 14 mei 2014-11/41

verblijfsduur in de doorgangswoning, ingericht in kamers 4,3% 4,3% 2,1% 34,0% 55,3% Kort (minder dan 3 maanden) Half lang (3 tot 8 maanden) Lange duur (8 tot 18 maanden) Langer dan 18 maanden, maar wel beperkt tot (aantal maanden): Onbepaalde duur In 73,8% van de gevallen is de opvang onder bepaalde voorwaarden verlengbaar. 23,8% geeft aan dat het verblijf in principe niet verlengbaar is, tenzij er geen andere optie is. In 97,6% van de OCMW s die over dergelijke doorgangswoningen beschikken kan de verblijfsduur dus toch onder bepaalde voorwaarden verlengd worden. Afgaande op het criterium termijn wordt het overgrote deel van de kamers dus ingezet als noodwoning. Studio s of appartementen in één gebouw 23,7% van de OCMW s geven aan dat het verblijf beperkt is tot drie maanden. De overgrote meerderheid (66,1%) gaat uit van een verblijf tussen de drie en 8 maanden. In dit woningtype is een onbeperkt verblijf mogelijk in 5,1% van de gevallen. In 89,8% van de antwoorden is de verblijfsduur dus beperkt tot 8 maanden. 14 mei 2014-12/41

verblijfsduur in de doorgangswoning ingericht in studio's 1,7% 3,4% 5,1% 23,7% 66,1% Kort (minder dan 3 maanden) Half lang (3 tot 8 maanden) Lange duur (8 tot 18 maanden) Langer dan 18 maanden, maar wel beperkt tot (aantal maanden): Onbepaalde duur In 75,9 % van de gevallen is de opvang onder bepaalde voorwaarden verlengbaar. 24,1 % geeft aan dat het verblijf in principe niet verlengbaar is, tenzij er geen andere optie is. Alle OCMW geven dus aan dat de periode van het verblijf onder voorwaarden verlengbaar is. Het merendeel van de studio s wordt ingezet als noodwoning. Eéngezinswoningen 22,3% van de OCMW s geven aan dat het verblijf beperkt is tot drie maanden. De grote meerderheid (60,6%) gaat uit van een verblijf tussen de drie en 8 maanden. In dit woningtype is een onbeperkt verblijf mogelijk in 6,4% van de gevallen. In 82,9% van de antwoorden is de verblijfsduur dus beperkt tot 8 maanden. 14 mei 2014-13/41

verblijfsduur in de doorgangswoning ingericht in ééngezinswoningen 7,4% 6,4% 3,2% 22,3% 60,6% Kort (minder dan 3 maanden) Half lang (3 tot 8 maanden) Lange duur (8 tot 18 maanden) Langer dan 18 maanden, maar wel beperkt tot (aantal maanden): Onbepaalde duur In 82,8 % van de gevallen is de opvang onder bepaalde voorwaarden verlengbaar. 16,1 % geeft aan dat het verblijf in principe niet verlengbaar is, tenzij er geen andere optie is. In een miniem aantal gevallen wordt de persoon desnoods via een juridische procedure er uit gezet. Opnieuw geven bijna alle OCMW s aan (98,9%) dat een verblijf in de doorgangswoning verlengbaar is. Meestal worden de ééngezinswoningen dus ingezet als noodwoning. In vergelijking met de andere woningtypes wordt bijna 18% van de ééngezinswoningen ingezet voor een langer verblijf. Bijna een vijfde van de ééngezinswoningen sluit dus aan bij het type transitwoning. Vergelijking tussen de drie woningtypes Kunnen we conclusies trekken over alle woningtypes heen? Zijn er merkbare verschillen naargelang de praktische organisatie van de opvangmogelijkheden? Uit de bovenstaande resultaten kunnen we afleiden dat er slechts een klein verschil merkbaar is. Het verblijf op kamers is iets minder lang dan de andere opvangvormen, maar er is geen sprake van een groot verschil. De uitgangspunten om een termijn vast te leggen voor het verblijf in de doorgangswoning hangt dus blijkbaar niet af van het woningtype waarover men beschikt. Het lijkt er eerder op dat de OCMW s pragmatisch werken en de kansen die zich lokaal op het terrein aanbieden aangrijpen om zo goed mogelijk, ondanks de huidige beperkingen in de lokale context, in te spelen op een ervaren nood. 14 mei 2014-14/41

Op basis van de verblijfstermijn en de mogelijkheid tot verlenging van deze termijn, kunnen we besluiten dat de OCMW s de doorgangswoningen voornamelijk inzetten als noodwoning. Algemeen termijnen in de doorgangswoning Een globaal overzicht van de verblijfsduur in de doorgangswoning geven we hieronder weer. globaal verblijfsduur in de doorgangswoning 4,66% 5,47% 60,7% 3,63% 25,4% Kort (minder dan 3 maanden) Half lang (3 tot 8 maanden) Lange duur (8 tot 18 maanden) Langer dan 18 maanden, maar wel beperkt tot (aantal maanden): Onbepaalde duur In 25,4% is de doorgangswoning bedoeld voor een verblijf van minder dan drie maanden. In 60,7% voor een verblijf van drie tot acht maanden. In 86,1 % van de gevallen kunnen personen in doorgangswoningen verblijven voor een korte (minder dan drie maanden) of een half lange (drie tot acht maanden) periode. Een verblijf van onbeperkte duur in een doorgangswoning kan in 5,47% van de gevallen. Kortstondige opvang Opvallend en aan te stippen is dat we de bevraagden de kans gaven om een heel beperkte verblijfsduur te laten noteren (1 tot 5 dagen), maar dat niemand deze optie aangekruist heeft. Mogen we hieruit afleiden dat de OCMW s hun doorgangswoningen niet onmiddellijk inzetten om heel kortstondig mensen op te vangen? Het deelmodel opvang-shelter lijkt dus nergens door de OCMW s gehanteerd te worden in hun doorgangswoningen. Deze veronderstelling wordt genuanceerd door een aantal commentaren die tijdens de bevraging meegegeven werden. We lezen daar onder andere: Het bovenste verdiep van het woonzorgcentrum doet dienst als shelteropvang. 14 mei 2014-15/41

Twee van de kamers van onze crisisopvang kunnen gebruikt worden door het regionaal crisisnetwerk, hier kunnen ook mensen in opgenomen worden waarvoor onze gemeente niet bevoegd is. Dit voor een periode van 14 dagen, eenmaal verlengbaar. We hebben een samenwerkingsovereenkomst met 2 aangrenzende OCMW s. Wij stellen één van onze woningen beschikbaar. Het ene maakt enkel gebruik van de woning als crisiswoning (max. 72u), terwijl het andere OCMW de beschikbare woning ook als doorgangswoning gebruikt (max. 3 maanden). Wij gebruiken de doorgangswoning enkel als crisishuisvesting. Verschillende OCMW s melden ons ook dat zij telkens minimaal één doorgangswoning (gelijk onder welke vorm) vrijhouden om direct dergelijke kortstondige opvang te kunnen verzekeren bij een plotse gebeurtenis (vb brand, huiselijke ruzie, ). Dit wijst er op dat kortstondige opvang in een OCMW doorgangswoning voorkomt. Een exacte reden waarom de respondenten dit niet aankruisten kunnen we niet aangeven. Wel is het zo dat de respondenten op de vraag hoe lang de bewoners in de doorgangswoning kunnen blijven maar één antwoordmogelijkheid van de zes mogelijke antwoorden konden aankruisen. Mogelijks zorgt dit voor een vertroebeld beeld. Uit het lerend netwerk en uit gesprekken met maatschappelijk werkers, kunnen we wel een aantal mogelijke verklaringen aanhalen waarom deze optie niet aangekruist werd. Het OCMW maakt deel uit van een crisisnetwerk waarbij er voor kortstondige opvang gezorgd wordt, terwijl de maatschappelijk werker de situatie verder onderzoekt en er eventueel een langere opname in de doorgangswoning volgt. Kortstondige opvang bestaat, maar dit is niet het uitgangspunt voor OCMW s die een doorgangswoning hebben. Een aantal OCMW s doen in eerste instantie beroep op hotels of andere specifieke crisisopvangcentra voor de eerste kortstondige opvang. Ten laatste willen we hier ook opmerken dat de doorstroming uit de doorgangswoning vaak als een groot probleem ervaren wordt. De maatschappelijk werkers ervaren een groot tekort aan betaalbare woningen of een passende opvangvorm voor de opgenomen cliënten. Vaak is de vergoeding die gevraagd wordt voor een verblijf in een doorgangswoning relatief laag ten opzichte van de huidige huurprijzen op de private markt. Voor mensen die vanuit een kwalitatieve en betaalbare doorgangswoning de stap moeten zetten naar een duurdere en minder kwalitatieve woning is dit niet evident. 5 5 Meer dan een dak boven het hoofd. Een narratief onderzoek naar de betekenisverlening van hulp- en dienstverlening door bewoners van tijdelijke huisvesting. DE BOLLE G., Masterproef Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Academiejaar 2012 2013 14 mei 2014-16/41

3.4.2 Op basis van doelgroep Eén van de criteria die de specifieke deelmodellen van doorgangswoning onderscheidt is doelgroep. De doelgroep wordt voornamelijk afgebakend op basis van de levensstabiliteit die de persoon bezit. Hiermee gepaard gaande kunnen we grosso modo stellen dat de nood aan begeleiding van de personen in de doorgangswoning urgenter, intenser en integraler is naargelang men opgenomen wordt in de shelteropvang, de noodwoning of de transitwoning. Om na te gaan welk type doorgangswoning door de OCMW s voor welke doelgroep het meest gehanteerd wordt, hebben we in de vragenlijst gepeild naar het opvangen van doelgroepen die een verslavings- of psychiatrische problematiek hebben, uitgaande van de hypothese dat deze doelgroep minder stabiliteit bezit om, indien er zich een gelegenheid aandient, door te stromen naar een permanente woonst. We gaan er vanuit dat deze personen naast een onderkomen ook begeleiding (in welke vorm dan ook) nodig hebben. We focussen ook op de vraag of de doorgangswoning specifiek wordt voorbehouden voor een doelgroep of dat er bepaalde doelgroepen uitgesloten worden. We bekijken dit opnieuw eerst per woningtype. De vraag in de enquête luidde: Worden personen met een verslavingsproblematiek/ psychiatrische problematiek opgenomen? Kamers met gemeenschappelijke leefruimtes: Bij de OCMW s die doorgangswoningen inrichten in kamers met gemeenschappelijke leefruimtes is er een zekere voorwaardelijkheid te merken bij de opname van personen die meer specifieke, gespecialiseerde begeleiding nodig hebben. Tegelijkertijd kunnen we uit onderstaande cijfers toch opmaken dat er slechts een minderheid van de OCMW s resoluut deze doelgroepen niet opvangt in de eigen doorgangswoning. Verslavingsproblematiek? Psychiatrische patiënten? Ja, altijd 0 % 0 % Ja, als dit het samenleven 45,7 % 55,6 % met de andere bewoners niet hindert Neen, tenzij bij uitzondering 37,0 % 31,3 % Neen, nooit 17,4 % 13,3 % Ruim 80% geeft aan dat de doorgangswoning niet voorbehouden wordt voor een specifieke doelgroep. Een beperkt aantal voorbehouden groepen zijn personen die het LOI moeten verlaten, maar nog geen geschikte woning hebben. Een enkel OCMW behoudt dit type van doorgangswoning voor alleenstaande mannen. 14 mei 2014-17/41

Studio s of appartementen in één gebouw Verslavingsproblematiek? Psychiatrische patiënten? Ja, altijd 0 % 5,2 % Ja, als dit het samenleven 55,2 % 58,6 % met de andere bewoners niet hindert Neen, tenzij bij uitzondering 27,6 % 24,1 % Neen, nooit 17,2 % 12,1 % Deze cijfers liggen grosso modo in dezelfde lijn als bij de kamerdoorgangswoningen. Toch kunnen we opmaken dat een beperkt percentage OCMW s eerder ja maar antwoord dan nee, tenzij. We zouden dus kunnen stellen dat iets meer OCMW s iets opener staat om personen met een verslavings- of psychiatrische problematiek op te vangen in dit type doorgangswoning. Een logische verklaring zou kunnen zijn dat er minder leefproblemen verwacht worden met medebewoners, waardoor de begeleiding zich meer individueel kan focussen op het verder helpen van deze cliënt naar de gepaste woonst en/of hulpverlening. 87,9% geeft aan dat deze vorm van doorgangswoning niet voorbehouden wordt voor een specifieke doelgroep. Eéngezinswoningen Verslavingsproblematiek? Psychiatrische patiënten? Ja, altijd 12 % 15,4 % Ja, als dit het samenleven 41,3 % 39,6 % met de andere bewoners niet hindert Neen, tenzij bij uitzondering 34,8 % 34,1 % Neen, nooit 12 % 11 % Iets meer dan de helft van de OCMW s die doorgangswoningen organiseren in ééngezinswoningen geven aan dat zij bereid zijn om deze personen op te vangen. Deze cijfers liggen dus in het verlengde van de andere types doorgangswoningen. Toch opvallend is dat respectievelijk 12 % en 15,4 % van de OCMW s aangeven dat zij personen met een verslavingsof een psychiatrische problematiek altijd, onvoorwaardelijk opvangen in dit type doorgangswoning, terwijl dit in de twee andere types amper het geval was. Slechts in een beperkte minderheid (12% en 11%) zullen deze doelgroepen niet opgenomen worden. 14 mei 2014-18/41

Bijna 85% zegt dat de doorgangswoning niet wordt voorbehouden voor een specifieke doelgroep. Binnen de 15% die de doorgangswoning wel voorbehoudt valt vooral op dat vooral de acuutheid van de situatie op als criterium: mensen in een noodsituatie, die plots op straat staan door brand, gezinsdrama,.. brand / overstromingen / stormschade... dakloos, na een onvoorziene gebeurtenis, brand e.d. Vergelijking tussen de drie woningtypes Kunnen we conclusies trekken over alle woningtypes heen? Zijn er merkbare verschillen naargelang de praktische organisatie van de opvangmogelijkheden? De verschillen tussen de verscheidene woningtype s zijn niet enorm groot. We merken dat de OCMW s bereid zijn om deze personen op te vangen. Het grote aantal ja, maar en neen, tenzij - antwoorden kunnen erop duiden dat de OCMW s heel erg individueel gericht op maat werken en telkens nagaan of het aanbod en de begeleiding die zij aanbieden de meest passende is en heel belangrijk- of het opvangen van deze mensen de capaciteit en de draagkracht van het OCMW (i.c. de maatschappelijk werker) niet overstijgt. We merken een lichte trend in het meer openstaan voor een moeilijkere doelgroep op te vangen naargelang deze personen individueler kunnen wonen. Zo zullen gemiddeld 13,7 % van de OCMW s onvoorwaardelijk personen uit deze doelgroep opvangen in ééngezinswoningen, terwijl dit respectievelijk 2,6% en 0% is in de doorgangswoningen die ingericht zijn in studio s of kamers. Tegelijk zien we dat de resolute weigering om deze personen op te vangen afneemt van 15,35% bij de opvang in kamers, over 14,65% in studio s naar 11,5% bij de OCMW s die personen opvangen in ééngezinswoningen. Bovenstaande gegevens kunnen doen denken aan de housing first methodiek. Die houdt immers in dat (chronisch) daklozen in feite zonder voorwaarden een volwaardige huisvesting verleend wordt, vanuit de filosofie dat een dak boven je hoofd de eerste stap is naar een kwaliteitsvoller leven. Als 13,7% van de OCMW s aangeven dat ze onvoorwaardelijk personen met een psychiatrische of drugsproblematiek lijkt dit een stap in de richting van deze housing first methodiek. Wel merken we op dat er toch regelmatig sprake is van begeleidingsvoorwaarden, waardoor de housing first filosofie niet volledig gevolgd wordt. Mogelijks kan verder onderzoek hierin nagaan in welke mate OCMW s deze methodiek geheel of gedeeltelijk kunnen en willen toepassen. Algemeen Als we de resultaten over de drie woningtypes heen bekijken zien we dat in de helft tot meer dan de helft van de opvangmogelijkheden personen met een verslavingsproblematiek (50%) of een psychiatrische problematiek (58,73%) opgevangen worden. In bijna alle gevallen zal het OCMW wel nagaan of de problematiek beheersbaar is. Slechts in respectievelijk 14,80% 14 mei 2014-19/41

(verslavingsproblematiek) en 11,86% (psychiatrische problematiek) worden deze personen nooit in de doorgangswoning opgenomen. Slechts in 15,23% van de opvangmogelijkheden worden de doorgangswoningen voor een specifieke doelgroep voorbehouden. Bij de vraag naar welke doelgroep kwam regelmatig aan bod dat er voorrang verleend werd aan plotse situaties: Voorrang aan mensen die plots hun woonst verliezen door uithuiszetting, brand, scheiding,... Crisiswoning is ingeval van brand/overstroming Personen die in een noodsituatie verkeren naar aanleiding van een brand, ontploffing of overstroming van hun hoofdverblijfplaats Eén van de appartementen wordt vrij gehouden voor personen of gezinnen getroffen door een 'ramp (overstroming, brand) Enkel uitzonderlijk - in uiterste nood - wordt dit appartement als reguliere doorgangswoning gebruikt. er dient een nood- en/of crisissituatie te zijn, bv. woningbrand, aanzienlijke waterschade, vonnis gerechtelijke uitdrijving, onbewoonbaarheidsverklaring, dakloosheid plotse dakloosheid : bij brand of onbewoonbaarverklaring Op basis van de resultaten volgens het criterium doelgroep is het moeilijk om aan te geven of de OCMW s de doorgangswoningen inzetten als opvang-shelter, noodwoning dan wel als transitwoning. Enerzijds zien we immers dat een grote meerderheid van de OCMW s bereid zijn om doelgroepen op te vangen die toch kunnen bestempeld worden als multi-problem situaties. Dit zou er dus kunnen op wijzen dat die OCMW s hun doorgangswoning gebruiken als een transitwoning: naast het onderkomen is ook de begeleiding belangrijk. Anderzijds geven toch verschillende OCMW s, onafhankelijk van het woningtype, aan dat er voorrang gegeven wordt aan personen die omwille van heirkracht (brand, overstroming, ) plots dakloos worden. Dit wijst dan eerder naar het type opvang-shelter. Meerdere OCMW s geven aan dat de cliënt de wil tot het vinden van een permanente woonst moet tonen, om zo snel mogelijk te kunnen doorstromen. Kunnen we hieruit opmaken dat de OCMW s in de praktijk ervaren dat de meeste mensen wel over voldoende stabiliteit beschikken om mits een duwtje in de goede richting zelfstandig te kunnen wonen? Zijn de doorgangswoningen dan eerder de echte noodwoning? We menen dat een meer diepgaande bevraging over de opgenomen doelgroep in de doorgangswoning hier meer duidelijkheid in kan verschaffen. Het onderzoek Survey: Nulmeting dak- en thuisloosheid van KU Leuven, onder leiding van Koen Hermans dat bijna gelijktijdig gevoerd werd kan hier meer duidelijkheid in brengen. 14 mei 2014-20/41

Tenslotte willen we toch nog volgend opmerkelijk feit weergeven. Op de vraag of mensen met huisdieren worden opgevangen is het antwoord eerder terughoudend. Slechts iets meer dan 8% gaat uit van een positieve houding. Het valt aan te merken dat voornamelijk in de doorgangswoningen die ingericht zijn de huisdieren minder welkom zijn. Een vierde van de OCMW s geeft aan dat ze de persoon opvangen, maar dat er voor het huisdier een andere opvang moet voorzien worden. Een globaal overzicht zien we hieronder. mensen met huisdieren 1,52% 7,11% 25,38% 39,09% 26,90% altijd ja, als dit het samenleven niet stoort nooit nee, tenzij bij uitzondering mensen worden opgenomen, huisdier moet elders opgevangen worden 3.4.3 Op basis van begeleiding Daarnaast maken we ook nog enkele vaststellingen op basis van de vragen rond de begeleiding van personen in de doorgangswoning en op basis van de opmerkingen die de OCMW s konden meegeven tijdens de bevraging. Eén van de criteria om de doorgangswoningen in te delen in de drie verschillende modellen is immers de aard of intensiviteit van de begeleiding. Kamers met gemeenschappelijke leefruimtes: Uit de resultaten blijkt dat de verantwoordelijke maatschappelijk werker voor de doorgangswoningen in het OCMW voornamelijk focust op het wonen en de herhuisvesting. Andere vragen (voorbeeld in verband met tewerkstelling, schuldenproblematiek, ) worden opgenomen door een andere dienst van het OCMW. 42% van de OCMW s geven aan dat begeleider van de opvang de volledige begeleiding van de cliënt opneemt. Zowel het wonen in de doorgangswoning als de integrale begeleiding en opvolging van de cliënt worden opgenomen (o.a. dus ook budgetbegeleiding, activering, financiële opvolging, ) 14 mei 2014-21/41

Slechts 2,1% geeft aan dat het OCMW enkel voorziet in de tijdelijke woning en dat de begeleiding volledig wordt uitbesteed aan een externe partner. Wel geven de OCMW s aan dat er uiteraard samenwerking is met de diensten die de cliënt mogelijks al begeleiden. begeleiding in de doorgangswoning (kamers) focus op bewoning focus op herhuisvesting integrale begeleiding begeleiding door externe partner Een minderheid van de OCMW s (34,8%) stelt een begeleidingsplan op. Zo goed als altijd is dit een individueel op maat gemaakt plan, waarin duidelijke afspraken gemaakt worden. Het niet volgen van dit plan kan aanleiding zijn om de bewoning in de doorgangswoning te stop te zetten. Studio s of appartementen in één gebouw Bij de doorgangswoningen die ingericht zijn in studio s of appartementen zien we een gelijkaardig beeld. Opvallend hier is dat er geen enkel OCMW aangeeft dat de begeleiding uitbesteed wordt. Opvallend is toch dat een meerderheid (51,7%) aangeeft dat de verantwoordelijke voor de doorgangswoning de volledige begeleid op zich neemt. 14 mei 2014-22/41

begeleiding in de doorgangswoning (studio's) focus op bewoning focus op herhuisvesting integrale begeleiding begeleiding door externe partner Net zoals bij de doorgangswoningen die ingericht zijn in kamers, maakt slechts een minderheid van de OCMW s een op maat gemaakt begeleidingsplan op (34,5%). Eéngezinswoningen Ook bij de doorgangswoningen die ingericht zijn als doorgangswoningen merken we een zelfde beeld. 53,8% van de OCMW geven aan dat de volledige begeleiding van de cliënt opgenomen wordt door dezelfde maatschappelijk werker. Een absolute minderheid (2,2%) werkt met een externe begeleiding in de doorgangswoning. begeleiding in de doorgangswoning (ééngezinsswoningen) focus op bewoning focus op herhuisvesting integrale begeleiding begeleiding door externe partner 14 mei 2014-23/41

We zien ook een zelfde beeld bij het opmaken van een begeleidingsplan. Slechts een derde van de OCMW s stelt dergelijk plan op. Alle andere OCMW s laten weten dat ze de cliënt begeleiden, maar dat hier geen plan voor opgesteld wordt. Vergelijking tussen de drie woningtypes Kunnen we conclusies trekken over alle woningtypes heen? Zijn er merkbare verschillen naargelang de praktische organisatie van de opvangmogelijkheden? We merken een heel erg gelijklopend beeld in de begeleiding van de cliënten, ongeacht of deze opgenomen wordt (kan worden) in een kamer met gemeenschappelijke ruimten, een studio of in een ééngezinswoning. In heel weinig OCMW s is er een samenwerking met een externe partner voor de begeleiding in de doorgangswoning. Een aantal respondenten merkten wel op dat cliënten die reeds in begeleiding zijn bij een andere dienst, uiteraard verder begeleid kunnen worden tijdens hun verblijf in de doorgangswoning. We komen verderop in het rapport nog terug op het aspect samenwerking (zie hoofdstuk 4.2) Het is moeilijk uit te maken welke intensiteit de begeleiding kent. Dit is sterk afhankelijk van de opgenomen cliënt. Hierbij zien we dat de OCMW s openstaan voor diverse doelgroepen, en dat de draagkracht van het OCMW een bepalend criterium is om mensen op te vangen. Over alle woningtypes heen geeft 85% van de OCMW s aan dat de cliënt andere meer passende opvang niet mag weigeren. Zo zal een psychiatrisch patiënt doorverwezen worden naar aangepaste psychiatrische hulpverlening. Bij alle woningtypes kwam regelmatig terug dat de OCMW s hard focussen op de doorstroming en de eigen motivatie van de opgevangen cliënt. Ze verwachten dat de cliënt zelf op zoek gaat, en de nodige stappen onderneemt om zo snel mogelijk in een stabiele woonsituatie te geraken. De OCMW s geven aan de cliënt hierin sterk te begeleiden. Zo geeft ongeveer 1/3 van de OCMW s aan dat het inschrijven bij de sociale huisvestingsmaatschappij en het sociaal verhuurkantoor een voorwaarde is om opgevangen te worden of te blijven in de doorgangswoning. De OCMW s zullen de cliënten helpen om deze inschrijving in orde te maken. Dit geeft aan dat de OCMW s de personen zo snel mogelijk uitzicht willen geven op een permanente woonst. Deze focus op het ondersteunen van de zoektocht naar een permanente woonst moedigt uiteraard ook de doorstroming aan uit de doorgangswoning. Verschillende OCMW s gaven aan dat begeleiding op maat arbeidsintensief is, maar op termijn wel rendeert. Door de hoge algemene werkdruk is er die tijd echter niet altijd. OCMW s vragen hier dan ook meer ruimte en middelen voor. 14 mei 2014-24/41

3.4.4 Conclusie Uit bovenstaande resultaten kunnen we opmaken dat de meeste OCMW s doorgangswoningen voornamelijk inzetten vanuit het model noodwoning, ongeacht over welke woningtype het OCMW beschikt als doorgangswoning. Zo gaan de OCMW s bijna in alle gevallen uit van een verblijfstermijn van drie tot acht maanden. Daarnaast valt het op dat men veel aandacht schenkt aan het zoeken naar een andere permanente woonst. OCMW s ondersteunen de cliënt in die zoektocht. Tegelijk kunnen we stellen dat de OCMW s binnen hun capaciteiten openstaan voor het opvangen van mensen die in multi-problem situaties verzeild zijn. Opvallend daarbij is dat er amper OCMW s zijn die de begeleiding in de doorgangswoning overlaten aan een externe (meer gespecialiseerde?) partner. Tegelijk moeten we deze stelling nuanceren. In de praktijk blijkt het niet zo makkelijk/duidelijk om een model volledig te volgen. Zo valt op dat vele OCMW s aangeven dat er telkens gestreefd wordt om doorgangswoning vrij te houden voor inwoners van de gemeente die door een calamiteit op straat komen te staan. Ook valt aan te geven dat de OCMW s waarschijnlijk een heel divers cliënteel opvangen in de doorgangswoningen. Meer dan waarschijnlijk worden er, zo blijkt uit de antwoorden, ook mensen in het model van noodwoning opgenomen, terwijl zij eigenlijk niet de stabiliteit hebben om naar een permanente woonst door te stromen. 3.5 Een aantal aandachtspunten We lijsten hier een aantal vaststellingen op die uit de bevraging naar voor kwamen. Vanuit het residuair karakter van de OCMW-werking worden een aantal doelgroepen minder opgenomen in de doorgangswoningen. Dit strookt met de reeds eerder aangehaalde bevinding dat OCMW s cliënten tracht door te verwijzen naar de meest passende opvang. Zo worden alleenstaande minderjarigen overwegend niet opgenomen. 67,86% van de OCMW s geven aan deze nooit op te nemen. Bijna alle andere vangen alleenstaande minderjarigen enkel op bij uitzondering. Dit valt te verklaren vanuit de idee dat er voor deze doelgroep een apart circuit is (bijzondere jeugdzorg). Alle OCMW s vragen een vergoeding voor het wonen in de doorgangswoning. De meeste OCMW s vragen een all-in prijs. Geen enkel OCMW vraagt geen vergoeding. Minder dan een derde van de OCMW s geven aan dat de gevraagde vergoeding kostendekkend is. Een aantal OCMW s vermelden ook nog dat deze vergoeding vaak niet betaald wordt. Dit betekent dat meer dan twee derden van de OCMW s met eigen (lokale) middelen investeert in de opvang van daken thuislozen (los van de andere investeringen zoals personeelskost e.d.), terwijl de problematiek van dak- en thuisloosheid geen louter lokale problematiek is. Zo goed als alle OCMW s geven aan dat zij enkel cliënten opnemen waarvoor zij bevoegd zijn. In de praktijk merken we dat er een aantal OCMW s intergemeentelijke netwerken opzetten 14 mei 2014-25/41

waarbij doorgangswoningen gedeeld worden. Strikt gezien kunnen hierdoor bevoegdheidsconflicten ontstaan. Deze worden echter vaak heel erg pragmatisch aangepakt. 3.6 OCMW s die niet over doorgangswoningen beschikken Een minderheid van de Vlaamse OCMW s beschikt niet over doorgangswoningen. Het is niet omdat het OCMW niet over een doorgangswoning beschikt, dat er niets gedaan wordt voor de aanpak van dak- en thuisloosheid. We gaan hier in punt 3.7.2 verder op in. Op basis van de ingezonden enquêtes kunnen we een aantal vaststellingen maken: 36 OCMW s hebben geen doorgangswoningen. Dit is 20,8% van de bevraagde OCMW s. 9 ervan hebben wel plannen om doorgangswoningen in te richten. Als we deze mee in rekening brengen, zou binnen afzienbare tijd slechts 15,6% van de OCMW s niet over doorgangswoningen beschikken. In de enquête hebben we niet gevraagd naar de reden waarom deze OCMW s geen doorgangswoningen inrichten. Uit een beperkte telefonische rondvraag blijkt dat de reden divers zijn. Een aantal OCMW s geven aan dat zij een heel goede samenwerking met externe partners hebben uitgebouwd die instaan voor de opvang van dak- en thuislozen. Meestal haalt men een samenwerking met het CAW of met een naburige gemeente aan. Zij voelen dan ook geen nood om zelf doorgangswoningen in te richten. Andere OCMW s wijzen op de budgettaire beperkingen van het bestuur en investeren meer in preventie en samenwerking met andere actoren. Enkelen gaven ook aan dat ze vroeger wel één of meer doorgangswoningen beheerden, maar dat deze door omstandigheden (vb eigenaar verhuurt pand niet meer) en toenmalige politieke keuzes momenteel niet over doorgangswoningen beschikken. Sommige van hen geven aan dat er wel degelijk nood is om meer opvangmogelijkheden te hebben. 3.6.1 Spreiding Misschien is het logisch te veronderstellen dat de aanwezigheid van andere opvangmogelijkheden de keuze van de OCMW s beïnvloedt in de beslissing om zelf al dan niet doorgangswoningen in te richten. Door hun historische ontwikkeling en de opeenvolgende fusies hebben veel CAW s een geconcentreerde werking in de centrumsteden. Dit valt vooral op in de spreiding en locaties van de opvangcentra die door het CAW worden uitgebaat. De minister laat opmerken dat een goede spreiding en programmatie van het aanbod van het algemeen welzijnswerk is uitgebleven en dat het uitbouwen van een basisaanbod in elke regio blijft achterna hinken. Er zijn nog heel wat blinde vlekken waar geen basisaanbod bestaat, zelfs niet in de vorm van een minimaal onthaal. Daarnaast zijn de bestaande overlappingen in het aanbod vaak nog niet weggewerkt (Kabinet van Vlaams minister van Welzijn, 2013). De ambulante 14 mei 2014-26/41