Opgave 1 Nieuw element Vwo Natuurkunde 1, I. Opgave 3

Vergelijkbare documenten
oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgaven en uitwerkingen vind je op Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur

TENTAMEN NATUURKUNDE

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2005-I

-0,20,0 0,5 1,0 1,5 0,4 0,2. v in m/s -0,4-0,6

Examen VWO. natuurkunde 1,2

Examen VWO. natuurkunde 1,2 (Project Moderne Natuurkunde)

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2005-I

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p

Deze toets bestaat uit 3 opgaven (34 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Mkv Magnetisme. Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar.

Eindexamen natuurkunde pilot vwo II

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

OOFDSTUK 8 9/1/2009. Deze toets bestaat uit 3 opgaven (31 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELUK ONDERWIJS IN 1979 , I. Dit examen bestaat uit 4 opgaven. " '"of) r.. I r. ',' t, J I i I.

Eindexamen natuurkunde vwo II

Elektro-magnetisme Q B Q A

Havo 5 oefen et

TENTAMEN NATUURKUNDE

Hoofdstuk 13 Magnetische velden. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Woensdag 21 mei, uur

natuurkunde vwo 2019-II

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 23 juni uur

We willen dat de magnetische inductie in het punt K gelijk aan rul zou worden. Daartoe moet men door de draad AB een stroom sturen die gelijk is aan

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-II

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo I

Eindexamen natuurkunde pilot vwo II

Samenvatting Natuurkunde Samenvatting 4 Hoofdstuk 4 Trillingen en cirkelbewegingen

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2004-II

Hoofdstuk 6: Elektromagnetisme

natuurkunde bezem vwo 2016-I

Examen VWO. tijdvak 1 vrijdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen)

Examen VWO. natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

natuurkunde vwo 2019-II

Opgave 1 Waterstofkernen

NATUURKUNDE. Bepaal de frequentie van deze toon. (En laat heel duidelijk in je berekening zien hoe je dat gedaan hebt, uiteraard!)

TENTAMEN NATUURKUNDE

Vraag Antwoord Scores. methode 1 Omdat de luchtweerstand verwaarloosd wordt, geldt: v( t) = gt. ( ) ( ) 2

Eindexamen vwo natuurkunde 2013-I

Hierin is λ de golflengte in m, v de golfsnelheid in m/s en T de trillingstijd in s.

Opgave 1 Onder de uitwijking verstaan we de verschuiving ten opzichte van de evenwichtsstand.

TENTAMEN NATUURKUNDE

Hoofdstuk 4 Trillingen en cirkelbewegingen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Eindexamen vwo natuurkunde I

Eindexamen havo natuurkunde II

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Hoofdstuk 4 Trillingen en cirkelbewegingen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

natuurkunde havo 2017-II

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2016 TOETS APRIL :15 12:15 uur

Examentraining Leerlingmateriaal

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Vrijdag 19 augustus, uur

Augustus blauw Fysica Vraag 1

Augustus geel Fysica Vraag 1

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2003-II

Eindexamen natuurkunde 1-2 compex vwo 2008-I

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Lees dit voorblad goed! Trek op alle blaadjes kantlijnen

m C Trillingen Harmonische trilling Wiskundig intermezzo

Voor de gewenste gegevens raadplege men het tabellenboekje. Gebruik van tabel I de kolom 'afgeronde waarde'.

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 1 dinsdag 14 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Gebruik het tabellenboekje.

Eindexamen natuurkunde compex vwo I

Natuurkunde. theorie. vwo. INKIJKEXEMPlAAR. WisMon examentrainer

Deze toets bestaat uit 3 opgaven (30 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Eindexamen havo natuurkunde pilot I

Vak: Elektromagnetisme ELK Docent: ir. P.den Ouden nov 2005

Naam: examennummer:.

Eindexamen natuurkunde pilot havo II

Uitwerking examen Natuurkunde1,2 HAVO 2007 (1 e tijdvak)

Vraag Antwoord Scores

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk Het magnetisch veld

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-II

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-I

Als de trapper in de stand van figuur 1 staat, oefent de voet de in figuur 2 aangegeven verticale kracht uit op het rechter pedaal.

Eindexamen vwo natuurkunde pilot 2014-II

Hierin is λ de golflengte in m, v de golfsnelheid in m/s en T de trillingstijd in s.

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2002-I

Hoofdstuk 12 Elektrische velden. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 23 juni uur

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2002-I

Eindexamen natuurkunde vwo I

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-I

Eindexamen natuurkunde 1-2 compex vwo I

1. Een karretje op een rail

Naam: Klas: Repetitie Golven VWO (versie A) Opgave 2 Leg uit wat het verschil is tussen een transversale golf en een longitudinale golf.

Juli blauw Vraag 1. Fysica

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1

natuurkunde vwo 2018-I

Oefenopgaven havo 5 et-4: Warmte en Magnetisme Doorgestreepte vraagnummers (Bijvoorbeeld opgave 2 vraag 7) zijn niet van toepassing.

Eindexamen havo natuurkunde pilot 2013-I

Eindexamen natuurkunde pilot vwo I

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden. Vraag 1

-Zoek de eventuele benodigde gegevens op in het tabellenboek. -De moeilijkere opgaven hebben een rood opgavenummer.

Practicum complexe stromen

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2002-I

Transcriptie:

Telkens is aangegeven als de examenopgaven zijn aangepast of uitgebreid. et 2 training vwo 5 2011 Opgave 1 Nieuw element Vwo Natuurkunde 1,2 2005-I. Opgave 3 Lees het artikel. Kernfysici zien nieuw element Russische onderzoekers hebben vermoedelijk het element met atoomnummer 114 geproduceerd. Al tientallen jaren proberen natuurkundigen met deeltjesversnellers kunstmatig zware kernen te maken. Zij schieten lichte kernen met hoge snelheid op zware kernen af in de hoop samensmelting tot stand te brengen. Bij het Russische onderzoek werden calcium-48-ionen geschoten op plutonium-244. Uit het radioactief verval van de gevormde atoomkern konden de onderzoekers afleiden dat bij deze botsing de isotoop met 175 neutronen van element 114 gevormd was. Het gevormde element zou een levensduur hebben van 30 seconde, buitengewoon lang voor zo n zware atoomkern. naar: NRC Handelsblad, 30-01-1999 In een ionenbron worden verschillende calciumionen van 7,96.10-26 kg (tekst iets aangepast voor vwo5) geproduceerd. Deze ionen worden gescheiden door ze eerst in een elektrisch veld te versnellen en daarna in een magnetisch veld af te buigen. In figuur 4 is schematisch de opstelling getekend met daarin de baan die een Ca 2+ -ion doorloopt. Binnen de linker rechthoek heerst een homogeen magnetisch veld B dat loodrecht op het vlak van tekening staat. 3p 13 Bepaal de richting van de magnetische inductie B. Teken daartoe eerst in figuur 4 in het punt S: de richting van de stroom. de richting van de lorentzkracht F L op de ionen. Het Ca 2+ -ion verlaat de ionenbron met een verwaarloosbare snelheid. De spanning tussen de platen P en Q is 2,40 kv. De afstand RT bedraagt 52,6 cm. 5p 14 Bereken de grootte van de magnetische inductie B. 1

Omdat het Ca 2+ -ion een zeer grote snelheid moet krijgen, wordt het vervolgens door een lineaire versneller geleid. Zo n versneller bestaat uit een aantal cilindervormige metalen buisjes, die zijn aangesloten op een wisselspanning. Zie figuur 5. De snelheid waarmee het Ca 2+ -ion uit de versneller komt, hangt samen met de amplitude en frequentie van de wisselspanning. Men wil deze snelheid verhogen. 4p 15 Beredeneer voor elk van de genoemde grootheden of de ingestelde waarde daartoe moet worden vergroot of verkleind. Opgave 2 Champignon Vwo Natuurkunde 1,2 2005-I Opgave 4. Bekijk de foto van figuur 6 en lees het onderschrift. Om een indruk te krijgen van het werkelijke verloop van de snelheid bij de parachutesprong van Hannes is een computermodel gemaakt. In dit model is de invloed van de luchtweerstand wél opgenomen. Voor de luchtweerstand is de formule gebruikt: F w = k Av² Hierin is: k een constante waarvan de waarde geschat wordt op 0,37 kg m -3 ; A de frontale oppervlakte van de parachutist inclusief parachute in m 2 ; v de snelheid in m s -1. De massa van Hannes mét parachute is 91 kg. Als de parachute nog niet is geopend, is de frontale oppervlakte 0,80 m 2. Na 13 opent Hannes zijn parachute. De parachute ontvouwt zich geleidelijk in een tijd van 3,8 s tot een frontale oppervlakte van 42,6 m 2. Het geleidelijk opengaan van de parachute betekent dat de frontale oppervlakte lineair in de tijd toeneemt. In figuur 1 staat (een gedeelte van) het computermodel met startwaarden. Voor de frontale oppervlakte is hierbij niet A maar Opp gebruikt. Op de plaatsen van de puntjes zijn een modelregel en een eventueel benodigde startwaarde weggelaten die het geleidelijk opengaan van de parachute nabootsen. In dit model verandert k niet tijdens het opengaan 2

Fig 1. 4p 20 Vul in figuur 1 de modelregel in en indien nodig een startwaarde en geef een toelichting bij je antwoord. Opgave 3 Klarinet Vwo Natuurkunde 1 2004-II Opgave 6. Een klarinet is een houten blaasinstrument. Zie figuur 9. Aan het mondstuk van de klarinet zit een zogeheten riet. Bij het aanblazen van de klarinet gaat dit riet trillen. Deze trilling brengt de luchtkolom in het middenstuk van de klarinet in een staande golfbeweging. In de klarinet zitten gaten. Door één of meer van deze gaten te sluiten, kunnen verschillende tonen worden gemaakt. Zo n toon is geen zuivere harmonische trilling, maar een samenstelling van meerdere harmonische trillingen: een trilling met de grondfrequentie en trillingen met veelvouden van deze grondfrequentie. Als alle gaten gesloten zijn, produceert de klarinet zijn laagste toon. Bij het open uiteinde (de beker) van de klarinet plaatst men een microfoon. In figuur 10 is het uitgangssignaal van de microfoon weergegeven als functie van de tijd bij de laagste toon van de klarinet. Bij deze meting was de temperatuur van de lucht in de klarinet 20 C. 3

3p 21 Bepaal de grondfrequentie van de laagste toon van de klarinet. De eerste boventoon van de laagste toon kan gemaakt worden door een bepaald gat te openen. Figuur 11 toont het uitgangssignaal van de microfoon bij deze boventoon. 3p 22 Leg uit of de kant van het riet opgevat kan worden als een gesloten of een open uiteinde. Op een andere dag worden dezelfde metingen herhaald. Nu blijkt dat de frequentie van de eerste boventoon van de klarinet 3 Hz lager is dan de frequentie die hoort bij figuur 11. 3p 23 Laat met behulp van een berekening zien of het verschil van 3 Hz het gevolg zou kunnen zijn van een eventueel temperatuurverschil tussen beide dagen. 4

Opgave 4 Een spoel in een magnetisch veld Natuurkunde Vwo 1990-II Opgave 1 Een spoel is opgehangen aan een veer. De spoel hangt voor een gedeelte in een homogeen magnetisch veld. De spoel is opgenomen in een elektrische schakeling. Zie figuur 1. De spoel KLMN is rechthoekig van vorm, heeft een hoogte van 10,0 cm, een breedte van 8,0 cm en heeft 200 windingen van koperdraad waarvan er twee getekend zijn in figuur 1. De afstand van de onderkant van de spoel tot de grens van het magnetische veld wordt y genoemd. Zie figuur 1. Als de spanningsbron nog niet is aangesloten, is y gelijk aan 5,0 cm. De spanningsbron wordt nu aangesloten, zodat de veer verder wordt uitgerekt doordat er een lorentzkracht werkt. De stroomsterkte in de spoel kan worden veranderd door de schuif van de schuifweerstand te verplaatsen. Bij een grotere stroomsterkte rekt de veer meer uit. Uit de toename van y kan de lorentzkracht worden bepaald. Het resultaat van de metingen is weergegeven in figuur 2. 5

2p 2 Leg uit hoe het magnetische veld in de spoel is gericht. 1p 3 Waar bevindt zich de noordpool? (Tekst aangepast) 4p 4 Bereken de grootte van de magnetische veldsterkte B. Vanaf een bepaalde waarde van de stroomsterkte in de spoel blijkt de uitrekking van de veer niet verder toe te nemen bij een toename van de stroomsterkte. 2p 5 Leg uit hoe groot y dan is. De spanningsbron en de schuifweerstand met de toevoerdraden tot aan P en Q worden verwijderd en vervangen door een stroommeter (Tekst aangepast). Men trekt de spoel 4,0 cm uit de evenwichtsstand omlaag en laat die dan los. De spoel gaat dan harmonisch trillen. Daardoor verandert de door elke winding omvatte magnetische flux Φ. Het verloop van Φ door één winding is in figuur 3 weergegeven als functie van de tijd. De veer heeft een veerconstante van 240 N m -1. De spoel is om een blokje gewikkeld. 3p 6 Bepaal de totale massa van het blokje met de spoel. 3p 7 Bepaal de maximale waarde van de spanning die tussen P en Q ontstaat. Maak gebruik van figuur 3. De spoel beweegt omlaag het magnetisch veld in. De veldlijnen komen het papier uit 2p 8 Bepaal de richting van de inductiestroom. (Vraag veranderd) 2p 9 Leg uit welk van de punten (P of Q) op dat moment de +pool is. (Vraag veranderd) -------------------------------------------------- Einde opgaven -------------------------------------------------- 6

Uitwerkingen ----------------------------------------------------------------------------------------------- Opgave 1 Nieuw element Vwo Natuurkunde 1,2 2005-I. Opgave 3 13. Neem bijvoorbeeld punt S: I is omlaag gericht en F L naar rechts dus B is het papier in gericht. 14. Bij het versnellen geldt: q V = ½mv 2 Vul in: Lading Ca 2+ is q = 2e, e = 2. 1,6.10-19 C, V = 2,40.10 3 V, m = 7,96.10-26 kg. Uitkomst: v = 1,390.10 5 m/s Bij het afbuigen in een magnetisch veld geldt: F L = F mpz Bqv = mv 2 /r B = mv/(qr) Alles in vullen (r = 0,525m/2) en je vindt B = 0,131 T 15. 1. Voor een grotere snelheid v is een grotere versnelspanning nodig, dat zie je aan q V = ½mv 2 2. Bij een grotere snelheid doorlopen de ionen elk buisje in een kortere tijd. De frequentie van de versnelspanning moet dus groter worden. Opgave 2 Champignon Vwo Natuurkunde 1,2 2005-I Opgave 4. 20. Manier 1: 1. Modelregel aanvullen op stippellijn: Opp = Opp + dopp 2. Startwaarde toevoegen: dopp = 1,1 Toelichting: Stapgrootte dt = 0,1 s dus 3,8 s = 38 stappen. In 38 stappen neemt Opp toe van 0,8 tot 42,6, dat is 41,8 (m 2 ) dopp = 41,8/38 = 1,1 Manier 2: Alleen op de stippellijn het functievoorschrift invullen: Opp = 0,8 + 11*(t-13) Toelichting: Op t = 13 is Opp = 0,8. Vanaf t = 13 neemt de Opp vanaf 0,8 lineair toe met 41,8 dat is dus 41,8/3,8 = 11 (m 2 /s) Dus de steilheid of rc van de functie is 11 Opgave 3 Klarinet Vwo Natuurkunde 1 2004-II Opgave 6. 21. Aflezen dat 7.T = 0,048 dus T = 0,048/7 = 0,006857 s (met een marge van 0,1.10-3 s) f = 1/T = 146 Hz 22. 1. In fig. 11 is 22T = 0,05 s dus T =0,05/22 = 0,00227 s en f = 1/T = 440 Hz f van de eerste boventoon is dus 440/146 = 3 keer zo groot als van de grondtoon. 2. Bij een luchtkolom met één open einde (en één gesloten einde) geldt volgens BINAS voor de lengte van de luchtkolom: l = (2n-1).¼λ Voor de grondtoon (n=1) geldt: l = ¼λ en voor de eerste boventoon (n=2) l = ¾λ Van de eerste boventoon is λ dus 3 maal kleiner dus f is 3 maal groter. Conclusie: De rietkant van de klarinet is een gesloten einde (en de beker een open einde) 23. 1. Bij 23 C= 293 K is de geluidsnelheid 343 m/s (BINAS). Dan is f = 440 Hz (zie 22) Nu is f 3 Hz minder dus 437 Hz. v = f/ λ (λ blijft hetzelfde want l verandert niet). f wordt 437/440 = 0,993 maal groter dus v wordt 0,993 maal groter, dat is 343. 0,993 = 340,7 m/s 2. Uit BINAS blijkt dat een verschil in enkele graden een verschil van enkel m/s in de geluidsnelheid veroorzaakt. 3. Conclusie: Het verschil van 3 Hz kan veroorzaakt worden door een temperatuurverschil van enkele graden 7

Opgave 4 Een spoel in een magnetisch veld Natuurkunde Vwo 1990-II Opgave 1 2. I loopt van Q linksom door de spoel naar P. Richtingsregel (rechtervuist): Veldlijnen in de spoel het papier uit. 3. De veldlijnen IN de spoel lopen van Z naar N dus de noordpool ligt voor de spoel, buiten het papier. 4. F L = N. BIL want er zijn N windingen. Grootste waarde aflezen in de grfaiek van F L en I! 4,0 = 200. B. 1,0. 0,08 dus B = 0,25 T 5. De spoel bevindt zich dan geheel in het magnetisch veld. De lorentzkracht op de onderzijde KN is dan evengroot (en tegengesteld aan) de lorentzkracht op bovenzijde LM. Dat is bij y max = MN = 10,0 cm 6. Trillende massa aan een veer dus T = 2π m/c - Aflezen: 2T = 0,48 s dus T = 0,24 s - C = 240 N/m - Invullen in T = 2π m/c Uitkomst m = 0,35 kg 7. U ind gevraagd en Ф-t grafiek gegeven. BINAS: U ind = N. Ф/ t U ind = N. Ф/ t = N. rc Raaklijn tekenen in het steilste punt en de rc bepalen: 0,0020/(0,23 0,13) = 0,020 Wb/s U ind = N. rc = 200. 0,020 = 4,0 V 8. De veldlijnen komen het papier uit. De flux in de spoel neemt toe dus er ontstaat een tegenflux het papier in. (De inductiestroom wekt deze tegenflux op dus) I ind is rechtsom (P>N>M>L>K>Q) 9. (In de spanningsbron loopt de stroom van pool naar +pool en) buiten de spanningsbron van +pool naar pool. K (of Q) is dus de +pool (en N (of P) de pool) --------------------------------------------- Einde uitwerkingen --------------------------------------------- 8