LES: Wie van de drie? 2 DOEL getallen herkennen uit de tafels van 2 t/m 9; oefenen van de tafels; bewust worden van de patronen in bepaalde tafels (bijv. tafels van even getallen hebben allemaal even uitkomsten, tafels van oneven getallen hebben zowel even als oneven uitkomsten, uitkomsten uit de tafel van 5 eindigen allemaal op 5 of 0). BENODIGDHEDEN Per leerling werkblad Welke tafel? (zie p. 5) potlood en gum AFBEELDING SPELLETJE 1
1. Les deel 1: Welke tafel? De kinderen hebben een potlood en gum op hun tafeltje. U deelt het onderstaande werkblad uit aan de kinderen. Werkblad Welke tafel? Vraag de kinderen een keersom te bedenken bij het getal 27 (bijv. 3x9). Bespreek uit welke tafel deze som komt en doe dat ook met de omgekeerde som (9x3). Laat de twee keersommen bij uitkomst 27 schrijven. Herhaal dit met het getal 18: laat de kinderen er twee keersommen bijschrijven (nu zijn er meer mogelijkheden, nl. 9x2, 6x3, 3x6, 2x9). Bespreek kort welke sommen gevonden zijn. Kijk op het werkblad naar de bloempot met het getal 12. Vraag in welke tafel(s) het antwoord 12 voorkomt. Dat kan zijn: de tafel van 2, 3, 4 of 6. De kinderen vullen twee tafels in in het hart van de bloem (bijv. 3 en 6), en de bijbehorende keersommen in de witte bloemblaadjes eronder (bijv. 4x3, 2x6). Bespreek wat er gevonden is en wijs op de omgekeerde keersommen. U werkt mee op het werkblad op het (digitale) bord. Vervolgens vraagt u de kinderen bij de volgende tekening met het getal 36 twee tafels te bedenken waarin deze uitkomst voorkomt. Laat de tafels en de sommen er 2
weer bijschrijven. U observeert hoe de kinderen werken. Sommige kinderen zullen tellen, stappen maken, tafels opzeggen, etc. Anderen zullen het meer uit het hoofd doen en aan het getal zien of je er bepaalde groepjes van kunt maken. Na 2 à 3 minuten legt u het werk stil. U geeft enkele kinderen een beurt om te vertellen welke tafels ze gevonden hebben en hoe ze dat hebben gedaan. U laat het weer op het (digitale) bord zien. Zorg dat aan bod komen: - hoe kies je een tafel? Waar kijk je naar, waar let je op? Laat de kinderen hierover nadenken en vertellen. - tellen in stappen (bijv. 2-4-6-8-.. of 6-12-18-24-..) - tafel opzeggen Laat de kinderen nu de andere twee opdrachten op het werkblad maken. Na een paar minuten legt u het werk weer stil. U geeft weer enkele kinderen een beurt om te vertellen wat ze hebben gevonden en hoe ze dat gedaan hebben. Vergelijk de verschillende manieren om te bepalen bij welke tafel(s) de gegeven uitkomsten horen nog niet, maak de kinderen er alleen van bewust dat deze manieren er zijn. 2. Speelsessie 1 Dan zegt u dat de kinderen een spelletje mogen spelen op de computer (alleen of in tweetallen), dat ze al een beetje kennen. Laat de kinderen zien hoe ze naar de spelletjeswebsite kunnen gaan, door op het digibord of op een computer naar de website te gaan. De leerlingen kunnen eerst op het voorbeeldfilmpje klikken om een filmpje te bekijken waarin wordt uitgelegd hoe het spelletje werkt. Als ze op het plaatje bij het spelletje klikken, kunnen ze het spelletje gaan spelen. Zorg dat de kinderen eerst het voorbeeldfilmpje bekijken: laat het klassikaal zien of individueel. Laat de kinderen 10 minuten het spelletje spelen, alleen of in tweetallen. Afhankelijk van het aantal beschikbare computers spelen de kinderen allemaal tegelijk of om beurten. U hervat de les met de deel 2 als alle kinderen het spelletje hebben gespeeld. 3. Les deel 2 In dit deel wordt het spelletje klassikaal nabesproken. Doel is om de kinderen bewust te maken van verschillende strategieën om uitkomsten van tafels te herkennen. Stel daartoe de volgende vragen: - Met welke tafels heb je gespeeld? Welke vond je makkelijk, welke moeilijk? Waarom? - Hoe wist je welk getal je moest kiezen? Bespreek de verschillende mogelijkheden: door tellen in sprongen, uit het hoofd, een keersom erbij denken (15 kiezen omdat 3x5 15 is). - Komen er oneven uitkomsten voor in de tafel van 2? En in die van 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9? Zet de getallen 2 t/m 9 op het bord en omcirkel ze als er geen 3
oneven uitkomsten in zitten. Wat valt op? (even tafels hebben alleen even uitkomsten). Hoe zit dat bij de oneven tafels? (oneven tafels hebben even én oneven uitkomsten). - Hoe zie je snel aan de uitkomst of die in de tafel van 5 voorkomt? (het laatste cijfer is 0 of 5) Sluit de les af door te vragen naar het aantal behaalde punten. Wie is tot nu toe de kampioen? 4. Speelsessie 2 Laat de kinderen hierna nog 10 minuten spelen met het spelletje. Dit kan meteen na deel 2 van de les of op een later moment. 4
Werkblad "Welke tafel?" (Spel "Wie van de drie? 2")