Deze basisstof vervangt de basisstof in je hand- en werkboek. 6. Chromosomen Deze vervangende basisstof gaat over de invloed die erfelijkheid kan hebben op je leven. Je denkt in de opdrachten na over je toekomst. Je denkt ook alvast na over moeilijke keuzes waar je misschien zelf later mee te maken krijgt. DOLGELUKKIG! Sandrina en Ed zijn dolgelukkig want Sandrina is voor de derde keer zwanger (zie afbeelding 1). Zojuist hebben ze hun kinderen verteld dat er nog een baby op komst is. Ed is druk bezig om de babykamer in mooie kleuren te verven. Samen met de kinderen heeft hij een vrolijk behang met kabouters uitgezocht. Afb. 1 Sandrina en Ed. OPDRACHT 1 De opdrachten in deze basisstof doe je met twee klasgenoten. Bespreek met z n drieën of je later kinderen wilt, en zo ja: hoeveel kinderen? Hieronder zie je een schema. Noteer in het schema of je later wel of geen kinderen wilt. Kies uit: wel geen. Als je wel hebt ingevuld: hoeveel kinderen zou je later willen? Naam leerling Wel of geen kinderen? Aantal kinderen? 1 Malmberg s-hertogenbosch
OPDRACHT 2 Stel dat je later kinderen wilt. Je kunt dan op verschillende manieren gaan wonen: getrouwd met je partner; samenwonend met je partner; met je partner, maar beiden in een eigen huis (een latrelatie); zonder partner (alleenstaand). Deze manieren van wonen heten ook wel samenlevingsvormen. Hieronder zie je een schema. Verzin met je groepje een voordeel van elke samenlevingsvorm. Noteer het voordeel in het schema. Verzin met je groepje een nadeel van elk van de vier samenlevingsvormen. Noteer het nadeel ook in het schema. Getrouwd Voordeel Nadeel Samenwonend Latrelatie Alleenstaand OPDRACHT 3 Welke van de samenlevingsvormen uit opdracht 2 zou jij later kiezen? Noteer je keuze in de tabel. Geef een reden waarom jij deze manier van wonen kiest. Naam leerling Samenlevingsvorm Ik kies dit, omdat 2 Malmberg s-hertogenbosch
VRUCHTWATERPUNCTIE Sandrina gaat regelmatig naar een verloskundige. De verloskundige bekijkt of moeder en kind gezond zijn. De verloskundige vertelt Sandrina dat ze een grotere kans heeft op een kind met een afwijking, want Sandrina is al 39 jaar. Zij stelt daarom voor om in het ziekenhuis een vruchtwaterpunctie te laten uitvoeren. Met een vruchtwaterpunctie kan een arts de baby controleren op een aantal afwijkingen. De arts kan dan ook zien of het kind een jongen of een meisje is. Afb. 2 Een chromosoom: DNA dat vastligt op eiwitten. ERFELIJKE EIGENSCHAPPEN Bij een vruchtwaterpunctie neemt de arts enkele cellen van de baby uit het vruchtwater. In de celkern van die cellen bevindt zich de informatie voor de erfelijke eigenschappen. De erfelijke eigenschappen bepalen voor een groot deel hoe de baby eruit gaat zien. De erfelijke eigenschappen liggen vast in het DNA. DNA DNA is een erg lang en dun molecuul. Het DNA ligt vast op eiwitten (zie eiwit afbeelding 2). De eiwitten en het DNA vormen samen de chromosomen. Zoals je in afbeelding 2 kunt zien, komen chromosomen in paren voor. De twee chromosomen van zo n chromosomenpaar bevatten dezelfde erfelijke informatie. Chromosomen kun je in een gewone cel met een microscoop niet zien. Als een cel zich gaat delen, worden de chromosomen zichtbaar. De arts maakt onder de microscoop een foto van een delende cel van het kind. Van de chromosomen op de foto maakt de arts een chromosomenportret (zie afbeelding 3). Aan het chromosomenportret kan de arts een aantal ziekten (syndromen) herkennen. Bijvoorbeeld het syndroom van Down, waarbij het 21e chromosomenpaar niet twee keer voorkomt, maar drie keer. Afb. 3 Een chromosomenportret. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 XX 3 Malmberg s-hertogenbosch
AFWIJKINGEN Ed en Sandrina hebben al twee kinderen. Kinderen opvoeden vraagt veel tijd. Een kind met een afwijking opvoeden kost meestal nog meer tijd en geeft soms ook stress. Ed en Sandrina willen daarom goed voorbereid zijn op een kind met een eventuele afwijking. Ze besluiten de vruchtwaterpunctie door de arts uit te laten voeren. In afbeelding 4 zie je het chromosomenportret van het kind van Sandrina en Ed. Afb. 4 Chromosomenportret van het derde kind van Ed en Sandrina. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 6 7 8 9 10 11 12 13 14 13 14 15 15 16 17 18 16 17 18 19 20 21 22 XY 19 20 21 22 XY OPDRACHT 4 Sommige aangeboren afwijkingen zijn al in een vroeg stadium te herkennen aan het chromosomenportret van een mens. Voorbeelden daarvan zijn het syndroom van Down en het syndroom van Edwards. Zoek in de bibliotheek of op internet informatie over beide syndromen. Beantwoord de volgende vragen. 1 Waardoor wordt het syndroom van Down veroorzaakt? 2 Noteer drie symptomen van het syndroom van Down. 4 Malmberg s-hertogenbosch
3 Waardoor wordt het syndroom van Edwards veroorzaakt? 4 Noteer drie symptomen van het syndroom van Edwards. OPDRACHT 5 In afbeelding 5.1 zie je het chromosomenportret van de baby van Ed en Sandrina. In de afbeeldingen 5.2 en 5.3 zie je twee chromosomenportretten van kinderen met een syndroom. Beantwoord de volgende vragen. 1 Heeft de baby van Ed en Sandrina een van de syndromen van afbeelding 5.2 en 5.3? 2 Heeft de baby volgens jou een normaal chromosomenportret? Leg je antwoord uit. 3 Wat is anders aan het chromosomenportret van mensen met het syndroom van Edwards? Afb. 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 6 7 8 9 10 11 12 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 13 14 15 16 17 18 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 XY 19 20 21 22 XY 19 20 20 21 21 22 XY 1 het chromosomenportret van de baby van Ed en Sandrina 2 chromosomenportret van een kind met het syndroom van Down 3 chromosomenportret van een kind met het syndroom van Edwards 5 Malmberg s-hertogenbosch
OPDRACHT 6 Ergens in de toekomst vind je misschien een partner met wie je kinderen wilt. Stel je voor dat jij over tien jaar zwanger bent, of dat je partner over tien jaar zwanger is. In je groepje met de twee andere klasgenoten, denk je over vijf vragen na. Je doet dat in een schrijfronde op drie werkbladen. Op bladzijde 7 t/m 11 vind je drie werkbladen. Elk van jullie neemt een werkblad. Schrijf daar je naam boven. Op het werkblad staan vijf vragen. Schrijf onder de vragen kort je eigen antwoord. Geef daarna het werkblad door, met de klok mee, aan de volgende klasgenoot uit je groepje. Je krijgt zelf dus ook een nieuw werkblad. Schrijf op het blad dat nu voor je ligt een reactie op de vijf meningen die bij de vragen staan. Doe hetzelfde met het derde werkblad. Geef daarna de werkbladen aan elkaar terug. Je docent houdt over deze opdracht een klassengesprek. OPDRACHT 7 Afbeelding 6 is een puzzel. Noteer in de puzzel van afbeelding 6 de woorden die horen bij de omschrijvingen. In de grijze vakjes lees je dan een biologisch proces dat bij een ongeboren kind heel vaak gebeurt. Noteer dat proces onder de puzzel. Omschrijvingen: 1 Techniek waarmee je de erfelijke eigenschappen van een ongeboren kind kunt bekijken. 2 Dragers van de erfelijke informatie. 3 De onderdelen waar een weefsel uit bestaat. 4 De stof die de erfelijke eigenschappen bepaalt. 5 Het aantal chromosomen in een normale lichaamscel (kies: even of oneven). 6 Iemand die een zwangere vrouw begeleidt. 7 Het aantal chromosomen in een normale menselijke lichaamscel. 8 Het syndroom dat ontstaat doordat chromosoom 21 in drievoud aanwezig is. 9 Het aantal paren chromosomen in een normale menselijke lichaamscel. Afb. 6 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Je hebt nu de vervangende basisstof doorgewerkt. In je handboek vind je op bladzijde 28 de samenvatting. Daarin staat in doelstellingen aangegeven wat je voor alle basisstoffen moet kennen en kunnen, dus ook voor deze vervangende basisstof. Met de samenvatting kun je je voorbereiden op de diagnostische toets. 6 Malmberg s-hertogenbosch
Werkblad leerling 1 Naam: Klas: 1 Zou je tijdens de zwangerschap willen weten of het kind een jongetje of een meisje is? 2 Zou je tijdens de zwangerschap laten onderzoeken of het kind een erfelijke afwijking heeft? 3 Zou je een kind met een afwijking geboren willen laten worden? 4 Hoe denk je dat je omgeving op een kind met een afwijking zou reageren? 5 Stel: er komt een ernstige erfelijke ziekte voor in jouw familie of in die van je partner. Zou je dan willen weten hoe groot de kans is dat jullie die ziekte aan je kind doorgeven? 7 Malmberg s-hertogenbosch
Werkblad leerling 2 Naam: Klas: 1 Zou je tijdens de zwangerschap willen weten of het kind een jongetje of een meisje is? 2 Zou je tijdens de zwangerschap laten onderzoeken of het kind een erfelijke afwijking heeft? 3 Zou je een kind met een afwijking geboren willen laten worden? 4 Hoe denk je dat je omgeving op een kind met een afwijking zou reageren? 5 Stel: er komt een ernstige erfelijke ziekte voor in jouw familie of in die van je partner. Zou je dan willen weten hoe groot de kans is dat jullie die ziekte aan je kind doorgeven? 9 Malmberg s-hertogenbosch
Werkblad leerling 3 Naam: Klas: 1 Zou je tijdens de zwangerschap willen weten of het kind een jongetje of een meisje is? 2 Zou je tijdens de zwangerschap laten onderzoeken of het kind een erfelijke afwijking heeft? 3 Zou je een kind met een afwijking geboren willen laten worden? 4 Hoe denk je dat je omgeving op een kind met een afwijking zou reageren? 5 Stel: er komt een ernstige erfelijke ziekte voor in jouw familie of in die van je partner. Zou je dan willen weten hoe groot de kans is dat jullie die ziekte aan je kind doorgeven? 11 Malmberg s-hertogenbosch