Praatrondeboek, week A ma di wo do vr s f o m n a d m j j Domein mens: sociale cognitie: bewust zijn van jezelf: weten wat je voelt, denkt en doet (zelfkennis) 01 De leerlingen kunnen eigen gevoelens herkennen en uitdrukken. 02 De leerlingen kunnen de eigen gevoelens benoemen. 03 De leerlingen kunnen de eigen gevoelens erkennen. 04 De leerlingen ervaren en kunnen verwoorden dat hun gevoelens en gedachten beïnvloed worden door de contet. 21 De leerlingen herkennen en benoemen het gevoel van behagen en onbehagen. Krantenartikel: arbeid, beroepen, werk, werkomstandigheden, staking (min. 1/5 vd. weekartikels) Domein maatschappij: sociaal-economische verschijnselen: arbeid en beroepen 01 De leerlingen kunnen beroepen en bezigheden van bekende volwassenen op een eenvoudige wijze beschrijven. 05 De leerlingen kunnen aangeven dat er gevaarlijke en ongezonde beroepen bestaan. 06 De leerlingen kunnen aantonen dat sommige beroepen meer inspanningen (geestelijke/lichamelijke) vergen. 07 De leerlingen kunnen illustreren hoe door technologische ontwikkelingen en veranderde behoeften de arbeidsmarkt en situatie verandert. 08 De leerlingen kunnen illustreren dat gelijkaardig werk niet overal, noch voor iedereen, op dezelfde wijze verloond wordt. 09 De leerlingen kunnen illustreren dat verschillende vormen van arbeid verschillend gewaardeerd worden. 10 De leerlingen kunnen illustreren dat verschillende vormen van arbeid verschillend toegankelijk zijn voor mannen en vrouwen. 11 De leerlingen kunnen respect tonen voor verschillende vormen van arbeid. 04 De leerlingen kunnen de invloed van de geschiedenis op een actuele toestand illustreren.
Praatrondeboek, week B ma di wo do vr s f o m n a d m j j Domein mens: sociale cognitie: bewust zijn van jezelf: weten wat je voelt, denkt en doet (zelfkennis) 05 De leerlingen kunnen aan een volwassene vertellen hoe ze zich voelen in een recent gebeurde situatie. 06 De leerlingen drukken in een niet-conflictgeladen situatie eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit. 07 De leerlingen kunnen verwoorden dat hun gedrag beïnvloed wordt door de contet. 08 De leerlingen kunnen op basis van concrete ervaringen beschrijven wat ze zélf kunnen. 22 De leerlingen respecteren beperkingen en mogelijkheden van anderen. Krantenartikel: geld, baken, fraude, overval, markt, beurs (min. 1/5 vd. weekartikels) Domein maatschappij: sociaal-economische verschijnselen: geld 15 De leerlingen kunnen een bankkaart, een overschrijving, online bankieren als betaalmiddel herkennen. 16 De leerlingen kunnen verwoorden dat ze in bepaalde situaties iets kunnen verwerven door nu te lenen en later terug te betalen met intrest. 17 De leerlingen kunnen met een zelfgekozen voorbeeld illustreren hoe de prijs van een product tot stand komt, rekening houdend met: winst, vraag/aanbod en de productiekosten. Krantenartikel: armoede, derde wereld, vierde wereld, honger (min. 1/5 vd. weekartikels) Domein maatschappij: sociaal-economische verschijnselen: rijk en arm 23 De leerlingen kunnen vaststellen dat de rijkdom ongelijk verdeeld is. 24 De leerlingen kunnen vertellen dat ons land tot de rijkste landen in de wereld behoort. 25 De leerlingen kunnen illustreren dat welvaart zowel over de verschillende landen in de wereld als in België ongelijk verdeeld is. 04 De leerlingen kunnen de invloed van de geschiedenis op een actuele toestand illustreren.
Praatrondeboek, week C ma di wo do vr s f o m n a d m j j Domein mens: sociale cognitie: jezelf in gevoelens, gedachten, bedoelingen van anderen verplaatsen en rek. mee h. 09 De leerlingen kunnen de gevoelens bij anderen herkennen en benoemen. 10 De leerlingen kunnen de gevoelens bij anderen erkennen. 11 De leerlingen ervaren en kunnen verwoorden dat de gevoelens en de gedachten van anderen beïnvloed worden door de contet. 12 De leerlingen kunnen gevoelsuitdrukkingen, gedachten en bedoelingen van de andere(n) via (lichaams)taal herkennen en benoemen. 23 De leerlingen kunnen aan de hand van eigen ervaringen de samenhang illustreren tussen fysisch en psychisch welbevinden. Krantenartikel: ramp, ongeval, brand, belastingen, dienst naar bevolking (min. 1/5 vd. weekartikels) Domein maatschappij: sociaal-economische verschijnselen: diensten 18 De leerlingen kunnen belangrijke diensten in een stad/gemeente (politie, brandweer ) benoemen. 19 De leerlingen kunnen aangeven dat er in een stad/gemeente plaatsen zijn waar diensten verstrekt worden en waar ze informatie kunnen krijgen. 20 De leerlingen kunnen aangeven dat er collectieve voorzieningen zijn waarvoor de overheid geheel of gedeeltelijk zorgt (wegennet, openbaar vervoer, onderwijs ) 21 De leerlingen kunnen duiden dat gemeentelijke diensten en collectieve voorzieningen met belastingsgelden en sociale bijdragen betaald worden. 22 De leerlingen kunnen met een zelfgekozen voorbeeld het nut en het belang aangeven van een collectieve voorziening, waarvoor de overheid geheel of gedeeltelijk zorg draagt. 04 De leerlingen kunnen de invloed van de geschiedenis op een actuele toestand illustreren.
Praatrondeboek, week D ma di wo do vr s f o m n a d m j j Domein mens: sociale cognitie: jezelf in gevoelens, gedachten, bedoelingen van anderen verplaatsen en rek. mee h. 13 De leerlingen kunnen zich inleven in en meeleven met gevoelens van anderen. 14 De leerlingen kunnen gelijkenissen, verschillen in gedachten, bedoelingen, gevoelens tussen zz. en de andere herkennen en benoemen. 15 De leerlingen kunnen een situatie, een handeling vanuit verschillende gezichtspunten bekijken en beoordelen. 16 De leerlingen kunnen verwoorden dat het beeld dat je van een ander hebt, kan veranderen. Krantenartikel: armoede, derde wereld, vierde wereld, honger (min. 1/5 vd. weekartikels) Domein maatschappij: sociaal-economische verschijnselen: rijk en arm 23 De leerlingen kunnen vaststellen dat de rijkdom ongelijk verdeeld is. 24 De leerlingen kunnen vertellen dat ons land tot de rijkste landen in de wereld behoort. 25 De leerlingen kunnen illustreren dat welvaart zowel over de verschillende landen in de wereld als in België ongelijk verdeeld is. Krantenartikel: reclame, promotie, gekleurd nieuws, propaganda (min. 1/5 vd. weekartikels) Domein maatschappij: sociaal-economische verschijnselen: reclame 26 De leerlingen kunnen reclame herkennen als informatiebron om de verkoop te stimuleren en weten dat het ons soms aanzet tot het kopen van dingen die we niet steeds nodig hebben. 27 De leerlingen kunnen verwoorden dat reclame in het straatbeeld en in de media een vaste plaats verworven heeft. 28 De leerlingen kunnen aantonen dat hun gedrag door de reclame en de media beïnvloed wordt. 29 De leerlingen kunnen aangeven dat reclamemakers middelen gebruiken om producten aantrekkelijk voor te stellen. 04 De leerlingen kunnen de invloed van de geschiedenis op een actuele toestand illustreren.
Praatrondeboek, dagelijkse regelronde ma di wo do vr s f o m n a d m j j Domein tijd: dagelijkse tijd: ervaren en structureren 10 De leerlingen kunnen binnen het weekverloop vooruit- en terugblikken op elementen uit de actualiteit. Domein tijd: dagelijkse tijd: inschatten en meten 18 De leerlingen kunnen de tijd inschatten die men nodig heeft voor een bekende bezigheid. 19 De leerlingen kunnen vanuit hun ervaring de duur verwoorden: van een week, een werkweek, een weekend, een verlengd weekend; van elk van de maanden, van elk van de seizoenen; van een trimester, van een schooljaar, van een kalenderjaar. 21 De leerlingen kunnen met allerlei instrumenten de tijdsduur van verschillende activiteiten meten en vergelijken. 22 De leerlingen kunnen op hun niveau verschillende kalenders gebruiken om de tijd tussen twee gebeurtenissen te bepalen. Domein tijd: dagelijkse tijd: plannen 28 De leerlingen kunnen in groep een taakverdeling en planning in de tijd opmaken. 29 De leerlingen kunnen hun schoolagenda gebruiken als planningsinstrument. Domein maatschappij: sociaal-economische verschijnselen: vrije tijd De leerlingen kunnen vertellen wat ze onder vrije tijd verstaan en wat ze in hun vrije tijd doen. De leerlingen kunnen een ruim aanbod aan actieve en passieve vrijetijdsbesteding van elkaar onderscheiden door ze onder begeleiding te onderzoeken, te beoordelen en bij te sturen. De leerlingen kunnen zelfstandig hun vrijetijdsbesteding onderzoeken, beoordelen en bijsturen.