Mevrouw Marleen Evenepoel Administrateur-generaal Agentschap voor Natuur en Bos Koning Albert-II-laan 20 1000 Brussel Datum 4 februari 2014 Uw referentie Onze referentie BL-AVES/ENR/E182uit04/13-09976 02/L10/2014/137 Betreft Adviesvraag vierde uitbreiding van het erkend natuurreservaat E- 182 Vallei van de Herk, Haspengouw te Borgloon, Heers en Sint- Truiden (provincie Limburg) Mevrouw de administrateur-generaal, Op 20 november 2013 ontving de Minaraad de adviesvraag betreffende het erkend natuurreservaat Vallei van de Herk, Haspengouw te Borgloon, Heers en Sint-Truiden (provincie Limburg). Het advies diende binnen een termijn van 60 kalenderdagen na ontvangst van het dossier te worden overgemaakt aan het Agentschap voor Natuur en Bos. De Minaraad besliste om geen advies uit te brengen over dit concreet dossier, in lijn met het unaniem advies van de Minaraad 2012 77 van 25 oktober 2012, naar aanleiding van de evaluatie van de instrumenten van natuur- en bosbeleid in functie van instandhoudingsdoelstellingen (par. 49, alinea 2): In erkenningsprocedures moet er afgestapt worden van de adviseringsplichten van de Minaraad die zich als strategische, gewestelijke adviesraad niet echt geplaatst acht om advies te verlenen bij concrete, lokale erkenningsdossiers. De Minaraad wees in bovenstaand advies op het belang van de reservaten als instrumenten, prioritair geschikt voor habitats die een gespecialiseerd en actief beheer over de langere termijn vereisen, met aan natuur verbonden publieke diensten als hoofdfunctie. In datzelfde advies bracht de Minaraad echter ook enkele fundamentele verbeterpunten omtrent de erkenning van natuurreservaten onder de aandacht. De partners in de Minaraad wensen opnieuw enkele van deze punten te benadrukken naar aanleiding van de adviesvraag. 1
De Minaraad vraagt vooreerst een onderbouwde en adequate omschrijving van het visiegebied en de uitbreidingszone van het natuurreservaat in kwestie. Zij vraagt ook een transparante regelgeving omtrent de aan de uitbreidingszone verbonden proceduremogelijkheden zoals de uitoefening van het voorkooprecht, zodat de publiekrechtelijke implicaties van de erkenning van het betrokken natuurreservaat voor de naburen kenbaar en begrijpelijk zouden zijn (zie ook advies 2012 77, par. 35). De Minaraad wijst er overigens op dat er momenteel geen geactiveerde afstemmings- of overlegprocedure bestaat met het oog op goed nabuurschap en wat betreft, respectievelijk, afbakening, beheer en visie, en acht het zinvol om daaromtrent een lokale toetsing in te voeren. Zij zal naar aanleiding van de adviesvraag geïntegreerd beheerplan hierover een afzonderlijk advies opmaken. De Minaraad benadrukt bovendien, in navolging van datzelfde advies 2012 77, het belang van wettelijk verankerde procedures die een correcte opmaak van beheerplannen en een adequate adviesverlening garanderen met het oog op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen. De Minaraad wijst ook op het belang van afstemming tussen de overheid en de relevante doelgroepen wat betreft de door hen te ondernemen instandhoudingsmaatregelen in het gebied. Hier ligt volgens de Minaraad een kerntaak van het Managementplan Natura 2000 (zie advies 2012 77, par.16 e.v.). De partners in de Minaraad zijn van mening dat er in de tussentijd een belangrijke taak weggelegd is voor de terreinbeherende verenigingen en het ANB om de beheerplannen van reservaten ook nu reeds zo goed mogelijk af te stemmen op de gekende instandhoudingsdoelstellingen in lijn met art. 34 en art. 36ter van het Natuurdecreet. De partners in de Minaraad merken op dat geen enkel van de ter erkenning aangevraagde percelen in habitat- of vogelrichtlijngebied liggen. De partners in de Minaraad vinden bovenstaande punten relevant voor het behalen van enkele belangrijke beleidsdoelen, zoals de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen, en pleiten ervoor om voor deze punten een oplossing te bieden in lijn met de eerder gegeven adviezen van de Minaraad. Verder wensen de partners in de Minaraad volgende opmerkingen naar voor te brengen. Boerenbond vraagt omzichtig om te springen met de voorgestelde wijziging aan het visiegebied, rekening houdend met de voorgestelde aanpassingen aan het Natuurdecreet. Boerenbond vraagt dan ook om in deze fase al rekening te houden met het principe van zuinig ruimtegebruik, de bijdrage aan de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen en de soortenbeschermingsprogramma s. 2
Omdat de ingediende dossiers opgesteld werden conform de huidige wetgeving, lijkt het Natuurpunt logisch dat ze getoetst worden aan de huidige en momenteel nog steeds geldende wetgeving en niet aan toekomstige aanpassingen van het Natuurdecreet. Landelijk Vlaanderen merkt dat het dossier geen informatie bevat over het akkoord van de eigenaars en gebruikers van de te erkennen percelen hoewel dit volgens art. 10, 2 van het Reservatenbesluit verplicht is. Volgens art. 10, 4 is het dossier niet volledig en kan het niet verder behandeld worden. De huurrechten zijn niet duidelijk, de termijnen onzeker, er zijn concessies van de spoorwegen aan de provincie en er is geen zicht op het akkoord van de eigenaar (met geldige beslissing van de instantie) die in dit geval nog de spoorwegen zou kunnen zijn over een aanvraag voor erkenning als reservaat met specifiek statuut en niet enkel als te beheren natuurgebied. Het lijkt ook dat de percelen van de provincie enkel tot 1 januari 2014 in gebruik zijn gegeven. Deze termijn is dus voorbij volgens het dossier dat de administratieve weg behandelt. Natuurpunt merkt op dat de huurovereenkomst voor de percelen van de provincie intussen verlengd is van 1 januari 2014 tot 31 december 2040. Daarenboven huurt Natuurpunt de oude spoorwegberm van de provincie Limburg. In deze overeenkomst staat vermeld dat deze percelen beheerd moeten worden als natuurgebied. Dit lijkt ons voldoende. Deze overeenkomst loopt ook van 1 september 1993 tot 31 december 2043. De erkenning van deze percelen worden immers behandeld in een vorig dossier en zijn reeds erkend. Natuurpunt is van mening dat er dus geen advies kan gegeven worden over reeds erkende percelen. Landelijk Vlaanderen en Boerenbond merken op dat een erkenning wordt gevraagd voor een mozaïek van kleine van elkaar ver afgelegen versnipperde percelen van soms een paar aren, verkregen na een bevoorrechte toebedeling in een ruilverkaveling, waarbij andere potentiële beheerders geen kans kregen, hoewel de percelen ingesloten waren in hun eigen beheergebied. Die perceeltjes worden ter erkenning voorgelegd met telkens uitgestrekte visiegebieden en uitbreidingszones van boven de honderd ha, die overlappen met reeds beheerde terreinen. De visie van een buur die snippers beheert met voorkooprechten op grotere beheerde private gebieden, legt daar een hypotheek op het privé-beheer. De toelichting in het dossier over de bepaling van de visiegebieden laat duidelijk de intenties zien. Ze zijn niet afgebakend in het kader van het opstellen van een beheerplan zoals hoort, maar richten zich enkel tot planologische natuurgebieden waarbij door de koppeling met uitbreidingszones, het voorkooprecht zal kunnen 3
uitgeoefend worden op nog veel grotere gebieden, met de bedoeling zoveel mogelijk gronden te bemachtigen. De wetgeving stelt dat de uitbreidingszones facultatief zijn en bepaalt niet dat zij in het visiegebied moeten gelegen zijn en legt zelfs geen verband tussen een decretaal figuur en een figuur uit een besluit. In het voorliggend dossier zijn de uitbreidingszones zelfs groter en met perimeters op basis van straten afgebakend met grote onduidelijkheid. Ze dekken parkgebieden en een ankerplaats/erfgoedlandschap, waar de beheersvrijheid voor een reservaat beperkt is aan de hand van de criteria. Het Reservatenbesluit bepaalt wat een visiegebied is: een logisch en samenhangend geheel waarvoor een globaal streefbeeld wordt uitgewerkt waarbinnen het beheer van ter erkenning voorgedragen percelen wordt gekaderd. Er wordt niet gezegd dat er maar een beheerder mag tussenkomen. Nochtans heeft de interne handleiding van het ANB een koppeling gemaakt, die geen rechtsgrond heeft, met de interpretatie dat de uitbreidingszone de groene en gelijkaardige gebieden zijn, gelegen binnen het visiegebied, dat een logisch geheel vormt. Met die interpretatie kan de erfdienstbaarheid, opgelegd door het voorkooprecht, het bestaand beheer te niet doen. Deze handleiding wijst terecht specifiek op afstemming met het bestaand beheer in de omgeving. Dit is niet gebeurd. Twee toonaangevende landgoederen liggen midden in die uitbreidingszone en zijn gekend voor hun duurzaam beheer, hebben van bij de aanvang bosbeheerplannen opgesteld en zijn nu bezig met het uitwerken van geïntegreerde beheerplannen, onder andere op die percelen van de aangevraagde visie- en uitbreidingsgebieden. De configuratie van de te erkennen percelen klopt niet met de ernstige criteria voor reservaaterkenning. Het betreft versnipperde perceeltjes, eigenlijk een aantal kleine reservaten voor een onduidelijke reden als één reservaat beschouwd en o.a. een aantal hoogstamboomgaarden die midden in een (landschappelijk) agrarisch gebied liggen, waar actief aan landbouw wordt gedaan. De meeste betrokken percelen liggen noch in VEN noch in SBZ. Al mogen zij als stapsteen dienen en een natuurbestemming krijgen, zij voldoen niet aan criteria voor reservaaterkenning. Als gesteld wordt dat het dossier bij de huidige wetgeving moet getoetst worden is dit zeer eng bekeken. De voorzorgregel wil dat er rekening wordt gehouden met evoluties, des te meer dat de Minister volgens het vigerend Reservatenbesluit een brede evaluatiebevoegdheid heeft. Zuinig gebruik van de gronden moet beoogd worden 4
en de bestaande reservaten zullen toch in een periode van vier jaar geëvalueerd worden. Het ontwerp vernieuwd Natuurdecreet voorziet criteria met minimale aaneengesloten gebieden en natuurwaarden met vier leden, waaraan in dit geval zeker geen voldoening wordt gegeven en waarbij dan op de beslissing zal moeten teruggekomen worden met alle schade van dien. De huidige wetgeving bepaalt ook dat de Minaraad een advies over het dossier moet geven. Er werd met de verschillende partijen al gekeken naar de toekomstige regelgeving en het advies werd vervangen door een brief zoals de hier voorliggende. Misschien moet men terug naar een adviesprocedure gaan. Natuurpunt stelt dat de percelen een natuurbestemming kregen in de Ruilverkaveling van Grootloon. In deze Ruilverkaveling vormen deze percelen duidelijke een stapstenen in het agrarische landschap van Borgloon. Landelijk Vlaanderen merkt dat in het dossier gesteld is dat bij kapping van bos er geen compensatie nodig is als de kapping voor IHD redenen gebeurt. Er moet opgemerkt worden dat de S-IHD nog niet definitief zijn vastgesteld en zeker niet de IHD per perceel, die na het bepalen van zoekzones bij management plannen zullen gekend zijn. Het is dus voorbarig om nu uitspraken te maken over al dan niet compensaties voor nog niet gekende gegevens. Ondertussen blijven de compensaties bij ontbossingen dus verplicht en kan het voorliggend dossier niet goedgekeurd worden. De Hubertus Vereniging Vlaanderen (HVV) betreurt het gebrek aan terugkoppeling naar erkende Uitgebreide Wildbeheerplannen van naburige WBE s en het feit dat het dossier uitsluitend bestrijding voorziet om schade te beperken, wat geen mogelijkheid biedt tot duurzaam recreatief medegebruik noch tot een op schadepreventie gericht faunabeheer. Hoogachtend, Lieze Cloots Voorzitter Minaraad 5