Boer in Beeld Ontwikkelingsdoelen voor type 1

Transcriptie

1 Boer in Beeld Deze onderstaande ontwikkelingsdoelen gelden voor alle thema s. De meer specifieke ontwikkelingsdoelen per thema vind je onder de naam van het thema. Algemene ontwikkelingsdoelen. 2 Varkens in beeld 4 Dieren op de boerderij 5 Het leven van de boer. 6 Onder glas.7 1

2 Boer in Beeld: algemeen 1) Natuur 3. De leerling kan in een beperkte verzameling van mensen, dieren en planten gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden. 5. De leerling kan bij organismen kenmerken aangeven waaruit hun aangepastheid blijkt aan hun voeding, aan bescherming tegen vijanden en aan omgevingsinvloeden. 7. De leerling kan illustreren dat de mens de aanwezigheid van planten en dieren in zijn omgeving beïnvloedt. 8. De leerling kan de wet van eten en gegeten worden illustreren aan de hand van een voedselketen. 10. De leerling geeft in verband met groei en ontwikkeling getuigenis van het inzicht dat een levend wezen vanaf het prille begin ontwikkelt en uiteindelijk (af)sterft. 37. De leerling beseft dat het nemen van voorzorgen de kans op besmettelijke ziekten, parasieten of schimmels vermindert of uitsluit. 4) Tijd 130. De leerling toont belangstelling voor het verleden, heden en de toekomst, hier en elders. 6) Bronnengebruik 167. De leerling hanteert met behulp van een volwassene, eenvoudige bronnen om meer te weten te komen over de natuur, het dagelijkse leven van mensen in eigen streek, eigen land en elders op de wereld De leerling kan op zijn niveau verschillende informatiebronnen raadplegen. Nederlands: 1) Luisteren 4. De leerling begrijpt het verhaal. 5. De leerling begrijpt oorzaak en gevolg in het verhaal. 6. De leerling begrijpt hoofd- en bijzaken in een verhaal. 8. De leerling begrijpt argumenten in een discussie. 14. De leerling toont een adequate luisterbereidheid. 15. De leerling reageert gepast op wat hij hoort. 19. De leerling begrijpt woorden in situaties binnen zijn leefwereld 20. De leerling begrijpt de betekenis van woorden die naar iets concreets verwijzen. 2) Spreken 34. De leerling vertelt een verhaal na. 38. De leerling verwoordt zijn mening. 41. De leerling heeft spreekdurf. 3) Lezen 52. De leerling begrijpt een geschreven tekst. 53. De leerling kan informatie achterhalen uit tekst, ze beoordelen en functioneel gebruiken. 55. De leerling raadpleegt bronnen en haalt er informatie uit. 2

3 Sociale vaardigheden: 2) Sociale vaardigheden en competentie 37. De leerling verwoord een eigen mening. 38. De leerling neemt het woord in een groepsgesprek. 45. De leerling laat op passende wijze afkeuring blijken bij onrechtvaardige situaties. 3

4 Boer in Beeld: Varkens in beeld 1) Natuur 9. De leerling geeft in verband met voortplanting van mensen en dieren, getuigenis van het inzicht dat: - een levend wezen steeds voorkomt uit een andere levend wezen van dezelfde soort. - de geboorte wordt voorafgegaan door een periode van gedragen worden door de moeder of door de ontwikkeling van het jong in een ei. - de geboorte het verlaten van het moederlichaam of van het ei betekent. 10. De leerling geeft in verband met groei en ontwikkeling getuigenis van het inzicht dat een levend wezen vanaf het prille begin ontwikkelt en uiteindelijk (af)sterft. 2) Technologie 72. De leerling brengt waardering op voor eenvoudige, inventieve technieken en voor esthetische aspecten van technische constructies en voorwerpen. 3) Maatschappij 77. De leerling geeft aan dat vakmanschap nodig is voor het uitoefenen van een beroep en dat vakmanschap scholing veronderstelt. 4

5 Boer in Beeld: Dieren op de boerderij 1) Natuur 1. De leerling onderscheidt, benoemt en vergelijkt delen van mensen, planten en dieren. 2. De leerling ordent mensen, dieren en planten aan de hand van eenvoudige zelfgevonden criteria. 13. De leerling geeft bij zichzelf aan welk lichaamsdeel instaat voor het horen, zien, ruiken, proeven en voelen. 46. De leerling geeft aan welke dieren wel en welke dieren niet als huisdier gehouden worden. 4) Tijd 130. De leerling toont belangstelling voor het verleden, heden en de toekomst, hier en elders. 5

6 Boer in Beeld: Het leven van de boer 3) Maatschappij 74. De leerling beschrijft beroepen. 76. De leerling ziet in dat een beroep als bezoldigde bezigheid een belangrijke plaats inneemt in het leven van een volwassene. 4) Tijd 117. De leerling begrijpt en gebruikt de begrippen gisteren, morgen, vandaag, dag en nacht De leerling kan aan de hand van een voorbeeld illustreren dat een actuele toestand, die voor kinderen herkenbaar is, en die door de geschiedenis beïnvloed werd, vroeger anders was en in de loop der tijden evolueert. 6

7 Boer in Beeld: Onder glas 1) Niet-levende natuur 24. De leerling noteert systematisch observaties van zaaiproeven. 27. De leerling experimenteert en exploreert de aanpak om meer te weten te komen over de natuur. 28. De leerling toetst eigen ideeën en veronderstellingen i.v.m. licht, geluid, magnetisme, energie of factoren die de groei van planten beïnvloeden op een eenvoudige wijze. 2) Technologie 57. De leerling kent als bronnen van energie: spierkracht, de zon, de wind, water, brandstoffen hout, steenkool, aardolie, en aardgas en atoomkernen. 72. De leerling brengt waardering op voor eenvoudige, inventieve technieken en voor esthetische aspecten van technische constructies en voorwerpen. 3) Maatschappij 78. De leerling illustreert hoe door technologische ontwikkeling en veranderde behoeften de arbeidsmarkt en situatie verandert. 80. De leerling kan illustreren dat verschillende vormen van arbeid verschillend toegankelijk zijn voor mannen en vrouwen en verschillend gewaardeerd worden. 86. De leerling houdt als consument met relevante criteria voor de aankoop van een product. 5) Ruimte 152. De leerling verwoordt verschillen in landschappen en omgeving. 7